{"regions": {"search": {"terms": [], "terms_string": "", "tag": "Stervorming", "results": [{"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/blauwe-superreuzen-kunnen-ontstaan-door-fusies-van/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Bij onderzoek onder leiding van Athira Menon van het Instituto de Astrofísica de Canarias (IAC) zijn aanwijzingen gevonden over de aard van zogeheten blauwe superreuzen. Hoewel deze sterren vrij talrijk zijn, is hun oorsprong een vraagstuk waarover al tientallen jaren wordt gediscussieerd. Met behulp van nieuwe stermodellen en een grote hoeveelheid gegevens over de stellaire populatie van de Grote Magelhaense Wolk, hebben Menon en haar collega’s sterke aanwijzingen gevonden dat de meeste blauwe superreuzen kunnen zijn ontstaan door het samensmelten van twee sterren die samen een dubbelster vormden (The Astrophysical Journal Letters, 8 maart).
Blauwe superreuzen zijn sterren die minstens tienduizend keer zo helder en twee tot vijf keer zo heet zijn als de zon, en zestien tot veertig keer zoveel massa hebben. Ze verbruiken hun 'brandstof' heel snel en zouden dus heel zeldzaam moeten zijn. Waarom zien we er dan zoveel?
Een belangrijke aanwijzing over hun oorsprong ligt in het feit dat de meeste blauwe superreuzen ‘alleenstaand’ zijn: ze hebben geen waarneembare begeleider, terwijl de meeste jonge zware sterren juist ontstaan als onderdeel van een dubbelstersysteem. Dat doet vermoeden dat de sterren in zo’n systeem vaak met elkaar samensmelten.
Om dit vermoeden te onderbouwen, hebben Menon en haar collega’s simulaties van samensmeltende sterren uitgevoerd en een steekproef van 59 jonge blauwe sterren in de Grote Magelhaense Wolk – een kleine begeleider van ons Melkwegstelsel – geanalyseerd. En wat blijkt? De nieuwe simulaties laten zien dat zulke gefuseerde sterren nog lang voortleven als blauwe superreuzen. Bovendien kunnen ze de oppervlaktesamenstelling van deze sterren beter verklaren dan conventionele stermodellen. Dit wijst erop dat samensmeltingen wellicht het voornaamste mechanisme zijn voor de vorming van blauwe superreuzen. (EE)
Bij onderzoek onder leiding van Athira Menon van het Instituto de Astrofísica de Canarias (IAC) zijn aanwijzingen gevonden over de aard van zogeheten blauwe superreuzen. Hoewel deze sterren vrij talrijk zijn, is hun oorsprong een vraagstuk waarover al tientallen jaren wordt gediscussieerd. Met behulp van nieuwe stermodellen en een grote hoeveelheid gegevens over de stellaire populatie van de Grote Magelhaense Wolk, hebben Menon en haar collega’s sterke aanwijzingen gevonden dat de meeste blauwe superreuzen kunnen zijn ontstaan door het samensmelten van twee sterren die samen een dubbelster vormden (The Astrophysical Journal Letters, 8 maart).
Blauwe superreuzen zijn sterren die minstens tienduizend keer zo helder en twee tot vijf keer zo heet zijn als de zon, en zestien tot veertig keer zoveel massa hebben. Ze verbruiken hun 'brandstof' heel snel en zouden dus heel zeldzaam moeten zijn. Waarom zien we er dan zoveel?
Een belangrijke aanwijzing over hun oorsprong ligt in het feit dat de meeste blauwe superreuzen ‘alleenstaand’ zijn: ze hebben geen waarneembare begeleider, terwijl de meeste jonge zware sterren juist ontstaan als onderdeel van een dubbelstersysteem. Dat doet vermoeden dat de sterren in zo’n systeem vaak met elkaar samensmelten.
Om dit vermoeden te onderbouwen, hebben Menon en haar collega’s simulaties van samensmeltende sterren uitgevoerd en een steekproef van 59 jonge blauwe sterren in de Grote Magelhaense Wolk – een kleine begeleider van ons Melkwegstelsel – geanalyseerd. En wat blijkt? De nieuwe simulaties laten zien dat zulke gefuseerde sterren nog lang voortleven als blauwe superreuzen. Bovendien kunnen ze de oppervlaktesamenstelling van deze sterren beter verklaren dan conventionele stermodellen. Dit wijst erop dat samensmeltingen wellicht het voornaamste mechanisme zijn voor de vorming van blauwe superreuzen. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met de Webb-ruimtetelescoop een sterrenstelsel ontdekt dat meer dan 13 miljard jaar geleden plotseling is gestopt met het vormen van nieuwe sterren. Daarmee is dit het oudste ‘dode’ sterrenstelsel dat ooit is waargenomen (Nature, 6 maart).
De stervorming in het stelsel, dat de aanduiding JADES-GS-z7-01-QU heeft gekregen, kwam snel op gang, maar viel bijna net zo snel weer stil: ongebruikelijk voor een sterrenstelsel in de vroege geschiedenis van het heelal. Onduidelijk is nog of de huidige rust tijdelijk of permanent is, en waardoor de sterproductie is stilgevallen.
Astronomen weten dat de vorming van nieuwe sterren in een sterrenstelsel om verschillende redenen kan stilvallen, bijvoorbeeld omdat er zó snel nieuwe sterren worden geproduceerd, dat de aanwezige gasvoorraad heel snel opraakt. Een andere mogelijkheid is dat een superzwaar zwart gat in het centrum van het stelsel een dermate hevige ‘wind’ produceert, dat het gas uit het sterrenstelsel wordt weggeblazen. In beide gevallen kunnen er – al dan niet tijdelijk – geen nieuwe sterren meer ontstaan.
Aan de hand van gegevens van de JWST Advanced Deep Extragalactic Survey (Jades) hebben de astronomen vastgesteld dat de stervorming in dit specifieke stelsel ergens tussen de dertig en negentig miljoen jaar heeft geduurd. Maar tussen de tien en de twintig miljoen jaar vóór het moment waarop het door Webb werd waargenomen, stopte de stervorming abrupt.
Astronomen hebben al eerder dode sterrenstelsels in het vroege heelal waargenomen, maar JADES-GS-z7-01-QU is het oudste tot nu toe: het werd slechts 700 miljoen jaar na de oerknal gevormd. Het stelsel is niet alleen heel oud, maar heeft ook een vrij geringe massa, ongeveer gelijk aan die van de Kleine Magelhaense Wolk – een dwergstelsel nabij ons Melkwegstelsel, dat overigens nog steeds nieuwe sterren aan het vormen is.
De onderzoekers vermoeden dat dit sterrenstelsel, hoewel het er op het moment dat het is waargenomen dood uitziet, in de 13 miljard jaar sindsdien weer tot leven kan zijn gekomen en nieuwe sterren is gaan vormen. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met de Webb-ruimtetelescoop een sterrenstelsel ontdekt dat meer dan 13 miljard jaar geleden plotseling is gestopt met het vormen van nieuwe sterren. Daarmee is dit het oudste ‘dode’ sterrenstelsel dat ooit is waargenomen (Nature, 6 maart).
De stervorming in het stelsel, dat de aanduiding JADES-GS-z7-01-QU heeft gekregen, kwam snel op gang, maar viel bijna net zo snel weer stil: ongebruikelijk voor een sterrenstelsel in de vroege geschiedenis van het heelal. Onduidelijk is nog of de huidige rust tijdelijk of permanent is, en waardoor de sterproductie is stilgevallen.
Astronomen weten dat de vorming van nieuwe sterren in een sterrenstelsel om verschillende redenen kan stilvallen, bijvoorbeeld omdat er zó snel nieuwe sterren worden geproduceerd, dat de aanwezige gasvoorraad heel snel opraakt. Een andere mogelijkheid is dat een superzwaar zwart gat in het centrum van het stelsel een dermate hevige ‘wind’ produceert, dat het gas uit het sterrenstelsel wordt weggeblazen. In beide gevallen kunnen er – al dan niet tijdelijk – geen nieuwe sterren meer ontstaan.
Aan de hand van gegevens van de JWST Advanced Deep Extragalactic Survey (Jades) hebben de astronomen vastgesteld dat de stervorming in dit specifieke stelsel ergens tussen de dertig en negentig miljoen jaar heeft geduurd. Maar tussen de tien en de twintig miljoen jaar vóór het moment waarop het door Webb werd waargenomen, stopte de stervorming abrupt.
Astronomen hebben al eerder dode sterrenstelsels in het vroege heelal waargenomen, maar JADES-GS-z7-01-QU is het oudste tot nu toe: het werd slechts 700 miljoen jaar na de oerknal gevormd. Het stelsel is niet alleen heel oud, maar heeft ook een vrij geringe massa, ongeveer gelijk aan die van de Kleine Magelhaense Wolk – een dwergstelsel nabij ons Melkwegstelsel, dat overigens nog steeds nieuwe sterren aan het vormen is.
De onderzoekers vermoeden dat dit sterrenstelsel, hoewel het er op het moment dat het is waargenomen dood uitziet, in de 13 miljard jaar sindsdien weer tot leven kan zijn gekomen en nieuwe sterren is gaan vormen. (EE)
Ons begrip van het ontstaan van sterrenstelsels en de aard van de donkere materie zou wel eens volledig op zijn kop kunnen komen te staan na nieuwe waarnemingen van een populatie van sterren, van meer dan 11 miljard jaar geleden, die omvangrijker is dan ons Melkwegstelsel en eigenlijk niet zou mogen bestaan. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Karl Glazebrook van Swinburne University of Technology in Australië (Nature, 14 februari).
De bevindingen van de astronomen zijn gebaseerd op nieuwe spectroscopische gegevens van de Webb-ruimtetelescoop. Deze laten zien dat een groot sterrenstelsel in het vroege heelal, dat we waarnemen zoals het er 11,5 miljard jaar geleden uitzag, een extreem oude populatie van sterren heeft die nog eens 1,5 miljard eerder is gevormd. Dat lijkt onmogelijk, omdat er op dat moment nog niet genoeg donkere materie was samengeklonterd om de vorming van deze sterren mogelijk te maken.
Het team van Glazebrook was al zeven jaar op ‘jacht’ naar dit specifieke sterrenstelsel, en heeft het urenlang bekeken met de twee grootste telescopen op aarde (de Keck-telescoop op Hawaï en de Europese Very Large Telescope in Chili) om erachter te komen hoe oud het was. Maar het was te zwak om zinnige metingen te kunnen doen. Webb is de eerste telescoop die de aard van het stelsel heeft kunnen bevestigen.
De bestaande theorieën over de vorming van sterrenstelsels voorspellen dat het aantal zware sterrenstelsels sterk afneemt naarmate je dieper het heelal in kijkt. Maar inmiddels zijn al extreem zware, rustige sterrenstelsels waargenomen op één tot twee miljard jaar na de oerknal. En dat zet de huidige theoretische modellen op losse schroeven.
De hamvraag is nu hoe zich zo vroeg in de geschiedenis van het heelal sterrenstelsels hebben kunnen vormen, en welke raadselachtige mechanismen ervoor hebben gezorgd dat het stervormingsproces stopte, terwijl het elders in het heelal gewoon doorging. Ook is nog onduidelijk hoe talrijk deze vroege sterrenstelsels zijn. Verdere waarnemingen zullen dit moeten uitwijzen.
Ons begrip van het ontstaan van sterrenstelsels en de aard van de donkere materie zou wel eens volledig op zijn kop kunnen komen te staan na nieuwe waarnemingen van een populatie van sterren, van meer dan 11 miljard jaar geleden, die omvangrijker is dan ons Melkwegstelsel en eigenlijk niet zou mogen bestaan. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Karl Glazebrook van Swinburne University of Technology in Australië (Nature, 14 februari).
De bevindingen van de astronomen zijn gebaseerd op nieuwe spectroscopische gegevens van de Webb-ruimtetelescoop. Deze laten zien dat een groot sterrenstelsel in het vroege heelal, dat we waarnemen zoals het er 11,5 miljard jaar geleden uitzag, een extreem oude populatie van sterren heeft die nog eens 1,5 miljard eerder is gevormd. Dat lijkt onmogelijk, omdat er op dat moment nog niet genoeg donkere materie was samengeklonterd om de vorming van deze sterren mogelijk te maken.
Het team van Glazebrook was al zeven jaar op ‘jacht’ naar dit specifieke sterrenstelsel, en heeft het urenlang bekeken met de twee grootste telescopen op aarde (de Keck-telescoop op Hawaï en de Europese Very Large Telescope in Chili) om erachter te komen hoe oud het was. Maar het was te zwak om zinnige metingen te kunnen doen. Webb is de eerste telescoop die de aard van het stelsel heeft kunnen bevestigen.
De bestaande theorieën over de vorming van sterrenstelsels voorspellen dat het aantal zware sterrenstelsels sterk afneemt naarmate je dieper het heelal in kijkt. Maar inmiddels zijn al extreem zware, rustige sterrenstelsels waargenomen op één tot twee miljard jaar na de oerknal. En dat zet de huidige theoretische modellen op losse schroeven.
De hamvraag is nu hoe zich zo vroeg in de geschiedenis van het heelal sterrenstelsels hebben kunnen vormen, en welke raadselachtige mechanismen ervoor hebben gezorgd dat het stervormingsproces stopte, terwijl het elders in het heelal gewoon doorging. Ook is nog onduidelijk hoe talrijk deze vroege sterrenstelsels zijn. Verdere waarnemingen zullen dit moeten uitwijzen.
Een onderzoeksteam onder leiding van Luis F. Rodríguez van de Universiteit van Mexico heeft een bijzondere ontdekking gedaan: twee om elkaar wentelende objecten die ongeveer net zoveel massa hebben als de planeet Jupiter, maar niet gebonden zijn aan een ster. Het bestaan ervan kwam aan het licht bij waarnemingen van de Orionnevel – een bekend stervormingsgebied – met twee radiotelescopen in de VS en de Webb-ruimtetelescoop.
Met behulp van de VLA onderzochten de astronomen een klasse van objecten die bekendstaan als Jupiter-mass binary objects of kortweg JuMBO’s. In 2023 werd een groep van veertig van deze objecten opgespoord, en de verwachting was dat ze ook op radiogolflengten waarneembaar zouden zijn. Verrassend genoeg is dat maar bij één – JuMBO 24 – ook echt het geval.
De twee planeten in dit dubbelsysteem blijken beide aanzienlijk meer radiostraling uit te zenden dan bruine dwergen – ‘mislukte’ sterren die veel met JuMBO’s gemeen hebben, en doorgaans op infrarode golflengten worden waargenomen.
Onduidelijk is nog hoe objecten als deze in het bestaande plaatje van de vorming van sterren en planeten passen. Maar theoretisch zouden de beide componenten van JuMBO 24 manen kunnen hebben die vergelijkbaar zijn met Europa (Jupiter) en Enceladus (Saturnus) – manen met een oceaan onder hun ijskorst. (EE)
Een onderzoeksteam onder leiding van Luis F. Rodríguez van de Universiteit van Mexico heeft een bijzondere ontdekking gedaan: twee om elkaar wentelende objecten die ongeveer net zoveel massa hebben als de planeet Jupiter, maar niet gebonden zijn aan een ster. Het bestaan ervan kwam aan het licht bij waarnemingen van de Orionnevel – een bekend stervormingsgebied – met twee radiotelescopen in de VS en de Webb-ruimtetelescoop.
Met behulp van de VLA onderzochten de astronomen een klasse van objecten die bekendstaan als Jupiter-mass binary objects of kortweg JuMBO’s. In 2023 werd een groep van veertig van deze objecten opgespoord, en de verwachting was dat ze ook op radiogolflengten waarneembaar zouden zijn. Verrassend genoeg is dat maar bij één – JuMBO 24 – ook echt het geval.
De twee planeten in dit dubbelsysteem blijken beide aanzienlijk meer radiostraling uit te zenden dan bruine dwergen – ‘mislukte’ sterren die veel met JuMBO’s gemeen hebben, en doorgaans op infrarode golflengten worden waargenomen.
Onduidelijk is nog hoe objecten als deze in het bestaande plaatje van de vorming van sterren en planeten passen. Maar theoretisch zouden de beide componenten van JuMBO 24 manen kunnen hebben die vergelijkbaar zijn met Europa (Jupiter) en Enceladus (Saturnus) – manen met een oceaan onder hun ijskorst. (EE)
Een team van onderzoekers van verschillende Japanse universiteiten heeft ontdekt dat quasars inderdaad een sterke uitstroom van gas kunnen produceren die de stervorming in het sterrenstelsel waar zij deel van uitmaken afremt. De ontdekking is gebaseerd op waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili (The Astrophysical Journal, 1 februari).
Een quasar is een compact object dat zijn energie ontleent aan een superzwaar zwart gat in het centrum van een groot sterrenstelsel. Quasars zijn uitermate helder en staan extreem ver weg. Door hun afstand en helderheid bieden ze een kijkje in de omstandigheden van het vroege heelal, toen dit nog geen miljard jaar oud was.
Theoretisch onderzoek suggereert dat uitstromen van moleculair gas een belangrijke rol spelen bij de vorming en evolutie van sterrenstelsels, omdat ze het stervormingsproces kunnen beïnvloeden. En dat de zeer energierijke quasars weleens heel krachtige uitstromen zouden kunnen produceren, werd al verwacht.
Moleculair gas is van vitaal belang voor de vorming van sterren. Een hoge concentratie van moleculair gas in een sterrenstelsel kan dus leiden tot de vorming van grote aantallen sterren. Maar door gas sneller de intergalactische ruimte in te blazen dan dat het voor stervorming kan worden gebruikt, weten moleculaire uitstromen de vorming van sterren in sterrenstelsels waarin quasars schuilgaan sterk af te remmen.
De quasar die de onderzoekers hebben waargenomen, J2054-0005, is een van de helderste in het verre heelal. Om te zien of hij inderdaad een krachtige uitstroom van moleculair gas produceert, heeft het team hem bekeken met ALMA. Met dit instrument kon het uitstromende gas niet rechtstreeks worden gedetecteerd, maar de astronomen constateerden wel dat de intense straling van de heldere quasar door uitstromend gas wordt geabsorbeerd. (EE)
Een team van onderzoekers van verschillende Japanse universiteiten heeft ontdekt dat quasars inderdaad een sterke uitstroom van gas kunnen produceren die de stervorming in het sterrenstelsel waar zij deel van uitmaken afremt. De ontdekking is gebaseerd op waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili (The Astrophysical Journal, 1 februari).
Een quasar is een compact object dat zijn energie ontleent aan een superzwaar zwart gat in het centrum van een groot sterrenstelsel. Quasars zijn uitermate helder en staan extreem ver weg. Door hun afstand en helderheid bieden ze een kijkje in de omstandigheden van het vroege heelal, toen dit nog geen miljard jaar oud was.
Theoretisch onderzoek suggereert dat uitstromen van moleculair gas een belangrijke rol spelen bij de vorming en evolutie van sterrenstelsels, omdat ze het stervormingsproces kunnen beïnvloeden. En dat de zeer energierijke quasars weleens heel krachtige uitstromen zouden kunnen produceren, werd al verwacht.
Moleculair gas is van vitaal belang voor de vorming van sterren. Een hoge concentratie van moleculair gas in een sterrenstelsel kan dus leiden tot de vorming van grote aantallen sterren. Maar door gas sneller de intergalactische ruimte in te blazen dan dat het voor stervorming kan worden gebruikt, weten moleculaire uitstromen de vorming van sterren in sterrenstelsels waarin quasars schuilgaan sterk af te remmen.
De quasar die de onderzoekers hebben waargenomen, J2054-0005, is een van de helderste in het verre heelal. Om te zien of hij inderdaad een krachtige uitstroom van moleculair gas produceert, heeft het team hem bekeken met ALMA. Met dit instrument kon het uitstromende gas niet rechtstreeks worden gedetecteerd, maar de astronomen constateerden wel dat de intense straling van de heldere quasar door uitstromend gas wordt geabsorbeerd. (EE)
Onderzoekers van NASA’s Goddard Space Flight Center in Greenbelt, Maryland, hebben röntgenactiviteit ontdekt die licht werpt op de evolutie van sterrenstelsels. De röntgenstraling markeert reusachtige wolken van koud gas in het relatief nabije spiraalstelsel NGC 4945. Het gas lijkt zo’n 5 miljoen jaar geleden te zijn weggeblazen na een uitbarsting van het centrale superzware zwarte gat van het stelsel.
NGC 4945 is een actief sterrenstelsel op ongeveer 13 miljoen lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus. Een actief sterrenstelsel heeft een ongewoon helder centrum dat wordt aangedreven door een superzwaar zwart gat dat een omringende schijf van gas en stof verhit door middel van de zwaartekracht en wrijvingskrachten. Het zwarte gat slokt het omliggende materiaal geleidelijk op, waardoor fluctuaties in het door de schijf uitgezonden licht ontstaan. Zoals bij de meeste actieve sterrenstelsels zijn het zwarte gat en de schijf van NGC 4945 gehuld in een dichte wolk stof die een deel van dat licht tegenhoudt.
NGC 4945 is ook een zogeheten starburst-stelsel, wat betekent dat het veel sneller sterren vormt dan onze Melkweg. Wetenschappers schatten het jaarlijks achttien sterren met de massa van onze zon produceert. Zo’n ‘stellaire geboortegolf’ duurt tussen de 10 en 100 miljoen jaar en eindigt pas als het materiaal om nieuwe sterren te maken opraakt.
Een onderzoeksteam onder leiding van Kimberly Weaver van het Goddard Space Flight Center heeft NGC 4945 bekeken met de ruimtetelescopen Chandra (VS) en XMM-Newton (Europa). In hun gegevens zagen ze de zogeheten K-alfalijn van ijzer. Deze lijn ontstaat wanneer zeer energierijk röntgenlicht van de schijf van het zwarte gat op koud gas elders in het sterrenstelsel stuit. De ijzerlijn is vaker te zien in actieve sterrenstelsels, maar tot nu toe dachten wetenschappers dat dit zich beperkte tot de naaste omgeving van het centrale zwarte gat.
Weaver en haar collega’s denken dat het waargenomen röntgenlicht is getriggerd door een jet van energierijke deeltjes die afkomstig was van het centrale zwarte gat. Deze jet dreef een enorm krachtige wind aan die nog steeds koud gas door het sterrenstelsel blaast. Mogelijk was dit zelfs de oorzaak van de recente starburst. (EE)
Onderzoekers van NASA’s Goddard Space Flight Center in Greenbelt, Maryland, hebben röntgenactiviteit ontdekt die licht werpt op de evolutie van sterrenstelsels. De röntgenstraling markeert reusachtige wolken van koud gas in het relatief nabije spiraalstelsel NGC 4945. Het gas lijkt zo’n 5 miljoen jaar geleden te zijn weggeblazen na een uitbarsting van het centrale superzware zwarte gat van het stelsel.
NGC 4945 is een actief sterrenstelsel op ongeveer 13 miljoen lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus. Een actief sterrenstelsel heeft een ongewoon helder centrum dat wordt aangedreven door een superzwaar zwart gat dat een omringende schijf van gas en stof verhit door middel van de zwaartekracht en wrijvingskrachten. Het zwarte gat slokt het omliggende materiaal geleidelijk op, waardoor fluctuaties in het door de schijf uitgezonden licht ontstaan. Zoals bij de meeste actieve sterrenstelsels zijn het zwarte gat en de schijf van NGC 4945 gehuld in een dichte wolk stof die een deel van dat licht tegenhoudt.
NGC 4945 is ook een zogeheten starburst-stelsel, wat betekent dat het veel sneller sterren vormt dan onze Melkweg. Wetenschappers schatten het jaarlijks achttien sterren met de massa van onze zon produceert. Zo’n ‘stellaire geboortegolf’ duurt tussen de 10 en 100 miljoen jaar en eindigt pas als het materiaal om nieuwe sterren te maken opraakt.
Een onderzoeksteam onder leiding van Kimberly Weaver van het Goddard Space Flight Center heeft NGC 4945 bekeken met de ruimtetelescopen Chandra (VS) en XMM-Newton (Europa). In hun gegevens zagen ze de zogeheten K-alfalijn van ijzer. Deze lijn ontstaat wanneer zeer energierijk röntgenlicht van de schijf van het zwarte gat op koud gas elders in het sterrenstelsel stuit. De ijzerlijn is vaker te zien in actieve sterrenstelsels, maar tot nu toe dachten wetenschappers dat dit zich beperkte tot de naaste omgeving van het centrale zwarte gat.
Weaver en haar collega’s denken dat het waargenomen röntgenlicht is getriggerd door een jet van energierijke deeltjes die afkomstig was van het centrale zwarte gat. Deze jet dreef een enorm krachtige wind aan die nog steeds koud gas door het sterrenstelsel blaast. Mogelijk was dit zelfs de oorzaak van de recente starburst. (EE)
Dankzij recente waarnemingen met de Webb-ruimtetelescoop is een onderzoeksteam onder leiding van Adam Ginsburg, astronoom aan de Universiteit van Florida, meer te weten gekomen over een raadselachtige turbulente gaswolk in het centrum van ons Melkwegstelsel. De gaswolk draagt de officiële aanduiding G0.253+0.015, maar heeft vanwege zijn ondoorzichtigheid de bijnaam ‘The Brick’ (de baksteen) gekregen. Hij zorgt al jaren voor levendige discussies binnen de astronomische gemeenschap (The Astrophysical Journal, 4 december).
The Brick is een van de meest intrigerende en best onderzochte gebieden van ons Melkwegstelsel, vanwege de opmerkelijk geringe productie van sterren ter plaatse. Opmerkelijk, omdat een wolk van dicht gas aan de lopende band nieuwe sterren zou moeten produceren.
Om hier het fijne van te weten, hebben Ginsburg en zijn team de Webb-ruimtetelescoop op de merkwaardige gaswolk gericht. Daarbij zijn ze op een paradox gestuit die het noodzakelijk maakt om de gevestigde theorieën over stervorming nog eens goed tegen het licht te houden.
Met behulp van de infraroodcapaciteiten van Webb hebben de astronomen ontdekt dat The Brick aanzienlijke hoeveelheden bevroren koolstofmonoxide (CO) bevat – veel meer dan verwacht. En dat heeft grote gevolgen voor ons begrip van het stervormingsproces.
Sterren ontstaan doorgaans op plekken waar zich koel gas heeft verzameld. De aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden CO-ijs doet dan ook vermoeden dat The Brick een florerende ‘sterrenfabriek’ is. Maar in werkelijkheid blijkt het daar aanwezige gas juist warmer te zijn dan in andere gaswolken van vergelijkbare massa’s.
De ontdekking stelt ons begrip van de hoeveelheid CO in het centrum van de Melkweg en de belangrijke gas/stof-verhouding ter plaatse op de proef. De Webb-gegevens laten zien dat beide kleiner zijn dan gedacht.
‘Webb heeft de weg geopend om moleculen in de vaste fase (ijs) te meten, terwijl we voorheen alleen naar gas konden kijken,’ aldus Ginsburg. ‘Hierdoor hebben we nu een beter beeld van waar de moleculen zich bevinden en hoe ze zich verplaatsen.’
Om de verdeling van CO-ijs in de enorme gaswolk te kunnen ontrafelen, hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van het felle achtergrondlicht van heet gas en meer dan tienduizend sterren – honderd keer zoveel als bij eerdere metingen. (EE)
Dankzij recente waarnemingen met de Webb-ruimtetelescoop is een onderzoeksteam onder leiding van Adam Ginsburg, astronoom aan de Universiteit van Florida, meer te weten gekomen over een raadselachtige turbulente gaswolk in het centrum van ons Melkwegstelsel. De gaswolk draagt de officiële aanduiding G0.253+0.015, maar heeft vanwege zijn ondoorzichtigheid de bijnaam ‘The Brick’ (de baksteen) gekregen. Hij zorgt al jaren voor levendige discussies binnen de astronomische gemeenschap (The Astrophysical Journal, 4 december).
The Brick is een van de meest intrigerende en best onderzochte gebieden van ons Melkwegstelsel, vanwege de opmerkelijk geringe productie van sterren ter plaatse. Opmerkelijk, omdat een wolk van dicht gas aan de lopende band nieuwe sterren zou moeten produceren.
Om hier het fijne van te weten, hebben Ginsburg en zijn team de Webb-ruimtetelescoop op de merkwaardige gaswolk gericht. Daarbij zijn ze op een paradox gestuit die het noodzakelijk maakt om de gevestigde theorieën over stervorming nog eens goed tegen het licht te houden.
Met behulp van de infraroodcapaciteiten van Webb hebben de astronomen ontdekt dat The Brick aanzienlijke hoeveelheden bevroren koolstofmonoxide (CO) bevat – veel meer dan verwacht. En dat heeft grote gevolgen voor ons begrip van het stervormingsproces.
Sterren ontstaan doorgaans op plekken waar zich koel gas heeft verzameld. De aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden CO-ijs doet dan ook vermoeden dat The Brick een florerende ‘sterrenfabriek’ is. Maar in werkelijkheid blijkt het daar aanwezige gas juist warmer te zijn dan in andere gaswolken van vergelijkbare massa’s.
De ontdekking stelt ons begrip van de hoeveelheid CO in het centrum van de Melkweg en de belangrijke gas/stof-verhouding ter plaatse op de proef. De Webb-gegevens laten zien dat beide kleiner zijn dan gedacht.
‘Webb heeft de weg geopend om moleculen in de vaste fase (ijs) te meten, terwijl we voorheen alleen naar gas konden kijken,’ aldus Ginsburg. ‘Hierdoor hebben we nu een beter beeld van waar de moleculen zich bevinden en hoe ze zich verplaatsen.’
Om de verdeling van CO-ijs in de enorme gaswolk te kunnen ontrafelen, hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van het felle achtergrondlicht van heet gas en meer dan tienduizend sterren – honderd keer zoveel als bij eerdere metingen. (EE)
Rotsachtige planeten zoals onze aarde, inclusief planeten met water, kunnen zelfs ontstaan in de meest extreme stervormingsgebieden, die doordrenkt zijn met harde ultraviolette straling van zware sterren. Dit hebben astronomen ontdekt aan de hand van waarnemingen van zo’n gebied met de Webb-ruimtetelescoop (Astrophysical Journal Letters, 30 november). Aan het onderzoek onder leiding van het Max-Planck-Institut für Astronomie (MPA) in Heidelberg (Duitsland) werkten astronomen van de Radboud Universiteit, de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Amsterdam mee.
Met behulp van het MIRI-instrument van Webb hebben de astronomen water en koolstofhoudende moleculen ontdekt in een schijf van gas en stof rondom een jonge, zonachtige ster, die zich in een van de meest extreme omgevingen in ons Melkwegstelsel bevindt: de emissienevel NGC 6357. Het team astronomen onder leiding van María C. Ramírez-Tannus (MPA) heeft met Webb het binnenste gedeelte van deze schijf bekeken, waar naar verwachting planeten worden gevormd.
De schijf, die de astronomen XUE-1 noemen, staat bloot aan intense ultraviolette straling van nabijgelegen hete, zware sterren. Maar zelfs daar vonden ze zowel water als eenvoudige organische moleculen. Dit laat laat zien dat ook in de meest barre omgevingen in onze Melkweg de omstandigheden geschikt kunnen zijn voor de vorming van aardachtige planeten en de ingrediënten voor leven.
De nieuwe waarnemingen zijn de eerste in hun soort. Eerdere gedetailleerde waarnemingen van planeet-vormende schijven waren beperkt tot nabije stervormingsgebieden die geen zware sterren bevatten. Stervormingsgebieden met zware sterren zijn compleet anders: daar worden talloze sterren op ongeveer hetzelfde moment geboren, waaronder zeldzame, maar zeer zware sterren. Zware sterren geven grote hoeveelheden hoogenergetische UV-straling af, en gedacht werd dat zij hun omgeving zodanig zouden verstoren dat de vorming van aardachtige planeten zeldzaam zou zijn. Maar dat is dus niet zo: de binnenste regionen van protoplanetaire schijven dicht bij zware sterren blijken net zo goed in staat om aardachtige, rotsachtige planeten te vormen als hun tegenhangers met een lage massa.
Rotsachtige planeten zoals onze aarde, inclusief planeten met water, kunnen zelfs ontstaan in de meest extreme stervormingsgebieden, die doordrenkt zijn met harde ultraviolette straling van zware sterren. Dit hebben astronomen ontdekt aan de hand van waarnemingen van zo’n gebied met de Webb-ruimtetelescoop (Astrophysical Journal Letters, 30 november). Aan het onderzoek onder leiding van het Max-Planck-Institut für Astronomie (MPA) in Heidelberg (Duitsland) werkten astronomen van de Radboud Universiteit, de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Amsterdam mee.
Met behulp van het MIRI-instrument van Webb hebben de astronomen water en koolstofhoudende moleculen ontdekt in een schijf van gas en stof rondom een jonge, zonachtige ster, die zich in een van de meest extreme omgevingen in ons Melkwegstelsel bevindt: de emissienevel NGC 6357. Het team astronomen onder leiding van María C. Ramírez-Tannus (MPA) heeft met Webb het binnenste gedeelte van deze schijf bekeken, waar naar verwachting planeten worden gevormd.
De schijf, die de astronomen XUE-1 noemen, staat bloot aan intense ultraviolette straling van nabijgelegen hete, zware sterren. Maar zelfs daar vonden ze zowel water als eenvoudige organische moleculen. Dit laat laat zien dat ook in de meest barre omgevingen in onze Melkweg de omstandigheden geschikt kunnen zijn voor de vorming van aardachtige planeten en de ingrediënten voor leven.
De nieuwe waarnemingen zijn de eerste in hun soort. Eerdere gedetailleerde waarnemingen van planeet-vormende schijven waren beperkt tot nabije stervormingsgebieden die geen zware sterren bevatten. Stervormingsgebieden met zware sterren zijn compleet anders: daar worden talloze sterren op ongeveer hetzelfde moment geboren, waaronder zeldzame, maar zeer zware sterren. Zware sterren geven grote hoeveelheden hoogenergetische UV-straling af, en gedacht werd dat zij hun omgeving zodanig zouden verstoren dat de vorming van aardachtige planeten zeldzaam zou zijn. Maar dat is dus niet zo: de binnenste regionen van protoplanetaire schijven dicht bij zware sterren blijken net zo goed in staat om aardachtige, rotsachtige planeten te vormen als hun tegenhangers met een lage massa.
Een team van astrofysici onder leiding van Núria Miret-Roig van de Universiteit van Wenen heeft ontdekt dat twee van de meest betrouwbare methoden om de leeftijd van sterren te bepalen eigenlijk verschillende dingen meten: de ene bepaalt de geboortedatum van sterren, terwijl de andere informatie geeft over wanneer sterren ‘hun nest verlaten’ (Nature Astronomy, 23 november).
De leeftijd van sterren is een fundamentele parameter in de astrofysica die nog steeds relatief moeilijk te meten is. De beste schattingen tot nu toe zijn die voor zogeheten sterrenhopen: groepen sterren van dezelfde leeftijd met een gemeenschappelijke oorsprong.
Voor de nieuwe studie analyseerde het onderzoeksteam zes nabije en jonge sterrenhopen (tot 490 lichtjaar afstand en 50 miljoen jaar oud). Daarbij werd duidelijk dat de resultaten van de twee belangrijkste methoden om de leeftijd van sterren te schatten – isochrone leeftijdsbepaling en dynamic traceback (de tijd die is verstreken sinds de sterrenhoop op zijn compacts was) – systematisch en consistent van elkaar verschillen. Volgens de onderzoekers begint de isochrone ‘klok’ te tikken vanaf het moment van stervorming, maar komt de ‘klok’ van de dynamic traceback pas ongeveer 5,5 miljoen jaar later op gang – het moment waarop de sterrenhoop zijn ‘moederwolk’ heeft verlaten en uit elkaar begint te vallen.
De metingen zijn gebaseerd op de nauwkeurige meetresultaten van de Europese astrometrische satelliet Gaia, in combinatie met radiale snelheidsmetingen vanaf de aarde. Deze combinatie stelde de astronomen in staat om de posities van sterren nauwkeurig te herleiden tot hun geboorteplaats.
Volgens medeauteur João Alves (eveneens Universiteit van Wenen) heeft de nieuwe ontdekking belangrijke implicaties voor ons begrip van de vorming en evolutie van sterren, planeten en sterrenstelsels. (EE)
Een team van astrofysici onder leiding van Núria Miret-Roig van de Universiteit van Wenen heeft ontdekt dat twee van de meest betrouwbare methoden om de leeftijd van sterren te bepalen eigenlijk verschillende dingen meten: de ene bepaalt de geboortedatum van sterren, terwijl de andere informatie geeft over wanneer sterren ‘hun nest verlaten’ (Nature Astronomy, 23 november).
De leeftijd van sterren is een fundamentele parameter in de astrofysica die nog steeds relatief moeilijk te meten is. De beste schattingen tot nu toe zijn die voor zogeheten sterrenhopen: groepen sterren van dezelfde leeftijd met een gemeenschappelijke oorsprong.
Voor de nieuwe studie analyseerde het onderzoeksteam zes nabije en jonge sterrenhopen (tot 490 lichtjaar afstand en 50 miljoen jaar oud). Daarbij werd duidelijk dat de resultaten van de twee belangrijkste methoden om de leeftijd van sterren te schatten – isochrone leeftijdsbepaling en dynamic traceback (de tijd die is verstreken sinds de sterrenhoop op zijn compacts was) – systematisch en consistent van elkaar verschillen. Volgens de onderzoekers begint de isochrone ‘klok’ te tikken vanaf het moment van stervorming, maar komt de ‘klok’ van de dynamic traceback pas ongeveer 5,5 miljoen jaar later op gang – het moment waarop de sterrenhoop zijn ‘moederwolk’ heeft verlaten en uit elkaar begint te vallen.
De metingen zijn gebaseerd op de nauwkeurige meetresultaten van de Europese astrometrische satelliet Gaia, in combinatie met radiale snelheidsmetingen vanaf de aarde. Deze combinatie stelde de astronomen in staat om de posities van sterren nauwkeurig te herleiden tot hun geboorteplaats.
Volgens medeauteur João Alves (eveneens Universiteit van Wenen) heeft de nieuwe ontdekking belangrijke implicaties voor ons begrip van de vorming en evolutie van sterren, planeten en sterrenstelsels. (EE)
De Webb-ruimtetelescoop heeft een hoge-resolutieopname gemaakt van Herbig-Haro 211 (HH 211), een bipolaire straal die zich met supersonische snelheden voortplant. Het object bevindt zich op ongeveer duizend lichtjaar afstand van de aarde in het sterrenbeeld Perseus en is een van de jongste en dichtstbijzijnde protostellaire uitstromingen.
Herbig-Haro objecten zijn heldere gebieden rond pasgeboren sterren, die worden gevormd wanneer de stellaire winden of jets die deze pasgeboren sterren produceren schokgolven vormen die met hoge snelheden in botsing komen met het gas en stof in de omgeving. De nieuwe Webb-opname van HH 211 toont een uitstroom van een klasse 0-protoster: een jeugdige versie van onze zon toen die nog maar enkele tienduizenden jaren oud was en slechts 8% van haar huidige massa had. Uiteindelijk zal de protoster uitgroeien tot een zonachtige ster.
Eerdere waarnemingen van HH 211 met telescopen op de grond lieten reusachtige boegschokken zien die van ons af en naar ons toe bewegen. De Webb-opnamen hebben nu aangetoond dat de uitstroom van het object relatief langzaam is vergeleken met meer geëvolueerde protosterren met vergelijkbare soorten uitstroom.
De snelheden van de binnenste uitstroomstructuren bedragen ruwweg 80 tot 100 kilometer per seconde. Het snelheidsverschil tussen deze delen van de uitstroom en het materiaal waarmee ze in botsing komen - de schokgolf - is echter veel kleiner. De onderzoekers concluderen daaruit dat de uitstroom van de jongste sterren, zoals die in het centrum van HH 211, voornamelijk uit moleculen bestaat, omdat de relatief lage schokgolfsnelheden niet genoeg energie hebben om de moleculen in atomen en ionen te splitsen. (EE)
De Webb-ruimtetelescoop heeft een hoge-resolutieopname gemaakt van Herbig-Haro 211 (HH 211), een bipolaire straal die zich met supersonische snelheden voortplant. Het object bevindt zich op ongeveer duizend lichtjaar afstand van de aarde in het sterrenbeeld Perseus en is een van de jongste en dichtstbijzijnde protostellaire uitstromingen.
Herbig-Haro objecten zijn heldere gebieden rond pasgeboren sterren, die worden gevormd wanneer de stellaire winden of jets die deze pasgeboren sterren produceren schokgolven vormen die met hoge snelheden in botsing komen met het gas en stof in de omgeving. De nieuwe Webb-opname van HH 211 toont een uitstroom van een klasse 0-protoster: een jeugdige versie van onze zon toen die nog maar enkele tienduizenden jaren oud was en slechts 8% van haar huidige massa had. Uiteindelijk zal de protoster uitgroeien tot een zonachtige ster.
Eerdere waarnemingen van HH 211 met telescopen op de grond lieten reusachtige boegschokken zien die van ons af en naar ons toe bewegen. De Webb-opnamen hebben nu aangetoond dat de uitstroom van het object relatief langzaam is vergeleken met meer geëvolueerde protosterren met vergelijkbare soorten uitstroom.
De snelheden van de binnenste uitstroomstructuren bedragen ruwweg 80 tot 100 kilometer per seconde. Het snelheidsverschil tussen deze delen van de uitstroom en het materiaal waarmee ze in botsing komen - de schokgolf - is echter veel kleiner. De onderzoekers concluderen daaruit dat de uitstroom van de jongste sterren, zoals die in het centrum van HH 211, voornamelijk uit moleculen bestaat, omdat de relatief lage schokgolfsnelheden niet genoeg energie hebben om de moleculen in atomen en ionen te splitsen. (EE)
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben astronomen het magnetische veld gedetecteerd van een sterrenstelsel dat zo ver weg staat, dat zijn licht er meer dan 11 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. Het resultaat geeft astronomen belangrijke aanwijzingen over hoe de magnetische velden van sterrenstelsels zoals onze eigen Melkweg zijn ontstaan (Nature, 6 september).
Veel objecten in het heelal hebben magnetische velden, of het nu planeten, sterren of sterrenstelsels zijn. Maar astronomen weten eigenlijk heel weinig over hoe deze velden, die van fundamenteel belang zijn voor de groei van sterrenstelsels, ontstaan. Met name over de magnetische velden van sterrenstelsels in het vroege heelal is weinig bekend.
Met ALMA heeft een team onder leiding van James Geach, hoogleraar astrofysica aan de Universiteit van Hertfordshire (VK), nu een volledig ontwikkeld magnetisch veld ontdekt in het ver weg gelegen sterrenstelsel 9io9. Het veld is ongeveer duizend keer zwakker dan het magnetische veld van de aarde, maar strekt zich uit over meer dan 16.000 lichtjaar.
De waarneming van een volledig ontwikkeld magnetisch veld zo vroeg in de geschiedenis van het heelal geeft aan dat magnetische velden die hele sterrenstelsels omspannen zich al beginnen te vormen terwijl de stelsels zelf nog in de groei zijn.
Het team denkt dat de hevige stervorming die zich in het vroege heelal heeft afgespeeld de ontwikkeling van magnetische velden velden in een stroomversnelling kan hebben gebracht. Op hun beurt kunnen deze velden weer invloed hebben gehad op latere generaties van sterren. (EE)
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben astronomen het magnetische veld gedetecteerd van een sterrenstelsel dat zo ver weg staat, dat zijn licht er meer dan 11 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. Het resultaat geeft astronomen belangrijke aanwijzingen over hoe de magnetische velden van sterrenstelsels zoals onze eigen Melkweg zijn ontstaan (Nature, 6 september).
Veel objecten in het heelal hebben magnetische velden, of het nu planeten, sterren of sterrenstelsels zijn. Maar astronomen weten eigenlijk heel weinig over hoe deze velden, die van fundamenteel belang zijn voor de groei van sterrenstelsels, ontstaan. Met name over de magnetische velden van sterrenstelsels in het vroege heelal is weinig bekend.
Met ALMA heeft een team onder leiding van James Geach, hoogleraar astrofysica aan de Universiteit van Hertfordshire (VK), nu een volledig ontwikkeld magnetisch veld ontdekt in het ver weg gelegen sterrenstelsel 9io9. Het veld is ongeveer duizend keer zwakker dan het magnetische veld van de aarde, maar strekt zich uit over meer dan 16.000 lichtjaar.
De waarneming van een volledig ontwikkeld magnetisch veld zo vroeg in de geschiedenis van het heelal geeft aan dat magnetische velden die hele sterrenstelsels omspannen zich al beginnen te vormen terwijl de stelsels zelf nog in de groei zijn.
Het team denkt dat de hevige stervorming die zich in het vroege heelal heeft afgespeeld de ontwikkeling van magnetische velden velden in een stroomversnelling kan hebben gebracht. Op hun beurt kunnen deze velden weer invloed hebben gehad op latere generaties van sterren. (EE)
Als er geen sprake zou zijn van een heldere achtergrond, zou je de donkere stofflarden op deze intrigerende foto niet eens zien. Het gaat om ijle, grillig gevormde wolken van koud en donker stof, die weliswaar infrarode straling produceren, maar in het geheel geen zichtbaar licht uitstralen. Tegen een zwarte hemelachtergrond zouden ze compleet onzichtbaar zijn.
\r\nNiet zo gek dus dat die donkere wolken pas betrekkelijk recent zijn ontdekt. William Herschel, die ze als eerste beschreef, noemde ze holes in the heavens – gaten in de hemel: op sommige plekken in de met sterren bezaaide band van de Melkweg zag hij kleine gebiedjes waar helemaal géén sterren zichtbaar zijn.
\r\nMede dankzij het werk van de Amerikaanse astronoom Edward Emerson Barnard, aan het begin van de vorige eeuw, weten we nu dat het om wolken van koele stofdeeltjes gaat die het licht van verder weg gelegen objecten en hemellichamen absorberen. De kleinste exemplaren worden Bok-globules genoemd (naar de Nederlandse astronoom Bart Bok); het zijn donkere materieconcentraties waaruit in een later stadium nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nDe stofflarden op deze foto, gemaakt met de 4-meter Mayall-telescoop op de Kitt Peak-sterrenwacht in Arizona, bevinden zich in de Orionnevel, een beroemd stervormingsgebied op zo’n 1300 lichtjaar afstand van de aarde. De rode gloed op de achtergrond is afkomstig van heet, ijl waterstofgas.
\r\nKosmische stofwolken zijn extreem ijl, maar omdat ze zich over vele lichtjaren uitstrekken, kunnen ze het licht van verder weg gelegen sterren toch gemakkelijk vele tienduizenden malen verzwakken. Overigens gaat het niet om stof zoals we dat thuis onder de bank aantreffen: de deeltjes (voornamelijk bestaande uit koolstof- en siliciumverbindingen) zijn qua afmetingen vergelijkbaar met de deeltjes in sigarettenrook.
\r\nInfraroodtelescopen zoals de nieuwe James Webb Space Telescope zijn bij uitstek geschikt om onderzoek te doen aan kosmische stof. Zo hopen sterrenkundigen het geboorteproces van sterren en planeten steeds beter te begrijpen. Ook uit de stofwolk op deze opname kunnen in de toekomst planeten zoals de aarde ontstaan.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Kijk op de kosmos - Kosmisch Stof", "pk_id": 44685, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Als er geen sprake zou zijn van een heldere achtergrond, zou je de donkere stofflarden op deze intrigerende foto niet eens zien. Het gaat om ijle, grillig gevormde wolken van koud en donker stof, die weliswaar infrarode straling produceren, maar in het geheel geen zichtbaar licht uitstralen. Tegen een zwarte hemelachtergrond zouden ze compleet onzichtbaar zijn.
\r\nNiet zo gek dus dat die donkere wolken pas betrekkelijk recent zijn ontdekt. William Herschel, die ze als eerste beschreef, noemde ze holes in the heavens – gaten in de hemel: op sommige plekken in de met sterren bezaaide band van de Melkweg zag hij kleine gebiedjes waar helemaal géén sterren zichtbaar zijn.
\r\nMede dankzij het werk van de Amerikaanse astronoom Edward Emerson Barnard, aan het begin van de vorige eeuw, weten we nu dat het om wolken van koele stofdeeltjes gaat die het licht van verder weg gelegen objecten en hemellichamen absorberen. De kleinste exemplaren worden Bok-globules genoemd (naar de Nederlandse astronoom Bart Bok); het zijn donkere materieconcentraties waaruit in een later stadium nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nDe stofflarden op deze foto, gemaakt met de 4-meter Mayall-telescoop op de Kitt Peak-sterrenwacht in Arizona, bevinden zich in de Orionnevel, een beroemd stervormingsgebied op zo’n 1300 lichtjaar afstand van de aarde. De rode gloed op de achtergrond is afkomstig van heet, ijl waterstofgas.
\r\nKosmische stofwolken zijn extreem ijl, maar omdat ze zich over vele lichtjaren uitstrekken, kunnen ze het licht van verder weg gelegen sterren toch gemakkelijk vele tienduizenden malen verzwakken. Overigens gaat het niet om stof zoals we dat thuis onder de bank aantreffen: de deeltjes (voornamelijk bestaande uit koolstof- en siliciumverbindingen) zijn qua afmetingen vergelijkbaar met de deeltjes in sigarettenrook.
\r\nInfraroodtelescopen zoals de nieuwe James Webb Space Telescope zijn bij uitstek geschikt om onderzoek te doen aan kosmische stof. Zo hopen sterrenkundigen het geboorteproces van sterren en planeten steeds beter te begrijpen. Ook uit de stofwolk op deze opname kunnen in de toekomst planeten zoals de aarde ontstaan.
", "slug": "kijk-op-de-kosmos-kosmisch-stof", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2023, 9, 1, 13, 24, 20], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2023-09-01 13:24:20", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Kijk op de kosmos - Kosmisch Stof"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/webb-telescoop-viert-eerste-verjaardag-met-foto-va/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Vandaag is het een jaar geleden dat de eerste foto's en meetresultaten van de James Webb Space Telescope gepresenteerd werden. Om die eerste 'verjaardag' te vieren heeft de ruimtetelescoop een indrukwekkende opname gemaakt van het Rho Ophiuchi-stervormingsgebied, op ca. 390 lichtjaar afstand van de aarde. De foto toont een door stofslierten omringde holte (onderaan in beeld), schoongeblazen door de straling van de centrale ster, en krachtige straalstromen (jets) van snel bewegend heet gas, weggeblazen door pasgeboren protosterren (rechts, rechtsboven en linksboven). Op de foto zijn enkele tientallen jonge sterren te zien, qua massa vergelijkbaar met de zon. Aan de dubbele diffractiepieken is te zien dat de heldere ster linksboven een dubbelster is. De opname is gemaakt met de Near InfraRed Camera (NIRCam) van de James Webb-telescoop. (GS)
Vandaag is het een jaar geleden dat de eerste foto's en meetresultaten van de James Webb Space Telescope gepresenteerd werden. Om die eerste 'verjaardag' te vieren heeft de ruimtetelescoop een indrukwekkende opname gemaakt van het Rho Ophiuchi-stervormingsgebied, op ca. 390 lichtjaar afstand van de aarde. De foto toont een door stofslierten omringde holte (onderaan in beeld), schoongeblazen door de straling van de centrale ster, en krachtige straalstromen (jets) van snel bewegend heet gas, weggeblazen door pasgeboren protosterren (rechts, rechtsboven en linksboven). Op de foto zijn enkele tientallen jonge sterren te zien, qua massa vergelijkbaar met de zon. Aan de dubbele diffractiepieken is te zien dat de heldere ster linksboven een dubbelster is. De opname is gemaakt met de Near InfraRed Camera (NIRCam) van de James Webb-telescoop. (GS)
Een internationaal team van wetenschappers heeft, met behulp van de Webb-ruimtetelescoop, een nieuwe koolstofverbinding in de ruimte ontdekt. Het betreffende molecuul, dat bekendstaat als methylkation (CH3+), speelt een belangrijke rol bij de vorming van complexere koolstofmoleculen. Het methylkation is aangetroffen in het jonge stersysteem ‘d203-506’, dat zich op een afstand van ongeveer 1350 lichtjaar in de bekende Orionnevel bevindt (Nature, 26 juni).
Koolstofverbindingen vormen de basis van al het bekende leven en zijn daarom bijzonder interessant voor wetenschappers die proberen te begrijpen hoe het leven zich op aarde heeft ontwikkeld, en hoe het zich mogelijk elders in ons heelal kan ontwikkelen.
Vermoed wordt dat CH3+ bijzonder belangrijk is, omdat het gemakkelijk reageert met een groot aantal andere moleculen. Daardoor werkt het als een ‘treinstation’ waar een molecuul een tijdje kan verblijven voordat het reacties met andere moleculen aangaat. Vanwege deze eigenschap vermoeden wetenschappers dat CH3+ een hoeksteen vormt van de interstellaire organische chemie.
De ster in d203-506 is slechts een kleine rode dwerg, maar naburige, hete, zware sterren bestoken het systeem met intense ultraviolette straling. Wetenschappers denken dat de meeste planeetvormende schijven een periode van intense uv-straling doormaken, omdat sterren zich doorgaans in groepen vormen waartoe vaak ook zware, hete sterren behoren.
Naar verwachting zou uv-straling complexe organische moleculen juist afbreken. In dat opzicht lijkt de ontdekking van CH3+ dus een verrassing. Maar volgens de onderzoekers zou de uv-straling weleens de energiebron kunnen zijn die nodig is om CH3+ te vormen. Als dat eenmaal is gelukt bevorderen andere chemische reacties het ontstaan van complexere koolstofmoleculen.
Verder merkt het team op dat de moleculen die ze in d203-506 hebben waargenomen heel anders zijn dan die in de gemiddelde protoplanetaire schijf. Zo hebben ze bijvoorbeeld geen sporen van water ontdekt. Dit suggereert dat ultraviolette straling de chemie van een protoplanetaire schijf volledig op z’n kop kan zetten. Zij zou zelfs een cruciale rol kunnen spelen in de vroege chemische stadia die tot het ontstaan van leven leiden. (EE)
Een internationaal team van wetenschappers heeft, met behulp van de Webb-ruimtetelescoop, een nieuwe koolstofverbinding in de ruimte ontdekt. Het betreffende molecuul, dat bekendstaat als methylkation (CH3+), speelt een belangrijke rol bij de vorming van complexere koolstofmoleculen. Het methylkation is aangetroffen in het jonge stersysteem ‘d203-506’, dat zich op een afstand van ongeveer 1350 lichtjaar in de bekende Orionnevel bevindt (Nature, 26 juni).
Koolstofverbindingen vormen de basis van al het bekende leven en zijn daarom bijzonder interessant voor wetenschappers die proberen te begrijpen hoe het leven zich op aarde heeft ontwikkeld, en hoe het zich mogelijk elders in ons heelal kan ontwikkelen.
Vermoed wordt dat CH3+ bijzonder belangrijk is, omdat het gemakkelijk reageert met een groot aantal andere moleculen. Daardoor werkt het als een ‘treinstation’ waar een molecuul een tijdje kan verblijven voordat het reacties met andere moleculen aangaat. Vanwege deze eigenschap vermoeden wetenschappers dat CH3+ een hoeksteen vormt van de interstellaire organische chemie.
De ster in d203-506 is slechts een kleine rode dwerg, maar naburige, hete, zware sterren bestoken het systeem met intense ultraviolette straling. Wetenschappers denken dat de meeste planeetvormende schijven een periode van intense uv-straling doormaken, omdat sterren zich doorgaans in groepen vormen waartoe vaak ook zware, hete sterren behoren.
Naar verwachting zou uv-straling complexe organische moleculen juist afbreken. In dat opzicht lijkt de ontdekking van CH3+ dus een verrassing. Maar volgens de onderzoekers zou de uv-straling weleens de energiebron kunnen zijn die nodig is om CH3+ te vormen. Als dat eenmaal is gelukt bevorderen andere chemische reacties het ontstaan van complexere koolstofmoleculen.
Verder merkt het team op dat de moleculen die ze in d203-506 hebben waargenomen heel anders zijn dan die in de gemiddelde protoplanetaire schijf. Zo hebben ze bijvoorbeeld geen sporen van water ontdekt. Dit suggereert dat ultraviolette straling de chemie van een protoplanetaire schijf volledig op z’n kop kan zetten. Zij zou zelfs een cruciale rol kunnen spelen in de vroege chemische stadia die tot het ontstaan van leven leiden. (EE)
Aan de hand van gegevens van de Spitzer-ruimtetelescoop heeft Susana Iglesias – een onderzoeker van het Instituto de Astrofísica de Canarias (Spanje) – bewijs gevonden voor de aanwezigheid van het aminozuur tryptofaan in een nabijgelegen stervormingsgebied (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 23 mei).
Het tryptofaan werd, in grote hoeveelheden, aangetroffen in een wolk van moleculair gas in het sterrenbeeld Perseus, en met name in het stersysteem IC348 – een stellaire 'kraamkamer' die duizend lichtjaar van ons is verwijderd (relatief dichtbij naar astronomische maatstaven). Het gebied is zo goed als onzichtbaar met het blote oog, maar straalt helder als je het op infrarode golflengten bekijkt.
Tryptofaan is een van de twintig aminozuren die essentieel zijn voor de vorming van eiwitten die van belang zijn voor het leven op aarde en produceert een groot aantal spectraallijnen in het infrarood. Het was daarom een voor de hand liggende kandidaat om onderzocht te worden met behulp van de uitgebreide spectroscopische database van Spitzer – een ruimtetelescoop van NASA die het heelal door een ‘infraroodbril’ heeft bestudeerd.
De analyse van het infraroodlicht dat door IC348 wordt uitgezonden, leverde twintig emissielijnen van het molecuul tryptofaan op. De temperatuur van het tryptofaan bedraagt ongeveer 280 kelvin, oftewel 7 graden Celsius. Eerder had Iglesias-Groth ook water en waterstof van dezelfde temperaturen in dit stervormingsgebied ontdekt.
De nieuwe ontdekking doet vermoeden dat emissielijnen van tryptofaan ook te vinden zullen zijn in andere stervormingsgebieden, en dat dit aminozuur een veel voorkomend ingrediënt is van het gas en stof waaruit sterren en planeten ontstaan. Aminozuren worden verder ook vaak aangetroffen in meteorieten en waren tevens aanwezig in het materiaal waaruit ons zonnestelsel is gevormd. (EE)
Aan de hand van gegevens van de Spitzer-ruimtetelescoop heeft Susana Iglesias – een onderzoeker van het Instituto de Astrofísica de Canarias (Spanje) – bewijs gevonden voor de aanwezigheid van het aminozuur tryptofaan in een nabijgelegen stervormingsgebied (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 23 mei).
Het tryptofaan werd, in grote hoeveelheden, aangetroffen in een wolk van moleculair gas in het sterrenbeeld Perseus, en met name in het stersysteem IC348 – een stellaire 'kraamkamer' die duizend lichtjaar van ons is verwijderd (relatief dichtbij naar astronomische maatstaven). Het gebied is zo goed als onzichtbaar met het blote oog, maar straalt helder als je het op infrarode golflengten bekijkt.
Tryptofaan is een van de twintig aminozuren die essentieel zijn voor de vorming van eiwitten die van belang zijn voor het leven op aarde en produceert een groot aantal spectraallijnen in het infrarood. Het was daarom een voor de hand liggende kandidaat om onderzocht te worden met behulp van de uitgebreide spectroscopische database van Spitzer – een ruimtetelescoop van NASA die het heelal door een ‘infraroodbril’ heeft bestudeerd.
De analyse van het infraroodlicht dat door IC348 wordt uitgezonden, leverde twintig emissielijnen van het molecuul tryptofaan op. De temperatuur van het tryptofaan bedraagt ongeveer 280 kelvin, oftewel 7 graden Celsius. Eerder had Iglesias-Groth ook water en waterstof van dezelfde temperaturen in dit stervormingsgebied ontdekt.
De nieuwe ontdekking doet vermoeden dat emissielijnen van tryptofaan ook te vinden zullen zijn in andere stervormingsgebieden, en dat dit aminozuur een veel voorkomend ingrediënt is van het gas en stof waaruit sterren en planeten ontstaan. Aminozuren worden verder ook vaak aangetroffen in meteorieten en waren tevens aanwezig in het materiaal waaruit ons zonnestelsel is gevormd. (EE)
Tijdens de 242ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Albuquerque (VS) wordt gehouden, zijn de eerste resultaten gepresenteerd van de JWST Advanced Deep Extragalactic Survey oftewel JADES. Bij deze survey kijkt de Webb-ruimtetelescoop diep het heelal in om een aantal van de zwakste en verste sterrenstelsels te bestuderen. De voorlopige oogst: honderden sterrenstelsels die al bestonden toen het heelal minder dan 600 miljoen jaar oud was, en sterrenstelsels die herhaalde uitbarstingen van stervorming (ook bekend als starbursts) hebben ondergaan en nu grote aantallen jonge, hete sterren bevatten.
Gedurende honderden miljoenen jaren na de oerknal was het heelal gevuld met een ‘mist’ van gas die de ruimte ondoorzichtig maakte voor energierijk licht. Pas een miljard jaar na de oerknal was deze mist opgetrokken en werd het heelal transparant – een proces dat bekendstaat als reïonisatie. Wetenschappers vragen zich al geruime tijd af wat de belangrijkste veroorzakers van dit reïonisatie-proces zijn geweest: actieve superzware zwarte gaten of sterrenstelsels vol hete, jonge sterren.
Als onderdeel van het JADES-programma onderzoeken astronomen verre sterrenstelsels op tekenen van stervorming, en die hebben ze in overvloed gevonden. Bijna alle verre stelsels die met Webb zijn opgespoord vertonen ongewoon sterke signaturen van emissielijnen die wijzen op de recente vorming van grote aantallen zware sterren.
Deze heldere sterren produceerden een stortvloed aan ultraviolet licht, dat ervoor zorgde dat de atomen van het alomaanwezige gas elektronen kwijtraakten oftewel werden geïoniseerd. Omdat deze vroege sterrenstelsels zo’n grote populatie van hete, zware sterren bevatten, waren zij mogelijk de belangrijkste drijvende kracht achter het reïonisatie-proces. De karakteristieke sterke emissielijnen die zijn waargenomen, zijn ontstaan door de latere hereniging van elektronen en atoomkernen.
Er zijn ook aanwijzingen gevonden dat de perioden van snelle stervorming die de jonge sterrenstelsels hebben doorgemaakt werden afgewisseld met rustige perioden waarin minder sterren werden gevormd. Mogelijk kwam dit doordat de stelsels tijd nodig hadden om gas uit hun omgeving aan te trekken. Maar omdat zware sterren al vrij kort na hun ontstaan exploderen, is het ook denkbaar dat er met tussenpozen zoveel energie in hun omgeving werd gepompt, dat het daar aanwezige gas niet tot nieuwe sterren kon samenklonteren.
Een ander onderdeel van het JADES-programma is de zoektocht naar sterrenstelsels die al bestonden toen het heelal minder dan 400 miljoen jaar oud was. Door deze vroege sterrenstelsels te bestuderen, kunnen astronomen onderzoeken in hoeverre de stervorming in de eerste jaren na de oerknal anders verliep dan nu. Vóór Webb waren er uit de periode tot 650 miljoen jaar na de oerknal slechts enkele tientallen sterrenstelsels bekend, maar JADES heeft nu bijna duizend van deze extreem verre sterrenstelsels opgespoord – veel meer dan vooraf werd verwacht. (EE)
Tijdens de 242ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Albuquerque (VS) wordt gehouden, zijn de eerste resultaten gepresenteerd van de JWST Advanced Deep Extragalactic Survey oftewel JADES. Bij deze survey kijkt de Webb-ruimtetelescoop diep het heelal in om een aantal van de zwakste en verste sterrenstelsels te bestuderen. De voorlopige oogst: honderden sterrenstelsels die al bestonden toen het heelal minder dan 600 miljoen jaar oud was, en sterrenstelsels die herhaalde uitbarstingen van stervorming (ook bekend als starbursts) hebben ondergaan en nu grote aantallen jonge, hete sterren bevatten.
Gedurende honderden miljoenen jaren na de oerknal was het heelal gevuld met een ‘mist’ van gas die de ruimte ondoorzichtig maakte voor energierijk licht. Pas een miljard jaar na de oerknal was deze mist opgetrokken en werd het heelal transparant – een proces dat bekendstaat als reïonisatie. Wetenschappers vragen zich al geruime tijd af wat de belangrijkste veroorzakers van dit reïonisatie-proces zijn geweest: actieve superzware zwarte gaten of sterrenstelsels vol hete, jonge sterren.
Als onderdeel van het JADES-programma onderzoeken astronomen verre sterrenstelsels op tekenen van stervorming, en die hebben ze in overvloed gevonden. Bijna alle verre stelsels die met Webb zijn opgespoord vertonen ongewoon sterke signaturen van emissielijnen die wijzen op de recente vorming van grote aantallen zware sterren.
Deze heldere sterren produceerden een stortvloed aan ultraviolet licht, dat ervoor zorgde dat de atomen van het alomaanwezige gas elektronen kwijtraakten oftewel werden geïoniseerd. Omdat deze vroege sterrenstelsels zo’n grote populatie van hete, zware sterren bevatten, waren zij mogelijk de belangrijkste drijvende kracht achter het reïonisatie-proces. De karakteristieke sterke emissielijnen die zijn waargenomen, zijn ontstaan door de latere hereniging van elektronen en atoomkernen.
Er zijn ook aanwijzingen gevonden dat de perioden van snelle stervorming die de jonge sterrenstelsels hebben doorgemaakt werden afgewisseld met rustige perioden waarin minder sterren werden gevormd. Mogelijk kwam dit doordat de stelsels tijd nodig hadden om gas uit hun omgeving aan te trekken. Maar omdat zware sterren al vrij kort na hun ontstaan exploderen, is het ook denkbaar dat er met tussenpozen zoveel energie in hun omgeving werd gepompt, dat het daar aanwezige gas niet tot nieuwe sterren kon samenklonteren.
Een ander onderdeel van het JADES-programma is de zoektocht naar sterrenstelsels die al bestonden toen het heelal minder dan 400 miljoen jaar oud was. Door deze vroege sterrenstelsels te bestuderen, kunnen astronomen onderzoeken in hoeverre de stervorming in de eerste jaren na de oerknal anders verliep dan nu. Vóór Webb waren er uit de periode tot 650 miljoen jaar na de oerknal slechts enkele tientallen sterrenstelsels bekend, maar JADES heeft nu bijna duizend van deze extreem verre sterrenstelsels opgespoord – veel meer dan vooraf werd verwacht. (EE)
Met behulp van ESO’s Visible and Infrared Survey Telescope for Astronomy (VISTA) hebben astronomen een uitgebreide infraroodatlas gemaakt van vijf nabijgelegen stellaire kraamkamers. Daartoe hebben ze meer dan een miljoen afzonderlijke opnamen samengevoegd. Op de grote mozaïeken zijn jonge sterren-in-wording te zien, ingebed in dikke stofwolken. Dankzij deze waarnemingen beschikken astronomen over een uniek hulpmiddel om het ingewikkelde vraagstuk van de geboorte van sterren te ontcijferen (Astronomy & Astrophysics, 11 mei).
Sterren ontstaan wanneer wolken van gas en stof onder hun eigen zwaartekracht samentrekken, maar de details van hoe dit gebeurt worden niet volledig begrepen. Hoeveel sterren worden er uit een wolk geboren? Hoe zwaar zijn ze? Hoeveel sterren zullen ook planeten hebben?
Om deze vragen te beantwoorden, heeft een team onder leiding van Stefan Meingast (Universiteit van Wenen, Oostenrijk) vijf nabije stervormingsgebieden onderzocht met de VISTA-telescoop van de ESO-sterrenwacht op Paranal (Chili). Met VISTA’s infraroodcamera VIRCAM ving het team licht op dat diep uit de stofwolken afkomstig was. Het stof onttrekt deze jonge sterren aan ons zicht, waardoor ze voor onze ogen vrijwel onzichtbaar zijn. Alleen op infrarode golflengten kunnen we diep in deze wolken kijken en de sterren-in-wording bestuderen.
Bij het onderzoek, VISIONS geheten, zijn stervormingsgebieden onder de loep genomen in de sterrenbeelden Orion, Slangendrager, Kameleon, Zuiderkroon en Wolf. Deze gebieden zijn minder dan 1500 lichtjaar van ons verwijderd en beslaan een enorm stuk hemel.
Verspreid over een periode van vijf jaar heeft het team meer dan een miljoen opnamen gemaakt. De afzonderlijke beelden werden vervolgens samengevoegd tot de nu vrijgegeven grote mozaïeken met hun uitgestrekte kosmische ‘landschappen’. Op de detailrijke panorama’s zijn donkere stofconcentraties, gloeiende wolken, pasgeboren sterren en de verre achtergrondsterren van de Melkweg herkenbaar.
Omdat elk gebied meerdere keren is gefotografeerd, kunnen astronomen met de VISIONS-gegevens ook de bewegingen van jonge sterren onderzoeken. Dat is geen gemakkelijke opgave, omdat de schijnbare verplaatsing van deze sterren vanaf de aarde gezien zo klein is als de breedte van een mensenhaar op tien kilometer afstand.
VISIONS legt de basis voor toekomstige waarnemingen met andere telescopen, zoals ESO’s Extremely Large Telescope (ELT), die momenteel in Chili wordt gebouwd en later dit decennium operationeel moet worden. Met de ELT zullen astronomen straks ongekend nauwkeurig kunnen inzoomen op specifieke gebieden, om de daar aanwezige jonge sterren onder de loep te nemen. (EE)
Met behulp van ESO’s Visible and Infrared Survey Telescope for Astronomy (VISTA) hebben astronomen een uitgebreide infraroodatlas gemaakt van vijf nabijgelegen stellaire kraamkamers. Daartoe hebben ze meer dan een miljoen afzonderlijke opnamen samengevoegd. Op de grote mozaïeken zijn jonge sterren-in-wording te zien, ingebed in dikke stofwolken. Dankzij deze waarnemingen beschikken astronomen over een uniek hulpmiddel om het ingewikkelde vraagstuk van de geboorte van sterren te ontcijferen (Astronomy & Astrophysics, 11 mei).
Sterren ontstaan wanneer wolken van gas en stof onder hun eigen zwaartekracht samentrekken, maar de details van hoe dit gebeurt worden niet volledig begrepen. Hoeveel sterren worden er uit een wolk geboren? Hoe zwaar zijn ze? Hoeveel sterren zullen ook planeten hebben?
Om deze vragen te beantwoorden, heeft een team onder leiding van Stefan Meingast (Universiteit van Wenen, Oostenrijk) vijf nabije stervormingsgebieden onderzocht met de VISTA-telescoop van de ESO-sterrenwacht op Paranal (Chili). Met VISTA’s infraroodcamera VIRCAM ving het team licht op dat diep uit de stofwolken afkomstig was. Het stof onttrekt deze jonge sterren aan ons zicht, waardoor ze voor onze ogen vrijwel onzichtbaar zijn. Alleen op infrarode golflengten kunnen we diep in deze wolken kijken en de sterren-in-wording bestuderen.
Bij het onderzoek, VISIONS geheten, zijn stervormingsgebieden onder de loep genomen in de sterrenbeelden Orion, Slangendrager, Kameleon, Zuiderkroon en Wolf. Deze gebieden zijn minder dan 1500 lichtjaar van ons verwijderd en beslaan een enorm stuk hemel.
Verspreid over een periode van vijf jaar heeft het team meer dan een miljoen opnamen gemaakt. De afzonderlijke beelden werden vervolgens samengevoegd tot de nu vrijgegeven grote mozaïeken met hun uitgestrekte kosmische ‘landschappen’. Op de detailrijke panorama’s zijn donkere stofconcentraties, gloeiende wolken, pasgeboren sterren en de verre achtergrondsterren van de Melkweg herkenbaar.
Omdat elk gebied meerdere keren is gefotografeerd, kunnen astronomen met de VISIONS-gegevens ook de bewegingen van jonge sterren onderzoeken. Dat is geen gemakkelijke opgave, omdat de schijnbare verplaatsing van deze sterren vanaf de aarde gezien zo klein is als de breedte van een mensenhaar op tien kilometer afstand.
VISIONS legt de basis voor toekomstige waarnemingen met andere telescopen, zoals ESO’s Extremely Large Telescope (ELT), die momenteel in Chili wordt gebouwd en later dit decennium operationeel moet worden. Met de ELT zullen astronomen straks ongekend nauwkeurig kunnen inzoomen op specifieke gebieden, om de daar aanwezige jonge sterren onder de loep te nemen. (EE)
Astronomen hebben een van de grootste mysteries rond quasars – de helderste objecten in het heelal – opgelost door te ontdekken dat ze worden ‘ontstoken’ door botsende sterrenstelsels (MNRAS, 26 april).
Quasars – de Engelse afkorting staat voor quasi-stellar radio source – zijn objecten die zo helder kunnen stralen als een biljoen sterren, samengepakt in een volume ter grootte van ons zonnestelsel. In de zestig jaar sinds hun ontdekking is het een raadsel gebleven hoe zo’n compact object zo’n intense bron van straling kan zijn. Nieuw onderzoek onder leiding van wetenschappers van de universiteiten van Sheffield en Hertfordshire (VK) heeft nu onthuld dat de oorzaak ligt bij botsingen tussen sterrenstelsels.
De botsingen werden opgemerkt toen onderzoekers, met behulp van diepe opnamen van de Isaac Newton-telescoop op La Palma, vervormde structuren ontdekten in de buitenste regionen van sterrenstelsels waarin quasars voorkomen.
De meeste sterrenstelsels hebben superzware zwarte gaten in hun centrum. Daarnaast bevatten ze ook aanzienlijke hoeveelheden gas, maar meestal cirkelt dit gas op grote afstand om het centrum, buiten het bereik van het daar aanwezige zwarte gat. Wanneer echter twee stelsels met elkaar in botsing komen, wordt dit gas naar het zwarte gat toe gedreven. En net voordat het gas door het zwarte gat wordt opgeslokt, geeft het enorme hoeveelheden energie af in de vorm van de intense straling die karakteristiek is voor quasars.
Door waarnemingen van 48 quasars en hun thuisstelsels te vergelijken met opnamen van meer dan honderd stelsels zonder quasar, kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat sterrenstelsels die quasars herbergen ongeveer drie keer zoveel kans hebben op interacties of botsingen met andere stelsels. Het is voor het eerst dat een steekproef van quasars van deze omvang met deze gevoeligheid in beeld is gebracht.
De ‘ontsteking’ van een quasar kan dramatische gevolgen hebben voor het omringende sterrenstelsel. Door de gebeurtenis wordt het nog resterende gas uit het sterrenstelsel verdreven, waardoor het miljarden jaren lang geen nieuwe sterren meer kan vormen. Over ruwweg vijf miljard jaar zal ook ons Melkwegstelsel dit lot ondergaan, doordat het in botsing komt met het naburige Andromedastelsel. (EE)
Astronomen hebben een van de grootste mysteries rond quasars – de helderste objecten in het heelal – opgelost door te ontdekken dat ze worden ‘ontstoken’ door botsende sterrenstelsels (MNRAS, 26 april).
Quasars – de Engelse afkorting staat voor quasi-stellar radio source – zijn objecten die zo helder kunnen stralen als een biljoen sterren, samengepakt in een volume ter grootte van ons zonnestelsel. In de zestig jaar sinds hun ontdekking is het een raadsel gebleven hoe zo’n compact object zo’n intense bron van straling kan zijn. Nieuw onderzoek onder leiding van wetenschappers van de universiteiten van Sheffield en Hertfordshire (VK) heeft nu onthuld dat de oorzaak ligt bij botsingen tussen sterrenstelsels.
De botsingen werden opgemerkt toen onderzoekers, met behulp van diepe opnamen van de Isaac Newton-telescoop op La Palma, vervormde structuren ontdekten in de buitenste regionen van sterrenstelsels waarin quasars voorkomen.
De meeste sterrenstelsels hebben superzware zwarte gaten in hun centrum. Daarnaast bevatten ze ook aanzienlijke hoeveelheden gas, maar meestal cirkelt dit gas op grote afstand om het centrum, buiten het bereik van het daar aanwezige zwarte gat. Wanneer echter twee stelsels met elkaar in botsing komen, wordt dit gas naar het zwarte gat toe gedreven. En net voordat het gas door het zwarte gat wordt opgeslokt, geeft het enorme hoeveelheden energie af in de vorm van de intense straling die karakteristiek is voor quasars.
Door waarnemingen van 48 quasars en hun thuisstelsels te vergelijken met opnamen van meer dan honderd stelsels zonder quasar, kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat sterrenstelsels die quasars herbergen ongeveer drie keer zoveel kans hebben op interacties of botsingen met andere stelsels. Het is voor het eerst dat een steekproef van quasars van deze omvang met deze gevoeligheid in beeld is gebracht.
De ‘ontsteking’ van een quasar kan dramatische gevolgen hebben voor het omringende sterrenstelsel. Door de gebeurtenis wordt het nog resterende gas uit het sterrenstelsel verdreven, waardoor het miljarden jaren lang geen nieuwe sterren meer kan vormen. Over ruwweg vijf miljard jaar zal ook ons Melkwegstelsel dit lot ondergaan, doordat het in botsing komt met het naburige Andromedastelsel. (EE)
Op 25 april is het alweer 33 jaar geleden dat de Hubble-ruimtetelescoop in een baan om de aarde werd gebracht. Om dat te vieren hebben astronomen hem een indrukwekkende foto van het nabije stervormingsgebied NGC 1333 laten maken. Deze nevel van gas en stof maakt deel uit van een moleculaire wolk in het sterrenbeeld Perseus en is ongeveer 960 lichtjaar van ons verwijderd.
De kleurrijke foto, die te danken is aan Hubble’s unieke vermogen om opnamen te maken van het ultraviolet tot in het nabij-infrarood, toont een mengsel van gloeiende gassen en gitzwart stof, dat aan het kolken wordt gebracht door de honderden jonge sterren die in de donkere nevel zijn ingebed. Hubble kan slechts een tipje van de sluier oplichten, want de stellaire geboortegolf wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door wolken van fijn stof – in feite roet – die onderaan de foto op hun dichtst zijn. Zwart is daar dus geen lege ruimte, maar een gebied gevuld met verduisterend stof.
De feestelijke Hubble-foto onderstreept nog maar eens dat stervorming een slordig proces is. Woeste sterrenwinden, waarschijnlijk afkomstig van de heldere blauwe ster bovenaan de foto, blazen door een gordijn van fijn stof, dat het sterlicht op blauwe golflengten verstrooid. Wat lager straalt een andere heldere, superhete ster door filamenten van verduisterend stof, als de zon die tussen de wolken door schijnt.
Helemaal onderaan is de rode gloed van geïoniseerde waterstof te zien. Het lijkt wel een vuurwerkshow, die wordt veroorzaakt door de potlood-dunne ‘jets’ van pasgevormde sterren die zich buiten beeld bevinden. Deze sterren zijn omgeven door schijven van gas en stof, waaruit uiteindelijk planetenstelsels kunnen ontstaan. De jets bestaan uit heet gas dat door sterke magnetische velden de ruimte in wordt geschoten.
Al met al geeft de foto een fraaie impressie van de geboorte van ons eigen zonnestelsel, 4,6 miljard jaar geleden. Ook onze zon ontstond niet in eenzaamheid, maar was ingebed in een ‘mosh pit’ van hevige stervorming die misschien nog wel groter was dan NGC 1333. (EE)
Op 25 april is het alweer 33 jaar geleden dat de Hubble-ruimtetelescoop in een baan om de aarde werd gebracht. Om dat te vieren hebben astronomen hem een indrukwekkende foto van het nabije stervormingsgebied NGC 1333 laten maken. Deze nevel van gas en stof maakt deel uit van een moleculaire wolk in het sterrenbeeld Perseus en is ongeveer 960 lichtjaar van ons verwijderd.
De kleurrijke foto, die te danken is aan Hubble’s unieke vermogen om opnamen te maken van het ultraviolet tot in het nabij-infrarood, toont een mengsel van gloeiende gassen en gitzwart stof, dat aan het kolken wordt gebracht door de honderden jonge sterren die in de donkere nevel zijn ingebed. Hubble kan slechts een tipje van de sluier oplichten, want de stellaire geboortegolf wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door wolken van fijn stof – in feite roet – die onderaan de foto op hun dichtst zijn. Zwart is daar dus geen lege ruimte, maar een gebied gevuld met verduisterend stof.
De feestelijke Hubble-foto onderstreept nog maar eens dat stervorming een slordig proces is. Woeste sterrenwinden, waarschijnlijk afkomstig van de heldere blauwe ster bovenaan de foto, blazen door een gordijn van fijn stof, dat het sterlicht op blauwe golflengten verstrooid. Wat lager straalt een andere heldere, superhete ster door filamenten van verduisterend stof, als de zon die tussen de wolken door schijnt.
Helemaal onderaan is de rode gloed van geïoniseerde waterstof te zien. Het lijkt wel een vuurwerkshow, die wordt veroorzaakt door de potlood-dunne ‘jets’ van pasgevormde sterren die zich buiten beeld bevinden. Deze sterren zijn omgeven door schijven van gas en stof, waaruit uiteindelijk planetenstelsels kunnen ontstaan. De jets bestaan uit heet gas dat door sterke magnetische velden de ruimte in wordt geschoten.
Al met al geeft de foto een fraaie impressie van de geboorte van ons eigen zonnestelsel, 4,6 miljard jaar geleden. Ook onze zon ontstond niet in eenzaamheid, maar was ingebed in een ‘mosh pit’ van hevige stervorming die misschien nog wel groter was dan NGC 1333. (EE)
De allereerste sterren in het heelal waren doorgaans niet alleen, maar vormden groepen en groepjes. Dat concluderen Tilman Hartwig (Universiteit van Tokio) en zijn collega’s in een recent artikel in The Astrophysical Journal, na vergelijking van waarnemingen met computerberekeningen.
Niemand heeft ooit een echte eerste-generatiester gezien. Deze zware sterren (om historische redenen ook wel Populatie III-sterren genoemd) zijn kort na de oerknal ontstaan uit oerwolken van waterstof en helium, en leefden slechts een paar miljoen jaar voordat ze hun bestaan met een supernova-explosie afsloten. Er is weinig bekend over de omstandigheden van hun ontstaan, of over hun massa’s – informatie die cruciaal is voor een beter begrip van de vorming en vroege evolutie van de allereerste sterrenstelsels.
Om meer te weten te komen over de eerste generatie sterren hebben Hartwig en zijn Japanse collega’s de samenstelling van de tweede generatie bestudeerd. Deze zogeheten Populatie II-sterren worden geboren uit interstellaire wolken die al licht verrijkt zijn met zwaardere elementen, die in de kernen van Populatie III-sterren zijn geproduceerd en bij de explosies van deze vroegere sterren de ruimte in zijn geblazen.
Dankzij gedetailleerde berekeningen van de kernfusieprocessen die zich in sterren afspelen, weten astronomen welke mix van elementen Populatie III-supernovae van verschillende massa’s zouden moeten opleveren. Door de opbrengst van deze supernovae te vergelijken met de waargenomen hoeveelheden zware elementen in een Populatie II-ster, kunnen sterrenkundigen vaststellen of deze ster van de volgende generatie is ontstaan uit materiaal dat is verrijkt door één enkele supernova of door meerdere explosies in hetzelfde gebied.
Het onderzoeksteam heeft archiefgegevens verzameld over de samenstelling van 462 Populatie II-sterren (ook wel extreem metaalarme sterren genoemd) in ons eigen Melkwegstelsel. Samen met hun eigen theoretische resultaten over het aantal supernova’s hebben ze deze gegevens ingevoerd in een neuraal netwerk dat ‘machinaal leert’. Het resultaat: maar een derde van de sterren blijkt te zijn gevormd uit materiaal dat door slechts één supernova is verrijkt.
Volgens de auteurs betekent dit dat meeste extreem metaalarme sterren waarschijnlijk multi-verrijkt zijn, wat suggereert dat de eerste sterren in kleine groepen zijn ontstaan. Echt verrassend is dat misschien niet: voor de meeste zware sterren die vandaag de dag worden geboren geldt hetzelfde. (GS/EE)
De allereerste sterren in het heelal waren doorgaans niet alleen, maar vormden groepen en groepjes. Dat concluderen Tilman Hartwig (Universiteit van Tokio) en zijn collega’s in een recent artikel in The Astrophysical Journal, na vergelijking van waarnemingen met computerberekeningen.
Niemand heeft ooit een echte eerste-generatiester gezien. Deze zware sterren (om historische redenen ook wel Populatie III-sterren genoemd) zijn kort na de oerknal ontstaan uit oerwolken van waterstof en helium, en leefden slechts een paar miljoen jaar voordat ze hun bestaan met een supernova-explosie afsloten. Er is weinig bekend over de omstandigheden van hun ontstaan, of over hun massa’s – informatie die cruciaal is voor een beter begrip van de vorming en vroege evolutie van de allereerste sterrenstelsels.
Om meer te weten te komen over de eerste generatie sterren hebben Hartwig en zijn Japanse collega’s de samenstelling van de tweede generatie bestudeerd. Deze zogeheten Populatie II-sterren worden geboren uit interstellaire wolken die al licht verrijkt zijn met zwaardere elementen, die in de kernen van Populatie III-sterren zijn geproduceerd en bij de explosies van deze vroegere sterren de ruimte in zijn geblazen.
Dankzij gedetailleerde berekeningen van de kernfusieprocessen die zich in sterren afspelen, weten astronomen welke mix van elementen Populatie III-supernovae van verschillende massa’s zouden moeten opleveren. Door de opbrengst van deze supernovae te vergelijken met de waargenomen hoeveelheden zware elementen in een Populatie II-ster, kunnen sterrenkundigen vaststellen of deze ster van de volgende generatie is ontstaan uit materiaal dat is verrijkt door één enkele supernova of door meerdere explosies in hetzelfde gebied.
Het onderzoeksteam heeft archiefgegevens verzameld over de samenstelling van 462 Populatie II-sterren (ook wel extreem metaalarme sterren genoemd) in ons eigen Melkwegstelsel. Samen met hun eigen theoretische resultaten over het aantal supernova’s hebben ze deze gegevens ingevoerd in een neuraal netwerk dat ‘machinaal leert’. Het resultaat: maar een derde van de sterren blijkt te zijn gevormd uit materiaal dat door slechts één supernova is verrijkt.
Volgens de auteurs betekent dit dat meeste extreem metaalarme sterren waarschijnlijk multi-verrijkt zijn, wat suggereert dat de eerste sterren in kleine groepen zijn ontstaan. Echt verrassend is dat misschien niet: voor de meeste zware sterren die vandaag de dag worden geboren geldt hetzelfde. (GS/EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Keck-telescopen op Maunakea (Hawaï) een protocluster van sterrenstelsels in het vroege heelal ontdekt die omgeven is door verrassend heet gas. Dit gas bevindt zich rond een reusachtige verzameling sterrenstelsels die COSTCO-I wordt genoemd (The Astrophysical Journal Letters, 14 maart).
Vanaf de aarde nemen we COSTCO-I waar zoals hij eruitzag toen het heelal 11 miljard jaar jonger was dan nu. De protocluster – een voorloper van de huidige clusters – dateert uit een tijd waarin het gas dat het grootste deel van de ruimte buiten de sterrenstelsels vulde (het zogeheten intergalactische medium) aanzienlijk koeler was. Tijdens dit tijdperk, dat ook wel de ‘kosmische middag’ wordt genoemd, bereikte de stervormingsactiviteit van sterrenstelsels haar hoogtepunt. Er was volop ‘koel’ gas met temperaturen van ongeveer 10.000 graden Celsius voorhanden om sterrenstelsels te kunnen vormen en te laten groeien.
Het gas dat met COSTCO-I wordt geassocieerd lijkt zijn tijd ver vooruit. Met temperaturen van 100.000 tot meer dan 10 miljoen graden Celsius is het ongeveer net zo heet als het huidige intergalactische medium, dat ook wel het ‘Warm-Hot Intergalactic Medium’ wordt genoemd.
Het is voor het eerst dat astronomen zo’n voorraad van oeroud gas hebben opgespoord die de kenmerken vertoont van het huidige intergalactische medium. Het is verreweg het vroegst bekende deel van het heelal dat is ‘opgestookt’ tot temperaturen van het huidige intergalactische medium. Als we laatstgenoemde beschouwen als een kolossale kosmische stofpot die borrelt en schuimt, dan is COSTCO-I waarschijnlijk de eerste ‘bubbel’ die in de nog grotendeels koude stoofpot opborrelde.
COSTCO-I heeft meer dan 400 biljoen keer zoveel massa als onze zon en strekt zich over enkele miljoenen lichtjaren uit. Hoewel astronomen wel vaker verre protoclusters ontdekken, viel aan COSTCO-I iets bijzonders op. Normaal gesproken is zo’n grote protocluster omgeven door neutraal waterstofgas, maar dat is hier niet het geval. Dat is waarom de astronomen denken dat het gas in COSTCO-I miljoenen graden heet is – veel heter dan het toenmalige intergalactische medium.
Hoe het Warm-Hot Intergalactic Medium is ontstaan, is onduidelijk. Mogelijk hebben botsingen en daaropvolgende samensmeltingen van sterrenstelsels hierbij een rol gespeeld. Maar het is ook mogelijk dat de benodigde energie is geleverd door reusachtige jets van radiostraling, die door superzware zwarte gaten binnen de protocluster zijn gegenereerd.
Het intergalactische medium is het gasreservoir dat sterrenstelsels van ‘bouwmateriaal’ voorziet. Heet gas gedraagt zich anders dan koud gas, wat bepalend is voor hoe gemakkelijk het naar sterrenstelsels toe kan stromen om sterren te vormen. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Keck-telescopen op Maunakea (Hawaï) een protocluster van sterrenstelsels in het vroege heelal ontdekt die omgeven is door verrassend heet gas. Dit gas bevindt zich rond een reusachtige verzameling sterrenstelsels die COSTCO-I wordt genoemd (The Astrophysical Journal Letters, 14 maart).
Vanaf de aarde nemen we COSTCO-I waar zoals hij eruitzag toen het heelal 11 miljard jaar jonger was dan nu. De protocluster – een voorloper van de huidige clusters – dateert uit een tijd waarin het gas dat het grootste deel van de ruimte buiten de sterrenstelsels vulde (het zogeheten intergalactische medium) aanzienlijk koeler was. Tijdens dit tijdperk, dat ook wel de ‘kosmische middag’ wordt genoemd, bereikte de stervormingsactiviteit van sterrenstelsels haar hoogtepunt. Er was volop ‘koel’ gas met temperaturen van ongeveer 10.000 graden Celsius voorhanden om sterrenstelsels te kunnen vormen en te laten groeien.
Het gas dat met COSTCO-I wordt geassocieerd lijkt zijn tijd ver vooruit. Met temperaturen van 100.000 tot meer dan 10 miljoen graden Celsius is het ongeveer net zo heet als het huidige intergalactische medium, dat ook wel het ‘Warm-Hot Intergalactic Medium’ wordt genoemd.
Het is voor het eerst dat astronomen zo’n voorraad van oeroud gas hebben opgespoord die de kenmerken vertoont van het huidige intergalactische medium. Het is verreweg het vroegst bekende deel van het heelal dat is ‘opgestookt’ tot temperaturen van het huidige intergalactische medium. Als we laatstgenoemde beschouwen als een kolossale kosmische stofpot die borrelt en schuimt, dan is COSTCO-I waarschijnlijk de eerste ‘bubbel’ die in de nog grotendeels koude stoofpot opborrelde.
COSTCO-I heeft meer dan 400 biljoen keer zoveel massa als onze zon en strekt zich over enkele miljoenen lichtjaren uit. Hoewel astronomen wel vaker verre protoclusters ontdekken, viel aan COSTCO-I iets bijzonders op. Normaal gesproken is zo’n grote protocluster omgeven door neutraal waterstofgas, maar dat is hier niet het geval. Dat is waarom de astronomen denken dat het gas in COSTCO-I miljoenen graden heet is – veel heter dan het toenmalige intergalactische medium.
Hoe het Warm-Hot Intergalactic Medium is ontstaan, is onduidelijk. Mogelijk hebben botsingen en daaropvolgende samensmeltingen van sterrenstelsels hierbij een rol gespeeld. Maar het is ook mogelijk dat de benodigde energie is geleverd door reusachtige jets van radiostraling, die door superzware zwarte gaten binnen de protocluster zijn gegenereerd.
Het intergalactische medium is het gasreservoir dat sterrenstelsels van ‘bouwmateriaal’ voorziet. Heet gas gedraagt zich anders dan koud gas, wat bepalend is voor hoe gemakkelijk het naar sterrenstelsels toe kan stromen om sterren te vormen. (EE)
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben astronomen gasvormig water ontdekt in de planeet-vormende schijf rond een jonge ster. De chemische signatuur van dit water verklaart hoe water uit sterren-vormende gaswolken in planeten kan terechtkomen. De ontdekking bevestigt het idee dat het water op aarde nog ouder is dan onze zon (Nature, 8 maart).
De ontdekking werd gedaan door de samenstelling van water te onderzoeken in V883 Orionis, een jonge ster op ongeveer 1300 lichtjaar van de aarde die omgeven is door een planeet-vormende schijf. Wanneer een wolk van gas en stof ineenstort, vormt zich een ster in het centrum, met daaromheen een schijf van restmaterie. Dit materiaal klontert in de loop van enkele miljoenen jaren samen tot kometen, planetoïden en uiteindelijk planeten. De astronomen gebruikten ALMA om de chemische kenmerken van het water en diens weg van de stervormingswolk naar de planeten te traceren.
Water bestaat gewoonlijk uit één zuurstofatoom en twee waterstofatomen. De astronomen hebben echter gezocht naar een iets zwaardere versie van water waarbij één van de waterstofatomen is vervangen door deuterium – een zware isotoop van waterstof. Omdat normaal en zwaar water onder verschillende omstandigheden ontstaan, kan hun verhouding worden gebruikt om na te gaan wanneer en waar het water is gevormd. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat deze verhouding in sommige kometen van ons zonnestelsel vergelijkbaar is met die in aards water. Dat wijst erop dat kometen water naar onze planeet kunnen hebben gebracht.
De reis van water van wolken naar jonge sterren, en vervolgens van kometen naar planeten is al eerder bestudeerd, maar tot nu toe ontbrak de schakel tussen de jonge sterren en de kometen – een hiaat dat nu door V883 Orionis is opgevuld. De samenstelling van het water in de schijf rond deze jonge ster lijkt sterk op die van kometen in ons eigen zonnestelsel. Dit toont aan dat het water in planetenstelsels miljarden jaren geleden – dus vóór de zon – in de interstellaire ruimte is gevormd en relatief onveranderd in zowel kometen als de aarde is beland.
Het waarnemen van dit water was niet eenvoudig. ‘Het meeste water in planeet-vormende schijven is bevroren tot ijs, zodat het doorgaans aan ons zicht wordt onttrokken’, aldus Margot Leemker van de Sterrewacht Leiden, die bij het nieuwe onderzoek betrokken was. Gasvormig water kan worden gedetecteerd dankzij de straling die moleculen uitzenden wanneer zij ronddraaien en trillen. Maar als water bevroren is, bewegen de moleculen veel minder. Gasvormig water is te vinden in het midden van de schijf rond de ster, waar het warmer is. Deze gebieden gaan echter schuil achter de schijf zelf en zijn bovendien te klein om waarneembaar te zijn met onze telescopen.
Uit recent onderzoek is echter gebleken dat de schijf rond V883 Orionis ongewoon warm is: door een krachtige uitbarsting van de ster is hij verwarmd tot een temperatuur waarbij water niet meer ijsvormig is, maar gasvormig. Vandaar dat de astronomen het water rond V883 Orionis hebben kunnen detecteren met ALMA – een grote opstelling van radiotelescopen in het noorden van Chili. Met dit instrument konden ze de samenstelling van het water bepalen en de verdeling ervan binnen de schijf in kaart brengen. Daarbij is vastgesteld dat de schijf minstens 1200 keer zoveel water bevat als alle oceanen op aarde bij elkaar. (EE)
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben astronomen gasvormig water ontdekt in de planeet-vormende schijf rond een jonge ster. De chemische signatuur van dit water verklaart hoe water uit sterren-vormende gaswolken in planeten kan terechtkomen. De ontdekking bevestigt het idee dat het water op aarde nog ouder is dan onze zon (Nature, 8 maart).
De ontdekking werd gedaan door de samenstelling van water te onderzoeken in V883 Orionis, een jonge ster op ongeveer 1300 lichtjaar van de aarde die omgeven is door een planeet-vormende schijf. Wanneer een wolk van gas en stof ineenstort, vormt zich een ster in het centrum, met daaromheen een schijf van restmaterie. Dit materiaal klontert in de loop van enkele miljoenen jaren samen tot kometen, planetoïden en uiteindelijk planeten. De astronomen gebruikten ALMA om de chemische kenmerken van het water en diens weg van de stervormingswolk naar de planeten te traceren.
Water bestaat gewoonlijk uit één zuurstofatoom en twee waterstofatomen. De astronomen hebben echter gezocht naar een iets zwaardere versie van water waarbij één van de waterstofatomen is vervangen door deuterium – een zware isotoop van waterstof. Omdat normaal en zwaar water onder verschillende omstandigheden ontstaan, kan hun verhouding worden gebruikt om na te gaan wanneer en waar het water is gevormd. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat deze verhouding in sommige kometen van ons zonnestelsel vergelijkbaar is met die in aards water. Dat wijst erop dat kometen water naar onze planeet kunnen hebben gebracht.
De reis van water van wolken naar jonge sterren, en vervolgens van kometen naar planeten is al eerder bestudeerd, maar tot nu toe ontbrak de schakel tussen de jonge sterren en de kometen – een hiaat dat nu door V883 Orionis is opgevuld. De samenstelling van het water in de schijf rond deze jonge ster lijkt sterk op die van kometen in ons eigen zonnestelsel. Dit toont aan dat het water in planetenstelsels miljarden jaren geleden – dus vóór de zon – in de interstellaire ruimte is gevormd en relatief onveranderd in zowel kometen als de aarde is beland.
Het waarnemen van dit water was niet eenvoudig. ‘Het meeste water in planeet-vormende schijven is bevroren tot ijs, zodat het doorgaans aan ons zicht wordt onttrokken’, aldus Margot Leemker van de Sterrewacht Leiden, die bij het nieuwe onderzoek betrokken was. Gasvormig water kan worden gedetecteerd dankzij de straling die moleculen uitzenden wanneer zij ronddraaien en trillen. Maar als water bevroren is, bewegen de moleculen veel minder. Gasvormig water is te vinden in het midden van de schijf rond de ster, waar het warmer is. Deze gebieden gaan echter schuil achter de schijf zelf en zijn bovendien te klein om waarneembaar te zijn met onze telescopen.
Uit recent onderzoek is echter gebleken dat de schijf rond V883 Orionis ongewoon warm is: door een krachtige uitbarsting van de ster is hij verwarmd tot een temperatuur waarbij water niet meer ijsvormig is, maar gasvormig. Vandaar dat de astronomen het water rond V883 Orionis hebben kunnen detecteren met ALMA – een grote opstelling van radiotelescopen in het noorden van Chili. Met dit instrument konden ze de samenstelling van het water bepalen en de verdeling ervan binnen de schijf in kaart brengen. Daarbij is vastgesteld dat de schijf minstens 1200 keer zoveel water bevat als alle oceanen op aarde bij elkaar. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Florian Peißker van de Universiteit van Keulen (Duitsland) heeft een zeer jonge ster-in-wording ontdekt in de buurt van het superzware zwarte gat Sagittarius A* (Sgr A*) in het centrum van ons Melkwegstelsel. ‘Babyster’ X3a is slechts enkele tienduizenden jaren oud en zou theoretisch gezien helemaal niet zo dicht bij Sgr A* kunnen bestaan. De astronomen vermoeden dat hij zich in een stofwolk rond het kolossale zwarte gat heeft gevormd en pas daarna naar zijn huidige baan is afgedaald (The Astrophysical Journal, 28 februari).
De omgeving van het zwarte gat in het Melkwegcentrum wordt algemeen beschouwd als een gebied dat wordt beheerst door dynamische processen en harde röntgen- en UV-straling. Precies deze omstandigheden werken de vorming van sterren zoals onze zon tegen. Toch zijn er al twintig jaar geleden zeer jonge sterren gevonden in de directe omgeving van Sgr A*. Het is nog steeds niet duidelijk hoe deze sterren daar zijn terechtgekomen of waar ze zich hebben gevormd.
Babyster X3a, die tien keer zo groot en vijftien keer zo zwaar is als onze zon, zou weleens de ontbrekende schakel kunnen zijn tussen het stervormingsproces en de jonge sterren in de directe omgeving van Sgr A*. Volgens Peißker en zijn collega’s bestaat er een gebied op enkele lichtjaren afstand van het zwarte gat dat aan de voorwaarden voor stervorming voldoet. Dit gebied, een ring van gas en stof, is voldoende koud en beschermd tegen destructieve straling. Lage temperaturen en hoge dichtheden creëren een omgeving waarin wolken van honderden zonsmassa’s kunnen ontstaan. En zulke wolken kunnen onder invloed van onderlinge interacties in principe heel snel dichter naar het zwarte gat toe migreren.
Bovendien zouden zich in de nabijheid van de babyster zeer hete samenklonteringen van gas en stof kunnen vormen die vervolgens door X3a worden ingevangen. Dit zou de reden kunnen zijn dat deze ster zo’n grote massa heeft gekregen. De samenklonteringen vormen echter maar een deel van de ontstaansgeschiedenis van de babyster: zijn ‘geboorte’ is daarmee nog niet verklaard.
De astronomen suggereren nu het volgende scenario: afgeschermd van de zwaartekrachtsinvloed van Sgr A* en intense straling kan zich in de buitenste gas- en stofring rond het centrum van het Melkwegstelsel een voldoende dichte wolk van gas en stof hebben gevormd. Deze wolk had ongeveer honderd keer zoveel massa als onze zon en stortte onder zijn eigen zwaartekracht ineen tot één of meer protosterren. Deze zogeheten valtijd komt ongeveer overeen met de leeftijd van X3a. Uit waarnemingen is gebleken dat er veel van deze wolken zijn onderlinge interacties aangaan. Het is daarom niet ondenkbaar dat er van tijd tot tijd een wolk dichter naar het zwarte gat toe migreert.
Dit scenario zou ook passen bij het huidige evolutiestadium van X3a, die zich momenteel tot een volwassen ster ontwikkelt. Het is daarom best aannemelijk dat de gas- en stofring rond Sgr A* als ‘kraamkamer’ van jonge sterren fungeert. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Florian Peißker van de Universiteit van Keulen (Duitsland) heeft een zeer jonge ster-in-wording ontdekt in de buurt van het superzware zwarte gat Sagittarius A* (Sgr A*) in het centrum van ons Melkwegstelsel. ‘Babyster’ X3a is slechts enkele tienduizenden jaren oud en zou theoretisch gezien helemaal niet zo dicht bij Sgr A* kunnen bestaan. De astronomen vermoeden dat hij zich in een stofwolk rond het kolossale zwarte gat heeft gevormd en pas daarna naar zijn huidige baan is afgedaald (The Astrophysical Journal, 28 februari).
De omgeving van het zwarte gat in het Melkwegcentrum wordt algemeen beschouwd als een gebied dat wordt beheerst door dynamische processen en harde röntgen- en UV-straling. Precies deze omstandigheden werken de vorming van sterren zoals onze zon tegen. Toch zijn er al twintig jaar geleden zeer jonge sterren gevonden in de directe omgeving van Sgr A*. Het is nog steeds niet duidelijk hoe deze sterren daar zijn terechtgekomen of waar ze zich hebben gevormd.
Babyster X3a, die tien keer zo groot en vijftien keer zo zwaar is als onze zon, zou weleens de ontbrekende schakel kunnen zijn tussen het stervormingsproces en de jonge sterren in de directe omgeving van Sgr A*. Volgens Peißker en zijn collega’s bestaat er een gebied op enkele lichtjaren afstand van het zwarte gat dat aan de voorwaarden voor stervorming voldoet. Dit gebied, een ring van gas en stof, is voldoende koud en beschermd tegen destructieve straling. Lage temperaturen en hoge dichtheden creëren een omgeving waarin wolken van honderden zonsmassa’s kunnen ontstaan. En zulke wolken kunnen onder invloed van onderlinge interacties in principe heel snel dichter naar het zwarte gat toe migreren.
Bovendien zouden zich in de nabijheid van de babyster zeer hete samenklonteringen van gas en stof kunnen vormen die vervolgens door X3a worden ingevangen. Dit zou de reden kunnen zijn dat deze ster zo’n grote massa heeft gekregen. De samenklonteringen vormen echter maar een deel van de ontstaansgeschiedenis van de babyster: zijn ‘geboorte’ is daarmee nog niet verklaard.
De astronomen suggereren nu het volgende scenario: afgeschermd van de zwaartekrachtsinvloed van Sgr A* en intense straling kan zich in de buitenste gas- en stofring rond het centrum van het Melkwegstelsel een voldoende dichte wolk van gas en stof hebben gevormd. Deze wolk had ongeveer honderd keer zoveel massa als onze zon en stortte onder zijn eigen zwaartekracht ineen tot één of meer protosterren. Deze zogeheten valtijd komt ongeveer overeen met de leeftijd van X3a. Uit waarnemingen is gebleken dat er veel van deze wolken zijn onderlinge interacties aangaan. Het is daarom niet ondenkbaar dat er van tijd tot tijd een wolk dichter naar het zwarte gat toe migreert.
Dit scenario zou ook passen bij het huidige evolutiestadium van X3a, die zich momenteel tot een volwassen ster ontwikkelt. Het is daarom best aannemelijk dat de gas- en stofring rond Sgr A* als ‘kraamkamer’ van jonge sterren fungeert. (EE)
Gammastraling van aluminium-26, een radioactieve isotoop die voornamelijk afkomstig is van zware sterren, laat zien dat ons Melkwegstelsel jaarlijks vier tot acht zonsmassa’s aan interstellair gas en stof omzet in nieuwe sterren, zo meldt een team van astronomen onder leiding van Thomas Siegert van de Universiteit Würzburg (Duitsland). Dat is twee tot vier keer de gangbare schatting en komt – omdat de meeste sterren minder zwaar zijn dan de zon – overeen met ongeveer tien tot twintig sterren per jaar (arXiv.org, 24 januari).
Hoe meer sterren een sterrenstelsel maakt, des te sneller verrijkt het zichzelf met zuurstof, ijzer en andere elementen die sterren aanmaken. Deze elementen voegen zich bij de gaswolken waaruit sterren ontstaan en kunnen op die manier de relatieve aantallen grote en kleine sterren die worden gevormd beïnvloeden.
Om de intensiteit en ruimtelijke verdeling van de straling van aluminium-26 in ons Melkwegstelsel in kaart te brengen, hebben Siegert en zijn collega’s gebruik gemaakt van gegevens van de Europees-Russische satelliet INTEGRAL. Tijdens zijn leven blaast een zware ster deze isotoop via de zogeheten sterrenwind de ruimte in, en tijdens zijn uiteindelijke supernova-explosie wordt er nog meer van geproduceerd.
Hoe meer sterren een sterrenstelsel voortbrengt, des te meer gammastraling ontstaat er. Volgens de onderzoekers past de waargenomen intensiteit van de gammastraling in ons Melkwegstelsel het best bij een stervormingstempo van vier tot acht zonsmassa’s per jaar.
Het is echter moeilijk te zeggen hoe ver de gammastraling heeft gereisd voordat ze ons bereikt. Vooral als een deel van de waargenomen emissie dichtbij ontstaat – minder dan enkele honderden lichtjaren van ons vandaan – bevat het Melkwegstelsel minder aluminium-26 dan de onderzoekers hebben berekend. In dat geval zou het stervormingstempo eerder vier zonsmassa’s per jaar bedragen dan acht.
Maar hoe dan ook lijkt ons sterrenstelsel de grootste producent van nieuwe sterren te zijn van de verzameling van meer dan honderd nabije sterrenstelsels die de Lokale Groep wordt genoemd. Het grootste lid van deze groep, het Andromedastelsel, zet jaarlijks slechts een fractie van een zonsmassa aan gas en stof om in nieuwe sterren. (EE)
Gammastraling van aluminium-26, een radioactieve isotoop die voornamelijk afkomstig is van zware sterren, laat zien dat ons Melkwegstelsel jaarlijks vier tot acht zonsmassa’s aan interstellair gas en stof omzet in nieuwe sterren, zo meldt een team van astronomen onder leiding van Thomas Siegert van de Universiteit Würzburg (Duitsland). Dat is twee tot vier keer de gangbare schatting en komt – omdat de meeste sterren minder zwaar zijn dan de zon – overeen met ongeveer tien tot twintig sterren per jaar (arXiv.org, 24 januari).
Hoe meer sterren een sterrenstelsel maakt, des te sneller verrijkt het zichzelf met zuurstof, ijzer en andere elementen die sterren aanmaken. Deze elementen voegen zich bij de gaswolken waaruit sterren ontstaan en kunnen op die manier de relatieve aantallen grote en kleine sterren die worden gevormd beïnvloeden.
Om de intensiteit en ruimtelijke verdeling van de straling van aluminium-26 in ons Melkwegstelsel in kaart te brengen, hebben Siegert en zijn collega’s gebruik gemaakt van gegevens van de Europees-Russische satelliet INTEGRAL. Tijdens zijn leven blaast een zware ster deze isotoop via de zogeheten sterrenwind de ruimte in, en tijdens zijn uiteindelijke supernova-explosie wordt er nog meer van geproduceerd.
Hoe meer sterren een sterrenstelsel voortbrengt, des te meer gammastraling ontstaat er. Volgens de onderzoekers past de waargenomen intensiteit van de gammastraling in ons Melkwegstelsel het best bij een stervormingstempo van vier tot acht zonsmassa’s per jaar.
Het is echter moeilijk te zeggen hoe ver de gammastraling heeft gereisd voordat ze ons bereikt. Vooral als een deel van de waargenomen emissie dichtbij ontstaat – minder dan enkele honderden lichtjaren van ons vandaan – bevat het Melkwegstelsel minder aluminium-26 dan de onderzoekers hebben berekend. In dat geval zou het stervormingstempo eerder vier zonsmassa’s per jaar bedragen dan acht.
Maar hoe dan ook lijkt ons sterrenstelsel de grootste producent van nieuwe sterren te zijn van de verzameling van meer dan honderd nabije sterrenstelsels die de Lokale Groep wordt genoemd. Het grootste lid van deze groep, het Andromedastelsel, zet jaarlijks slechts een fractie van een zonsmassa aan gas en stof om in nieuwe sterren. (EE)
Onderzoekers die gebruik maken van de Webb-ruimtetelescoop hebben een eerste blik kunnen werpen op de stervormingsactiviteit in nabije sterrenstelsels. De gegevens laten zien dat zelfs beginnende stervorming van invloed kan zijn op de vormen, structuren en dynamiek van deze grote objecten.
Astronomen van over de hele wereld werken samen aan een project om een aantal prangende vraagstukken omtrent de stervorming in sterrenstelsels op te lossen. In het kader van dit project, met de titel ‘Physics at High Angular Resolution in Nearby Galaxies with JWST’ (PHANGS-JWST), zijn nu de eerste Webb-opnamen van nabije sterrenstelsels geanalyseerd. Dat heeft 21 onderzoeksverslagen opgeleverd, die onlangs in een themanummer van The Astrophysical Journal Letters zijn gepubliceerd.
Het internationale onderzoeksteam bestudeert negentien schijfvormige sterrenstelsels waar we recht tegenaan kijken. Daarvan zijn er nu vier zijn bekeken: NGC 628 (M74), NGC 1365, NGC 7496 en IC 5332. De beelden die met de Amerikaanse Near-Infrared Camera (NIRCam) en de Europese Mid-Infrared Instrument (MIRI) van Webb zijn gemaakt, hebben de astronomen versteld doen staan.
Het PHANGS-team heeft deze sterrenstelsels jarenlang bestudeerd op optische, radio- en ultraviolette golflengten met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array en de Multi Unit Spectroscopic Explorer (MUSE) van de Very Large Telescope van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). Daarbij bleef echter een cruciale fase in de levenscyclus van sterren buiten schot: de periode waarin een jonge ster nog is gehuld in een cocon van stof en gas. De gevoelige infraroodcamera’s van Webb kunnen door dit stof heen ‘prikken’.
De nieuwe Webb-beelden zijn waardevol, omdat ze enkele van de fijnste structuren in de spiraalstelsels laten zien, zoals de compacte jonge sterrenhopen die in de kernen van de stelsels te vinden zijn. De gegevens tonen aan dat deze sterrenhopen een grote diversiteit vertonen, van wonderbaarlijk inactief tot uitermate actief.
Een ander boeiend aspect is de ontdekking van stervorming tussen de opvallende spiraalarmen. Uit de eerste resultaten blijkt, zoals verwacht, dat de stervormingsactiviteit het grootst is in de spiraalarmen. De efficiëntie waarmee gas wordt omgezet in sterren lijkt echter over de hele schijf constant te zijn. Hierdoor kunnen zich zelfs buiten de spiraalarmen zware sterrenhopen vormen – iets waar vooraf veel discussie over bestond. (EE)
Onderzoekers die gebruik maken van de Webb-ruimtetelescoop hebben een eerste blik kunnen werpen op de stervormingsactiviteit in nabije sterrenstelsels. De gegevens laten zien dat zelfs beginnende stervorming van invloed kan zijn op de vormen, structuren en dynamiek van deze grote objecten.
Astronomen van over de hele wereld werken samen aan een project om een aantal prangende vraagstukken omtrent de stervorming in sterrenstelsels op te lossen. In het kader van dit project, met de titel ‘Physics at High Angular Resolution in Nearby Galaxies with JWST’ (PHANGS-JWST), zijn nu de eerste Webb-opnamen van nabije sterrenstelsels geanalyseerd. Dat heeft 21 onderzoeksverslagen opgeleverd, die onlangs in een themanummer van The Astrophysical Journal Letters zijn gepubliceerd.
Het internationale onderzoeksteam bestudeert negentien schijfvormige sterrenstelsels waar we recht tegenaan kijken. Daarvan zijn er nu vier zijn bekeken: NGC 628 (M74), NGC 1365, NGC 7496 en IC 5332. De beelden die met de Amerikaanse Near-Infrared Camera (NIRCam) en de Europese Mid-Infrared Instrument (MIRI) van Webb zijn gemaakt, hebben de astronomen versteld doen staan.
Het PHANGS-team heeft deze sterrenstelsels jarenlang bestudeerd op optische, radio- en ultraviolette golflengten met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array en de Multi Unit Spectroscopic Explorer (MUSE) van de Very Large Telescope van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). Daarbij bleef echter een cruciale fase in de levenscyclus van sterren buiten schot: de periode waarin een jonge ster nog is gehuld in een cocon van stof en gas. De gevoelige infraroodcamera’s van Webb kunnen door dit stof heen ‘prikken’.
De nieuwe Webb-beelden zijn waardevol, omdat ze enkele van de fijnste structuren in de spiraalstelsels laten zien, zoals de compacte jonge sterrenhopen die in de kernen van de stelsels te vinden zijn. De gegevens tonen aan dat deze sterrenhopen een grote diversiteit vertonen, van wonderbaarlijk inactief tot uitermate actief.
Een ander boeiend aspect is de ontdekking van stervorming tussen de opvallende spiraalarmen. Uit de eerste resultaten blijkt, zoals verwacht, dat de stervormingsactiviteit het grootst is in de spiraalarmen. De efficiëntie waarmee gas wordt omgezet in sterren lijkt echter over de hele schijf constant te zijn. Hierdoor kunnen zich zelfs buiten de spiraalarmen zware sterrenhopen vormen – iets waar vooraf veel discussie over bestond. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam, onder leiding van de Nederlander Jordy Bouwman van de Universiteit van Colorado in Boulder (VS), heeft iets ontdekt wat weleens een cruciale stap zou kunnen zijn in de chemische evolutie van ‘stellaire kraamkamers’ – enorme wolken van koud gas en stof in de ruimte waarin biljoenen moleculen door elkaar krioelen, en waaruit uiteindelijk nieuwe sterren en planeten ontstaan (Nature Astronomy, 6 februari).
Net als levende organismen bevatten stellaire kraamkamers veel organische moleculen, die voornamelijk uit koolstof- en waterstofatomen bestaan. De resultaten van het team laten zien hoe zich bepaalde grote organische moleculen in deze wolken kunnen vormen.
Voor dit onderzoek is Bouwman – samen met collega’s uit de VS, Duitsland, Nederland en Zwitserland – in een stellaire kraamkamer ‘gedoken’ die bekendstaat als het Taurus/Auriga-complex. Dit complex van moleculaire wolken bevindt zich in het sterrenbeeld Stier en is ongeveer 440 lichtjaar van de aarde verwijderd. Deze chemisch complexe omgeving is bezig om samen te trekken, maar er zijn nog geen sterren in ontstaan.
De bevindingen van het team berusten op een bedrieglijk eenvoudige molecuul, ortho-benzyn geheten. Op basis van experimenten op aarde en computersimulaties hebben de onderzoekers aangetoond dat dit molecuul zich in de ruimte gemakkelijk met andere kan verbinden tot een groot aantal grotere organische moleculen. Oftewel: kleine bouwstenen worden grote bouwstenen. En dat zou weleens een teken kunnen zijn dat stellaire kraamkamers veel interessanter zijn dan wetenschappers denken.
Op het eerste gezicht lijken koude moleculaire wolken niet te bruisen van chemische activiteit. Zoals hun naam al doet vermoeden, zijn deze galactische ‘oersoepen’ doorgaans ijskoud – vaak rond de -263 graden Celsius – slechts tien graden boven het absolute nulpunt. En de meeste chemische reacties hebben op z’n minst een beetje warmte nodig om op gang te komen. Maar koud of niet, in stellaire kraamkamers lijken wel degelijk complexe chemische reacties plaats te vinden. Met name het Taurus/Auriga-complex bevat verrassende concentraties relatief grote organische moleculen.
Om erachter te komen wat voor complexe chemie zich in het Taurus/Auriga-complex zoal kan afspelen, hebben Bouwman en zijn collega’s gebruikt gemaakt van ‘fotoelektronen-fotoionen-coïncidentie-spectroscopie’. Dat is een laboratoriumtechniek waarbij moleculair gas met straling wordt bestookt, om zo de producten van chemische reacties in dat gas te kunnen identificeren. Aldus hebben de onderzoekers ontdekt dat ortho-benzyn en methylradicalen – een ander veel voorkomende bestanddeel van moleculaire wolken - zich gemakkelijk combineren tot grotere en complexere organische verbindingen.
Vervolgens heeft het team aan de hand van computermodellen onderzocht welke rol ortho-benzyn in een lichtjaren grote stellaire kraamkamer speelt. De resultaten zijn veelbelovend: de modellen genereerden gaswolken met ongeveer dezelfde mix van organische moleculen die astronomen in het Taurus/Auriga-complex hebben waargenomen. Met andere woorden: ortho-benzyn lijkt een uitstekende kandidaat om de organische chemie in deze kosmische gaswolken aan te drijven. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam, onder leiding van de Nederlander Jordy Bouwman van de Universiteit van Colorado in Boulder (VS), heeft iets ontdekt wat weleens een cruciale stap zou kunnen zijn in de chemische evolutie van ‘stellaire kraamkamers’ – enorme wolken van koud gas en stof in de ruimte waarin biljoenen moleculen door elkaar krioelen, en waaruit uiteindelijk nieuwe sterren en planeten ontstaan (Nature Astronomy, 6 februari).
Net als levende organismen bevatten stellaire kraamkamers veel organische moleculen, die voornamelijk uit koolstof- en waterstofatomen bestaan. De resultaten van het team laten zien hoe zich bepaalde grote organische moleculen in deze wolken kunnen vormen.
Voor dit onderzoek is Bouwman – samen met collega’s uit de VS, Duitsland, Nederland en Zwitserland – in een stellaire kraamkamer ‘gedoken’ die bekendstaat als het Taurus/Auriga-complex. Dit complex van moleculaire wolken bevindt zich in het sterrenbeeld Stier en is ongeveer 440 lichtjaar van de aarde verwijderd. Deze chemisch complexe omgeving is bezig om samen te trekken, maar er zijn nog geen sterren in ontstaan.
De bevindingen van het team berusten op een bedrieglijk eenvoudige molecuul, ortho-benzyn geheten. Op basis van experimenten op aarde en computersimulaties hebben de onderzoekers aangetoond dat dit molecuul zich in de ruimte gemakkelijk met andere kan verbinden tot een groot aantal grotere organische moleculen. Oftewel: kleine bouwstenen worden grote bouwstenen. En dat zou weleens een teken kunnen zijn dat stellaire kraamkamers veel interessanter zijn dan wetenschappers denken.
Op het eerste gezicht lijken koude moleculaire wolken niet te bruisen van chemische activiteit. Zoals hun naam al doet vermoeden, zijn deze galactische ‘oersoepen’ doorgaans ijskoud – vaak rond de -263 graden Celsius – slechts tien graden boven het absolute nulpunt. En de meeste chemische reacties hebben op z’n minst een beetje warmte nodig om op gang te komen. Maar koud of niet, in stellaire kraamkamers lijken wel degelijk complexe chemische reacties plaats te vinden. Met name het Taurus/Auriga-complex bevat verrassende concentraties relatief grote organische moleculen.
Om erachter te komen wat voor complexe chemie zich in het Taurus/Auriga-complex zoal kan afspelen, hebben Bouwman en zijn collega’s gebruikt gemaakt van ‘fotoelektronen-fotoionen-coïncidentie-spectroscopie’. Dat is een laboratoriumtechniek waarbij moleculair gas met straling wordt bestookt, om zo de producten van chemische reacties in dat gas te kunnen identificeren. Aldus hebben de onderzoekers ontdekt dat ortho-benzyn en methylradicalen – een ander veel voorkomende bestanddeel van moleculaire wolken - zich gemakkelijk combineren tot grotere en complexere organische verbindingen.
Vervolgens heeft het team aan de hand van computermodellen onderzocht welke rol ortho-benzyn in een lichtjaren grote stellaire kraamkamer speelt. De resultaten zijn veelbelovend: de modellen genereerden gaswolken met ongeveer dezelfde mix van organische moleculen die astronomen in het Taurus/Auriga-complex hebben waargenomen. Met andere woorden: ortho-benzyn lijkt een uitstekende kandidaat om de organische chemie in deze kosmische gaswolken aan te drijven. (EE)
Een internationaal team onder leiding van astronomen van de Universiteit Leiden heeft met behulp van de Webb-telescoop diverse moleculen in ijsvorm aangetoond op de donkerste en koudste plekken van een grote stervormingswolk. De resultaten laten zien dat de chemische ingrediënten om grotere en complexe moleculen te maken al aanwezig zijn, lang voordat een nieuwe ster wordt geboren (Nature Astronomy, 23 januari).
Belangrijke bouwstenen voor het leven, zoals suikers en aminozuren, kunnen onder de juiste omstandigheden ontstaan uit eenvoudige moleculen op ijzige stofdeeltjes. Later in het stervormingsproces komen deze stoffen terecht op nieuwe planeten en in hun atmosferen.
Met het onderzoek toont het team aan dat de ingrediënten voor de vorming van suikers en aminozuren ruim voorhanden zijn, zelfs op de donkerste en koudste plekken in een grote interstellaire wolk. De astronomen vonden ijs van water, koolstofmonoxide, koolstofdioxide, methaan, cyanaat, carbonylsuflide en methanol. Ook zien ze signalen die kunnen duiden op de aanwezigheid van grotere bevroren organische moleculen.
De wolk in kwestie bevindt zich in Chamaeleon I, een stervormingsgebied op zo’n vijfhonderd lichtjaar van de aarde, in de richting van het zuidelijke sterrenbeeld Kameleon. In het gebied worden honderden jonge sterren gevormd. Dit proces gaat gepaard met chemische reacties waarbij op ijzige stofdeeltjes steeds complexere moleculen ontstaan. Bij deze reacties speelt ultraviolet licht normaal gesproken een belangrijke rol. Als er echter veel gas en stof is, kan dit licht niet doordringen.
Met de Webb-telescoop is het de onderzoekers gelukt om naar zeer donkere gebieden in de wolk te kijken. Daar duurt het nog miljoenen jaren voordat zich sterren vormen. ‘Het blijkt dat er veel en ook veel verschillende soorten ijsdeeltjes voorhanden zijn,’ zegt Melissa McClure, universitair docent aan de Universiteit Leiden en leider van het ICE AGE-team dat als een van de eerste ter wereld met de Webb-telescoop mocht gaan meten. ‘Dankzij de waarnemingen kunnen we meer inzicht krijgen in hoe op dergelijke plekken eenvoudige en complexe moleculen ontstaan die op hun beurt weer bouwstenen zijn voor leven. We weten uit laboratoriumonderzoek op aarde, dat op plekken waar geen uv-licht kan komen, vrije atomen een belangrijke rol spelen in de ijschemie.’
Het interstellaire ijs verraadt zijn aanwezigheid dankzij het infrarode licht van sterren die zich achter de wolk bevinden en dat door de Webb-telescoop nog net kan worden waargenomen. De bevroren moleculen in de wolk absorberen unieke kleuren van dit sterlicht. Sterrenkundigen noemen dat een absorptiespectrum, een soort moleculaire vingerafdruk. Die spectra uit de ruimte kunnen vergeleken worden met spectra gemeten in speciale laboratoriumopstellingen die beschikbaar zijn via een database van de Sterrewacht Leiden.
Een internationaal team onder leiding van astronomen van de Universiteit Leiden heeft met behulp van de Webb-telescoop diverse moleculen in ijsvorm aangetoond op de donkerste en koudste plekken van een grote stervormingswolk. De resultaten laten zien dat de chemische ingrediënten om grotere en complexe moleculen te maken al aanwezig zijn, lang voordat een nieuwe ster wordt geboren (Nature Astronomy, 23 januari).
Belangrijke bouwstenen voor het leven, zoals suikers en aminozuren, kunnen onder de juiste omstandigheden ontstaan uit eenvoudige moleculen op ijzige stofdeeltjes. Later in het stervormingsproces komen deze stoffen terecht op nieuwe planeten en in hun atmosferen.
Met het onderzoek toont het team aan dat de ingrediënten voor de vorming van suikers en aminozuren ruim voorhanden zijn, zelfs op de donkerste en koudste plekken in een grote interstellaire wolk. De astronomen vonden ijs van water, koolstofmonoxide, koolstofdioxide, methaan, cyanaat, carbonylsuflide en methanol. Ook zien ze signalen die kunnen duiden op de aanwezigheid van grotere bevroren organische moleculen.
De wolk in kwestie bevindt zich in Chamaeleon I, een stervormingsgebied op zo’n vijfhonderd lichtjaar van de aarde, in de richting van het zuidelijke sterrenbeeld Kameleon. In het gebied worden honderden jonge sterren gevormd. Dit proces gaat gepaard met chemische reacties waarbij op ijzige stofdeeltjes steeds complexere moleculen ontstaan. Bij deze reacties speelt ultraviolet licht normaal gesproken een belangrijke rol. Als er echter veel gas en stof is, kan dit licht niet doordringen.
Met de Webb-telescoop is het de onderzoekers gelukt om naar zeer donkere gebieden in de wolk te kijken. Daar duurt het nog miljoenen jaren voordat zich sterren vormen. ‘Het blijkt dat er veel en ook veel verschillende soorten ijsdeeltjes voorhanden zijn,’ zegt Melissa McClure, universitair docent aan de Universiteit Leiden en leider van het ICE AGE-team dat als een van de eerste ter wereld met de Webb-telescoop mocht gaan meten. ‘Dankzij de waarnemingen kunnen we meer inzicht krijgen in hoe op dergelijke plekken eenvoudige en complexe moleculen ontstaan die op hun beurt weer bouwstenen zijn voor leven. We weten uit laboratoriumonderzoek op aarde, dat op plekken waar geen uv-licht kan komen, vrije atomen een belangrijke rol spelen in de ijschemie.’
Het interstellaire ijs verraadt zijn aanwezigheid dankzij het infrarode licht van sterren die zich achter de wolk bevinden en dat door de Webb-telescoop nog net kan worden waargenomen. De bevroren moleculen in de wolk absorberen unieke kleuren van dit sterlicht. Sterrenkundigen noemen dat een absorptiespectrum, een soort moleculaire vingerafdruk. Die spectra uit de ruimte kunnen vergeleken worden met spectra gemeten in speciale laboratoriumopstellingen die beschikbaar zijn via een database van de Sterrewacht Leiden.
Door in een bekende sterrenhoop in de Kleine Magelhaense Wolk te kijken, heeft het NIRCam-instrument van de Webb-ruimtetelescoop veel nieuwe, nooit eerder geziene kernen van stervorming blootgelegd. Bovendien zijn op de opname nieuwe structuren te zien die een venster bieden op de sterren die zich daarbinnen voeden.
NGC 346 bevindt zich in de Kleine Magelhaense Wolk, een dwergsterrenstelsel dicht bij onze Melkweg. De Kleine Magelhaense Wolk bevat minder elementen zwaarder dan waterstof en helium dan ons Melkwegstelsel. Omdat stof in de ruimte voornamelijk uit zware elementen bestaan, was de verwachting dat hier weinig stof zou zijn. Maar het tegendeel blijkt waar.
Astronomen onderzochten NGC 346 omdat de omstandigheden en de hoeveelheid zware elementen daar lijken op die in sterrenstelsels van miljarden jaren geleden, tijdens een periode in het heelal toen de vorming van nieuwe sterren haar hoogtepunt bereikte. Deze periode wordt ook wel de ‘kosmische middag’ genoemd.
‘Tijdens de kosmische middag zou een sterrenstelsel niet één NGC 346 hebben, zoals de Kleine Magelhaense Wolk nu, maar duizenden stervormingsgebieden als deze,’ aldus Margaret Meixner, hoofd van het onderzoeksteam.
Door protosterren waar te nemen die zich nog aan het vormen zijn, kunnen astronomen te weten komen of het stervormingsproces in de Kleine Magelhaense Wolk anders verloopt dan in ons eigen Melkwegstelsel. Eerdere infraroodstudies van NGC 346 waren gericht op protosterren die zwaarder zijn dan ongeveer vijf tot acht zonsmassa’s. Met Webb kunnen ook kleinere sterren-in-wording worden bekeken.
Tijdens hun vorming verzamelen sterren gas en stof uit de hen omringende moleculaire gaswolk. Daarbij ontstaan de lintvormige structuren die op de Webb-opname te zien zijn. Het materiaal verzamelt zich uiteindelijk in een zogeheten accretieschijf die de centrale protoster voedt. Astronomen hadden rond protosterren in NGC 346 al gas ontdekt, maar met Webb is voor het eerst ook stof in deze schijven waargenomen.
Deze resultaten zijn op 11 januari gepresenteerd tijdens een persconferentie op de 241ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Seattle (VS). (EE)
Door in een bekende sterrenhoop in de Kleine Magelhaense Wolk te kijken, heeft het NIRCam-instrument van de Webb-ruimtetelescoop veel nieuwe, nooit eerder geziene kernen van stervorming blootgelegd. Bovendien zijn op de opname nieuwe structuren te zien die een venster bieden op de sterren die zich daarbinnen voeden.
NGC 346 bevindt zich in de Kleine Magelhaense Wolk, een dwergsterrenstelsel dicht bij onze Melkweg. De Kleine Magelhaense Wolk bevat minder elementen zwaarder dan waterstof en helium dan ons Melkwegstelsel. Omdat stof in de ruimte voornamelijk uit zware elementen bestaan, was de verwachting dat hier weinig stof zou zijn. Maar het tegendeel blijkt waar.
Astronomen onderzochten NGC 346 omdat de omstandigheden en de hoeveelheid zware elementen daar lijken op die in sterrenstelsels van miljarden jaren geleden, tijdens een periode in het heelal toen de vorming van nieuwe sterren haar hoogtepunt bereikte. Deze periode wordt ook wel de ‘kosmische middag’ genoemd.
‘Tijdens de kosmische middag zou een sterrenstelsel niet één NGC 346 hebben, zoals de Kleine Magelhaense Wolk nu, maar duizenden stervormingsgebieden als deze,’ aldus Margaret Meixner, hoofd van het onderzoeksteam.
Door protosterren waar te nemen die zich nog aan het vormen zijn, kunnen astronomen te weten komen of het stervormingsproces in de Kleine Magelhaense Wolk anders verloopt dan in ons eigen Melkwegstelsel. Eerdere infraroodstudies van NGC 346 waren gericht op protosterren die zwaarder zijn dan ongeveer vijf tot acht zonsmassa’s. Met Webb kunnen ook kleinere sterren-in-wording worden bekeken.
Tijdens hun vorming verzamelen sterren gas en stof uit de hen omringende moleculaire gaswolk. Daarbij ontstaan de lintvormige structuren die op de Webb-opname te zien zijn. Het materiaal verzamelt zich uiteindelijk in een zogeheten accretieschijf die de centrale protoster voedt. Astronomen hadden rond protosterren in NGC 346 al gas ontdekt, maar met Webb is voor het eerst ook stof in deze schijven waargenomen.
Deze resultaten zijn op 11 januari gepresenteerd tijdens een persconferentie op de 241ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Seattle (VS). (EE)
Astronomen van het Center for Astrophysics | Harvard & Smithsonian (CfA) hebben een unieke kaart gepresenteerd die een antwoord kan geven op tientallen jaren oude vragen over het ontstaan van sterren en de invloed van magnetische velden in de kosmos.
De kaart toont de magnetische veldstructuur van de Lokale bel – een reusachtige, duizend lichtjaar grote holte in de ruimte rond onze zon. Ons Melkwegstelsel zit vol met zulke 'superbellen', die zijn ontstaan door de hevige explosies van zware sterren. Deze zogeheten supernova’s vegen gas en stof – de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren en planeten – naar de randen van de bellen.
Onze kennis over de superbellen is nog erg onvolledig. Met de nieuwe 3D-kaart van de magnetische velden ter plaatse beschikken astronomen nu over nieuwe informatie die de evolutie van superbellen en hun effecten op stervorming en op sterrenstelsels als geheel beter kan verklaren.
De Lokale bel is een hot topic in de astrofysica geworden, omdat het de superbel is waarin de zon en ons zonnestelsel zich nu bevinden. In 2020 werd de ruimtelijke geometrie ervan in grote lijnen in kaart gebracht door Griekse en Franse onderzoekers. Een jaar later werd aangetoond dat het oppervlak van de Lokale Bel de bron is van alle nabije, jonge sterren.
Deze onderzoeken en de nieuwe driedimensionale kaart van het magnetische veld zijn deels gebaseerd op gegevens van de Europese ruimtetelescoop Gaia, die de posities en bewegingen van grote aantallen sterren meet, maar tevens lokale concentraties van kosmisch stof in kaart brengt en daarmee globaal ook de begrenzingen van de Lokale bel.
Deze gegevens zijn nu gecombineerd met die van Planck, een andere Europese ruimtetelescoop, die tussen 2009 en 2013 metingen deed van de zogeheten kosmische achtergrondstraling, en daarbij eveneens stof in de Melkweg opspoorde. Daarbij ging het met name om waarnemingen van gepolariseerd licht, dat wil zeggen: licht dat in een bepaalde richting trilt. Deze polarisatie wordt veroorzaakt door magnetisch uitgelijnde stofdeeltjes in de ruimte. De uitlijning van het stof verraadt op zijn beurt de oriëntatie van het magnetisch veld dat op de stofdeeltjes inwerkt.
Door de magnetische veldlijnen op deze manier in kaart te brengen, konden de onderzoekers een tweedimensionale kaart van het magnetische veld maken: de projectie ervan op de hemel zoals we die vanaf de aarde waarnemen. Om deze kaart in drie ruimtelijke dimensies om te zetten, gingen de onderzoekers uit van twee belangrijke veronderstellingen: ten eerste dat het grootste deel van het interstellaire stof dat de waargenomen polarisatie veroorzaakt zich aan het oppervlak van de Lokale bel bevindt, en ten tweede dat de theorieën die voorspellen dat het magnetische veld naar de rand van de bel wordt ‘geveegd’ terwijl deze uitdijt, juist zijn.
Het onderzoeksteam heeft de resulterende kaart vervolgens vergeleken met structuren die langs de buitengrenzen van de Lokale bel te vinden zijn, waaronder het bekende stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Bij vervolgonderzoek zullen ook de verbanden tussen de magnetische velden en deze en andere structuren onder de loep worden genomen.
De nieuwe bevindingen zijn vandaag door Theo O'Neill van de Universiteit van Virginia (VS) gepresenteerd tijdens de 241ste halfjaarlijkse bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Seattle wordt gehouden. (EE)
Astronomen van het Center for Astrophysics | Harvard & Smithsonian (CfA) hebben een unieke kaart gepresenteerd die een antwoord kan geven op tientallen jaren oude vragen over het ontstaan van sterren en de invloed van magnetische velden in de kosmos.
De kaart toont de magnetische veldstructuur van de Lokale bel – een reusachtige, duizend lichtjaar grote holte in de ruimte rond onze zon. Ons Melkwegstelsel zit vol met zulke 'superbellen', die zijn ontstaan door de hevige explosies van zware sterren. Deze zogeheten supernova’s vegen gas en stof – de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren en planeten – naar de randen van de bellen.
Onze kennis over de superbellen is nog erg onvolledig. Met de nieuwe 3D-kaart van de magnetische velden ter plaatse beschikken astronomen nu over nieuwe informatie die de evolutie van superbellen en hun effecten op stervorming en op sterrenstelsels als geheel beter kan verklaren.
De Lokale bel is een hot topic in de astrofysica geworden, omdat het de superbel is waarin de zon en ons zonnestelsel zich nu bevinden. In 2020 werd de ruimtelijke geometrie ervan in grote lijnen in kaart gebracht door Griekse en Franse onderzoekers. Een jaar later werd aangetoond dat het oppervlak van de Lokale Bel de bron is van alle nabije, jonge sterren.
Deze onderzoeken en de nieuwe driedimensionale kaart van het magnetische veld zijn deels gebaseerd op gegevens van de Europese ruimtetelescoop Gaia, die de posities en bewegingen van grote aantallen sterren meet, maar tevens lokale concentraties van kosmisch stof in kaart brengt en daarmee globaal ook de begrenzingen van de Lokale bel.
Deze gegevens zijn nu gecombineerd met die van Planck, een andere Europese ruimtetelescoop, die tussen 2009 en 2013 metingen deed van de zogeheten kosmische achtergrondstraling, en daarbij eveneens stof in de Melkweg opspoorde. Daarbij ging het met name om waarnemingen van gepolariseerd licht, dat wil zeggen: licht dat in een bepaalde richting trilt. Deze polarisatie wordt veroorzaakt door magnetisch uitgelijnde stofdeeltjes in de ruimte. De uitlijning van het stof verraadt op zijn beurt de oriëntatie van het magnetisch veld dat op de stofdeeltjes inwerkt.
Door de magnetische veldlijnen op deze manier in kaart te brengen, konden de onderzoekers een tweedimensionale kaart van het magnetische veld maken: de projectie ervan op de hemel zoals we die vanaf de aarde waarnemen. Om deze kaart in drie ruimtelijke dimensies om te zetten, gingen de onderzoekers uit van twee belangrijke veronderstellingen: ten eerste dat het grootste deel van het interstellaire stof dat de waargenomen polarisatie veroorzaakt zich aan het oppervlak van de Lokale bel bevindt, en ten tweede dat de theorieën die voorspellen dat het magnetische veld naar de rand van de bel wordt ‘geveegd’ terwijl deze uitdijt, juist zijn.
Het onderzoeksteam heeft de resulterende kaart vervolgens vergeleken met structuren die langs de buitengrenzen van de Lokale bel te vinden zijn, waaronder het bekende stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Bij vervolgonderzoek zullen ook de verbanden tussen de magnetische velden en deze en andere structuren onder de loep worden genomen.
De nieuwe bevindingen zijn vandaag door Theo O'Neill van de Universiteit van Virginia (VS) gepresenteerd tijdens de 241ste halfjaarlijkse bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Seattle wordt gehouden. (EE)
Een recente analyse van gegevens van de in 2020 uitgeschakelde Spitzer-ruimtetelescoop, onder leiding van Wafa Zakri van de Universiteit van Jazan (Saoedi-Arabië), wijst uit dat jonge sterren zich in razend tempo voeden met gas uit de hen omringende schijf. Hun frequente vreetbuien worden afgesloten met uitbarstingen, waarbij de sterren sterk in helderheid toenemen.
Uit het onderzoek blijkt dat wanneer ze ongeveer 100.000 jaar oud zijn – het equivalent van een 7 uur oude zuigeling – babysterren (officieel: ‘protosterren van klasse 0’) ongeveer eens in de vierhonderd jaar een flinke boer laten. Vanaf de aarde zijn deze uitbarstingen heel moeilijk waarneembaar, maar Spitzer bekeek het heelal door een ‘infraroodbril’ en heeft er in de loop van zijn carrière verscheidene kunnen registreren.
Het team van Zakri heeft de waarnemingen doorgespit die Spitzer tussen 2004 en 2017 heeft gedaan van de Orionnevel, een bekend stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Daarbij ontdekten de astronomen dat in genoemde periode drie van de 92 bekende babysterren in dit gebied een uitbarsting hebben vertoond. Twee daarvan waren tot nu toe onopgemerkt gebleven. Daaruit volgt een gemiddelde frequentie van ongeveer eens in de 400 jaar – veel vaker dan de 227 oudere protosterren in de Orionnevel.
Uit vergelijking van de gegevens van Spitzer met die van andere infraroodtelescopen, waaronder de Europese ruimtetelescoop Herschel (2009-2013), konden de onderzoekers afschatten dat de uitbarsting van zo’n jonge ster ongeveer vijftien jaar duurt.
Naar kosmische maatstaven groeien de babysterren bijzonder snel. Daarbij vertonen ze niet alleen frequente uitbarstingen, maar worden ze ook snel zwaarder. Tijdens hun vroegste levensfase verzamelen ze minstens de helft van hun uiteindelijke massa. (EE)
Een recente analyse van gegevens van de in 2020 uitgeschakelde Spitzer-ruimtetelescoop, onder leiding van Wafa Zakri van de Universiteit van Jazan (Saoedi-Arabië), wijst uit dat jonge sterren zich in razend tempo voeden met gas uit de hen omringende schijf. Hun frequente vreetbuien worden afgesloten met uitbarstingen, waarbij de sterren sterk in helderheid toenemen.
Uit het onderzoek blijkt dat wanneer ze ongeveer 100.000 jaar oud zijn – het equivalent van een 7 uur oude zuigeling – babysterren (officieel: ‘protosterren van klasse 0’) ongeveer eens in de vierhonderd jaar een flinke boer laten. Vanaf de aarde zijn deze uitbarstingen heel moeilijk waarneembaar, maar Spitzer bekeek het heelal door een ‘infraroodbril’ en heeft er in de loop van zijn carrière verscheidene kunnen registreren.
Het team van Zakri heeft de waarnemingen doorgespit die Spitzer tussen 2004 en 2017 heeft gedaan van de Orionnevel, een bekend stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Daarbij ontdekten de astronomen dat in genoemde periode drie van de 92 bekende babysterren in dit gebied een uitbarsting hebben vertoond. Twee daarvan waren tot nu toe onopgemerkt gebleven. Daaruit volgt een gemiddelde frequentie van ongeveer eens in de 400 jaar – veel vaker dan de 227 oudere protosterren in de Orionnevel.
Uit vergelijking van de gegevens van Spitzer met die van andere infraroodtelescopen, waaronder de Europese ruimtetelescoop Herschel (2009-2013), konden de onderzoekers afschatten dat de uitbarsting van zo’n jonge ster ongeveer vijftien jaar duurt.
Naar kosmische maatstaven groeien de babysterren bijzonder snel. Daarbij vertonen ze niet alleen frequente uitbarstingen, maar worden ze ook snel zwaarder. Tijdens hun vroegste levensfase verzamelen ze minstens de helft van hun uiteindelijke massa. (EE)
Astronomen hebben vastgesteld dat de sterren in een sterrenhoop zichzelf kunnen reguleren. Ze laten slechts een beperkt aantal sterren geboren worden, voordat de grootste en helderste leden van de groep het meeste gas – de grondstof voor nieuwe sterren – uit de sterrenhoop verdrijven. Dit proces zet een flinke rem op de stervorming.
Een en ander blijkt uit waarnemingen van de grote gaswolk RCW 36, die voornamelijk uit geïoniseerd waterstofgas bestaat – dat wil zeggen: uit waterstofatomen die hun elektronen zijn kwijtgeraakt. Dit stervormingsgebied maakt deel uit van ons Melkwegstelsel en is ongeveer 2900 lichtjaar verwijderd van de aarde.
RCW 36 omvat een jonge sterrenhoop en vertoont twee holtes waaruit het waterstofgas is verdreven. Tussen de holtes rond de sterrenhoop bevindt zich ook een ring van gas. Tezamen vormen zij een zandlopervormig geheel.
Uit waarnemingen met de röntgensatelliet Chandra blijkt dat het gas in het centrum van RCW 36, nabij de twee heetste en zwaarste sterren van de sterrenhoop, een temperatuur van ongeveer twee miljoen graden heeft. Deze sterren zijn de belangrijkste leveranciers van het hete gas. Gegevens van de infraroodtelescoop van de onlangs uit de vlucht genomen ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA en de radiotelescoop APEX laten zien dat de centrale ring uit koud, dicht gas bestaat, met temperaturen van meer dan 250 graden onder nul.
De SOFIA-gegevens laten verder zien dat zich aan de randen van de beide holtes schillen van koud gas bevinden die met een snelheden van ongeveer 15.000 kilometer per uur uitdijen. Dit gas wordt waarschijnlijk naar buiten gedreven door de druk van het hete gas dat met Chandra is waargenomen. Ook hebben de onderzoekers aanwijzingen gevonden dat zich rond de centrale ring koud gas bevindt dat met nog hogere snelheden uit RCW 36 ontsnapt.
De grote snelheden waarmee het gas op diverse plaatsen wordt verdreven zullen ertoe leiden dat het centrum van de gaswolk binnen enkele miljoenen jaren vrijwel geen gas meer bevat. En daarmee zal er ook een einde komen aan de vorming van nieuwe sterren. (EE)
Astronomen hebben vastgesteld dat de sterren in een sterrenhoop zichzelf kunnen reguleren. Ze laten slechts een beperkt aantal sterren geboren worden, voordat de grootste en helderste leden van de groep het meeste gas – de grondstof voor nieuwe sterren – uit de sterrenhoop verdrijven. Dit proces zet een flinke rem op de stervorming.
Een en ander blijkt uit waarnemingen van de grote gaswolk RCW 36, die voornamelijk uit geïoniseerd waterstofgas bestaat – dat wil zeggen: uit waterstofatomen die hun elektronen zijn kwijtgeraakt. Dit stervormingsgebied maakt deel uit van ons Melkwegstelsel en is ongeveer 2900 lichtjaar verwijderd van de aarde.
RCW 36 omvat een jonge sterrenhoop en vertoont twee holtes waaruit het waterstofgas is verdreven. Tussen de holtes rond de sterrenhoop bevindt zich ook een ring van gas. Tezamen vormen zij een zandlopervormig geheel.
Uit waarnemingen met de röntgensatelliet Chandra blijkt dat het gas in het centrum van RCW 36, nabij de twee heetste en zwaarste sterren van de sterrenhoop, een temperatuur van ongeveer twee miljoen graden heeft. Deze sterren zijn de belangrijkste leveranciers van het hete gas. Gegevens van de infraroodtelescoop van de onlangs uit de vlucht genomen ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA en de radiotelescoop APEX laten zien dat de centrale ring uit koud, dicht gas bestaat, met temperaturen van meer dan 250 graden onder nul.
De SOFIA-gegevens laten verder zien dat zich aan de randen van de beide holtes schillen van koud gas bevinden die met een snelheden van ongeveer 15.000 kilometer per uur uitdijen. Dit gas wordt waarschijnlijk naar buiten gedreven door de druk van het hete gas dat met Chandra is waargenomen. Ook hebben de onderzoekers aanwijzingen gevonden dat zich rond de centrale ring koud gas bevindt dat met nog hogere snelheden uit RCW 36 ontsnapt.
De grote snelheden waarmee het gas op diverse plaatsen wordt verdreven zullen ertoe leiden dat het centrum van de gaswolk binnen enkele miljoenen jaren vrijwel geen gas meer bevat. En daarmee zal er ook een einde komen aan de vorming van nieuwe sterren. (EE)
NASA’s Webb-ruimtetelescoop heeft een opname gemaakt van de protoster L1527 in het sterrenbeeld Stier. De ster-in-wording bevindt zich in de hals van een zandloper-vormige structuur die alleen zichtbaar is in infrarood licht.
De protoster zelf is niet te zien, maar precies in het midden van de hals is wel de hem omringende schijf van gas en stof waarneembaar, waarin zich planeten kunnen vormen. Boven en onder deze protoplanetaire schijf lekt licht van de ster naar buiten, waardoor holtes in het omringende gas en stof worden aangelicht.
De blauw en oranje gekleurde holtes ontstaan doordat materiaal van de protoster wegschiet en in botsing komt met materie in de omgeving. De kleuren worden veroorzaakt door stoflagen die zich tussen de wolk en ons in bevinden. De gebieden waar het stof het dunst is kleuren blauw; waar de stoflaag dikker is, kan minder blauw licht ontsnappen en ontstaan oranje gebieden.
Op de foto zijn ook filamenten van moleculaire waterstof te zien die een klap mee hebben gekregen van het materiaal dat de protoster uitstoot. De daarbij optredenden schokken en turbulenties verhinderen de vorming van nieuwe sterren, die anders overal in de wolk zouden ontstaan. Het gevolg is dat de protoster zijn omgeving domineert en veel materiaal voor zich opeist.
Ondanks de chaos die hij veroorzaakt is de protoster L1527 nog maar ongeveer 100.000 jaar oud – relatief jong naar kosmische begrippen. Hij wordt beschouwd als een protoster van klasse 0 – het vroegste stadium van stervorming. Protosterren als deze, die nog gehuld zijn in een donkere wolk van stof en gas, hebben nog een lange weg te gaan voordat zij volwaardige sterren worden. L1527 is nog niet begonnen om door middel van kernfusie energie op te wekken. (EE)
NASA’s Webb-ruimtetelescoop heeft een opname gemaakt van de protoster L1527 in het sterrenbeeld Stier. De ster-in-wording bevindt zich in de hals van een zandloper-vormige structuur die alleen zichtbaar is in infrarood licht.
De protoster zelf is niet te zien, maar precies in het midden van de hals is wel de hem omringende schijf van gas en stof waarneembaar, waarin zich planeten kunnen vormen. Boven en onder deze protoplanetaire schijf lekt licht van de ster naar buiten, waardoor holtes in het omringende gas en stof worden aangelicht.
De blauw en oranje gekleurde holtes ontstaan doordat materiaal van de protoster wegschiet en in botsing komt met materie in de omgeving. De kleuren worden veroorzaakt door stoflagen die zich tussen de wolk en ons in bevinden. De gebieden waar het stof het dunst is kleuren blauw; waar de stoflaag dikker is, kan minder blauw licht ontsnappen en ontstaan oranje gebieden.
Op de foto zijn ook filamenten van moleculaire waterstof te zien die een klap mee hebben gekregen van het materiaal dat de protoster uitstoot. De daarbij optredenden schokken en turbulenties verhinderen de vorming van nieuwe sterren, die anders overal in de wolk zouden ontstaan. Het gevolg is dat de protoster zijn omgeving domineert en veel materiaal voor zich opeist.
Ondanks de chaos die hij veroorzaakt is de protoster L1527 nog maar ongeveer 100.000 jaar oud – relatief jong naar kosmische begrippen. Hij wordt beschouwd als een protoster van klasse 0 – het vroegste stadium van stervorming. Protosterren als deze, die nog gehuld zijn in een donkere wolk van stof en gas, hebben nog een lange weg te gaan voordat zij volwaardige sterren worden. L1527 is nog niet begonnen om door middel van kernfusie energie op te wekken. (EE)
De Webb-ruimtetelescoop heeft een nieuwe, detailrijke opname gemaakt van de zogeheten Zuilen der Schepping. Deze indrukwekkende structuren bestaan uit koel interstellair gas en stof, dat plaatselijk samentrekt tot nieuwe sterren.
De stofpilaren werden in 1995 in één klap wereldberoemd, toen ze door de Hubble-ruimtetelescoop in beeld waren gebracht. De nieuwe Webb-opname, gemaakt in het nabij-infrarood, stelt onderzoekers in staat om veel nauwkeuriger tellingen te doen van de sterren die hier zijn gevormd, en van de hoeveelheden gas en stof in dit gebied. Dat moet meer inzicht geven in het stervormingsproces.
De meest recent gevormde sterren zijn op de Webb-opname herkenbaar als helderrode bollen die zich net buiten de stofpilaren bevinden. De golvende lijnen die aan de randen van sommige zuilen te zien zijn, worden veroorzaakt door de ‘jets’ van jonge sterren die in botsing komen met de materie in de pilaren. Dit resulteert soms in boegschokken, die golvende patronen kunnen vormen zoals een boot die door het water vaart. De jonge sterren zijn naar schatting pas enkele honderdduizenden jaren oud.
De Zuilen der Schepping maken deel uit van de grote Adelaarsnevel, die zich op een afstand van ongeveer 6500 lichtjaar bevindt. (EE)
De Webb-ruimtetelescoop heeft een nieuwe, detailrijke opname gemaakt van de zogeheten Zuilen der Schepping. Deze indrukwekkende structuren bestaan uit koel interstellair gas en stof, dat plaatselijk samentrekt tot nieuwe sterren.
De stofpilaren werden in 1995 in één klap wereldberoemd, toen ze door de Hubble-ruimtetelescoop in beeld waren gebracht. De nieuwe Webb-opname, gemaakt in het nabij-infrarood, stelt onderzoekers in staat om veel nauwkeuriger tellingen te doen van de sterren die hier zijn gevormd, en van de hoeveelheden gas en stof in dit gebied. Dat moet meer inzicht geven in het stervormingsproces.
De meest recent gevormde sterren zijn op de Webb-opname herkenbaar als helderrode bollen die zich net buiten de stofpilaren bevinden. De golvende lijnen die aan de randen van sommige zuilen te zien zijn, worden veroorzaakt door de ‘jets’ van jonge sterren die in botsing komen met de materie in de pilaren. Dit resulteert soms in boegschokken, die golvende patronen kunnen vormen zoals een boot die door het water vaart. De jonge sterren zijn naar schatting pas enkele honderdduizenden jaren oud.
De Zuilen der Schepping maken deel uit van de grote Adelaarsnevel, die zich op een afstand van ongeveer 6500 lichtjaar bevindt. (EE)
Met de hulp van burgerwetenschappers heeft een team van astronomen een uniek zwart gat ontdekt dat een naburig sterrenstelsel met een ‘jet’ bestookt. Het zwarte gat bevindt zich in het sterrenstelsel RD12, op ongeveer een miljard lichtjaar van de aarde (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society (Letters), 12 oktober).
Sterrenstelsels worden op basis van hun vorm ingedeeld in twee grote klassen: spiraalstelsel en elliptische stelsels. Spiraalstelsels worden gekenmerkt door opvallende, blauwachtige spiraalarmen die veel koud gas en stof bevatten. Ze produceren nieuwe sterren in een tempo van ongeveer één per jaar. Elliptische stelsels zien er juist gelig uit en hebben geen spiraalarmen.
In elliptische sterrenstelsels worden al miljarden jaren maar heel weinig nieuwe sterren gevormd. En astronomen vragen zich af waarom dat zo is. Er zijn aanwijzingen dat superzware zwarte gaten daarvoor verantwoordelijk kunnen zijn. Deze objecten schieten reusachtige bundels van elektronen, ook wel jets genoemd, de ruimte in die soms met hoge snelheid op een naburig sterrenstelsel stuiten. Daarbij raakt zo’n stelsel veel van het koude gas dat anders voor de vorming van sterren zou zijn gebruikt kwijt.
Het unieke karakter van RAD12 is in 2013 ontdekt op foto’s van de Sloan Digitised Sky Survey (SDSS) en radiogegevens van de Very Large Array (FIRST-survey). Er waren echter vervolgwaarnemingen met de Giant Meterwave Radio Telescope (GMRT) in India nodig om het object beter te kunnen bekijken.
Normaal gesproken produceert een superzwaar zwart gat twee jets die tegengesteld aan elkaar zijn gericht. Bij RAD12 lijkt het echter om slechts één jet te gaan. Waarom dat zo is, is onduidelijk. Maar hoe dan ook: die jet wijst precies in de richting van het naburige sterrenstelsel RAD12-B. (EE)
Met de hulp van burgerwetenschappers heeft een team van astronomen een uniek zwart gat ontdekt dat een naburig sterrenstelsel met een ‘jet’ bestookt. Het zwarte gat bevindt zich in het sterrenstelsel RD12, op ongeveer een miljard lichtjaar van de aarde (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society (Letters), 12 oktober).
Sterrenstelsels worden op basis van hun vorm ingedeeld in twee grote klassen: spiraalstelsel en elliptische stelsels. Spiraalstelsels worden gekenmerkt door opvallende, blauwachtige spiraalarmen die veel koud gas en stof bevatten. Ze produceren nieuwe sterren in een tempo van ongeveer één per jaar. Elliptische stelsels zien er juist gelig uit en hebben geen spiraalarmen.
In elliptische sterrenstelsels worden al miljarden jaren maar heel weinig nieuwe sterren gevormd. En astronomen vragen zich af waarom dat zo is. Er zijn aanwijzingen dat superzware zwarte gaten daarvoor verantwoordelijk kunnen zijn. Deze objecten schieten reusachtige bundels van elektronen, ook wel jets genoemd, de ruimte in die soms met hoge snelheid op een naburig sterrenstelsel stuiten. Daarbij raakt zo’n stelsel veel van het koude gas dat anders voor de vorming van sterren zou zijn gebruikt kwijt.
Het unieke karakter van RAD12 is in 2013 ontdekt op foto’s van de Sloan Digitised Sky Survey (SDSS) en radiogegevens van de Very Large Array (FIRST-survey). Er waren echter vervolgwaarnemingen met de Giant Meterwave Radio Telescope (GMRT) in India nodig om het object beter te kunnen bekijken.
Normaal gesproken produceert een superzwaar zwart gat twee jets die tegengesteld aan elkaar zijn gericht. Bij RAD12 lijkt het echter om slechts één jet te gaan. Waarom dat zo is, is onduidelijk. Maar hoe dan ook: die jet wijst precies in de richting van het naburige sterrenstelsel RAD12-B. (EE)
Met behulp van de 570-megapixel Dark Energy Camera DECam, gekoppeld aan de Víctor M. Blanco 4-meter telescoop van het Cerro Tololo Inter-American Observatory in Chili, is een opname gemaakt van NGC 6357 (alias de Kreeftnevel) – een schitterend stervormingsgebied op 8000 lichtjaar van de aarde. De foto is onthuld tijdens een conferentie waar de wetenschappelijke resultaten van de DECam onder de aandacht werden gebracht. Deze enorme camera is nu tien jaar in bedrijf.
Op de foto zijn heldere, jonge sterren te zien, omgeven door wolken van stof en gas. In het centrum van deze gasnevel, die ongeveer 400 lichtjaar groot is, staat de open sterrenhoop Pismis 24 - een verzameling van zeer heldere, hete sterren. Daaromheen bevinden zich tal van ‘protosterren’ – pasgeboren sterren die nog gehuld zijn in hun cocons van stervormingsmateriaal – en dichte kernen van gas en stof die uiteindelijk nieuwe sterren zullen worden. De kronkelige vlechten van donkere wolken binnen de nevel zijn gevormd onder invloed van sterrenwinden, straling en krachtige magnetische velden.
De foto is gemaakt met behulp van een aantal speciale smalbandfilters, die licht van specifieke golflengten doorlaten. Deze filters maken het mogelijk om informatie te verkrijgen over de bewegingen, temperaturen en chemische eigenschappen van het materiaal waaruit de Kreeftnevel bestaat. (EE)
Met behulp van de 570-megapixel Dark Energy Camera DECam, gekoppeld aan de Víctor M. Blanco 4-meter telescoop van het Cerro Tololo Inter-American Observatory in Chili, is een opname gemaakt van NGC 6357 (alias de Kreeftnevel) – een schitterend stervormingsgebied op 8000 lichtjaar van de aarde. De foto is onthuld tijdens een conferentie waar de wetenschappelijke resultaten van de DECam onder de aandacht werden gebracht. Deze enorme camera is nu tien jaar in bedrijf.
Op de foto zijn heldere, jonge sterren te zien, omgeven door wolken van stof en gas. In het centrum van deze gasnevel, die ongeveer 400 lichtjaar groot is, staat de open sterrenhoop Pismis 24 - een verzameling van zeer heldere, hete sterren. Daaromheen bevinden zich tal van ‘protosterren’ – pasgeboren sterren die nog gehuld zijn in hun cocons van stervormingsmateriaal – en dichte kernen van gas en stof die uiteindelijk nieuwe sterren zullen worden. De kronkelige vlechten van donkere wolken binnen de nevel zijn gevormd onder invloed van sterrenwinden, straling en krachtige magnetische velden.
De foto is gemaakt met behulp van een aantal speciale smalbandfilters, die licht van specifieke golflengten doorlaten. Deze filters maken het mogelijk om informatie te verkrijgen over de bewegingen, temperaturen en chemische eigenschappen van het materiaal waaruit de Kreeftnevel bestaat. (EE)
Astronomen hebben een spiraalvormig bewegingspatroon ontdekt in een stervormingsgebied in de Kleine Magelhaense Wolk, een kleine begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. Het stervormingsgebied, NGC 346 geheten, heeft een diameter van ongeveer 150 lichtjaar, en een totale massa van zo'n 50.000 zonsmassa's.
\r\nDoor waarnemingen van de Hubble Space Telescope (in een baan om de aarde) en van de Europese Very Large Telescope (VLT, in Noord-Chili) met elkaar te combineren, konden sterrenkundigen de driedimensionale bewegingen achterhalen van sterren en gaswolken in NGC 346. Ondanks de afstand van circa 200.000 lichtjaar registreerde Hubble de minieme verplaatsing van de sterren aan de hemel (de nieuwste waarnemingen werden daartoe vergeleken met metingen tot dertig jaar geleden). Het MUSE-instrument van de VLT mat de radiale snelheid (langs de gezichtslijn) van zowel sterren als gaswolken.
\r\nUit de waarnemingen, gepubliceerd in twee artikelen in The Astrophysical Journal, blijkt dat de sterren met snelheden van zo'n 3200 kilometer per uur bewegen, in een spiraalvormig patroon richting het centrum van het stervormingsgebied. Het gas waaruit nieuwe sterren ontstaan volgt een vergelijkbaar bewegingspatroon. Volgens de onderzoekers is een spiraalvormige beweging een natuurlijke en efficiënte manier om de stervormingsactiviteit van de buitenrand naar het centrum van de kosmische kraamkamer te verplaatsen.
\r\nDe Kleine Magelhaense Wolk bevat verhoudingsgewijs veel minder zware elementen dan ons eigen Melkwegstelsel. In die zin is het stelsel vergelijkbaar met de sterrenstelsels in de jeugd van het heelal. Vanwege de relatieve nabijheid is het echter in veel meer detail te bestuderen dan 'jonge' stelsels op miljarden lichtjaren afstand. Onderzoek aan de stervormingprocessen in de Kleine Magelhaense Wolk kan daardoor veel inzicht opleveren in vergelijkbare processen in het vroege heelal. (GS)
Astronomen hebben een spiraalvormig bewegingspatroon ontdekt in een stervormingsgebied in de Kleine Magelhaense Wolk, een kleine begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. Het stervormingsgebied, NGC 346 geheten, heeft een diameter van ongeveer 150 lichtjaar, en een totale massa van zo'n 50.000 zonsmassa's.
\r\nDoor waarnemingen van de Hubble Space Telescope (in een baan om de aarde) en van de Europese Very Large Telescope (VLT, in Noord-Chili) met elkaar te combineren, konden sterrenkundigen de driedimensionale bewegingen achterhalen van sterren en gaswolken in NGC 346. Ondanks de afstand van circa 200.000 lichtjaar registreerde Hubble de minieme verplaatsing van de sterren aan de hemel (de nieuwste waarnemingen werden daartoe vergeleken met metingen tot dertig jaar geleden). Het MUSE-instrument van de VLT mat de radiale snelheid (langs de gezichtslijn) van zowel sterren als gaswolken.
\r\nUit de waarnemingen, gepubliceerd in twee artikelen in The Astrophysical Journal, blijkt dat de sterren met snelheden van zo'n 3200 kilometer per uur bewegen, in een spiraalvormig patroon richting het centrum van het stervormingsgebied. Het gas waaruit nieuwe sterren ontstaan volgt een vergelijkbaar bewegingspatroon. Volgens de onderzoekers is een spiraalvormige beweging een natuurlijke en efficiënte manier om de stervormingsactiviteit van de buitenrand naar het centrum van de kosmische kraamkamer te verplaatsen.
\r\nDe Kleine Magelhaense Wolk bevat verhoudingsgewijs veel minder zware elementen dan ons eigen Melkwegstelsel. In die zin is het stelsel vergelijkbaar met de sterrenstelsels in de jeugd van het heelal. Vanwege de relatieve nabijheid is het echter in veel meer detail te bestuderen dan 'jonge' stelsels op miljarden lichtjaren afstand. Onderzoek aan de stervormingprocessen in de Kleine Magelhaense Wolk kan daardoor veel inzicht opleveren in vergelijkbare processen in het vroege heelal. (GS)
Met de Near-Infrared Camera (NIRCam) van de James Webb Space Telescope is een gedetailleerde infraroodfoto gemaakt van de Tarantulanevel, een gigantisch stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk, op ongeveer 170.000 lichtjaar afstand van de aarde. De foto beslaat een gebied van ca. 340 lichtjaar breed. Hij toont tienduizenden pasgeboren sterren die op eerder foto's (gemaakt in zichtbaar licht) niet zichtbaar waren omdat ze door donkere stofwolken worden omgeven. Met NIRCam zijn die sterren wel te zien.
\r\nLinksboven de opvallende sterrenhoop van zware, jonge sterren (blauwgekleurd op deze foto) is een heldere, oudere ster zichtbaar. De bovenste diffractiepiek van deze ster (deze 'stralen' worden veroorzaakt door de structuur van de telescoop) wijzen in de richting van een opvallende bel in de nevel, die geleidelijk wordt schoongeblazen door pasgeboren sterren.
\r\nKoelere gaswolken op grotere afstand van de kern van de Tarantulanevel hebben op de NIRCam-foto een enigszins roestkleurige tint. Deze wolken bevatten veel koolwaterstofverbindingen. Uit dit koelere gas, met een relatief hoge dichtheid, zullen in de toekomst nieuwe sterren ontstaan. (GS)
Met de Near-Infrared Camera (NIRCam) van de James Webb Space Telescope is een gedetailleerde infraroodfoto gemaakt van de Tarantulanevel, een gigantisch stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk, op ongeveer 170.000 lichtjaar afstand van de aarde. De foto beslaat een gebied van ca. 340 lichtjaar breed. Hij toont tienduizenden pasgeboren sterren die op eerder foto's (gemaakt in zichtbaar licht) niet zichtbaar waren omdat ze door donkere stofwolken worden omgeven. Met NIRCam zijn die sterren wel te zien.
\r\nLinksboven de opvallende sterrenhoop van zware, jonge sterren (blauwgekleurd op deze foto) is een heldere, oudere ster zichtbaar. De bovenste diffractiepiek van deze ster (deze 'stralen' worden veroorzaakt door de structuur van de telescoop) wijzen in de richting van een opvallende bel in de nevel, die geleidelijk wordt schoongeblazen door pasgeboren sterren.
\r\nKoelere gaswolken op grotere afstand van de kern van de Tarantulanevel hebben op de NIRCam-foto een enigszins roestkleurige tint. Deze wolken bevatten veel koolwaterstofverbindingen. Uit dit koelere gas, met een relatief hoge dichtheid, zullen in de toekomst nieuwe sterren ontstaan. (GS)
Ze lijken te gloeien, maar de oranje-gele strepen op deze spectaculaire foto markeren langgerekte slierten van koud gas. De temperatuur in die gaswolken is laag genoeg voor het ontstaan van eenvoudige moleculen, zoals waterstof (H2) en koolmonoxide (CO). Wanneer zulke moleculaire wolken onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken en inkrimpen, ontstaan er nieuwe sterren.
\r\nKoude wolken van moleculair gas zijn niet zichtbaar met een gewone telescoop. De draderige structuur is vastgelegd op korte radiogolflengten, met de schotelantennes van het ALMA-observatorium, op 5000 meter hoogte in Noord-Chili. ALMA meet de millimeterstraling van koolmonoxide, en kan op die manier de verdeling van het koude gas in kaart brengen.
\r\nDe ALMA-metingen zijn hier gecombineerd met een infraroodopname, waarop juist warm en heet gas goed zichtbaar is (de roze wolken), evenals duizenden pasgeboren sterren. De hete gasnevel werd ruim tweehonderd jaar geleden al beschreven, en kreeg in de loop van de vorige eeuw de bijnaam de Tarantulanevel, vanwege zijn spinachtige uiterlijk.
\r\nDe Tarantulanevel (officieel 30 Doradus geheten) bevindt zich op zo’n 170.000 lichtjaar afstand van de aarde, in de Grote Magelhaense Wolk, een begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. Het is een van de grootste en actiefste stervormingsgebieden in het lokale heelal. In het centrum van de nevel bevindt zich de jonge sterrenhoop NGC 2070, waarin zich enkele extreem hete, zware sterren bevinden.
\r\nAstronomen hadden verwacht dat koudere gaswolken uit elkaar geblazen zouden worden door de energie van die sterren, waarvan sommige 150 keer zo zwaar zijn als de zon. De ALMA-metingen laten echter zien dat het moleculaire gas zelfs in deze extreme omgeving nog kan samentrekken onder invloed van de zwaartekracht. Het geboorteproces van nieuwe sterren in de Tarantulanevel is voorlopig dus nog niet beëindigd.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Kijk op de kosmos - Geboortegeweld", "pk_id": 44247, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Ze lijken te gloeien, maar de oranje-gele strepen op deze spectaculaire foto markeren langgerekte slierten van koud gas. De temperatuur in die gaswolken is laag genoeg voor het ontstaan van eenvoudige moleculen, zoals waterstof (H2) en koolmonoxide (CO). Wanneer zulke moleculaire wolken onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken en inkrimpen, ontstaan er nieuwe sterren.
\r\nKoude wolken van moleculair gas zijn niet zichtbaar met een gewone telescoop. De draderige structuur is vastgelegd op korte radiogolflengten, met de schotelantennes van het ALMA-observatorium, op 5000 meter hoogte in Noord-Chili. ALMA meet de millimeterstraling van koolmonoxide, en kan op die manier de verdeling van het koude gas in kaart brengen.
\r\nDe ALMA-metingen zijn hier gecombineerd met een infraroodopname, waarop juist warm en heet gas goed zichtbaar is (de roze wolken), evenals duizenden pasgeboren sterren. De hete gasnevel werd ruim tweehonderd jaar geleden al beschreven, en kreeg in de loop van de vorige eeuw de bijnaam de Tarantulanevel, vanwege zijn spinachtige uiterlijk.
\r\nDe Tarantulanevel (officieel 30 Doradus geheten) bevindt zich op zo’n 170.000 lichtjaar afstand van de aarde, in de Grote Magelhaense Wolk, een begeleider van ons eigen Melkwegstelsel. Het is een van de grootste en actiefste stervormingsgebieden in het lokale heelal. In het centrum van de nevel bevindt zich de jonge sterrenhoop NGC 2070, waarin zich enkele extreem hete, zware sterren bevinden.
\r\nAstronomen hadden verwacht dat koudere gaswolken uit elkaar geblazen zouden worden door de energie van die sterren, waarvan sommige 150 keer zo zwaar zijn als de zon. De ALMA-metingen laten echter zien dat het moleculaire gas zelfs in deze extreme omgeving nog kan samentrekken onder invloed van de zwaartekracht. Het geboorteproces van nieuwe sterren in de Tarantulanevel is voorlopig dus nog niet beëindigd.
", "slug": "kijk-op-de-kosmos-geboortegeweld", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2022, 9, 1, 14, 22, 3], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2022-09-01 14:22:03", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Kijk op de kosmos - Geboortegeweld"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/botsing-van-sterrenstelsels-brengt-stervorming-tot/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben een sterrenstelsels ontdekt waarin - na een geboortegolf die zo'n 70 miljoen jaar geleden plaatsvond - geen nieuwe sterren meer ontstaan. Dat blijkt uit onderzoek aan de leeftijden van de sterren in het stelsel - er zitten geen jongere exemplaren meer tussen. Algemeen wordt aangenomen dat de stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel tot stilstand kan komen als gevolg van heftige supernova-uitbarstingen, die koud gas (de 'brandstof' voor nieuwe sterren) naar buiten blazen. In het geval van SDSS J1448+1010, een stelsel op circa 7 miljard lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boötes, blijkt de oorzaak echter te liggen in een recente botsing met een ander sterrenstelsel.
\r\nWaarnemingen die verrricht zijn met de Hubble Space Telescope en met het ALMA-observatorium in Noord-Chili laten zien dat het stelsel een opvallende 'getijdenstaart' vertoont. Zo'n langgerekte structuur, bestaande uit gas en sterren, ontstaat als gevolg van getijdenkrachten tussen twee samensmeltende sterrenstelsels. De ALMA-metingen wijzen uit dat de getijdenstaart van SDSS J1448+1010 kolossale hoeveelheden koud gas bevat: ongeveer de helft van de totale gasvoorraad van het oorspronkelijke sterrenstelsel (in totaal zo'n tien miljard zonsmassa's) is bij de botsing de intergalactische ruimte in geslingerd. Het gevolg is dat er in het sterrenstelsel zelf nauwelijks meer nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nDe resultaten, verkregen door een team onder leiding van Justin Spilker (Texas A&M University) waar ook Mariska Kriek van de Leidse Sterrewacht deel van uitmaakt, zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters.
\r\nDe ontdekking werpt nieuw licht op de relatie tussen botsende (en versmeltende) sterrenstelsels en de geboorte van sterren. Kennelijk kunnen ook veel rustiger verlopende processen ertoe leiden dat de stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel vrijwel volledig dooft. De onderzoekers wijzen er wel op dat het hier slechts om één voorbeeld gaat; momenteel is onbekend hoe vaak een dergelijk scenario zich afspeelt in het heelal. (GS)
Astronomen hebben een sterrenstelsels ontdekt waarin - na een geboortegolf die zo'n 70 miljoen jaar geleden plaatsvond - geen nieuwe sterren meer ontstaan. Dat blijkt uit onderzoek aan de leeftijden van de sterren in het stelsel - er zitten geen jongere exemplaren meer tussen. Algemeen wordt aangenomen dat de stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel tot stilstand kan komen als gevolg van heftige supernova-uitbarstingen, die koud gas (de 'brandstof' voor nieuwe sterren) naar buiten blazen. In het geval van SDSS J1448+1010, een stelsel op circa 7 miljard lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boötes, blijkt de oorzaak echter te liggen in een recente botsing met een ander sterrenstelsel.
\r\nWaarnemingen die verrricht zijn met de Hubble Space Telescope en met het ALMA-observatorium in Noord-Chili laten zien dat het stelsel een opvallende 'getijdenstaart' vertoont. Zo'n langgerekte structuur, bestaande uit gas en sterren, ontstaat als gevolg van getijdenkrachten tussen twee samensmeltende sterrenstelsels. De ALMA-metingen wijzen uit dat de getijdenstaart van SDSS J1448+1010 kolossale hoeveelheden koud gas bevat: ongeveer de helft van de totale gasvoorraad van het oorspronkelijke sterrenstelsel (in totaal zo'n tien miljard zonsmassa's) is bij de botsing de intergalactische ruimte in geslingerd. Het gevolg is dat er in het sterrenstelsel zelf nauwelijks meer nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nDe resultaten, verkregen door een team onder leiding van Justin Spilker (Texas A&M University) waar ook Mariska Kriek van de Leidse Sterrewacht deel van uitmaakt, zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters.
\r\nDe ontdekking werpt nieuw licht op de relatie tussen botsende (en versmeltende) sterrenstelsels en de geboorte van sterren. Kennelijk kunnen ook veel rustiger verlopende processen ertoe leiden dat de stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel vrijwel volledig dooft. De onderzoekers wijzen er wel op dat het hier slechts om één voorbeeld gaat; momenteel is onbekend hoe vaak een dergelijk scenario zich afspeelt in het heelal. (GS)
Vorig jaar lanceerde een team van astrofysici van verschillende Amerikaanse universiteiten STARFORGE: een project dat het ontstaansproces van sterren realistisch nabootst. Met behulp van deze computersimulaties hebben de wetenschappers nu ontdekt waardoor de massa’s van sterren worden bepaald – een vraagstuk dat astronomen al tientallen jaren bezighoudt. Daarbij heeft het team vastgesteld dat stervorming een zelfregulerend proces is. Met andere woorden: sterren bepalen zelf hun massa. Dit verklaart waarom sterren die in verschillende omgevingen zijn gevormd, toch vergelijkbare massa’s hebben.
De ruimte is gevuld met reusachtige wolken, bestaande uit koud gas en stof. Langzaam trekt de zwaartekracht ver van elkaar verwijderde delen van zo’n gaswolk naar elkaar toe, waardoor er verdichtingen ontstaan. De materialen in deze ‘klonters’ vallen naar binnen, komen in botsing met elkaar en genereren warmte. Zo ontstaat een ‘protoster’ – een ster-in-wording.
Elke protoster is omgeven door een draaiende schijf van gas en stof, waarin zich planeten kunnen vormen. Of planeten rond een ster ooit leven kunnen herbergen, hangt af van de massa van de ster en de manier waarop deze is gevormd. Daarom is een goed begrip van het stervormingsproces van cruciaal belang om te bepalen waar leven in het heelal kan ontstaan.
Bekend was al dat sterren die veel groter en zwaarder zijn dan onze zon zeldzaam zijn: ze maken slechts één procent van alle pasgeboren sterren uit. En voor elk van deze zware sterren zijn er tien zonachtige sterren en dertig dwergsterren. Uit waarnemingen blijkt dat deze verhoudingen overal in ons Melkwegstelsel, en zelfs in alle dwergstelsels daaromheen, gelijk zijn – zowel in pasgevormde sterrenhopen als in sterrenhopen die al miljarden jaren bestaan. Maar waarom dat zo is, was decennialang een raadsel.
De nieuwe computersimulaties hebben nu aangetoond dat er bij de vorming van nieuwe sterren een terugkoppelingsproces optreedt, dat de zwaartekracht tegenwerkt. Door de straling die pasgevormde sterren uitzenden en de massa die ze uitstoten in de vorm van straalstromen (jets) en sterrenwinden, beïnvloeden ze hun omgeving zodanig, dat binnen een populatie van nieuwe sterren altijd dezelfde massaverdeling ontstaat. (EE)
Vorig jaar lanceerde een team van astrofysici van verschillende Amerikaanse universiteiten STARFORGE: een project dat het ontstaansproces van sterren realistisch nabootst. Met behulp van deze computersimulaties hebben de wetenschappers nu ontdekt waardoor de massa’s van sterren worden bepaald – een vraagstuk dat astronomen al tientallen jaren bezighoudt. Daarbij heeft het team vastgesteld dat stervorming een zelfregulerend proces is. Met andere woorden: sterren bepalen zelf hun massa. Dit verklaart waarom sterren die in verschillende omgevingen zijn gevormd, toch vergelijkbare massa’s hebben.
De ruimte is gevuld met reusachtige wolken, bestaande uit koud gas en stof. Langzaam trekt de zwaartekracht ver van elkaar verwijderde delen van zo’n gaswolk naar elkaar toe, waardoor er verdichtingen ontstaan. De materialen in deze ‘klonters’ vallen naar binnen, komen in botsing met elkaar en genereren warmte. Zo ontstaat een ‘protoster’ – een ster-in-wording.
Elke protoster is omgeven door een draaiende schijf van gas en stof, waarin zich planeten kunnen vormen. Of planeten rond een ster ooit leven kunnen herbergen, hangt af van de massa van de ster en de manier waarop deze is gevormd. Daarom is een goed begrip van het stervormingsproces van cruciaal belang om te bepalen waar leven in het heelal kan ontstaan.
Bekend was al dat sterren die veel groter en zwaarder zijn dan onze zon zeldzaam zijn: ze maken slechts één procent van alle pasgeboren sterren uit. En voor elk van deze zware sterren zijn er tien zonachtige sterren en dertig dwergsterren. Uit waarnemingen blijkt dat deze verhoudingen overal in ons Melkwegstelsel, en zelfs in alle dwergstelsels daaromheen, gelijk zijn – zowel in pasgevormde sterrenhopen als in sterrenhopen die al miljarden jaren bestaan. Maar waarom dat zo is, was decennialang een raadsel.
De nieuwe computersimulaties hebben nu aangetoond dat er bij de vorming van nieuwe sterren een terugkoppelingsproces optreedt, dat de zwaartekracht tegenwerkt. Door de straling die pasgevormde sterren uitzenden en de massa die ze uitstoten in de vorm van straalstromen (jets) en sterrenwinden, beïnvloeden ze hun omgeving zodanig, dat binnen een populatie van nieuwe sterren altijd dezelfde massaverdeling ontstaat. (EE)
Waarnemingen aan boord van de ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA wijzen erop dat de Orionsluier – een uitdijende schil van stof en gas die zich voor de sterrenhoop in de Orionnevel bevindt – wellicht bezig is om uit elkaar te vallen.
Binnenin de Orionnevel bevindt zich een compact groepje zware sterren dat bekendstaat als het Trapezium. De winden van deze sterren blazen een ruwweg zeven lichtjaar grote bel van stof en gas voor zich uit die de Orionsluier wordt genoemd. Het grootste deel van deze structuur is ijl: het meeste gas bevindt zich in de wand van de ‘gasbel’, die ongeveer een lichtjaar dik is en in onze richting uitdijt.
De SOFIA-waarnemingen laten zien dat de Orionsluier niet bolvormig is, maar enkele uitstulpingen vertoont. Deze uitstulpingen strekken zich uit tot ver buiten de eigenlijke begrenzing van de Orionsluier en lijken daar als het ware doorheen te prikken.
Volgens een onderzoeksteam onder leiding van Ümit Kavak (SOFIA Science Center), waartoe ook de Nederlanders Floris van der Tak (Kapteyn Instituut) en Xander Tielens (Sterrewacht Leiden) behoren, zorgt de bres in de Orionsluier ervoor dat het gas en stof ter plaatse in beroering komt.
De aldus ontstane turbulentie is van invloed op de dichtheid, temperatuur en chemische samenstelling van de omgeving, en kan uit uiteindelijk leiden tot de vorming en verwoesting van stervormingsgebieden ter plaatse. Uiteindelijk zal dat ook gevolgen hebben voor de vorm van de Orionnevel. (EE)
Waarnemingen aan boord van de ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA wijzen erop dat de Orionsluier – een uitdijende schil van stof en gas die zich voor de sterrenhoop in de Orionnevel bevindt – wellicht bezig is om uit elkaar te vallen.
Binnenin de Orionnevel bevindt zich een compact groepje zware sterren dat bekendstaat als het Trapezium. De winden van deze sterren blazen een ruwweg zeven lichtjaar grote bel van stof en gas voor zich uit die de Orionsluier wordt genoemd. Het grootste deel van deze structuur is ijl: het meeste gas bevindt zich in de wand van de ‘gasbel’, die ongeveer een lichtjaar dik is en in onze richting uitdijt.
De SOFIA-waarnemingen laten zien dat de Orionsluier niet bolvormig is, maar enkele uitstulpingen vertoont. Deze uitstulpingen strekken zich uit tot ver buiten de eigenlijke begrenzing van de Orionsluier en lijken daar als het ware doorheen te prikken.
Volgens een onderzoeksteam onder leiding van Ümit Kavak (SOFIA Science Center), waartoe ook de Nederlanders Floris van der Tak (Kapteyn Instituut) en Xander Tielens (Sterrewacht Leiden) behoren, zorgt de bres in de Orionsluier ervoor dat het gas en stof ter plaatse in beroering komt.
De aldus ontstane turbulentie is van invloed op de dichtheid, temperatuur en chemische samenstelling van de omgeving, en kan uit uiteindelijk leiden tot de vorming en verwoesting van stervormingsgebieden ter plaatse. Uiteindelijk zal dat ook gevolgen hebben voor de vorm van de Orionnevel. (EE)
Vijftig jaar na de ontdekking van een sterk verband tussen de stervorming in sterrenstelsels en hun infrarood- en radiostraling, hebben onderzoekers van het Leibniz-Instituut für Astrophysik (AIP) in Potsdam, Duitsland) nu een fysische onderbouwing voor dit verband gevonden. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van nieuwe computersimulaties van de vorming van sterrenstelsels, die rekening houden met de effecten van kosmische straling.
Om de vorming en evolutie van sterrenstelsels zoals ons Melkwegstelsel te begrijpen, is het van belang om de hoeveelheid pasgevormde sterren in zowel nabije als verre sterrenstelsels te kennen. Daarbij maken astronomen vaak gebruik van een verband tussen de infrarood- en radiostraling van sterrenstelsels. De energierijke straling van jonge, zware sterren die in de dichtste delen van sterrenstelsels worden gevormd, wordt geabsorbeerd door omringende stofwolken en opnieuw uitgezonden als laag-energetische infraroodstraling.
Wanneer hun brandstofvoorraad opraakt, exploderen deze zware sterren uiteindelijk als supernova’s. Bij de explosie wordt de buitenste schil van de ster de ruimte in geblazen, en worden sommige deeltjes van het interstellaire medium tot zeer hoge snelheden versneld. Zo ontstaat de zogeheten kosmische straling. In het magnetische veld van het sterrenstelsel zenden deze snelle deeltjes zeer laag-energetische radiostraling uit met een golflengte van enkele centimeters tot meters. Door deze keten van processen zijn pasgevormde sterren, infraroodstraling en radiostraling van sterrenstelsels nauw met elkaar verbonden.
Hoewel in de astronomie vaak gebruik wordt gemaakt van dit verband, waren de fysische details niet helemaal duidelijk. Eerdere pogingen om het verband te verklaren strandden veelal op één specifieke voorspelling: als energierijke kosmische straling inderdaad verantwoordelijk is voor de radiostraling van deze sterrenstelsels, voorspelt de theorie zeer steile radiospectra – een sterke emissie bij lage radiofrequenties – die niet overeenkomen met de waarnemingen.
Om dit raadsel op te lossen hebben onderzoekers van het AIP nu voor het eerst de processen van een sterrenstelsel-in-wording op een computer nagebootst en de energiespectra van de daaruit voortkomende kosmische straling berekend. De simulaties laten zien dat gedurende de vorming van de schijf van een sterrenstelsel de kosmische magnetische velden zodanig worden versterkt, dat ze overeenkomen met de sterke waargenomen magnetische velden. Maar doordat kosmische stralingsdeeltjes in magnetische velden radiostraling uitzenden, verliest deze onderweg naar ons een deel van haar energie. Hierdoor vlakt het radiospectrum bij lage frequenties af.
Bij hoge frequenties draagt, naast de radio-emissie van kosmische straling, ook de radio-emissie van het interstellaire medium bij, dat een vlakker spectrum heeft. De som van deze twee processen kan daardoor de waargenomen vlakke radiostraling van het volledige sterrenstelsel perfect verklaren, evenals de emissie van diens kern. En dit verklaart ook waarom de infrarood- en radiostraling van sterrenstelsels zo sterk met elkaar verbonden zijn. (EE)
Vijftig jaar na de ontdekking van een sterk verband tussen de stervorming in sterrenstelsels en hun infrarood- en radiostraling, hebben onderzoekers van het Leibniz-Instituut für Astrophysik (AIP) in Potsdam, Duitsland) nu een fysische onderbouwing voor dit verband gevonden. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van nieuwe computersimulaties van de vorming van sterrenstelsels, die rekening houden met de effecten van kosmische straling.
Om de vorming en evolutie van sterrenstelsels zoals ons Melkwegstelsel te begrijpen, is het van belang om de hoeveelheid pasgevormde sterren in zowel nabije als verre sterrenstelsels te kennen. Daarbij maken astronomen vaak gebruik van een verband tussen de infrarood- en radiostraling van sterrenstelsels. De energierijke straling van jonge, zware sterren die in de dichtste delen van sterrenstelsels worden gevormd, wordt geabsorbeerd door omringende stofwolken en opnieuw uitgezonden als laag-energetische infraroodstraling.
Wanneer hun brandstofvoorraad opraakt, exploderen deze zware sterren uiteindelijk als supernova’s. Bij de explosie wordt de buitenste schil van de ster de ruimte in geblazen, en worden sommige deeltjes van het interstellaire medium tot zeer hoge snelheden versneld. Zo ontstaat de zogeheten kosmische straling. In het magnetische veld van het sterrenstelsel zenden deze snelle deeltjes zeer laag-energetische radiostraling uit met een golflengte van enkele centimeters tot meters. Door deze keten van processen zijn pasgevormde sterren, infraroodstraling en radiostraling van sterrenstelsels nauw met elkaar verbonden.
Hoewel in de astronomie vaak gebruik wordt gemaakt van dit verband, waren de fysische details niet helemaal duidelijk. Eerdere pogingen om het verband te verklaren strandden veelal op één specifieke voorspelling: als energierijke kosmische straling inderdaad verantwoordelijk is voor de radiostraling van deze sterrenstelsels, voorspelt de theorie zeer steile radiospectra – een sterke emissie bij lage radiofrequenties – die niet overeenkomen met de waarnemingen.
Om dit raadsel op te lossen hebben onderzoekers van het AIP nu voor het eerst de processen van een sterrenstelsel-in-wording op een computer nagebootst en de energiespectra van de daaruit voortkomende kosmische straling berekend. De simulaties laten zien dat gedurende de vorming van de schijf van een sterrenstelsel de kosmische magnetische velden zodanig worden versterkt, dat ze overeenkomen met de sterke waargenomen magnetische velden. Maar doordat kosmische stralingsdeeltjes in magnetische velden radiostraling uitzenden, verliest deze onderweg naar ons een deel van haar energie. Hierdoor vlakt het radiospectrum bij lage frequenties af.
Bij hoge frequenties draagt, naast de radio-emissie van kosmische straling, ook de radio-emissie van het interstellaire medium bij, dat een vlakker spectrum heeft. De som van deze twee processen kan daardoor de waargenomen vlakke radiostraling van het volledige sterrenstelsel perfect verklaren, evenals de emissie van diens kern. En dit verklaart ook waarom de infrarood- en radiostraling van sterrenstelsels zo sterk met elkaar verbonden zijn. (EE)
Menigeen heeft het de afgelopen jaren weleens gebruikt: gel om je handen mee te desinfecteren. Een van de bestanddelen van deze handgel, isopropanol, komt niet alleen op aarde voor: een onderzoeksteam onder leiding van Arnaud Belloche van het Max-Planck Institut für Radioastronomie in Bonn (Duitsland) heeft het molecuul nu ook in de interstellaire ruimte gedetecteerd. Het is waargenomen in een ‘kraamkamer’ van sterren, Sagittarius B2 geheten, die zich dicht bij het centrum van ons Melkwegstelsel bevindt. De ontdekking is gedaan met behulp van de ALMA-radiotelescoop in de Chileense Atacama-woestijn (Astronomy & Astrophysics, 28 juni).
Astronomen speuren al meer dan een halve eeuw naar moleculen in het heelal, en daarbij zijn tot nu toe 276 verschillende soorten geïdentificeerd. Het doel van deze speurtocht is om meer inzicht te krijgen in de manier waarop moleculen zich in de interstellaire ruimte kunnen vormen. Ook willen wetenschappers graag weten hoe complex deze moleculen kunnen zijn.
Isopropanol is de isomeer van propanol – het grootste alcoholmolecuul dat tot op heden in de interstellaire ruimte is ontdekt. Beide varianten zijn in de ALMA-gegevens van Sagittarius B2 terug te vinden. Het is niet alleen voor het eerst dat isopropanol in de interstellaire ruimte is aangetroffen, maar ook dat normale propanol in een stervormingsgebied kon worden aangetoond.
Het herkennen van organische moleculen in de spectra van stervormingsgebieden is bepaald niet eenvoudig. Hoe groter een molecuul is, op des te meer frequenties zendt het straling uit. En in een bron als Sagittarius B2 zitten zoveel verschillende moleculen die aan de waargenomen straling bijdragen, dat hun spectra overlappen. Hierdoor kost het veel moeite om de ‘vingerafdrukken’ van afzonderlijke moleculen te identificeren.
Dankzij zijn grote hoekoplossend vermogen kan de ALMA-telescoop specifieke delen van Sagittarius B2 selecteren die zeer smalle spectraallijnen uitzenden, wat de ‘spectrale warboel’ vermindert. Alleen zo kunnen de beide isomeren van propanol van elkaar worden onderscheiden. Overigens zijn er nog tal van lijnen in het ALMA-spectrum van Sgr B2 die op identificatie wachten. (EE)
Menigeen heeft het de afgelopen jaren weleens gebruikt: gel om je handen mee te desinfecteren. Een van de bestanddelen van deze handgel, isopropanol, komt niet alleen op aarde voor: een onderzoeksteam onder leiding van Arnaud Belloche van het Max-Planck Institut für Radioastronomie in Bonn (Duitsland) heeft het molecuul nu ook in de interstellaire ruimte gedetecteerd. Het is waargenomen in een ‘kraamkamer’ van sterren, Sagittarius B2 geheten, die zich dicht bij het centrum van ons Melkwegstelsel bevindt. De ontdekking is gedaan met behulp van de ALMA-radiotelescoop in de Chileense Atacama-woestijn (Astronomy & Astrophysics, 28 juni).
Astronomen speuren al meer dan een halve eeuw naar moleculen in het heelal, en daarbij zijn tot nu toe 276 verschillende soorten geïdentificeerd. Het doel van deze speurtocht is om meer inzicht te krijgen in de manier waarop moleculen zich in de interstellaire ruimte kunnen vormen. Ook willen wetenschappers graag weten hoe complex deze moleculen kunnen zijn.
Isopropanol is de isomeer van propanol – het grootste alcoholmolecuul dat tot op heden in de interstellaire ruimte is ontdekt. Beide varianten zijn in de ALMA-gegevens van Sagittarius B2 terug te vinden. Het is niet alleen voor het eerst dat isopropanol in de interstellaire ruimte is aangetroffen, maar ook dat normale propanol in een stervormingsgebied kon worden aangetoond.
Het herkennen van organische moleculen in de spectra van stervormingsgebieden is bepaald niet eenvoudig. Hoe groter een molecuul is, op des te meer frequenties zendt het straling uit. En in een bron als Sagittarius B2 zitten zoveel verschillende moleculen die aan de waargenomen straling bijdragen, dat hun spectra overlappen. Hierdoor kost het veel moeite om de ‘vingerafdrukken’ van afzonderlijke moleculen te identificeren.
Dankzij zijn grote hoekoplossend vermogen kan de ALMA-telescoop specifieke delen van Sagittarius B2 selecteren die zeer smalle spectraallijnen uitzenden, wat de ‘spectrale warboel’ vermindert. Alleen zo kunnen de beide isomeren van propanol van elkaar worden onderscheiden. Overigens zijn er nog tal van lijnen in het ALMA-spectrum van Sgr B2 die op identificatie wachten. (EE)
Japanse sterrenkundigen denken een verklaring gevonden te hebben voor het opmerkelijke feit dat stervormingsgebieden zoals de Orionnevel vaak een bijzondere asymmetrie vertonen. In zo'n stellarie kraamkamer ontstaan vaak tientallen of honderden sterren tegelijk. De energierijke straling van de zwaarste en heetste sterren blaast grote bellen in het interstellarie gas, waarin de waterstofatomen zijn geïoniseerd (de elektronen zijn dan losgeslagen van de atoomkernen). Zulke bellen van geïoniseerd gas zijn in veel gevallen echter niet gecentreerd rond de zwaarste sterren in de pasgevormde cluster; ook in de Orionnevel is sprake van een sterke asymmetrie.
\r\nUit gedetailleerde computersimulaties, uitgevoerd op de krachtigste supercomputer voor astronomische toepassingen, blijkt nu dat pasgeboren sterren als gevolg van onderlinge zwaartekrachtstoringen soms tijdelijk uit de jonge sterrenhoop weggeslingerd worden. Na verloop van tijd vallen de meeste als een soot jojo wel weer terug, maar in de tussentijd hebben ze dan de gelegenheid gehad om excentrische bellen van geïoniseerd gas te creëren. Voor sterren die zich altijd in het centrum van de cluster bevinden is dat veel moeilijker, omdat zich daar ook grote hoeveelheden moleculair gas bevinden die het licht van de sterren voor een belangrijk deel absorberen.
\r\nDe nieuwe resultaten, uitgevoerd door een groep astronomen onder leiding van Michiko Fujii van de Universiteit van Tokyo, zijn gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Japanse sterrenkundigen denken een verklaring gevonden te hebben voor het opmerkelijke feit dat stervormingsgebieden zoals de Orionnevel vaak een bijzondere asymmetrie vertonen. In zo'n stellarie kraamkamer ontstaan vaak tientallen of honderden sterren tegelijk. De energierijke straling van de zwaarste en heetste sterren blaast grote bellen in het interstellarie gas, waarin de waterstofatomen zijn geïoniseerd (de elektronen zijn dan losgeslagen van de atoomkernen). Zulke bellen van geïoniseerd gas zijn in veel gevallen echter niet gecentreerd rond de zwaarste sterren in de pasgevormde cluster; ook in de Orionnevel is sprake van een sterke asymmetrie.
\r\nUit gedetailleerde computersimulaties, uitgevoerd op de krachtigste supercomputer voor astronomische toepassingen, blijkt nu dat pasgeboren sterren als gevolg van onderlinge zwaartekrachtstoringen soms tijdelijk uit de jonge sterrenhoop weggeslingerd worden. Na verloop van tijd vallen de meeste als een soot jojo wel weer terug, maar in de tussentijd hebben ze dan de gelegenheid gehad om excentrische bellen van geïoniseerd gas te creëren. Voor sterren die zich altijd in het centrum van de cluster bevinden is dat veel moeilijker, omdat zich daar ook grote hoeveelheden moleculair gas bevinden die het licht van de sterren voor een belangrijk deel absorberen.
\r\nDe nieuwe resultaten, uitgevoerd door een groep astronomen onder leiding van Michiko Fujii van de Universiteit van Tokyo, zijn gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Nieuwe gegevens van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijzen erop dat sterrenstelsels die een zogeheten starburst – een ‘geboortegolf’ van sterren – hebben doorgemaakt hun gas niet uitstoten, maar juist vasthouden. Vreemd genoeg gebruiken de sterrenstelsels dat materiaal niet voor de productie van meer sterren (The Astrophysical Journal, 25 april).
In de meeste sterrenstelsels is gas min of meer op dezelfde manier verdeeld als het sterlicht. Maar bij post-starburststelsels (PSBs) is dat anders. PSBs verschillen van andere sterrenstelsels omdat ze zijn ontstaan in de nasleep van fusies tussen sterrenstelsels. Zo’n samensmelting van stelsels resulteert doorgaans in een enorme opleving van de stervormingsactiviteit, maar bij PSBs komt daar al snel een einde aan. Daarom dachten astronomen tot nu toe dat er in de kernen van deze stelsels simpelweg geen ‘brandstof’ voor de vorming van nieuwe sterren meer te vinden is. De hele voorraad aan moleculair gas zou onder invloed van sterrenwinden en de jets van zwarte gaten de ruimte in zijn geblazen.
De nieuwe gegevens weerleggen deze theorie. Met ALMA zijn aanzienlijke hoeveelheden gas binnen de sterrenstelsels ontdekt, en dat overgebleven gas is zelfs sterk geconcentreerd. Desondanks ontstaan er in deze gaswolken relatief weinig sterren. Een andere opvallende eigenschap van het gas is dat het verrassend turbulent is.
Volgens hoofdonderzoeker Adam Smercina van de Universiteit van Washington (VS) is het denkbaar dat de stervorming in de onderzochte stelsels door de turbulenties wordt geremd, net zoals een harde wind een vuur(tje) kan doven. Maar stervorming kan ook worden versterkt door turbulentie, net zoals wind vlammen kan aanwakkeren. De grote vraag is nu hoe deze turbulentie is ontstaan en hoe zij bijdraagt aan het stilleggen van de stervormingsactiviteit.
Een definitief antwoord hebben de astronomen nog niet. Maar het is denkbaar dat de energie voor de turbulentie wordt geleverd door de hete accretieschijven rond de superzware zwarte gaten in de centra van de slapende sterrenstelsels. (EE)
Nieuwe gegevens van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijzen erop dat sterrenstelsels die een zogeheten starburst – een ‘geboortegolf’ van sterren – hebben doorgemaakt hun gas niet uitstoten, maar juist vasthouden. Vreemd genoeg gebruiken de sterrenstelsels dat materiaal niet voor de productie van meer sterren (The Astrophysical Journal, 25 april).
In de meeste sterrenstelsels is gas min of meer op dezelfde manier verdeeld als het sterlicht. Maar bij post-starburststelsels (PSBs) is dat anders. PSBs verschillen van andere sterrenstelsels omdat ze zijn ontstaan in de nasleep van fusies tussen sterrenstelsels. Zo’n samensmelting van stelsels resulteert doorgaans in een enorme opleving van de stervormingsactiviteit, maar bij PSBs komt daar al snel een einde aan. Daarom dachten astronomen tot nu toe dat er in de kernen van deze stelsels simpelweg geen ‘brandstof’ voor de vorming van nieuwe sterren meer te vinden is. De hele voorraad aan moleculair gas zou onder invloed van sterrenwinden en de jets van zwarte gaten de ruimte in zijn geblazen.
De nieuwe gegevens weerleggen deze theorie. Met ALMA zijn aanzienlijke hoeveelheden gas binnen de sterrenstelsels ontdekt, en dat overgebleven gas is zelfs sterk geconcentreerd. Desondanks ontstaan er in deze gaswolken relatief weinig sterren. Een andere opvallende eigenschap van het gas is dat het verrassend turbulent is.
Volgens hoofdonderzoeker Adam Smercina van de Universiteit van Washington (VS) is het denkbaar dat de stervorming in de onderzochte stelsels door de turbulenties wordt geremd, net zoals een harde wind een vuur(tje) kan doven. Maar stervorming kan ook worden versterkt door turbulentie, net zoals wind vlammen kan aanwakkeren. De grote vraag is nu hoe deze turbulentie is ontstaan en hoe zij bijdraagt aan het stilleggen van de stervormingsactiviteit.
Een definitief antwoord hebben de astronomen nog niet. Maar het is denkbaar dat de energie voor de turbulentie wordt geleverd door de hete accretieschijven rond de superzware zwarte gaten in de centra van de slapende sterrenstelsels. (EE)
Maosheng Xiang en Hans-Walter Rix – beiden van het Max-Planck Institut für Astronomie (Duitsland) – hebben de beste reconstructie tot nu toe gemaakt van de spannende ‘tienerjaren’ van ons Melkwegstelsel: de periode tussen ongeveer 13 en 8 miljard jaar geleden, toen het Melkwegstelsel samensmolt met andere sterrenstelsels en veel waterstof verbruikte om nieuwe sterren te vormen (Nature, 23 maart).
Volgens onze huidige inzichten heeft ons sterrenstelsel verschillende fasen doorlopen. Tijdens zijn ‘babyfase’ smolten kleine, gasrijke oerstelsels samen tot een conglomeraat dat vervolgens uitgroeide tot het Melkwegstelsel. Omdat de kleine sterrenstelsels niet frontaal met elkaar in botsing kwamen, ontstond een draaiende structuur die nu bekendstaat als de ‘dikke schijf’: een 6000 lichtjaar dikke ’pannenkoek’ met een middellijn van 100.000 lichtjaar. De daaropvolgende ‘volwassen jaren’ waren veel rustiger en werden gekenmerkt door een gestage stervormingsactiviteit in de zogeheten dunne schijf, die jonger is en slechts ongeveer 2000 lichtjaar dik.
De nieuwe reconstructie van Xiang en Rix geeft een duidelijker beeld van de productieve tienertijd van het Melkwegstelsel, tussen ongeveer 13 en 8 miljard jaar geleden. Cruciaal voor deze reconstructie was dat de astronomen erin zijn geslaagd om de leeftijden van zo’n 250.000 afzonderlijke sterren nauwkeurig te bepalen. Daarbij hebben ze gebruik gemaakt van een specifiek soort sterren, de zogeheten ‘subreuzen’, waarvan je de leeftijden direct kunt bepalen door naar hun temperaturen en helderheden te kijken. Nadeel is wel dat subreuzen zeldzaam zijn: slechts een paar procent van de sterren in ons Melkwegstelsel verkeert in deze kortstondige levensfase.
Gelukkig hebben recente omvangrijke surveys van de Europese astrometrische satelliet Gaia en de Chinese LAMOST-telescoop nauwkeurige gegevens opgeleverd over vele miljoenen sterren. Dankzij deze gegevens konden Xiang en Rix een groot aantal subreuzen sorteren op leeftijd en chemische samenstelling. En uit deze informatie konden ze afleiden wat zich tijdens de verschillende ontwikkelingsfasen in ons Melkwegstelsel heeft afgespeeld.
De astronomen hebben ontdekt dat zich ongeveer 11 miljard jaar geleden in ons Melkwegstelsel in korte tijd uitzonderlijk veel nieuwe sterren hebben gevormd. Deze piek was zeer waarschijnlijk het gevolg van één specifieke fusie: die met ‘Gaia Enceladus’, een satellietstelsel waarvan de door de samensmelting verstoorde restanten in 2018 zijn ontdekt. Bij de botsing ontstonden schokgolven, waardoor de gaswolken in beide sterrenstelsels zodanig in beroering werden gebracht dat ze samentrokken tot nieuwe sterren.
Het totale aantal sterren dat zich daarbij heeft gevormd suggereert dat de dikke schijf al vanaf het begin indrukwekkende hoeveelheden gas bevatte. Hierdoor liep de vorming van nieuwe sterren op rolletjes. Als nieuwe sterren worden gevormd, produceren met name zware sterren veel elementen die zwaarder zijn dan waterstof en helium – elementen die door astronomen doorgaans ‘metalen’ worden genoemd. Zwaardere elementen hebben de neiging zich te verzamelen in de centrale regionen van het Melkwegstelsel. Aldaar gevormde sterren zullen dus meer metalen bevatten dan sterren die in de buitenwijken zijn geboren.
De door Xiang en Rix onderzochte steekproef van sterren laat echter iets anders zien: vanaf de vroegst mogelijke periode die in de gegevens terug te vinden is - 13 miljard jaar geleden oftewel een kleine 800 miljoen jaar na de oerknal – tot aan de tempoverandering 8 miljard jaar geleden, lijken alle sterren die min of meer gelijktijdig zijn geboren hetzelfde metaalgehalte te hebben gehad.
De eenvoudigste verklaring is dat er gedurende al die tijd een grondige menging van gas in de hele dikke schijf heeft plaatsgevonden. Op die manier ‘erfden’ alle sterren die rond dezelfde tijd zijn geboren dezelfde chemische samenstelling, waarbij het aandeel zware elementen in de loop van de tijd toeneemt, doordat het gas geleidelijk wordt verrijkt met de kernfusieprodukten van voorgaande generaties sterren.
Het onderzoek laat zien dat er ongeveer 8 miljard jaar geleden een einde is gekomen aan de productieve tienerjaren van ons Melkwegstelsel. Vermoedelijk kwam dit doordat de dikke schijf een groot deel van zijn oorspronkelijke voorraad waterstofgas had verbruikt. Klaarblijkelijk was er toen nog steeds sprake van een gestage toevoer van gematigde hoeveelheden vers waterstofgas uit de intergalactische ruimte. En omdat de stervormingsactiviteit in de dikke schijf zo goed als voorbij was, kon dat gas zich geleidelijk in een eigen, veel dunnere, schijf nestelen. (EE)
Maosheng Xiang en Hans-Walter Rix – beiden van het Max-Planck Institut für Astronomie (Duitsland) – hebben de beste reconstructie tot nu toe gemaakt van de spannende ‘tienerjaren’ van ons Melkwegstelsel: de periode tussen ongeveer 13 en 8 miljard jaar geleden, toen het Melkwegstelsel samensmolt met andere sterrenstelsels en veel waterstof verbruikte om nieuwe sterren te vormen (Nature, 23 maart).
Volgens onze huidige inzichten heeft ons sterrenstelsel verschillende fasen doorlopen. Tijdens zijn ‘babyfase’ smolten kleine, gasrijke oerstelsels samen tot een conglomeraat dat vervolgens uitgroeide tot het Melkwegstelsel. Omdat de kleine sterrenstelsels niet frontaal met elkaar in botsing kwamen, ontstond een draaiende structuur die nu bekendstaat als de ‘dikke schijf’: een 6000 lichtjaar dikke ’pannenkoek’ met een middellijn van 100.000 lichtjaar. De daaropvolgende ‘volwassen jaren’ waren veel rustiger en werden gekenmerkt door een gestage stervormingsactiviteit in de zogeheten dunne schijf, die jonger is en slechts ongeveer 2000 lichtjaar dik.
De nieuwe reconstructie van Xiang en Rix geeft een duidelijker beeld van de productieve tienertijd van het Melkwegstelsel, tussen ongeveer 13 en 8 miljard jaar geleden. Cruciaal voor deze reconstructie was dat de astronomen erin zijn geslaagd om de leeftijden van zo’n 250.000 afzonderlijke sterren nauwkeurig te bepalen. Daarbij hebben ze gebruik gemaakt van een specifiek soort sterren, de zogeheten ‘subreuzen’, waarvan je de leeftijden direct kunt bepalen door naar hun temperaturen en helderheden te kijken. Nadeel is wel dat subreuzen zeldzaam zijn: slechts een paar procent van de sterren in ons Melkwegstelsel verkeert in deze kortstondige levensfase.
Gelukkig hebben recente omvangrijke surveys van de Europese astrometrische satelliet Gaia en de Chinese LAMOST-telescoop nauwkeurige gegevens opgeleverd over vele miljoenen sterren. Dankzij deze gegevens konden Xiang en Rix een groot aantal subreuzen sorteren op leeftijd en chemische samenstelling. En uit deze informatie konden ze afleiden wat zich tijdens de verschillende ontwikkelingsfasen in ons Melkwegstelsel heeft afgespeeld.
De astronomen hebben ontdekt dat zich ongeveer 11 miljard jaar geleden in ons Melkwegstelsel in korte tijd uitzonderlijk veel nieuwe sterren hebben gevormd. Deze piek was zeer waarschijnlijk het gevolg van één specifieke fusie: die met ‘Gaia Enceladus’, een satellietstelsel waarvan de door de samensmelting verstoorde restanten in 2018 zijn ontdekt. Bij de botsing ontstonden schokgolven, waardoor de gaswolken in beide sterrenstelsels zodanig in beroering werden gebracht dat ze samentrokken tot nieuwe sterren.
Het totale aantal sterren dat zich daarbij heeft gevormd suggereert dat de dikke schijf al vanaf het begin indrukwekkende hoeveelheden gas bevatte. Hierdoor liep de vorming van nieuwe sterren op rolletjes. Als nieuwe sterren worden gevormd, produceren met name zware sterren veel elementen die zwaarder zijn dan waterstof en helium – elementen die door astronomen doorgaans ‘metalen’ worden genoemd. Zwaardere elementen hebben de neiging zich te verzamelen in de centrale regionen van het Melkwegstelsel. Aldaar gevormde sterren zullen dus meer metalen bevatten dan sterren die in de buitenwijken zijn geboren.
De door Xiang en Rix onderzochte steekproef van sterren laat echter iets anders zien: vanaf de vroegst mogelijke periode die in de gegevens terug te vinden is - 13 miljard jaar geleden oftewel een kleine 800 miljoen jaar na de oerknal – tot aan de tempoverandering 8 miljard jaar geleden, lijken alle sterren die min of meer gelijktijdig zijn geboren hetzelfde metaalgehalte te hebben gehad.
De eenvoudigste verklaring is dat er gedurende al die tijd een grondige menging van gas in de hele dikke schijf heeft plaatsgevonden. Op die manier ‘erfden’ alle sterren die rond dezelfde tijd zijn geboren dezelfde chemische samenstelling, waarbij het aandeel zware elementen in de loop van de tijd toeneemt, doordat het gas geleidelijk wordt verrijkt met de kernfusieprodukten van voorgaande generaties sterren.
Het onderzoek laat zien dat er ongeveer 8 miljard jaar geleden een einde is gekomen aan de productieve tienerjaren van ons Melkwegstelsel. Vermoedelijk kwam dit doordat de dikke schijf een groot deel van zijn oorspronkelijke voorraad waterstofgas had verbruikt. Klaarblijkelijk was er toen nog steeds sprake van een gestage toevoer van gematigde hoeveelheden vers waterstofgas uit de intergalactische ruimte. En omdat de stervormingsactiviteit in de dikke schijf zo goed als voorbij was, kon dat gas zich geleidelijk in een eigen, veel dunnere, schijf nestelen. (EE)
Een internationaal team van astronomen onder Nederlandse leiding heeft ontdekt dat ook een zwakke straalstroom van een weinig actief zwart gat als een soort bladblazer een sterrenstelsel schoon kan blazen. Het waargenomen zwarte gat verplaatst in een paar miljoen jaar zo'n 75% van het koude gas naar de buitengebieden van het sterrenstelsel. Daardoor stopt waarschijnlijk de vorming van nieuwe sterren (Nature Astronomy, 10 februari).
Astronomen gingen er tot nu toe altijd van uit dat alleen zwarte gaten met sterke straalstromen ervoor zorgen dat de stervorming in een sterrenstelsel stopt. Dergelijke zwarte gaten blazen namelijk gas weg, en dat is het bouwmateriaal voor nieuwe sterren. Het probleem was echter dat ook sterrenstelsels zónder sterk stralende zwarte gaten geremd zijn in hun groei.
En nu hebben sterrenkundigen dus een weinig actief zwart gat ontdekt dat ook zijn omgeving lijkt schoon te blazen. Het betreffende zwarte gat bevindt zich in het sterrenstelsel B2 0258+35 in het sterrenbeeld Perseus. Het is een zogeheten radiostraler, die vooral straling van lage energie uitzendt – dus geen zichtbaar licht, ultraviolet- of röntgenstraling.
Het gas bij B2 0258+35 wordt gestaag met een snelheid van ongeveer 500 kilometer per seconde weggeblazen. Het gaat om een hoeveelheid van ongeveer vijf tot tien zonsmassa’s per jaar. Het weggeblazen gas heeft niet genoeg snelheid om uit de greep van het sterrenstelsel te ontsnappen. Het valt uiteindelijk terug en komt terecht aan de randen van het stelsel, waar niet gemakkelijk nieuwe sterren worden gevormd.
Het onderzoeksteam, onder leiding van Suma Murthy (tijdens het onderzoek werkzaam bij ASTRON en bij het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen), deed zijn waarnemingen in oktober en november 2020 met de telescopen van het NOEMA-netwerk. NOEMA – de afkorting staat voor Northern Extended Millimeter Array – is een verzameling radioschotels in de Franse Alpen op zo’n 2500 meter hoogte.
Murthy verdedigde op 8 februari jl. haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze werkt nu als postdoc bij JIVE, het Europese instituut in Dwingeloo, dat onder andere coördineert dat radiotelescopen over de hele wereld met elkaar samenwerken.
Een internationaal team van astronomen onder Nederlandse leiding heeft ontdekt dat ook een zwakke straalstroom van een weinig actief zwart gat als een soort bladblazer een sterrenstelsel schoon kan blazen. Het waargenomen zwarte gat verplaatst in een paar miljoen jaar zo'n 75% van het koude gas naar de buitengebieden van het sterrenstelsel. Daardoor stopt waarschijnlijk de vorming van nieuwe sterren (Nature Astronomy, 10 februari).
Astronomen gingen er tot nu toe altijd van uit dat alleen zwarte gaten met sterke straalstromen ervoor zorgen dat de stervorming in een sterrenstelsel stopt. Dergelijke zwarte gaten blazen namelijk gas weg, en dat is het bouwmateriaal voor nieuwe sterren. Het probleem was echter dat ook sterrenstelsels zónder sterk stralende zwarte gaten geremd zijn in hun groei.
En nu hebben sterrenkundigen dus een weinig actief zwart gat ontdekt dat ook zijn omgeving lijkt schoon te blazen. Het betreffende zwarte gat bevindt zich in het sterrenstelsel B2 0258+35 in het sterrenbeeld Perseus. Het is een zogeheten radiostraler, die vooral straling van lage energie uitzendt – dus geen zichtbaar licht, ultraviolet- of röntgenstraling.
Het gas bij B2 0258+35 wordt gestaag met een snelheid van ongeveer 500 kilometer per seconde weggeblazen. Het gaat om een hoeveelheid van ongeveer vijf tot tien zonsmassa’s per jaar. Het weggeblazen gas heeft niet genoeg snelheid om uit de greep van het sterrenstelsel te ontsnappen. Het valt uiteindelijk terug en komt terecht aan de randen van het stelsel, waar niet gemakkelijk nieuwe sterren worden gevormd.
Het onderzoeksteam, onder leiding van Suma Murthy (tijdens het onderzoek werkzaam bij ASTRON en bij het Kapteyn Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen), deed zijn waarnemingen in oktober en november 2020 met de telescopen van het NOEMA-netwerk. NOEMA – de afkorting staat voor Northern Extended Millimeter Array – is een verzameling radioschotels in de Franse Alpen op zo’n 2500 meter hoogte.
Murthy verdedigde op 8 februari jl. haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze werkt nu als postdoc bij JIVE, het Europese instituut in Dwingeloo, dat onder andere coördineert dat radiotelescopen over de hele wereld met elkaar samenwerken.
Zwarte gaten worden vaak afgeschilderd als destructieve monsters die alles wat te dichtbij komt opslokken, maar bij nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop spelen ze een minder kwaadaardige rol. Een zwart gat in het hart van het 30 miljoen lichtjaar verre dwergsterrenstelsel Henize 2-10 draagt bij aan de vorming van nieuwe sterren in plaats van ze op te slokken (Nature, 19 januari).
Met de ruimtetelescoop is een duidelijk verband ontdekt tussen het zwarte gat in dit kleine sterrenstelsel en een stervormingsgebied dat slecht 230 lichtjaar daarvan verwijderd is. Dat verband bestaat uit een uitstroom van gas die zich als een navelstreng uitstrekt tot aan een heldere stellaire kraamkamer. Op het moment dat de gasstroom daar arriveerde bevond zich op die plek al een dichte concentratie van gas. De spectroscopische gegevens die met Hubble zijn verkregen laten zien dat de gasstroom zich met een snelheid van ongeveer anderhalf miljoen kilometer per uur in dit ‘cocon’ heeft geboord. Daarbij hebben zich tal van jonge sterrenhopen gevormd.
Wat zich in Henize 2-10 heeft afgespeeld is precies het omgekeerde van wat in grotere sterrenstelsels vaak te zien is. Daarin stroomt juist materie naar het zwarte gat toe, om vervolgens in de vorm van bundels van ziedend heet gas terug de ruimte in te worden geblazen. Eventuele gaswolken die op het pad van deze zogeheten plasmabundels bevinden, raken daarbij dermate verhit, dat het daarin aanwezige gas niet meer tot nieuwe sterren kan samentrekken. Het minder grote zwarte gat in Henize 2-10 produceert blijkbaar een veel minder intense uitstoot, die gaswolken net genoeg samendrukt om de vorming van sterren te stimuleren.
Het zwarte gat in Henize 2-10 heeft ongeveer een miljoen keer zoveel massa als onze zon. De superzware zwarte gaten in grotere sterrenstelsels hebben vaak nog eens duizend keer zoveel massa. Doorgaans geldt dat het centrale zwarte gat van een sterrenstelsel zwaarder is naarmate het stelsel zelf een grotere massa heeft. (EE)
Zwarte gaten worden vaak afgeschilderd als destructieve monsters die alles wat te dichtbij komt opslokken, maar bij nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop spelen ze een minder kwaadaardige rol. Een zwart gat in het hart van het 30 miljoen lichtjaar verre dwergsterrenstelsel Henize 2-10 draagt bij aan de vorming van nieuwe sterren in plaats van ze op te slokken (Nature, 19 januari).
Met de ruimtetelescoop is een duidelijk verband ontdekt tussen het zwarte gat in dit kleine sterrenstelsel en een stervormingsgebied dat slecht 230 lichtjaar daarvan verwijderd is. Dat verband bestaat uit een uitstroom van gas die zich als een navelstreng uitstrekt tot aan een heldere stellaire kraamkamer. Op het moment dat de gasstroom daar arriveerde bevond zich op die plek al een dichte concentratie van gas. De spectroscopische gegevens die met Hubble zijn verkregen laten zien dat de gasstroom zich met een snelheid van ongeveer anderhalf miljoen kilometer per uur in dit ‘cocon’ heeft geboord. Daarbij hebben zich tal van jonge sterrenhopen gevormd.
Wat zich in Henize 2-10 heeft afgespeeld is precies het omgekeerde van wat in grotere sterrenstelsels vaak te zien is. Daarin stroomt juist materie naar het zwarte gat toe, om vervolgens in de vorm van bundels van ziedend heet gas terug de ruimte in te worden geblazen. Eventuele gaswolken die op het pad van deze zogeheten plasmabundels bevinden, raken daarbij dermate verhit, dat het daarin aanwezige gas niet meer tot nieuwe sterren kan samentrekken. Het minder grote zwarte gat in Henize 2-10 produceert blijkbaar een veel minder intense uitstoot, die gaswolken net genoeg samendrukt om de vorming van sterren te stimuleren.
Het zwarte gat in Henize 2-10 heeft ongeveer een miljoen keer zoveel massa als onze zon. De superzware zwarte gaten in grotere sterrenstelsels hebben vaak nog eens duizend keer zoveel massa. Doorgaans geldt dat het centrale zwarte gat van een sterrenstelsel zwaarder is naarmate het stelsel zelf een grotere massa heeft. (EE)
In een artikel dat vandaag (12 januari) in Nature is verschenen, hebben astronomen van het Center | Harvard & Smithsonian (CfA) en het Space Telescope Science Institute (STScI) een reconstructie gemaakt van de evolutionaire geschiedenis van ons deel van de Melkweg. Daarin tonen ze aan hoe een reeks gebeurtenissen die 14 miljoen jaar geleden op gang kwam, heeft geleid tot het ontstaan van een enorme holte. Deze zogeheten Lokale Bel is verantwoordelijk voor de vorming van alle nabije jonge sterren.
Aan de hand van een nieuwe 3D-computeranimatie tonen de astronomen aan dat alle jonge sterren en stervormingsgebieden tot op 500 lichtjaar van de aarde zich op het oppervlak van de Lokale Bel bevinden. Astronomen weten al tientallen jaren van het bestaan van deze holte, maar nu hebben ze ook zichtbaar gemaakt hoe deze is ontstaan en wat de invloed ervan is op het gas eromheen.
De animatie laat zien hoe een reeks van ongeveer vijftien supernova-explosies, waarvan de eerste 14 miljoen jaar geleden plaatsvond, het interstellaire gas naar buiten duwde, waardoor een vreemd gevormde zeepbelachtige structuur ontstond met een oppervlak waar zich sterren konden vormen. Inmiddels zijn aan de randen van deze structuur zeven bekende stervormingsgebieden te vinden.
De Lokale Bel neemt nog steeds in omvang toe, al is de vaart er inmiddels wel een beetje uit: zijn uitdijingssnelheid bedraagt nog maar ongeveer 6,5 kilometer per seconde. Deze snelheid en de vroegere en huidige banen van de jonge sterren die zich langs zijn oppervlak vormen, zijn afgeleid uit gegevens van de Europese astrometrische satelliet Gaia.
Ons zonnestelsel heeft zich overigens niet altijd binnen de Lokale Bel bevonden. Pas ongeveer vijf miljoen jaar geleden kruiste onze zon met haar gevolg van planeten en kleiner grut het pad van deze holte. En inmiddels bevinden we ons bij toeval bijna precies in het centrum ervan.
De nieuwe onderzoeksresultaten zijn vanmiddag gepresenteerd tijdens een persconferentie van de American Astronomical Society (AAS). Samen met de bijbehorende interactieve illustraties en video’s zijn ze via een speciale website voor iedereen toegankelijk. (EE)
In een artikel dat vandaag (12 januari) in Nature is verschenen, hebben astronomen van het Center | Harvard & Smithsonian (CfA) en het Space Telescope Science Institute (STScI) een reconstructie gemaakt van de evolutionaire geschiedenis van ons deel van de Melkweg. Daarin tonen ze aan hoe een reeks gebeurtenissen die 14 miljoen jaar geleden op gang kwam, heeft geleid tot het ontstaan van een enorme holte. Deze zogeheten Lokale Bel is verantwoordelijk voor de vorming van alle nabije jonge sterren.
Aan de hand van een nieuwe 3D-computeranimatie tonen de astronomen aan dat alle jonge sterren en stervormingsgebieden tot op 500 lichtjaar van de aarde zich op het oppervlak van de Lokale Bel bevinden. Astronomen weten al tientallen jaren van het bestaan van deze holte, maar nu hebben ze ook zichtbaar gemaakt hoe deze is ontstaan en wat de invloed ervan is op het gas eromheen.
De animatie laat zien hoe een reeks van ongeveer vijftien supernova-explosies, waarvan de eerste 14 miljoen jaar geleden plaatsvond, het interstellaire gas naar buiten duwde, waardoor een vreemd gevormde zeepbelachtige structuur ontstond met een oppervlak waar zich sterren konden vormen. Inmiddels zijn aan de randen van deze structuur zeven bekende stervormingsgebieden te vinden.
De Lokale Bel neemt nog steeds in omvang toe, al is de vaart er inmiddels wel een beetje uit: zijn uitdijingssnelheid bedraagt nog maar ongeveer 6,5 kilometer per seconde. Deze snelheid en de vroegere en huidige banen van de jonge sterren die zich langs zijn oppervlak vormen, zijn afgeleid uit gegevens van de Europese astrometrische satelliet Gaia.
Ons zonnestelsel heeft zich overigens niet altijd binnen de Lokale Bel bevonden. Pas ongeveer vijf miljoen jaar geleden kruiste onze zon met haar gevolg van planeten en kleiner grut het pad van deze holte. En inmiddels bevinden we ons bij toeval bijna precies in het centrum ervan.
De nieuwe onderzoeksresultaten zijn vanmiddag gepresenteerd tijdens een persconferentie van de American Astronomical Society (AAS). Samen met de bijbehorende interactieve illustraties en video’s zijn ze via een speciale website voor iedereen toegankelijk. (EE)
Het lijkt een spelletje LaserQuest wat zich hier in de kosmos afspeelt. Vanuit het centrum van de foto schieten twee kaarsrechte stralen van gebundelde energie de ruimte in, in tegenovergestelde richtingen. De ‘jet’ die naar rechtsboven wijst is enigszins naar ons toe gericht; de andere wijst juist van ons af, waardoor hij minder goed te zien is. De bron van het hemelse vuurwerk wordt aan het zicht onttrokken door dichte stofwolken.
\r\nWat we hier zien zou je heel goed de geboortekreet van een nieuwe ster kunnen noemen. Die ‘protoster’ is nog gehuld in de donkere gas- en stofwolk waaruit hij ontstond. De ster trekt nog steeds materiaal uit zijn omgeving aan; een deel daarvan wordt met hoge snelheid langs de draaiingsas van de ster de ruimte in geblazen, vermoedelijk mede als gevolg van krachtige magnetische velden.
\r\nDe warmtestraling van de ster-in-wording werd begin jaren tachtig al gedetecteerd door de Amerikaans-Nederlandse IRAS-kunstmaan (InfraRood Astronomische Satelliet). De ster is maar liefst vijfentwintig keer zo zwaar als de zon, zo blijkt uit de metingen. Vermoedelijk is het een dubbelster: met de Spitzer Space Telescope is een tweede set jets ontdekt, zo’n 60 graden gedraaid ten opzichte van de bundels op deze foto, die gemaakt werd door de Hubble Space Telescope.
\r\nDe bundels bestaan uit ijl maar heet gas, met snelheden van 300 tot 600 kilometer per seconde. Waar het gas in botsing komt met de nog ijlere interstellaire materie, ontstaan boegschokken en schokgolven. Astronomen George Herbig en Guillermo Haro ontdekten halverwege de vorige eeuw tal van dit soort kleine, heldere structuren in stervormingsgebieden. Ze worden daarom Herbig-Haro-objecten genoemd; het exemplaar op de foto is HH 111.
\r\nDoor de bundels in de loop van de jaren steeds opnieuw te fotograferen met de Hubble-telescoop, hebben astronomen hun beweging kunnen vastleggen. Alles lijkt erop te wijzen dat de huidige structuur hooguit zo’n 800 jaar oud is.
\r\nHH 111 bevindt zich in de Orionnevel, op ongeveer 1300 lichtjaar afstand van de aarde. De twee jets hebben een gezamenlijke lengte van minstens 2,5 lichtjaar. In de niet al te verre toekomst is al het omringende stof weggeblazen en straalt hier een nieuwe reuzenster.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Kijk op de kosmos - Geboortekreet in Orion", "pk_id": 43410, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Het lijkt een spelletje LaserQuest wat zich hier in de kosmos afspeelt. Vanuit het centrum van de foto schieten twee kaarsrechte stralen van gebundelde energie de ruimte in, in tegenovergestelde richtingen. De ‘jet’ die naar rechtsboven wijst is enigszins naar ons toe gericht; de andere wijst juist van ons af, waardoor hij minder goed te zien is. De bron van het hemelse vuurwerk wordt aan het zicht onttrokken door dichte stofwolken.
\r\nWat we hier zien zou je heel goed de geboortekreet van een nieuwe ster kunnen noemen. Die ‘protoster’ is nog gehuld in de donkere gas- en stofwolk waaruit hij ontstond. De ster trekt nog steeds materiaal uit zijn omgeving aan; een deel daarvan wordt met hoge snelheid langs de draaiingsas van de ster de ruimte in geblazen, vermoedelijk mede als gevolg van krachtige magnetische velden.
\r\nDe warmtestraling van de ster-in-wording werd begin jaren tachtig al gedetecteerd door de Amerikaans-Nederlandse IRAS-kunstmaan (InfraRood Astronomische Satelliet). De ster is maar liefst vijfentwintig keer zo zwaar als de zon, zo blijkt uit de metingen. Vermoedelijk is het een dubbelster: met de Spitzer Space Telescope is een tweede set jets ontdekt, zo’n 60 graden gedraaid ten opzichte van de bundels op deze foto, die gemaakt werd door de Hubble Space Telescope.
\r\nDe bundels bestaan uit ijl maar heet gas, met snelheden van 300 tot 600 kilometer per seconde. Waar het gas in botsing komt met de nog ijlere interstellaire materie, ontstaan boegschokken en schokgolven. Astronomen George Herbig en Guillermo Haro ontdekten halverwege de vorige eeuw tal van dit soort kleine, heldere structuren in stervormingsgebieden. Ze worden daarom Herbig-Haro-objecten genoemd; het exemplaar op de foto is HH 111.
\r\nDoor de bundels in de loop van de jaren steeds opnieuw te fotograferen met de Hubble-telescoop, hebben astronomen hun beweging kunnen vastleggen. Alles lijkt erop te wijzen dat de huidige structuur hooguit zo’n 800 jaar oud is.
\r\nHH 111 bevindt zich in de Orionnevel, op ongeveer 1300 lichtjaar afstand van de aarde. De twee jets hebben een gezamenlijke lengte van minstens 2,5 lichtjaar. In de niet al te verre toekomst is al het omringende stof weggeblazen en straalt hier een nieuwe reuzenster.
", "slug": "kijk-op-de-kosmos-geboortekreet-orion", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2022, 1, 1, 10, 49, 32], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2022-01-01 10:49:32", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Kijk op de kosmos - Geboortekreet in Orion"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/mogelijke-productielijn-van-moleculair-waterstofga/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een groep astronomen, onder leiding van promovendus Jonas Syed van het Max-Planck-Institut für Astronomie, heeft een ongekend lange structuur in de Melkweg ontdekt. Hij is ongeveer 3900 lichtjaar lang, 130 lichtjaar breed en bestaat bijna volledig uit atomair waterstofgas. Uit analyse van de metingen blijkt dat het filament plaatselijk samenkomt om moleculaire waterstof te vormen – de grondstof waaruit uiteindelijk sterren kunnen ontstaan (Astronomy & Astrophysics, 20 december).
Waterstof is het meestvoorkomende element in het heelal en het belangrijkste ingrediënt voor de vorming van sterren. Jammer genoeg is het opsporen van afzonderlijke wolken van waterstofgas een veeleisende taak, wat het onderzoek naar de vroegste levensfasen van sterren tot een uitdaging maakt. Daarom is de ontdekking van een uitgestrekt filament van atomair waterstofgas een opvallende gebeurtenis.
Het filament strekt zich tot ongeveer 1600 lichtjaar onder het Melkwegvlak uit, waardoor de (radio)straling van het waterstof, die op een golflengte van 21 centimeter wordt uitgezonden, duidelijk afsteekt tegen de achtergrond. Hij is opgespoord in het kader van de THOR-survey, die met radiotelescopen in de VS is uitgevoerd.
De structuur bevindt zich op een afstand van 55.000 lichtjaar aan de andere kant van de Melkweg. Maar waar het gas vandaan is gekomen, is onduidelijk. Vast staat wel dat het filament een samenhangend geheel is, vele malen groter dan alle bekende wolken van moleculair gas. Deze laatste hebben zijn niet groter dan 800 lichtjaar.
Waterstof komt in het heelal in verschillende vormen voor: als afzonderlijke atomen of als moleculen, waarin twee atomen met elkaar verbonden zijn. Alleen moleculair waterstofgas condenseert tot relatief compacte wolken waarin uiteindelijk nieuwe sterren kunnen ontstaan. Maar hoe de overgang van atomair naar moleculair waterstof precies verloopt, is nog grotendeels onbekend. Dat maakt het onderzoek van dit buitengewoon lange filament des te interessanter.
Bij nadere inspectie zagen de astronomen dat het gas op sommige plekken langs het filament samenkomt. Zij concluderen daaruit dat het waterstofgas zich daar ophoopt en tot grote wolken condenseert. Volgens de onderzoekers zouden dat weleens de plekken kunnen zijn waar atomair waterstofgas geleidelijk tot moleculair waterstofgas wordt getransformeerd. Mogelijk hebben we hier dus te maken met een gebied in de Melkweg waar de grondstof voor nieuwe sterren wordt aangemaakt. (EE)
Een groep astronomen, onder leiding van promovendus Jonas Syed van het Max-Planck-Institut für Astronomie, heeft een ongekend lange structuur in de Melkweg ontdekt. Hij is ongeveer 3900 lichtjaar lang, 130 lichtjaar breed en bestaat bijna volledig uit atomair waterstofgas. Uit analyse van de metingen blijkt dat het filament plaatselijk samenkomt om moleculaire waterstof te vormen – de grondstof waaruit uiteindelijk sterren kunnen ontstaan (Astronomy & Astrophysics, 20 december).
Waterstof is het meestvoorkomende element in het heelal en het belangrijkste ingrediënt voor de vorming van sterren. Jammer genoeg is het opsporen van afzonderlijke wolken van waterstofgas een veeleisende taak, wat het onderzoek naar de vroegste levensfasen van sterren tot een uitdaging maakt. Daarom is de ontdekking van een uitgestrekt filament van atomair waterstofgas een opvallende gebeurtenis.
Het filament strekt zich tot ongeveer 1600 lichtjaar onder het Melkwegvlak uit, waardoor de (radio)straling van het waterstof, die op een golflengte van 21 centimeter wordt uitgezonden, duidelijk afsteekt tegen de achtergrond. Hij is opgespoord in het kader van de THOR-survey, die met radiotelescopen in de VS is uitgevoerd.
De structuur bevindt zich op een afstand van 55.000 lichtjaar aan de andere kant van de Melkweg. Maar waar het gas vandaan is gekomen, is onduidelijk. Vast staat wel dat het filament een samenhangend geheel is, vele malen groter dan alle bekende wolken van moleculair gas. Deze laatste hebben zijn niet groter dan 800 lichtjaar.
Waterstof komt in het heelal in verschillende vormen voor: als afzonderlijke atomen of als moleculen, waarin twee atomen met elkaar verbonden zijn. Alleen moleculair waterstofgas condenseert tot relatief compacte wolken waarin uiteindelijk nieuwe sterren kunnen ontstaan. Maar hoe de overgang van atomair naar moleculair waterstof precies verloopt, is nog grotendeels onbekend. Dat maakt het onderzoek van dit buitengewoon lange filament des te interessanter.
Bij nadere inspectie zagen de astronomen dat het gas op sommige plekken langs het filament samenkomt. Zij concluderen daaruit dat het waterstofgas zich daar ophoopt en tot grote wolken condenseert. Volgens de onderzoekers zouden dat weleens de plekken kunnen zijn waar atomair waterstofgas geleidelijk tot moleculair waterstofgas wordt getransformeerd. Mogelijk hebben we hier dus te maken met een gebied in de Melkweg waar de grondstof voor nieuwe sterren wordt aangemaakt. (EE)
Een groep astronomen heeft aanwijzingen gevonden dat zich een in een donkere wolk nabij het Melkwegcentrum een jonge sterrenhoop verschuilt. Deze compacte wolk van stof en gas, die de Brick (het Blok) wordt genoemd, leek tot nu toe ongewoon rustig als het om stervorming gaat. Maar nu is een boogvormige structuur in de Brick ontdekt die de eigenschappen van een uitdijende schil vertoont. De astronomen vermoeden dat dit een bel van heet gas is, die door een jonge, zware ster is uitgestoten. En waarschijnlijk is het niet de enige jonge ster ter plaatse (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 17 december).
Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Doorgaans geldt dat wanneer de dichtheid van zo’n wolk maar hoog genoeg is, er uiteindelijk stervorming zal optreden. Maar deze vuistregel lijkt voor het gebied rond het Melkwegcentrum niet helemaal op te gaan. De Centrale Moleculaire Zone, een gascomplex met een diameter van 1000 tot 2000 lichtjaar rond het Melkwegcentrum, bevat enkele van de dichtste en zwaarste gaswolken in ons Melkwegstelsel. Maar afgezien van enkele buitengewoon massarijke sterrenhopen vertonen veel van deze wolken verrassend weinig stervormingsactiviteit.
Om deze schijnbare tegenstrijdigheid te onderzoeken heeft een groep astronomen onder leiding van Jonathan Henshaw van het Max-Planck-Institut für Astronomie in Heidelberg, Duitsland, een van deze raadselachtige wolken – de Brick dus – onderzocht. De Brick staat bekend om zijn hoge dichtheid en massa, maar veel sterren zijn daar tot nu toe niet aangetroffen.
De meest opvallende ontdekking die Henshaw en zijn medewerkers hebben gedaan is een structuur die aan een sikkelvormige boog doet denken. Zulke bogen zijn wel vaker te zien in massarijke stervormingsgebieden, en vermoed wordt dat ze ontstaan doordat materiaal bijeen wordt geveegd door een uitdijende gasschil. Volgens de astronomen is de boog in de Brick mogelijk veroorzaakt door de sterrenwind van een jonge ster met ongeveer twintig keer zoveel massa als onze zon.
Omdat zware sterren als deze maar zelden in hun eentje ontstaan, kan de ontdekking erop wijzen dat er in de Brick een complete jonge sterrenhoop schuilgaat, bestaande uit misschien wel honderden sterren van uiteenlopende massa’s. De mysterieuze gaswolk zou dus wel eens minder sereen kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht. (EE)
Een groep astronomen heeft aanwijzingen gevonden dat zich een in een donkere wolk nabij het Melkwegcentrum een jonge sterrenhoop verschuilt. Deze compacte wolk van stof en gas, die de Brick (het Blok) wordt genoemd, leek tot nu toe ongewoon rustig als het om stervorming gaat. Maar nu is een boogvormige structuur in de Brick ontdekt die de eigenschappen van een uitdijende schil vertoont. De astronomen vermoeden dat dit een bel van heet gas is, die door een jonge, zware ster is uitgestoten. En waarschijnlijk is het niet de enige jonge ster ter plaatse (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 17 december).
Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Doorgaans geldt dat wanneer de dichtheid van zo’n wolk maar hoog genoeg is, er uiteindelijk stervorming zal optreden. Maar deze vuistregel lijkt voor het gebied rond het Melkwegcentrum niet helemaal op te gaan. De Centrale Moleculaire Zone, een gascomplex met een diameter van 1000 tot 2000 lichtjaar rond het Melkwegcentrum, bevat enkele van de dichtste en zwaarste gaswolken in ons Melkwegstelsel. Maar afgezien van enkele buitengewoon massarijke sterrenhopen vertonen veel van deze wolken verrassend weinig stervormingsactiviteit.
Om deze schijnbare tegenstrijdigheid te onderzoeken heeft een groep astronomen onder leiding van Jonathan Henshaw van het Max-Planck-Institut für Astronomie in Heidelberg, Duitsland, een van deze raadselachtige wolken – de Brick dus – onderzocht. De Brick staat bekend om zijn hoge dichtheid en massa, maar veel sterren zijn daar tot nu toe niet aangetroffen.
De meest opvallende ontdekking die Henshaw en zijn medewerkers hebben gedaan is een structuur die aan een sikkelvormige boog doet denken. Zulke bogen zijn wel vaker te zien in massarijke stervormingsgebieden, en vermoed wordt dat ze ontstaan doordat materiaal bijeen wordt geveegd door een uitdijende gasschil. Volgens de astronomen is de boog in de Brick mogelijk veroorzaakt door de sterrenwind van een jonge ster met ongeveer twintig keer zoveel massa als onze zon.
Omdat zware sterren als deze maar zelden in hun eentje ontstaan, kan de ontdekking erop wijzen dat er in de Brick een complete jonge sterrenhoop schuilgaat, bestaande uit misschien wel honderden sterren van uiteenlopende massa’s. De mysterieuze gaswolk zou dus wel eens minder sereen kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht. (EE)
Astronomen die het ‘nabije’ heelal verkennen met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben een groot onderzoek naar de ‘brandstofvoorraden’ in clusters van sterrenstelsels afgerond. Daarbij hebben ze duidelijke aanwijzingen gevonden dat de extreme omstandigheden in zo’n cluster funest kunnen zijn voor de ontwikkeling van een sterrenstelsel.
Bij het onderzoek – de Virgo Environment Traced in Carbon Monoxide Survey (VERTICO) – is specifiek gekeken naar de relatief nabije Virgo-cluster (afstand 54 miljoen lichtjaar), die duizenden sterrenstelsels telt. Zijn grote omvang en nabijheid maken de cluster tot een gemakkelijk onderzoeksobject, maar hij is ook om andere redenen interessant: hij bevat een relatief grote populatie van sterrenstelsels die nog steeds bezig zijn om nieuwe sterren te vormen. Veel andere clusters in het heelal hebben nog maar zo weinig gas, dat de stervorming bijna is stilgevallen.
In het kader van het VERTICO-project zijn de gasvoorraden van 51 sterrenstelsels in de Virgo-cluster nauwkeurig waargenomen. Uit de waarnemingen blijkt dat de omstandigheden in de cluster zo extreem en onherbergzaam zijn dat de stervorming in sommige stelsels wordt geremd – een proces dat ‘galaxy quenching’ wordt genoemd. De belangrijkste oorzaak ligt bij het ijle, miljoenen graden hete gas dat de ruimte tussen de sterrenstelsels van de Virgo-clusters vult.
Sterrenstelsels die met hoge snelheden door het hete gas in de cluster bewegen, ondervinden daarbij zoveel ‘tegenwind’ dat ze grote hoeveelheden koud moleculair gas – de ‘brandstof’ voor de vorming van nieuwe sterren – verliezen. Het nieuwe onderzoek bevestigt het al bestaande vermoeden dat dit mechanisme een van de belangrijkste oorzaken is voor het stilvallen van de stervorming in sterrenstelsels.
De onderzoeksresultaten worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal Supplement Series. (EE)
Astronomen die het ‘nabije’ heelal verkennen met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben een groot onderzoek naar de ‘brandstofvoorraden’ in clusters van sterrenstelsels afgerond. Daarbij hebben ze duidelijke aanwijzingen gevonden dat de extreme omstandigheden in zo’n cluster funest kunnen zijn voor de ontwikkeling van een sterrenstelsel.
Bij het onderzoek – de Virgo Environment Traced in Carbon Monoxide Survey (VERTICO) – is specifiek gekeken naar de relatief nabije Virgo-cluster (afstand 54 miljoen lichtjaar), die duizenden sterrenstelsels telt. Zijn grote omvang en nabijheid maken de cluster tot een gemakkelijk onderzoeksobject, maar hij is ook om andere redenen interessant: hij bevat een relatief grote populatie van sterrenstelsels die nog steeds bezig zijn om nieuwe sterren te vormen. Veel andere clusters in het heelal hebben nog maar zo weinig gas, dat de stervorming bijna is stilgevallen.
In het kader van het VERTICO-project zijn de gasvoorraden van 51 sterrenstelsels in de Virgo-cluster nauwkeurig waargenomen. Uit de waarnemingen blijkt dat de omstandigheden in de cluster zo extreem en onherbergzaam zijn dat de stervorming in sommige stelsels wordt geremd – een proces dat ‘galaxy quenching’ wordt genoemd. De belangrijkste oorzaak ligt bij het ijle, miljoenen graden hete gas dat de ruimte tussen de sterrenstelsels van de Virgo-clusters vult.
Sterrenstelsels die met hoge snelheden door het hete gas in de cluster bewegen, ondervinden daarbij zoveel ‘tegenwind’ dat ze grote hoeveelheden koud moleculair gas – de ‘brandstof’ voor de vorming van nieuwe sterren – verliezen. Het nieuwe onderzoek bevestigt het al bestaande vermoeden dat dit mechanisme een van de belangrijkste oorzaken is voor het stilvallen van de stervorming in sterrenstelsels.
De onderzoeksresultaten worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal Supplement Series. (EE)
Met behulp van de Europese Very Large Telescope in Chili en de Hubble Space Telescope in een baan om de aarde hebben sterrenkundigen de invloed gemeten van een pasgeboren protoster in de Orionnevel op zijn omgeving.
\r\nProtosterren blazen energierijke 'jets' (straalstromen) de ruimte in, in twee tegenovergestelde richtingen. Waar zo'n jet in botsing komt met het omringende nevelgas, ontstaat een schokfront, dat (zeker op infrarode golflengten) zichtbaar is als een klein, helder gebiedje - een zogeheten Herbig-Haro-object (genoemd naar de twee ontdekkers). HH204 is zo'n Herbig-Haro-object in de Orionnevel, een van de actiefste stervormingsgebieden in de omgeving van de zon, op ca. 1350 lichtjaar afstand.
\r\nUit de metingen blijkt onder andere dat er in HH204 tot wel 350% meer gasatomen van zware elementen zoals ijzer en nikkel voorkomen dan elders in de Orionnevel. Dat komt doordat het nevelmateriaal ter plekke sterk wordt samgendrukt en verhit door de protostellaire jet, waardoor miscroscopische vaste metaaldeeltjes verdampen.
\r\nHet onderzoek, geleid door de Spaanse astronoom José Eduardo Méndez Delgado, is gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Met behulp van de Europese Very Large Telescope in Chili en de Hubble Space Telescope in een baan om de aarde hebben sterrenkundigen de invloed gemeten van een pasgeboren protoster in de Orionnevel op zijn omgeving.
\r\nProtosterren blazen energierijke 'jets' (straalstromen) de ruimte in, in twee tegenovergestelde richtingen. Waar zo'n jet in botsing komt met het omringende nevelgas, ontstaat een schokfront, dat (zeker op infrarode golflengten) zichtbaar is als een klein, helder gebiedje - een zogeheten Herbig-Haro-object (genoemd naar de twee ontdekkers). HH204 is zo'n Herbig-Haro-object in de Orionnevel, een van de actiefste stervormingsgebieden in de omgeving van de zon, op ca. 1350 lichtjaar afstand.
\r\nUit de metingen blijkt onder andere dat er in HH204 tot wel 350% meer gasatomen van zware elementen zoals ijzer en nikkel voorkomen dan elders in de Orionnevel. Dat komt doordat het nevelmateriaal ter plekke sterk wordt samgendrukt en verhit door de protostellaire jet, waardoor miscroscopische vaste metaaldeeltjes verdampen.
\r\nHet onderzoek, geleid door de Spaanse astronoom José Eduardo Méndez Delgado, is gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Sterrenstelsels vervuilen hun eigen omgeving, zo hebben astronomen ontdekt. Een team van Australische astronomen onder leiding van Alex Cameron en Deanne Fisher van het ARC Centre of Excellence for All Sky Astrophysics in 3 Dimensions (ASTRO 3D) heeft met behulp van een nieuw camerasysteem van de Keck-sterrenwacht op Hawaï namelijk kunnen bevestigen dat wat een sterrenstelsel in gaat een stuk schoner is dan wat eruit komt (Astrophysical Journal, 30 augustus).
Sterrenstelsels trekken enorme wolken van gas uit hun omgeving aan, en gebruiken dat gas om nieuwe sterren te ‘maken’. Dat binnenstromende gas bestaat vrijwel geheel uit waterstof en helium. Met behulp van de Keck Cosmic Web Imager hebben de astronomen nu vastgesteld dat de de sterren die uit dit verse gas ontstaan, uiteindelijk enorme hoeveelheden gas terug de ruimte in blazen, voornamelijk door middel van supernova-explosies. Dat uitgestoten gas is dan echter ‘vervuild’ met veel andere elementen, zoals zuurstof, koolstof en ijzer.
Voor hun bevindingen hebben de onderzoekers het ongeveer 500 miljoen lichtjaar verre sterrenstelsel Mrk 1486, waarin in hoog tempo nieuwe sterren ontstaan, onder de loep genomen. Dat stelsel leende zich heel goed voor dit onderzoek, omdat we vanaf de aarde precies tegen de ‘zijkant’ ervan aankijken, waardoor het uitstromende gas gemakkelijk kan worden waargenomen.
De waarnemingen laten zien dat de instroom en uitstroom van gassen op een specifieke manier gebeurt. Als je het sterrenstelsel als een ronddraaiende schijf voorstelt, komt het schone toestromende gas langs de rand binnen, waar het tot nieuwe sterren condenseert. Wanneer deze sterren later ontploffen, blazen ze het ‘vervuilde’ gas via boven- en onderkant van de schijf naar buiten. (EE)
Sterrenstelsels vervuilen hun eigen omgeving, zo hebben astronomen ontdekt. Een team van Australische astronomen onder leiding van Alex Cameron en Deanne Fisher van het ARC Centre of Excellence for All Sky Astrophysics in 3 Dimensions (ASTRO 3D) heeft met behulp van een nieuw camerasysteem van de Keck-sterrenwacht op Hawaï namelijk kunnen bevestigen dat wat een sterrenstelsel in gaat een stuk schoner is dan wat eruit komt (Astrophysical Journal, 30 augustus).
Sterrenstelsels trekken enorme wolken van gas uit hun omgeving aan, en gebruiken dat gas om nieuwe sterren te ‘maken’. Dat binnenstromende gas bestaat vrijwel geheel uit waterstof en helium. Met behulp van de Keck Cosmic Web Imager hebben de astronomen nu vastgesteld dat de de sterren die uit dit verse gas ontstaan, uiteindelijk enorme hoeveelheden gas terug de ruimte in blazen, voornamelijk door middel van supernova-explosies. Dat uitgestoten gas is dan echter ‘vervuild’ met veel andere elementen, zoals zuurstof, koolstof en ijzer.
Voor hun bevindingen hebben de onderzoekers het ongeveer 500 miljoen lichtjaar verre sterrenstelsel Mrk 1486, waarin in hoog tempo nieuwe sterren ontstaan, onder de loep genomen. Dat stelsel leende zich heel goed voor dit onderzoek, omdat we vanaf de aarde precies tegen de ‘zijkant’ ervan aankijken, waardoor het uitstromende gas gemakkelijk kan worden waargenomen.
De waarnemingen laten zien dat de instroom en uitstroom van gassen op een specifieke manier gebeurt. Als je het sterrenstelsel als een ronddraaiende schijf voorstelt, komt het schone toestromende gas langs de rand binnen, waar het tot nieuwe sterren condenseert. Wanneer deze sterren later ontploffen, blazen ze het ‘vervuilde’ gas via boven- en onderkant van de schijf naar buiten. (EE)
Nieuw onderzoek van actief stervormingsgebied in het sterrenbeeld Ophiuchus (Slangendrager) geeft meer inzicht in de omstandigheden waarin ons eigen zonnestelsel is ontstaan. Het onderzoek laat met name zien hoe ons zonnestelsel verrijkt kan zijn geraakt met kortlevende radioactieve elementen, zoals aluminium-26 (Nature Astronomy, 16 augustus).
Bewijzen voor dit verrijkingsproces bestaan al sinds de jaren 70 van de vorige eeuw, toen wetenschappers bepaalde minerale insluitsels in meteorieten ontdekten, die vervalproducten van kortlevende radionucliden bevatten. Deze radioactieve elementen zouden afkomstig kunnen zijn van een relatief nabije exploderende ster (een supernova) en/of van de sterke ‘sterrenwind’ van een klasse van zware sterren die Wolf-Rayetsterren worden genoemd.
Bij hun waarnemingen van het stervormingsgebied in Ophiuchus heeft een Amerikaans onderzoeksteam interacties ontdekt tussen de gaswolken waarin zich nieuwe sterren vormen en de radionucliden in een naburige jonge sterrenhoop. Het radioactieve aluminium-26 in het Ophiuchus-stervormingsgebied verraadt zijn bestaan doordat het een bron van gammastraling is – energierijke elektromagnetische straling die met ruimtetelescopen kan worden waargenomen. Het stervormingsgebied is daarnaast ook op infraroodgolflengten onderzocht.
De nieuwe bevindingen wijzen erop dat supernova-explosies in de sterrenhoop de meest waarschijnlijke bron van kortlevende radionucliden in het stervormingsgebied zijn. Dat suggereert dat ook ons eigen zonnestelsel hoogstwaarschijnlijk samen met een jonge sterrenhoop in een reusachtige gaswolk is ontstaan.
Dat wil overigens niet zeggen dat elk nieuw gevormd stersysteem evenveel kortlevende radionucliden bevat. Modelberekeningen laten zien dat de hoeveelheid aluminium-26 die in een nieuw stersysteem terechtkomt sterk kan variëren. En dat is van belang voor de vroege evolutie van planeten. Bij het verval van aluminium-26 komt warmte vrij, en hoe meer warmte, des te droger zullen de planeten-in wording zijn. (EE)
Nieuw onderzoek van actief stervormingsgebied in het sterrenbeeld Ophiuchus (Slangendrager) geeft meer inzicht in de omstandigheden waarin ons eigen zonnestelsel is ontstaan. Het onderzoek laat met name zien hoe ons zonnestelsel verrijkt kan zijn geraakt met kortlevende radioactieve elementen, zoals aluminium-26 (Nature Astronomy, 16 augustus).
Bewijzen voor dit verrijkingsproces bestaan al sinds de jaren 70 van de vorige eeuw, toen wetenschappers bepaalde minerale insluitsels in meteorieten ontdekten, die vervalproducten van kortlevende radionucliden bevatten. Deze radioactieve elementen zouden afkomstig kunnen zijn van een relatief nabije exploderende ster (een supernova) en/of van de sterke ‘sterrenwind’ van een klasse van zware sterren die Wolf-Rayetsterren worden genoemd.
Bij hun waarnemingen van het stervormingsgebied in Ophiuchus heeft een Amerikaans onderzoeksteam interacties ontdekt tussen de gaswolken waarin zich nieuwe sterren vormen en de radionucliden in een naburige jonge sterrenhoop. Het radioactieve aluminium-26 in het Ophiuchus-stervormingsgebied verraadt zijn bestaan doordat het een bron van gammastraling is – energierijke elektromagnetische straling die met ruimtetelescopen kan worden waargenomen. Het stervormingsgebied is daarnaast ook op infraroodgolflengten onderzocht.
De nieuwe bevindingen wijzen erop dat supernova-explosies in de sterrenhoop de meest waarschijnlijke bron van kortlevende radionucliden in het stervormingsgebied zijn. Dat suggereert dat ook ons eigen zonnestelsel hoogstwaarschijnlijk samen met een jonge sterrenhoop in een reusachtige gaswolk is ontstaan.
Dat wil overigens niet zeggen dat elk nieuw gevormd stersysteem evenveel kortlevende radionucliden bevat. Modelberekeningen laten zien dat de hoeveelheid aluminium-26 die in een nieuw stersysteem terechtkomt sterk kan variëren. En dat is van belang voor de vroege evolutie van planeten. Bij het verval van aluminium-26 komt warmte vrij, en hoe meer warmte, des te droger zullen de planeten-in wording zijn. (EE)
Nieuw onderzoek door wetenschappers die gebruik maken van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijst erop dat sterrenstelsels die op enig moment veel gas zijn kwijtgeraakt niet per se ten dode opgeschreven hoeven te zijn. Het uitgestoten gas kan ook weer ‘terugvallen’ en alsnog voor de vorming van nieuwe sterren zorgen.
De meeste sterrenstelsels maken deel uit van clusters. De ruimte tussen deze stelsels is gevuld met heet gas, dat het intracluster-medium wordt genoemd. Terwijl de sterrenstelsels zich met hoge snelheden binnen hun cluster verplaatsen, ondervinden ze een ‘tegenwind’ van dat gas, die ervoor zorgt dat de stelsels gas kwijtraken. In de loop van de tijd kan hierdoor de gasvoorraad in de stelsels uitgeput raken, waardoor ze geen nieuwe sterren meer kunnen vormen.
Computersimulaties hebben echter laten zien dat niet al het gas dat door deze ‘ramdruk’ uit de stelsels ontsnapt definitief verloren hoeft te zijn. De gaswolken zouden namelijk lang niet altijd genoeg snelheid krijgen om echt te ontsnappen.
ALMA-waarnemingen van een groot spiraalstelsel in de Comacluster, op ongeveer 320 miljoen lichtjaar van de aarde, hebben deze voorspelling nu bevestigd. Het stelsel, NGC 4921, vertoont lokaal weliswaar duidelijke gevolgen van ramdruk, maar elders hebben zich juist weer nieuwe gasvoorraden gevormd.
Het vermoeden bestaat dat magnetische velden ervoor hebben gezorgd dat het gas niet definitief uit het stelsel heeft kunnen ontsnappen. Hoeveel gas er naar NGC 4921 is teruggevallen en hoeveel nieuwe sterren als gevolg daarvan kunnen ontstaan, is echter nog onduidelijk. (EE)
Nieuw onderzoek door wetenschappers die gebruik maken van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijst erop dat sterrenstelsels die op enig moment veel gas zijn kwijtgeraakt niet per se ten dode opgeschreven hoeven te zijn. Het uitgestoten gas kan ook weer ‘terugvallen’ en alsnog voor de vorming van nieuwe sterren zorgen.
De meeste sterrenstelsels maken deel uit van clusters. De ruimte tussen deze stelsels is gevuld met heet gas, dat het intracluster-medium wordt genoemd. Terwijl de sterrenstelsels zich met hoge snelheden binnen hun cluster verplaatsen, ondervinden ze een ‘tegenwind’ van dat gas, die ervoor zorgt dat de stelsels gas kwijtraken. In de loop van de tijd kan hierdoor de gasvoorraad in de stelsels uitgeput raken, waardoor ze geen nieuwe sterren meer kunnen vormen.
Computersimulaties hebben echter laten zien dat niet al het gas dat door deze ‘ramdruk’ uit de stelsels ontsnapt definitief verloren hoeft te zijn. De gaswolken zouden namelijk lang niet altijd genoeg snelheid krijgen om echt te ontsnappen.
ALMA-waarnemingen van een groot spiraalstelsel in de Comacluster, op ongeveer 320 miljoen lichtjaar van de aarde, hebben deze voorspelling nu bevestigd. Het stelsel, NGC 4921, vertoont lokaal weliswaar duidelijke gevolgen van ramdruk, maar elders hebben zich juist weer nieuwe gasvoorraden gevormd.
Het vermoeden bestaat dat magnetische velden ervoor hebben gezorgd dat het gas niet definitief uit het stelsel heeft kunnen ontsnappen. Hoeveel gas er naar NGC 4921 is teruggevallen en hoeveel nieuwe sterren als gevolg daarvan kunnen ontstaan, is echter nog onduidelijk. (EE)
Met hulp van kosmische straling zouden supernova’s – de catastrofale explosies van stervende zware sterren – weleens een veel grotere impact kunnen hebben op het omringende interstellaire gas dan tot nu werd aangenomen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek onder leiding van wetenschappers van de Oxford-universiteit (VK), waarvan de resultaten vandaag zijn gepresenteerd tijdens de virtuele National Astronomy Meeting (NAM 2021).
Bij een supernova-explosie komen behalve licht en andere soorten straling ook ontelbare geladen deeltjes vrij. De straling kan ons rechtstreeks bereiken, maar de deeltjes worden de speelballen van de magnetische schokgolven die tijdens de explosie worden gegenereerd. Voordat ze uiteindelijk de ruimte in verdwijnen, worden ze versneld tot bijna de snelheid van het licht. Vermoed wordt dat deze deeltjes de bron zijn van de zogeheten kosmische straling.
Vanwege hun enorme snelheden ervaren de deeltjes van de kosmische straling sterke relativistische effecten, waardoor ze in feite minder energie verliezen dan gewone materie, en enorme afstanden kunnen overbruggen. Onderweg beïnvloeden ze de energie en structuur van het interstellaire gas dat ze tegenkomen en zetten ze mogelijk een rem op de vorming van nieuwe sterren in dichte gaswolken. Maar helemaal begrepen wordt de invloed van kosmische straling op de stervorming nog niet.
Een team onder leiding van doctoraalstudent Francisco Rodríguez Montero heeft nu gedetailleerde computersimulaties gedaan van de schokgolven die bij de supernova-explosies worden opgewekt. Daarbij hebben de wetenschappers ontdekt dat de vrijgekomen kosmische straling het gas in de omgeving een extra duwtje kan geven. Dat suggereert dat de uitstroom van gas vanuit de interstellaire ruimte naar de ruimte buiten het sterrenstelsel tot wel zes keer zo groot kan zijn als doorgaans wordt aangenomen.
De simulaties suggereren ook dat de extra druk die door de kosmische straling wordt geleverd groter is wanneer zware sterren exploderen in een omgeving waar de gasdichtheid laag is. En dit zou de vorming van zogeheten superbellen kunnen bevorderen. (EE)
Met hulp van kosmische straling zouden supernova’s – de catastrofale explosies van stervende zware sterren – weleens een veel grotere impact kunnen hebben op het omringende interstellaire gas dan tot nu werd aangenomen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek onder leiding van wetenschappers van de Oxford-universiteit (VK), waarvan de resultaten vandaag zijn gepresenteerd tijdens de virtuele National Astronomy Meeting (NAM 2021).
Bij een supernova-explosie komen behalve licht en andere soorten straling ook ontelbare geladen deeltjes vrij. De straling kan ons rechtstreeks bereiken, maar de deeltjes worden de speelballen van de magnetische schokgolven die tijdens de explosie worden gegenereerd. Voordat ze uiteindelijk de ruimte in verdwijnen, worden ze versneld tot bijna de snelheid van het licht. Vermoed wordt dat deze deeltjes de bron zijn van de zogeheten kosmische straling.
Vanwege hun enorme snelheden ervaren de deeltjes van de kosmische straling sterke relativistische effecten, waardoor ze in feite minder energie verliezen dan gewone materie, en enorme afstanden kunnen overbruggen. Onderweg beïnvloeden ze de energie en structuur van het interstellaire gas dat ze tegenkomen en zetten ze mogelijk een rem op de vorming van nieuwe sterren in dichte gaswolken. Maar helemaal begrepen wordt de invloed van kosmische straling op de stervorming nog niet.
Een team onder leiding van doctoraalstudent Francisco Rodríguez Montero heeft nu gedetailleerde computersimulaties gedaan van de schokgolven die bij de supernova-explosies worden opgewekt. Daarbij hebben de wetenschappers ontdekt dat de vrijgekomen kosmische straling het gas in de omgeving een extra duwtje kan geven. Dat suggereert dat de uitstroom van gas vanuit de interstellaire ruimte naar de ruimte buiten het sterrenstelsel tot wel zes keer zo groot kan zijn als doorgaans wordt aangenomen.
De simulaties suggereren ook dat de extra druk die door de kosmische straling wordt geleverd groter is wanneer zware sterren exploderen in een omgeving waar de gasdichtheid laag is. En dit zou de vorming van zogeheten superbellen kunnen bevorderen. (EE)
Een team van astronomen heeft nieuwe waarnemingen gepresenteerd van nabije sterrenstelsels die op kleurrijk kosmisch vuurwerk lijken. De opnamen, verkregen met de Very Large Telescope (VLT) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) en de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), werpen nieuw licht op het stervormingsproces.
Astronomen weten dat sterren worden geboren in wolken van gas, maar wat de stervorming in gang zet, en welke rol sterrenstelsels als geheel daarbij spelen, blijft een raadsel. Om dit proces te begrijpen, heeft een onderzoeksteam diverse nabije sterrenstelsels waargenomen met krachtige telescopen op de grond en in de ruimte, om daarin de verschillende gebieden op te sporen die bij de geboorte van nieuwe sterren betrokken zijn.
De astronomen gebruikten het MUSE-instrument van de VLT om pasgeboren sterren en het omringende gas op te sporen, dat door de sterren wordt verlicht en verwarmd, en als een indicator van actieve stervorming fungeert. De nieuwe MUSE-opnamen worden nu gecombineerd met waarnemingen van dezelfde sterrenstelsels die met ALMA zijn gedaan en eerder dit jaar zijn vrijgegeven. ALMA, die ook in Chili staat, is bijzonder geschikt om koude gaswolken in kaart te brengen – de delen van sterrenstelsels die de grondstof leveren waaruit sterren ontstaan.
Door de MUSE- en ALMA-opnamen met elkaar te combineren, kunnen astronomen de galactische gebieden onderzoeken waar stervorming plaatsvindt, vergeleken met waar deze naar verwachting zou plaatsvinden, om zo beter te begrijpen wat de aanzet geeft tot de geboorte van nieuwe sterren, en wat deze juist stimuleert of afremt. De waarnemingen zijn gedaan in het kader van het Physics at High Angular resolution in Nearby GalaxieS (PHANGS)-project en geven een kleurrijk kijkje in de stellaire kraamkamers van naburige sterrenstelsels.
Voor het PHANGS-project heeft MUSE 30.000 nevels van warm gas waargenomen en ongeveer 15 miljoen spectra van uiteenlopende galactische gebieden verzameld. De ALMA-waarnemingen hebben astronomen juist in staat gesteld om ongeveer 100.000 gebieden van koud gas in 90 nabije sterrenstelsels in kaart te brengen.
Daarnaast maakt het PHANGS-project ook gebruik van waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop. In de toekomst zullen de resultaten verder worden aangescherpt door NASA’s James Webb Space Telescope en ESO’s Extremely Large Telescope (ELT). (EE)
Een team van astronomen heeft nieuwe waarnemingen gepresenteerd van nabije sterrenstelsels die op kleurrijk kosmisch vuurwerk lijken. De opnamen, verkregen met de Very Large Telescope (VLT) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) en de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), werpen nieuw licht op het stervormingsproces.
Astronomen weten dat sterren worden geboren in wolken van gas, maar wat de stervorming in gang zet, en welke rol sterrenstelsels als geheel daarbij spelen, blijft een raadsel. Om dit proces te begrijpen, heeft een onderzoeksteam diverse nabije sterrenstelsels waargenomen met krachtige telescopen op de grond en in de ruimte, om daarin de verschillende gebieden op te sporen die bij de geboorte van nieuwe sterren betrokken zijn.
De astronomen gebruikten het MUSE-instrument van de VLT om pasgeboren sterren en het omringende gas op te sporen, dat door de sterren wordt verlicht en verwarmd, en als een indicator van actieve stervorming fungeert. De nieuwe MUSE-opnamen worden nu gecombineerd met waarnemingen van dezelfde sterrenstelsels die met ALMA zijn gedaan en eerder dit jaar zijn vrijgegeven. ALMA, die ook in Chili staat, is bijzonder geschikt om koude gaswolken in kaart te brengen – de delen van sterrenstelsels die de grondstof leveren waaruit sterren ontstaan.
Door de MUSE- en ALMA-opnamen met elkaar te combineren, kunnen astronomen de galactische gebieden onderzoeken waar stervorming plaatsvindt, vergeleken met waar deze naar verwachting zou plaatsvinden, om zo beter te begrijpen wat de aanzet geeft tot de geboorte van nieuwe sterren, en wat deze juist stimuleert of afremt. De waarnemingen zijn gedaan in het kader van het Physics at High Angular resolution in Nearby GalaxieS (PHANGS)-project en geven een kleurrijk kijkje in de stellaire kraamkamers van naburige sterrenstelsels.
Voor het PHANGS-project heeft MUSE 30.000 nevels van warm gas waargenomen en ongeveer 15 miljoen spectra van uiteenlopende galactische gebieden verzameld. De ALMA-waarnemingen hebben astronomen juist in staat gesteld om ongeveer 100.000 gebieden van koud gas in 90 nabije sterrenstelsels in kaart te brengen.
Daarnaast maakt het PHANGS-project ook gebruik van waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop. In de toekomst zullen de resultaten verder worden aangescherpt door NASA’s James Webb Space Telescope en ESO’s Extremely Large Telescope (ELT). (EE)
Onderzoekers van de Universiteit van Maryland hebben de eerste afbeelding met hoge resolutie gemaakt van een uitdijende bel van heet plasma en geïoniseerd gas waarin sterren worden geboren. Eerdere afbeeldingen lieten de bel en het uitdijende karakter ervan niet duidelijk zien.
Bij hun analyse maakten de onderzoekers gebruik van gegevens van een van de helderste en grootste stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel, die met de Stratospheric Observatory for Infrared Astronomy (SOFIA)-telescoop zijn verkregen. Daaruit blijkt dat de sterrenhoop Westerlund 2 is omgeven door één enkele uitdijende gasbel, terwijl eerdere onderzoeken erop leken te wijzen dat er twee bellen rond Westerlund 2 zouden kunnen zijn. De onderzoekers hebben ook de bron van de bel geïdentificeerd, evenals de energie die de expansie aandrijft (The Astrophysical Journal, 23 juni).
Wanneer zware sterren worden geboren, produceren ze een veel sterkere uitstoot van protonen, elektronen en atomen dan onze zon. Deze uitstoot wordt ‘sterrenwind’ genoemd, en extreme sterrenwinden zijn in staat bellen te blazen in de omringende wolken van koud, dicht gas. Bij hun onderzoek hebben de astronomen gekeken naar de expanderende bel rond Westerlund 2. Daarbij hebben ze zijn straal, massa en uitdijingssnelheid kunnen meten.
De oppervlakken van zulke uitzettende bellen bestaan uit een dicht gas van geïoniseerde koolstof en vormen een soort buitenschil rond de bellen. Aangenomen wordt dat er binnenin deze schillen nieuwe sterren worden gevormd. Maar net als bij kokende soep in pan, overlappen de bellen die deze sterrenhopen omsluiten elkaar en zijn ze vermengd met wolken van omringend gas. Daardoor is het lastig om de oppervlakken van afzonderlijke bellen te onderscheiden.
Postdoc Maitraiyee Tiwari en haar collega’s hebben een duidelijker beeld van de bubbel rond Westerlund 2 verkregen door de straling te meten die de sterrenhoop verspreid over het hele elektromagnetische spectrum uitzendt. Eerdere onderzoeken beperkten zich tot radio- en submillimetergolflengten en leverden daardoor veel minder detailrijke beelden op.
Een van de belangrijkste metingen werd gedaan op ver-infrarode golflengten, waarop specifieke koolstofionen in de schil straling uitzenden. Door aan de hand van het dopplereffect te bepalen hoe snel deze ionen bewegen, en in welke richting, hebben Tiwari en haar medeonderzoekers een driedimensionale reconstructie van de uitdijende bel van sterrenwind rond Westerlund 2 kunnen maken.
Daarbij ontdekten ze niet alleen dat zich rond Westerlund 2 maar één uitdijende bubbel bevindt, maar ook dat deze ongeveer een miljoen jaar geleden aan één kant is opgebroken, waardoor er heet gas kon ontsnappen en de uitdijing van de schil vertraagde. De uitdijing kwam ongeveer 250.0000 jaar geleden weer op gang, toen een andere zware, heldere ster in Westerlund 2 een sterke sterrenwind begon te produceren. Daarbij leefde het stervormingsproces in de schil weer op. Vermoedelijk zal dit proces nog wel even doorgaan, al zal het mettertijd steeds minder zware sterren opleveren. (EE)
Onderzoekers van de Universiteit van Maryland hebben de eerste afbeelding met hoge resolutie gemaakt van een uitdijende bel van heet plasma en geïoniseerd gas waarin sterren worden geboren. Eerdere afbeeldingen lieten de bel en het uitdijende karakter ervan niet duidelijk zien.
Bij hun analyse maakten de onderzoekers gebruik van gegevens van een van de helderste en grootste stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel, die met de Stratospheric Observatory for Infrared Astronomy (SOFIA)-telescoop zijn verkregen. Daaruit blijkt dat de sterrenhoop Westerlund 2 is omgeven door één enkele uitdijende gasbel, terwijl eerdere onderzoeken erop leken te wijzen dat er twee bellen rond Westerlund 2 zouden kunnen zijn. De onderzoekers hebben ook de bron van de bel geïdentificeerd, evenals de energie die de expansie aandrijft (The Astrophysical Journal, 23 juni).
Wanneer zware sterren worden geboren, produceren ze een veel sterkere uitstoot van protonen, elektronen en atomen dan onze zon. Deze uitstoot wordt ‘sterrenwind’ genoemd, en extreme sterrenwinden zijn in staat bellen te blazen in de omringende wolken van koud, dicht gas. Bij hun onderzoek hebben de astronomen gekeken naar de expanderende bel rond Westerlund 2. Daarbij hebben ze zijn straal, massa en uitdijingssnelheid kunnen meten.
De oppervlakken van zulke uitzettende bellen bestaan uit een dicht gas van geïoniseerde koolstof en vormen een soort buitenschil rond de bellen. Aangenomen wordt dat er binnenin deze schillen nieuwe sterren worden gevormd. Maar net als bij kokende soep in pan, overlappen de bellen die deze sterrenhopen omsluiten elkaar en zijn ze vermengd met wolken van omringend gas. Daardoor is het lastig om de oppervlakken van afzonderlijke bellen te onderscheiden.
Postdoc Maitraiyee Tiwari en haar collega’s hebben een duidelijker beeld van de bubbel rond Westerlund 2 verkregen door de straling te meten die de sterrenhoop verspreid over het hele elektromagnetische spectrum uitzendt. Eerdere onderzoeken beperkten zich tot radio- en submillimetergolflengten en leverden daardoor veel minder detailrijke beelden op.
Een van de belangrijkste metingen werd gedaan op ver-infrarode golflengten, waarop specifieke koolstofionen in de schil straling uitzenden. Door aan de hand van het dopplereffect te bepalen hoe snel deze ionen bewegen, en in welke richting, hebben Tiwari en haar medeonderzoekers een driedimensionale reconstructie van de uitdijende bel van sterrenwind rond Westerlund 2 kunnen maken.
Daarbij ontdekten ze niet alleen dat zich rond Westerlund 2 maar één uitdijende bubbel bevindt, maar ook dat deze ongeveer een miljoen jaar geleden aan één kant is opgebroken, waardoor er heet gas kon ontsnappen en de uitdijing van de schil vertraagde. De uitdijing kwam ongeveer 250.0000 jaar geleden weer op gang, toen een andere zware, heldere ster in Westerlund 2 een sterke sterrenwind begon te produceren. Daarbij leefde het stervormingsproces in de schil weer op. Vermoedelijk zal dit proces nog wel even doorgaan, al zal het mettertijd steeds minder zware sterren opleveren. (EE)
Een team van astronomen dat gebruik maakt van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), heeft een inventarisatie gemaakt van moleculaire wolken in het nabije heelal. Uit de survey blijkt dat deze stellaire kraamkamers grote onderlinge verschillen vertonen, zowel in uiterlijk als in gedrag.
Sterren ontstaan uit wolken van stof en gas die moleculaire wolken worden genoemd. Elk van deze stellaire kraamkamers kan in de loop van zijn bestaan duizenden of zelfs tienduizenden nieuwe sterren vormen. In het kader van het zogeheten PHANGS-project – de afkorting staat voor Physics at High Angular Resolution in Near GalaxieS – hebben astronomen tussen 2013 en 2019 honderdduizend stellaire kraamkamers in nabije sterrenstelsels systematisch onderzocht, om meer inzicht te krijgen in het effect dat ze hebben op hun respectievelijke ‘moederstelsels’.
Vroeger werd gedacht dat alle stellaire kraamkamers in elk sterrenstelsel er min of meer hetzelfde zouden uitzien. Het nieuwe onderzoek toont echter aan dit dit niet het geval is: stellaire kraamkamers verschillen van plek tot plek – net zo goed als mensen van buurt tot buurt en van land tot land verschillen. De omgeving blijkt een kleine maar onmiskenbare invloed te hebben op waar, en hoeveel, sterren er worden geboren.
De astronomen hebben onder meer vastgesteld dat moleculaire wolken in de dichte centrale delen van sterrenstelsels doorgaans turbulenter zijn en meer massa en grotere dichtheden hebben dan wolken in de rustige buitenwijken van stelsels. Zowel de snelheid waarmee zo’n wolk sterren vormt als het proces dat uiteindelijk tot het vergaan van de wolk leidt lijkt afhankelijk te zijn van de plek waar de wolk zich bevindt.
Het is niet voor het eerst dat stellaire kraamkamers buiten ons Melkwegstelsel met ALMA zijn waargenomen, maar bijna alle eerdere onderzoeken waren gericht op individuele sterrenstelsels of delen daarvan. Met het PHANGS-project is in de loop van vijf jaar een volledig beeld verkregen van de populatie van sterrenstelsels in onze kosmische achtertuin.
De resultaten van de PHANGS-survey zijn gepresenteerd tijdens de 238ste (virtuele) bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week worden gehouden. Ze zullen binnenkort worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal Supplement. (EE)
Een team van astronomen dat gebruik maakt van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), heeft een inventarisatie gemaakt van moleculaire wolken in het nabije heelal. Uit de survey blijkt dat deze stellaire kraamkamers grote onderlinge verschillen vertonen, zowel in uiterlijk als in gedrag.
Sterren ontstaan uit wolken van stof en gas die moleculaire wolken worden genoemd. Elk van deze stellaire kraamkamers kan in de loop van zijn bestaan duizenden of zelfs tienduizenden nieuwe sterren vormen. In het kader van het zogeheten PHANGS-project – de afkorting staat voor Physics at High Angular Resolution in Near GalaxieS – hebben astronomen tussen 2013 en 2019 honderdduizend stellaire kraamkamers in nabije sterrenstelsels systematisch onderzocht, om meer inzicht te krijgen in het effect dat ze hebben op hun respectievelijke ‘moederstelsels’.
Vroeger werd gedacht dat alle stellaire kraamkamers in elk sterrenstelsel er min of meer hetzelfde zouden uitzien. Het nieuwe onderzoek toont echter aan dit dit niet het geval is: stellaire kraamkamers verschillen van plek tot plek – net zo goed als mensen van buurt tot buurt en van land tot land verschillen. De omgeving blijkt een kleine maar onmiskenbare invloed te hebben op waar, en hoeveel, sterren er worden geboren.
De astronomen hebben onder meer vastgesteld dat moleculaire wolken in de dichte centrale delen van sterrenstelsels doorgaans turbulenter zijn en meer massa en grotere dichtheden hebben dan wolken in de rustige buitenwijken van stelsels. Zowel de snelheid waarmee zo’n wolk sterren vormt als het proces dat uiteindelijk tot het vergaan van de wolk leidt lijkt afhankelijk te zijn van de plek waar de wolk zich bevindt.
Het is niet voor het eerst dat stellaire kraamkamers buiten ons Melkwegstelsel met ALMA zijn waargenomen, maar bijna alle eerdere onderzoeken waren gericht op individuele sterrenstelsels of delen daarvan. Met het PHANGS-project is in de loop van vijf jaar een volledig beeld verkregen van de populatie van sterrenstelsels in onze kosmische achtertuin.
De resultaten van de PHANGS-survey zijn gepresenteerd tijdens de 238ste (virtuele) bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week worden gehouden. Ze zullen binnenkort worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal Supplement. (EE)
Astronomen hebben ontdekt dat in tientallen nabije dwergsterrenstelsels, op miljoenen lichtjaren van elkaar, een gelijktijdige ’geboortegolf’ van nieuwe sterren heeft plaatsgevonden – net alsof ze elkaar beïnvloeden via een enorm sociaal netwerk. De oorzaak wordt gezocht bij een grootschalige verandering die van invloed was op al deze stelsels (The Astrophysical Journal, 24 mei).
De stervorming in een sterrenstelsel kan toenemen wanneer sterrenstelsels met elkaar in botsing komen. En de vorming van nieuwe sterren stopt wanneer de voorraad (waterstof)gas in een stelsel – de ‘grondstof’ voor de vorming van sterren – opraakt. Doorgaans stemmen ver uit elkaar staande sterrenstelsels deze processen niet op elkaar af, maar bij de dwergstelsels die Charlotte Olsen van de Rutgers-universiteit in New Brunswick (VS) heeft onderzocht, lijkt dat wél te zijn gebeurd.
De veranderingen in de stelsels begonnen ongeveer zes miljard jaar geleden met een gelijktijdige afname van hun stervormingsactiviteit. Vervolgens kwam drie miljard jaar later een gelijktijdige stellaire geboortegolf op gang.
De grootschalige verandering waar de dwergstelsels blijkbaar op hebben gereageerd, moet iets zijn geweest dat de aanvoer van gas heeft beïnvloed. Volgens het onderzoeksteam zijn ze mogelijk een enorme intergalactische gaswolk tegengekomen, de oorzaak kan evengoed bij een nog onbekend verschijnsel liggen. Wat de ontdekking betekent voor de bestaande inzichten omtrent de evolutie van sterrenstelsels, is vooralsnog onduidelijk. (EE)
Astronomen hebben ontdekt dat in tientallen nabije dwergsterrenstelsels, op miljoenen lichtjaren van elkaar, een gelijktijdige ’geboortegolf’ van nieuwe sterren heeft plaatsgevonden – net alsof ze elkaar beïnvloeden via een enorm sociaal netwerk. De oorzaak wordt gezocht bij een grootschalige verandering die van invloed was op al deze stelsels (The Astrophysical Journal, 24 mei).
De stervorming in een sterrenstelsel kan toenemen wanneer sterrenstelsels met elkaar in botsing komen. En de vorming van nieuwe sterren stopt wanneer de voorraad (waterstof)gas in een stelsel – de ‘grondstof’ voor de vorming van sterren – opraakt. Doorgaans stemmen ver uit elkaar staande sterrenstelsels deze processen niet op elkaar af, maar bij de dwergstelsels die Charlotte Olsen van de Rutgers-universiteit in New Brunswick (VS) heeft onderzocht, lijkt dat wél te zijn gebeurd.
De veranderingen in de stelsels begonnen ongeveer zes miljard jaar geleden met een gelijktijdige afname van hun stervormingsactiviteit. Vervolgens kwam drie miljard jaar later een gelijktijdige stellaire geboortegolf op gang.
De grootschalige verandering waar de dwergstelsels blijkbaar op hebben gereageerd, moet iets zijn geweest dat de aanvoer van gas heeft beïnvloed. Volgens het onderzoeksteam zijn ze mogelijk een enorme intergalactische gaswolk tegengekomen, de oorzaak kan evengoed bij een nog onbekend verschijnsel liggen. Wat de ontdekking betekent voor de bestaande inzichten omtrent de evolutie van sterrenstelsels, is vooralsnog onduidelijk. (EE)
Een team van astrofysici van Northwestern University heeft een realistisch 3D-model ontwikkeld dat de vorming van sterren nabootst. Het model – STARFORGE geheten – is het eerste dat een complete gaswolk ‘doorrekent’, en is daarmee honderd keer omvangrijker dan zijn voorgangers (video).
STARFORGE is tevens het eerste computermodel dat een breed scala aan feedbackprocessen in rekening brengt die van invloed zijn op het stervormingsproces. Het gaat daarbij onder meer om de jets, de straling en de winden zoals jonge sterren die produceren, en de supernova-explosies waarmee de zwaarste sterren hun bestaan afsluiten.
Met behulp van dit virtuele laboratorium willen de wetenschappers onder meer onderzoeken waarom het stervormingsproces zo traag verloopt en zo inefficiënt is. Ook moeten de berekeningen helpen verklaren wat de uiteindelijke massa van een ster bepaalt en waarom sterren de neiging hebben om groepen te vormen.
Een van de ontdekkingen die de onderzoekers al met STARFORGE hebben gedaan, is dat de massa’s van sterren in belangrijke mate worden bepaald door de jets – krachtige uitstromen van gas – die zij als ‘protosterren’ ontwikkelen. Toen zij de simulatie zonder jets lieten lopen, werden de virtuele sterren die zich vormden namelijk veel te groot en te zwaar.
De vorming van een ster duurt tientallen miljoenen jaren en speelt zich bovendien af in dichte wolken van gas en stof. Hierdoor kunnen astronomen dit dynamische proces niet rechtstreeks waarnemen met telescopen en zijn ze afhankelijk van computermodellen. Met behulp van een grote supercomputer laat het hele proces zich in ‘slechts’ drie maanden doorrekenen. (EE)
Een team van astrofysici van Northwestern University heeft een realistisch 3D-model ontwikkeld dat de vorming van sterren nabootst. Het model – STARFORGE geheten – is het eerste dat een complete gaswolk ‘doorrekent’, en is daarmee honderd keer omvangrijker dan zijn voorgangers (video).
STARFORGE is tevens het eerste computermodel dat een breed scala aan feedbackprocessen in rekening brengt die van invloed zijn op het stervormingsproces. Het gaat daarbij onder meer om de jets, de straling en de winden zoals jonge sterren die produceren, en de supernova-explosies waarmee de zwaarste sterren hun bestaan afsluiten.
Met behulp van dit virtuele laboratorium willen de wetenschappers onder meer onderzoeken waarom het stervormingsproces zo traag verloopt en zo inefficiënt is. Ook moeten de berekeningen helpen verklaren wat de uiteindelijke massa van een ster bepaalt en waarom sterren de neiging hebben om groepen te vormen.
Een van de ontdekkingen die de onderzoekers al met STARFORGE hebben gedaan, is dat de massa’s van sterren in belangrijke mate worden bepaald door de jets – krachtige uitstromen van gas – die zij als ‘protosterren’ ontwikkelen. Toen zij de simulatie zonder jets lieten lopen, werden de virtuele sterren die zich vormden namelijk veel te groot en te zwaar.
De vorming van een ster duurt tientallen miljoenen jaren en speelt zich bovendien af in dichte wolken van gas en stof. Hierdoor kunnen astronomen dit dynamische proces niet rechtstreeks waarnemen met telescopen en zijn ze afhankelijk van computermodellen. Met behulp van een grote supercomputer laat het hele proces zich in ‘slechts’ drie maanden doorrekenen. (EE)
Een team van astronomen onder Nederlandse leiding heeft ontdekt dat zware sterren anders ontstaan dan hun kleine broertjes en zusjes. Waar kleine sterren vaak een geordende schijf van stof en materie om zich heen hebben, is de materiaalaanvoer bij grote sterren een chaotische puinhoop. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), waarvan de resultaten onlangs in het The Astrophysical Journal zijn gepubliceerd.
Van jonge, kleine sterren is goed bekend hoe ze ontstaan. Ze onttrekken op een relatief georganiseerde manier materie aan een schijf van gas en stof. Astronomen hebben al veel van deze stofschijven gezien, maar nog nooit bij jonge, zware sterren. De vraag was dan ook of grote sterren wel op dezelfde manier ontstaan als kleine sterren.
‘Onze waarnemingen hebben nu overtuigend bewijs opgeleverd dat het antwoord nee is’, zegt Ciriaco Goddi, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en het ALMA-expertisecentrum Allegro aan de Universiteit Leiden.
Goddi voerde een team aan dat drie zeer jonge, zware sterren bestudeerde in stervormingsgebied W51 op ongeveer 17.000 lichtjaar van de aarde. De onderzoekers zochten speciaal naar grote, stabiele schijven met naar buiten bewegende straalstromen van materiaal, loodrecht op het vlak van de schijf. Met het grote oplossend vermogen van de ALMA-telescopen zouden zulke schijven te zien moeten zijn.
Maar in plaats van stabiele schijven toonden de waarnemingen gasslierten die vanuit allerlei richtingen op de jonge, zware sterren af komen. Daarnaast zagen de onderzoekers zogeheten jets die erop duiden dat er mogelijk kleine, voor de telescoop onzichtbare, schijven zijn. Verder lijkt het erop dat de schijf van een van de drie onderzochte sterren zo’n honderd jaar geleden is omgedraaid. Kortom: chaos.
De astronomen komen tot de conclusie dat deze zware jonge sterren, in elk geval in hun jonge jaren, worden gevoed met materiaal dat met onregelmatige snelheden uit allerlei richtingen toestroomt – anders dus dan bij kleine sterren, waarbij een stabiele instroom van materiaal plaatsvindt. Ze vermoeden dat dit waarschijnlijk de reden is dat er geen grote, stabiele schijven kunnen ontstaan.
Een team van astronomen onder Nederlandse leiding heeft ontdekt dat zware sterren anders ontstaan dan hun kleine broertjes en zusjes. Waar kleine sterren vaak een geordende schijf van stof en materie om zich heen hebben, is de materiaalaanvoer bij grote sterren een chaotische puinhoop. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), waarvan de resultaten onlangs in het The Astrophysical Journal zijn gepubliceerd.
Van jonge, kleine sterren is goed bekend hoe ze ontstaan. Ze onttrekken op een relatief georganiseerde manier materie aan een schijf van gas en stof. Astronomen hebben al veel van deze stofschijven gezien, maar nog nooit bij jonge, zware sterren. De vraag was dan ook of grote sterren wel op dezelfde manier ontstaan als kleine sterren.
‘Onze waarnemingen hebben nu overtuigend bewijs opgeleverd dat het antwoord nee is’, zegt Ciriaco Goddi, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en het ALMA-expertisecentrum Allegro aan de Universiteit Leiden.
Goddi voerde een team aan dat drie zeer jonge, zware sterren bestudeerde in stervormingsgebied W51 op ongeveer 17.000 lichtjaar van de aarde. De onderzoekers zochten speciaal naar grote, stabiele schijven met naar buiten bewegende straalstromen van materiaal, loodrecht op het vlak van de schijf. Met het grote oplossend vermogen van de ALMA-telescopen zouden zulke schijven te zien moeten zijn.
Maar in plaats van stabiele schijven toonden de waarnemingen gasslierten die vanuit allerlei richtingen op de jonge, zware sterren af komen. Daarnaast zagen de onderzoekers zogeheten jets die erop duiden dat er mogelijk kleine, voor de telescoop onzichtbare, schijven zijn. Verder lijkt het erop dat de schijf van een van de drie onderzochte sterren zo’n honderd jaar geleden is omgedraaid. Kortom: chaos.
De astronomen komen tot de conclusie dat deze zware jonge sterren, in elk geval in hun jonge jaren, worden gevoed met materiaal dat met onregelmatige snelheden uit allerlei richtingen toestroomt – anders dus dan bij kleine sterren, waarbij een stabiele instroom van materiaal plaatsvindt. Ze vermoeden dat dit waarschijnlijk de reden is dat er geen grote, stabiele schijven kunnen ontstaan.
De Nederlandse sterrenkundige Ewine van Dishoeck (Universiteit Leiden) heeft met een internationaal team van collega's een overzichtsartikel geschreven over alles wat we dankzij ruimtetelescoop Herschel weten over water in de interstellaire ruimte. Het artikel in het vakblad Astronomy & Astrophysics zet bestaande kennis op een rij en bevat ook nieuwe informatie over waar het water op nieuwe, mogelijk leefbare werelden vandaan komt.
Hoe en waar water wordt gevormd in de ruimte tussen de sterren en hoe dit water uiteindelijk op een planeet als de aarde terechtkomt, was tot tien jaar geleden niet overtuigend vastgesteld. Dat kwam onder andere doordat waarnemingen met telescopen vanaf de aarde verstoord worden door onze eigen waterrijke atmosfeer. In 2009 lanceerde ESA de ver-infrarode ruimtetelescoop Herschel die onderzoek aan water als een van zijn speerpunten had. Dat gebeurde vooral met het onder Nederlandse leiding gebouwde HIFI-instrument, ook wel de ‘moleculenjager’ genoemd. De telescoop deed tot 2013 dienst. In de afgelopen jaren verschenen er tientallen wetenschappelijke artikelen met losse Herschel-resultaten over water. Nu zijn deze resultaten op een rij gezet, gecombineerd en uitgebreid met nieuwe inzichten.
De nieuwe studie beschrijft de levensloop van water van de eerste tot de laatste fase van het stervormingsproces, inclusief de tussenliggende stadia die tot nu toe onderbelicht waren gebleven. Het artikel toont aan dat het merendeel van het water wordt gevormd als ijs op piepkleine stofdeeltjes in de koude en ijle interstellaire wolken. Als die wolk ineenstort tot nieuwe sterren en planeten, blijkt het water vrijwel onaangetast te blijven. Daarna wordt het gros van het water snel verankerd in stofdeeltjes zo groot als kiezelstenen. In de roterende schijf rond de jonge ster vormen die kiezelstenen dan de bouwstenen voor nieuwe planeten.
Verder hebben de onderzoekers uitgerekend dat vrijwel alle nieuwe zonnestelsels worden geboren met voldoende water om een paar duizend oceanen te vullen. Ewine van Dishoeck: ‘Het is fascinerend om je te realiseren dat als je een glas water drinkt, het merendeel van die moleculen al meer dan 4,5 miljard jaar geleden zijn gemaakt in de wolk waaruit onze zon en de planeten ontstonden.’
In de toekomst hopen de onderzoekers meer water in het heelal te bestuderen en dan met name in zich vormende planeetstelsels. Maar dat kan nog wel even duren. Een met Herschel vergelijkbare ruimtetelescoop staat namelijk op z'n vroegst rond 2040 gepland. Wel gaat eind 2021 de James Webb ruimtetelescoop de lucht in. Daarop zit het mede in Nederland gebouwde MIRI-instrument dat juist een onderdeel van de waterkaart kan ophelderen dat tot nu toe buiten bereik bleef. MIRI kan namelijk de warme waterdamp zien in de binnenste zones van stofschijven.
De Nederlandse sterrenkundige Ewine van Dishoeck (Universiteit Leiden) heeft met een internationaal team van collega's een overzichtsartikel geschreven over alles wat we dankzij ruimtetelescoop Herschel weten over water in de interstellaire ruimte. Het artikel in het vakblad Astronomy & Astrophysics zet bestaande kennis op een rij en bevat ook nieuwe informatie over waar het water op nieuwe, mogelijk leefbare werelden vandaan komt.
Hoe en waar water wordt gevormd in de ruimte tussen de sterren en hoe dit water uiteindelijk op een planeet als de aarde terechtkomt, was tot tien jaar geleden niet overtuigend vastgesteld. Dat kwam onder andere doordat waarnemingen met telescopen vanaf de aarde verstoord worden door onze eigen waterrijke atmosfeer. In 2009 lanceerde ESA de ver-infrarode ruimtetelescoop Herschel die onderzoek aan water als een van zijn speerpunten had. Dat gebeurde vooral met het onder Nederlandse leiding gebouwde HIFI-instrument, ook wel de ‘moleculenjager’ genoemd. De telescoop deed tot 2013 dienst. In de afgelopen jaren verschenen er tientallen wetenschappelijke artikelen met losse Herschel-resultaten over water. Nu zijn deze resultaten op een rij gezet, gecombineerd en uitgebreid met nieuwe inzichten.
De nieuwe studie beschrijft de levensloop van water van de eerste tot de laatste fase van het stervormingsproces, inclusief de tussenliggende stadia die tot nu toe onderbelicht waren gebleven. Het artikel toont aan dat het merendeel van het water wordt gevormd als ijs op piepkleine stofdeeltjes in de koude en ijle interstellaire wolken. Als die wolk ineenstort tot nieuwe sterren en planeten, blijkt het water vrijwel onaangetast te blijven. Daarna wordt het gros van het water snel verankerd in stofdeeltjes zo groot als kiezelstenen. In de roterende schijf rond de jonge ster vormen die kiezelstenen dan de bouwstenen voor nieuwe planeten.
Verder hebben de onderzoekers uitgerekend dat vrijwel alle nieuwe zonnestelsels worden geboren met voldoende water om een paar duizend oceanen te vullen. Ewine van Dishoeck: ‘Het is fascinerend om je te realiseren dat als je een glas water drinkt, het merendeel van die moleculen al meer dan 4,5 miljard jaar geleden zijn gemaakt in de wolk waaruit onze zon en de planeten ontstonden.’
In de toekomst hopen de onderzoekers meer water in het heelal te bestuderen en dan met name in zich vormende planeetstelsels. Maar dat kan nog wel even duren. Een met Herschel vergelijkbare ruimtetelescoop staat namelijk op z'n vroegst rond 2040 gepland. Wel gaat eind 2021 de James Webb ruimtetelescoop de lucht in. Daarop zit het mede in Nederland gebouwde MIRI-instrument dat juist een onderdeel van de waterkaart kan ophelderen dat tot nu toe buiten bereik bleef. MIRI kan namelijk de warme waterdamp zien in de binnenste zones van stofschijven.
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een aantal ‘babysterren’ ontdekt in het centrum van ons Melkwegstelsel. Dat is verrassend omdat eerdere onderzoeken erop leken te wijzen dat deze omgeving niet geschikt is voor de vorming van nieuwe sterren.
Sterren ontstaan uit wolken van gas en stof die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Als deze samentrekking door invloeden van buitenaf wordt verstoord, kan het stervormingsproces verstoord raken.
Rond het Melkwegcentrum zijn allerlei mogelijke storingsbronnen aanwezig. Sterke turbulenties kunnen de gaswolken in beroering brengen en hun samentrekking verhinderen, en sterke magnetische velden kunnen het gas bijstaan tegen zijn strijd tegen de zwaartekracht.
Om meer inzicht te krijgen in de effecten die de stervorming verstoren, heeft een team onder leiding van Xing LU, een astronoom van de Nationale Sterrenwacht van Japan, met ALMA naar gebieden rond het Melkwegcentrum gekeken waar ruimschoots voldoende gas aanwezig is, maar voor zover bekend geen stervorming plaatsvindt. Tot hun verrassing ontdekten de astronomen daarbij meer dan achthonderd compacte concentraties van gas en stof.
Aanvankelijk was niet duidelijk of in deze concentraties daadwerkelijk sterren worden gevormd. Daarom hebben Lu en zijn collega’s (weer met ALMA) gezocht naar de energetische uitstromen van gas die kenmerkend zijn voor sterren-in-wording. Daarbij ontdekten ze 43 kleine, zwakke ‘gasjets’. En dat bewijst dat zich ook nabij het Melkwegcentrum babysterren kunnen vormen. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een aantal ‘babysterren’ ontdekt in het centrum van ons Melkwegstelsel. Dat is verrassend omdat eerdere onderzoeken erop leken te wijzen dat deze omgeving niet geschikt is voor de vorming van nieuwe sterren.
Sterren ontstaan uit wolken van gas en stof die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Als deze samentrekking door invloeden van buitenaf wordt verstoord, kan het stervormingsproces verstoord raken.
Rond het Melkwegcentrum zijn allerlei mogelijke storingsbronnen aanwezig. Sterke turbulenties kunnen de gaswolken in beroering brengen en hun samentrekking verhinderen, en sterke magnetische velden kunnen het gas bijstaan tegen zijn strijd tegen de zwaartekracht.
Om meer inzicht te krijgen in de effecten die de stervorming verstoren, heeft een team onder leiding van Xing LU, een astronoom van de Nationale Sterrenwacht van Japan, met ALMA naar gebieden rond het Melkwegcentrum gekeken waar ruimschoots voldoende gas aanwezig is, maar voor zover bekend geen stervorming plaatsvindt. Tot hun verrassing ontdekten de astronomen daarbij meer dan achthonderd compacte concentraties van gas en stof.
Aanvankelijk was niet duidelijk of in deze concentraties daadwerkelijk sterren worden gevormd. Daarom hebben Lu en zijn collega’s (weer met ALMA) gezocht naar de energetische uitstromen van gas die kenmerkend zijn voor sterren-in-wording. Daarbij ontdekten ze 43 kleine, zwakke ‘gasjets’. En dat bewijst dat zich ook nabij het Melkwegcentrum babysterren kunnen vormen. (EE)
Astronomen weten dat sterren ontstaan door het samentrekken van enorme wolken van waterstofgas. Daarbij belandt uiteindelijk slechts ongeveer dertig procent van het gas in de sterren die zich vormen. Aangenomen werd dat de overige zeventig procent tijdens het vormingsproces door de sterren worden weggeblazen. Maar nieuw onderzoek lijkt deze veronderstelling te ondergraven.
Tijdens de geboortefase van een ster, die slechts ongeveer 500.000 jaar duurt, neemt zijn massa snel toe. Maar tijdens die groei, ontwikkelt een ster een hevige ‘sterrenwind’ en twee jets die gas de omgeving in blazen. Door deze uitstroom van gas ontstaat een holte in de omringende gaswolk.
De meest gangbare theorieën voorspellen dat zo’n holte mettertijd gestaag groter word, tot aan het moment dat de gaswolk rond de ster volledig is opgeruimd. Op dat moment stokt de groei van de ster, omdat hij geen gas meer aangevoerd krijgt.
Om dit proces nader te onderzoeken heeft een team van astronomen bestaande gegevens over ruim driehonderd protosterren – ‘sterren-in -wording’ – geanalyseerd die tussen 2008 en 2017 door de ruimtetelescopen Hubble, Spitzer en Herschel zijn verzameld. De jonge protosterren maken alle deel uit van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion.
De resultaten wijzen erop dat de hoeveelheid gas die deze jonge objecten uitstoten lang niet zo groot is als tot nu toe werd aangenomen. Tegen het einde van hun vormingsproces hebben sommige sterren namelijk tamelijk kleine holtes gevormd.
Het idee dat het de hevige uitstoot van gas is die bepaalt hoeveel een ster uiteindelijk verzamelt, gaat dus niet op. Waardoor de toevoer van gas naar de ster-in-wording dan wél wordt afgesneden, is nog onduidelijk. (EE)
Astronomen weten dat sterren ontstaan door het samentrekken van enorme wolken van waterstofgas. Daarbij belandt uiteindelijk slechts ongeveer dertig procent van het gas in de sterren die zich vormen. Aangenomen werd dat de overige zeventig procent tijdens het vormingsproces door de sterren worden weggeblazen. Maar nieuw onderzoek lijkt deze veronderstelling te ondergraven.
Tijdens de geboortefase van een ster, die slechts ongeveer 500.000 jaar duurt, neemt zijn massa snel toe. Maar tijdens die groei, ontwikkelt een ster een hevige ‘sterrenwind’ en twee jets die gas de omgeving in blazen. Door deze uitstroom van gas ontstaat een holte in de omringende gaswolk.
De meest gangbare theorieën voorspellen dat zo’n holte mettertijd gestaag groter word, tot aan het moment dat de gaswolk rond de ster volledig is opgeruimd. Op dat moment stokt de groei van de ster, omdat hij geen gas meer aangevoerd krijgt.
Om dit proces nader te onderzoeken heeft een team van astronomen bestaande gegevens over ruim driehonderd protosterren – ‘sterren-in -wording’ – geanalyseerd die tussen 2008 en 2017 door de ruimtetelescopen Hubble, Spitzer en Herschel zijn verzameld. De jonge protosterren maken alle deel uit van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion.
De resultaten wijzen erop dat de hoeveelheid gas die deze jonge objecten uitstoten lang niet zo groot is als tot nu toe werd aangenomen. Tegen het einde van hun vormingsproces hebben sommige sterren namelijk tamelijk kleine holtes gevormd.
Het idee dat het de hevige uitstoot van gas is die bepaalt hoeveel een ster uiteindelijk verzamelt, gaat dus niet op. Waardoor de toevoer van gas naar de ster-in-wording dan wél wordt afgesneden, is nog onduidelijk. (EE)
Astronomen hebben een omvangrijk, voorheen onbekend reservoir van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks) ontdekt in een donkere, koude wolk van moleculen. Tot nu toe namen astronomen aan dat organische verbindingen van dit type voornamelijk werden geproduceerd in de atmosferen van stervende sterren. Maar ze blijken dus ook voor te komen in koude, donkere wolken waarin nog geen stervorming optreedt. Geschat wordt dat paks tot wel een kwart van alle koolstof in het heelal bevatten.
Bij hun speurtocht naar paks hebben de astronomen gebruik gemaakt van de Green Bank Telescope, de grootste ‘stuurbare’ radiotelescoop ter wereld, in Virginia (VS). Dit instrument werd gericht op de Taurus Molecular Cloud (TMC-1) – een grote wolk van stof en gas op ruwweg 450 lichtjaar van de aarde, die ooit zal samentrekken en nieuwe sterren zal gaan vormen.
Dat er in zulke wolken paks te vinden zouden zijn, werd al vermoed sinds de jaren 80, maar de aangetroffen hoeveelheden zijn vele malen groter dan gedacht. Ook blijkt het om verrassend veel soorten te gaan: meer dan tien zijn er geïdentificeerd. Vermoed wordt dat deze moleculen uiteindelijk zullen samenklonteren tot interstellaire stofdeeltjes, die uiteindelijk in planetoïden, kometen en planeten belanden. (EE)
Astronomen hebben een omvangrijk, voorheen onbekend reservoir van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks) ontdekt in een donkere, koude wolk van moleculen. Tot nu toe namen astronomen aan dat organische verbindingen van dit type voornamelijk werden geproduceerd in de atmosferen van stervende sterren. Maar ze blijken dus ook voor te komen in koude, donkere wolken waarin nog geen stervorming optreedt. Geschat wordt dat paks tot wel een kwart van alle koolstof in het heelal bevatten.
Bij hun speurtocht naar paks hebben de astronomen gebruik gemaakt van de Green Bank Telescope, de grootste ‘stuurbare’ radiotelescoop ter wereld, in Virginia (VS). Dit instrument werd gericht op de Taurus Molecular Cloud (TMC-1) – een grote wolk van stof en gas op ruwweg 450 lichtjaar van de aarde, die ooit zal samentrekken en nieuwe sterren zal gaan vormen.
Dat er in zulke wolken paks te vinden zouden zijn, werd al vermoed sinds de jaren 80, maar de aangetroffen hoeveelheden zijn vele malen groter dan gedacht. Ook blijkt het om verrassend veel soorten te gaan: meer dan tien zijn er geïdentificeerd. Vermoed wordt dat deze moleculen uiteindelijk zullen samenklonteren tot interstellaire stofdeeltjes, die uiteindelijk in planetoïden, kometen en planeten belanden. (EE)
Al tientallen jaren gaan wetenschappers ervan uit dat de kosmische (deeltjes)straling waarmee de aarde wordt gebombardeerd afkomstig is van supernova-explosies. Bij zulke explosies schieten inderdaad deeltjes met bijna de lichtsnelheid de ruimte in. Maar nieuw onderzoek wijst erop dat zelfs supernova’s niet krachtig genoeg zijn om deeltjes met een bewegingsenergie van ruwweg duizend biljoen elektronvolt (afgekort: PeV) te produceren (Nature Astronomy, 11 maart). En toch wordt kosmische straling van deze energie waargenomen.
Een onderzoeksteam onder leiding van Petra Hüntemeyer van de Michigan Technological University suggereert nu dat de PeV-deeltjes in de kosmische straling niet afkomstig zijn van supernova’s, maar van actieve stervormingsgebieden zoals de 5000 lichtjaar verre Cygnus Cocoon.
In zulke ‘stellaire kraamkamers’ ontstaan naast ‘gewone’ zonachtige sterren ook honderden zeer hete massarijke sterren. Deze sterren produceren hevige sterrenwinden in de vorm van een continue uitstroom van met name protonen. Wanneer de winden van verschillende sterren met elkaar in botsing komen, ontstaan schokgolven waarbij de deeltjes worden versneld.
Bij de heftige interacties tussen protonen komt gammastraling vrij, en het is deze straling die Hüntemeyer en haar collega’s hebben waargenomen. Daarbij hebben ze gebruik gemaakt van gegevens van het High-Altitude Water Cherenkov Observatory (HAWC) op de flank van een (dode) vulkaan in het zuiden van Mexico, die speciaal is ontworpen voor de detectie van energierijke gammastraling die de aardatmosfeer binnendringt.
Met HAWC kan niet alleen worden gemeten welke energie deze straling heeft, maar ook uit welke richting hij kwam. Zo kon een verband worden gelegd tussen de meest energierijke gammastraling en de Cygnus Cocoon. (EE)
Al tientallen jaren gaan wetenschappers ervan uit dat de kosmische (deeltjes)straling waarmee de aarde wordt gebombardeerd afkomstig is van supernova-explosies. Bij zulke explosies schieten inderdaad deeltjes met bijna de lichtsnelheid de ruimte in. Maar nieuw onderzoek wijst erop dat zelfs supernova’s niet krachtig genoeg zijn om deeltjes met een bewegingsenergie van ruwweg duizend biljoen elektronvolt (afgekort: PeV) te produceren (Nature Astronomy, 11 maart). En toch wordt kosmische straling van deze energie waargenomen.
Een onderzoeksteam onder leiding van Petra Hüntemeyer van de Michigan Technological University suggereert nu dat de PeV-deeltjes in de kosmische straling niet afkomstig zijn van supernova’s, maar van actieve stervormingsgebieden zoals de 5000 lichtjaar verre Cygnus Cocoon.
In zulke ‘stellaire kraamkamers’ ontstaan naast ‘gewone’ zonachtige sterren ook honderden zeer hete massarijke sterren. Deze sterren produceren hevige sterrenwinden in de vorm van een continue uitstroom van met name protonen. Wanneer de winden van verschillende sterren met elkaar in botsing komen, ontstaan schokgolven waarbij de deeltjes worden versneld.
Bij de heftige interacties tussen protonen komt gammastraling vrij, en het is deze straling die Hüntemeyer en haar collega’s hebben waargenomen. Daarbij hebben ze gebruik gemaakt van gegevens van het High-Altitude Water Cherenkov Observatory (HAWC) op de flank van een (dode) vulkaan in het zuiden van Mexico, die speciaal is ontworpen voor de detectie van energierijke gammastraling die de aardatmosfeer binnendringt.
Met HAWC kan niet alleen worden gemeten welke energie deze straling heeft, maar ook uit welke richting hij kwam. Zo kon een verband worden gelegd tussen de meest energierijke gammastraling en de Cygnus Cocoon. (EE)
Een team van astronomen, onder leiding van de Universiteit van Iowa (VS), heeft een stroom van koud gas ontdekt die bij een massarijk sterrenstelsel in het vroege heelal uitkomt. De ‘gasbuis’ baant zich een weg door het hete gas in de donkere halo van het sterrenstelsel, en voorziet het van materiaal voor de vorming van grote aantallen nieuwe sterren (Astrophysical Journal, 24 februari).
De ontdekking is gedaan bij onderzoek van de omgeving van een sterrenstelsel dat moet zijn ontstaan toen het het heelal nog maar ongeveer 2,5 miljard jaar bestond – ruwweg 11 miljard jaar geleden dus. Daarbij hebben de astronomen gebruik gemaakt van de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili, omdat het stelsel zo stofrijk is dat het alleen op submillimetergolflengten waarneembaar is.
Cruciaal daarbij was dat bij toeval twee quasars – de extreem heldere kernen van nog verder weg staande sterrenstelsels – vlak naast het onderzochte stelsel staan. Het licht van deze quasars schijnt door het gas in de halo van het voorgrondstelsel heen, en daarbij laat het gas karakteristieke chemische ‘vingerafdrukken’ achter in het quasarlicht, die het bestaan van een smalle stroom van koud gas verraden.
Dezelfde vingerafdrukken laten ook zien dat de gasstroom arm is aan zware elementen zoals koolstof en ijzer. Dat is een sterke aanwijzing dat het gas naar het stelsel toe stroomt en niet de andere kant op. Zware elementen worden namelijk geproduceerd door sterren.
Uit hun waarnemingen leiden de astronomen af dat de gasstroom krachtig genoeg is om het sterrenstelsel binnen een miljard jaar van tientallen miljarden zonsmassa’s aan gas te voorzien. (EE)
Een team van astronomen, onder leiding van de Universiteit van Iowa (VS), heeft een stroom van koud gas ontdekt die bij een massarijk sterrenstelsel in het vroege heelal uitkomt. De ‘gasbuis’ baant zich een weg door het hete gas in de donkere halo van het sterrenstelsel, en voorziet het van materiaal voor de vorming van grote aantallen nieuwe sterren (Astrophysical Journal, 24 februari).
De ontdekking is gedaan bij onderzoek van de omgeving van een sterrenstelsel dat moet zijn ontstaan toen het het heelal nog maar ongeveer 2,5 miljard jaar bestond – ruwweg 11 miljard jaar geleden dus. Daarbij hebben de astronomen gebruik gemaakt van de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili, omdat het stelsel zo stofrijk is dat het alleen op submillimetergolflengten waarneembaar is.
Cruciaal daarbij was dat bij toeval twee quasars – de extreem heldere kernen van nog verder weg staande sterrenstelsels – vlak naast het onderzochte stelsel staan. Het licht van deze quasars schijnt door het gas in de halo van het voorgrondstelsel heen, en daarbij laat het gas karakteristieke chemische ‘vingerafdrukken’ achter in het quasarlicht, die het bestaan van een smalle stroom van koud gas verraden.
Dezelfde vingerafdrukken laten ook zien dat de gasstroom arm is aan zware elementen zoals koolstof en ijzer. Dat is een sterke aanwijzing dat het gas naar het stelsel toe stroomt en niet de andere kant op. Zware elementen worden namelijk geproduceerd door sterren.
Uit hun waarnemingen leiden de astronomen af dat de gasstroom krachtig genoeg is om het sterrenstelsel binnen een miljard jaar van tientallen miljarden zonsmassa’s aan gas te voorzien. (EE)
Over sterrenstelsels is veel bekend. Zo weten we dat de daarin aanwezige sterren zijn gevormd uit een mengsel van stof en moleculair gas. Maar onduidelijk is nog hoe deze eenvoudige bestanddelen samenkomen om nieuwe sterren te vormen. Bij nieuwe waarnemingen van een klein sterrenstelsel op 50 miljoen lichtjaar afstand heeft een internationaal team van astronomen een verrassende ontdekking gedaan over dit proces.
Bij hun onderzoek hebben de astronomen gebruik gemaakt van de in Chili gestationeerde Atacama Large Millimeter Array (ALMA), een netwerk van radiotelescopen die tezamen één grote telescoop vormen. Het dwergsterrenstelsel dat met ALMA is bekeken, is ontstaan uit het ‘puin’ van twee oudere stelsels (NGC 3226 en 3227) die met elkaar in botsing zijn gekomen.
Uit de waarnemingen blijkt dat de moleculaire wolken in het dwergsterrenstelsel, dat bekendstaat als J1023+1952, qua grootte en samenstelling op die in onze eigen Melkweg lijken. Dat suggereert dat het stervormingsproces overal in het heelal op vergelijkbare wijze verloopt.
In het stelsel hebben de astronomen ruim honderd van deze grote moleculaire wolken aangetroffen. Maar verrassend genoeg vertegenwoordigen deze wolken lang niet al het gas in het stelsel. Naast gas in ‘wolkenvorm’ bevat J1023+1952 – anders dan normale sterrenstelsels – ook aanzienlijke hoeveelheden diffuus gas. Dat wijst er waarschijnlijk op dat het grootste deel van het moleculaire gas in J1023+1952 – anders dan verwacht – niet betrokken is bij de vorming van nieuwe sterren. (EE)
Over sterrenstelsels is veel bekend. Zo weten we dat de daarin aanwezige sterren zijn gevormd uit een mengsel van stof en moleculair gas. Maar onduidelijk is nog hoe deze eenvoudige bestanddelen samenkomen om nieuwe sterren te vormen. Bij nieuwe waarnemingen van een klein sterrenstelsel op 50 miljoen lichtjaar afstand heeft een internationaal team van astronomen een verrassende ontdekking gedaan over dit proces.
Bij hun onderzoek hebben de astronomen gebruik gemaakt van de in Chili gestationeerde Atacama Large Millimeter Array (ALMA), een netwerk van radiotelescopen die tezamen één grote telescoop vormen. Het dwergsterrenstelsel dat met ALMA is bekeken, is ontstaan uit het ‘puin’ van twee oudere stelsels (NGC 3226 en 3227) die met elkaar in botsing zijn gekomen.
Uit de waarnemingen blijkt dat de moleculaire wolken in het dwergsterrenstelsel, dat bekendstaat als J1023+1952, qua grootte en samenstelling op die in onze eigen Melkweg lijken. Dat suggereert dat het stervormingsproces overal in het heelal op vergelijkbare wijze verloopt.
In het stelsel hebben de astronomen ruim honderd van deze grote moleculaire wolken aangetroffen. Maar verrassend genoeg vertegenwoordigen deze wolken lang niet al het gas in het stelsel. Naast gas in ‘wolkenvorm’ bevat J1023+1952 – anders dan normale sterrenstelsels – ook aanzienlijke hoeveelheden diffuus gas. Dat wijst er waarschijnlijk op dat het grootste deel van het moleculaire gas in J1023+1952 – anders dan verwacht – niet betrokken is bij de vorming van nieuwe sterren. (EE)
Een team van sterrenkundigen, met onder anderen de UvA-astronomen Frank Backs en Hanneke Poorta, heeft ontdekt dat zware sterren die samen rond een gemeenschappelijk zwaartepunt draaien in wijde banen worden geboren, maar al binnen een miljoen jaar snel naar elkaar toe bewegen. Het resultaat van het onderzoek onder leiding van María Claudia Ramírez-Tannus van het Max-Planck-Institut für Astronomie in Heidelberg (Duitsland), verschijnt vandaag in Astronomy & Astrophysics.
Sterren worden geboren in groepen (clusters) binnen gas- en stofwolken. Een relatief klein aantal heeft een massa van meer dan acht keer die van de zon, en valt binnen de categorie ‘zwaar’. Ze vormen vaak sterparen waarbij de onderlinge afstand tussen de sterren klein is. Het is tot nu toe onbegrepen hoe dit precies tot stand komt. De vorming van een nabije partner zou moeten gebeuren in de snel roterende binnenste delen van een gasschijf rond de zwaardere hoofdster. Echter, het gas in die gebieden heeft niet de neiging in te storten en een partner te vormen.
De afgelopen jaren hebben de astronomen verscheidene jonge stervormingsgebieden bestudeerd. Met behulp van spectrografen op ESO’s Very Large Telescope in het noorden van Chili hebben ze van individuele zware sterren de radiële snelheid kunnen afleiden (de snelheid langs de gezichtslijn). Door de data te combineren kwamen ze tot de snelheidsdispersie van de zware sterren: de statistische spreiding in de radiële snelheid die het gevolg is van het hebben van een (vaak niet waargenomen) partner. De belangrijkste component van de radiële snelheid van de sterren is hun baansnelheid. Dat is de snelheid waarmee de sterren om elkaar heen draaien. Deze snelheid wordt hoger wanneer de sterren dichter bij elkaar staan.
De astronomen vonden een correlatie tussen de snelheidsdispersie van zware sterren in clusters en hun leeftijd: de dispersie neemt binnen een miljoen jaar aanzienlijk toe. Ze concluderen dat de baansnelheden van de dubbelsterren toenemen, en de banen dus kleiner worden. Partners worden dus in de buitendelen van de gasschijven gevormd, waar gas wel kan samenklonteren tot een ster, en pas daarna naderen ze elkaar voor een innige dans.
Een team van sterrenkundigen, met onder anderen de UvA-astronomen Frank Backs en Hanneke Poorta, heeft ontdekt dat zware sterren die samen rond een gemeenschappelijk zwaartepunt draaien in wijde banen worden geboren, maar al binnen een miljoen jaar snel naar elkaar toe bewegen. Het resultaat van het onderzoek onder leiding van María Claudia Ramírez-Tannus van het Max-Planck-Institut für Astronomie in Heidelberg (Duitsland), verschijnt vandaag in Astronomy & Astrophysics.
Sterren worden geboren in groepen (clusters) binnen gas- en stofwolken. Een relatief klein aantal heeft een massa van meer dan acht keer die van de zon, en valt binnen de categorie ‘zwaar’. Ze vormen vaak sterparen waarbij de onderlinge afstand tussen de sterren klein is. Het is tot nu toe onbegrepen hoe dit precies tot stand komt. De vorming van een nabije partner zou moeten gebeuren in de snel roterende binnenste delen van een gasschijf rond de zwaardere hoofdster. Echter, het gas in die gebieden heeft niet de neiging in te storten en een partner te vormen.
De afgelopen jaren hebben de astronomen verscheidene jonge stervormingsgebieden bestudeerd. Met behulp van spectrografen op ESO’s Very Large Telescope in het noorden van Chili hebben ze van individuele zware sterren de radiële snelheid kunnen afleiden (de snelheid langs de gezichtslijn). Door de data te combineren kwamen ze tot de snelheidsdispersie van de zware sterren: de statistische spreiding in de radiële snelheid die het gevolg is van het hebben van een (vaak niet waargenomen) partner. De belangrijkste component van de radiële snelheid van de sterren is hun baansnelheid. Dat is de snelheid waarmee de sterren om elkaar heen draaien. Deze snelheid wordt hoger wanneer de sterren dichter bij elkaar staan.
De astronomen vonden een correlatie tussen de snelheidsdispersie van zware sterren in clusters en hun leeftijd: de dispersie neemt binnen een miljoen jaar aanzienlijk toe. Ze concluderen dat de baansnelheden van de dubbelsterren toenemen, en de banen dus kleiner worden. Partners worden dus in de buitendelen van de gasschijven gevormd, waar gas wel kan samenklonteren tot een ster, en pas daarna naderen ze elkaar voor een innige dans.
Sterrenstelsels beginnen te ‘sterven’ wanneer ze stoppen met het vormen van nieuwe sterren, maar tot nu toe was het begin van dit proces bij een ver sterrenstelsel nog nooit duidelijk gezien. Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) heeft een team van astronomen nu een sterrenstelsel waargenomen dat bijna de helft van zijn sterren-vormende gas heeft uitgestoten.
Het onderzochte sterrenstelsel, ID2299, staat zo ver weg dat zijn licht er ongeveer 9 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. We zien het toen het heelal nog maar 4,5 miljard jaar oud was.
ID2299 stoot gas uit in een tempo van tienduizend zonsmassa’s per jaar en zal daardoor maar liefst 46 procent van zijn totale hoeveelheid koud gas kwijtraken. Omdat het stelsel ook in een zeer hoog tempo nieuwe sterren vormt – honderden keren sneller dan ons Melkwegstelsel – zal ook het overgebleven gas heel snel opraken, waardoor de sterproductie in het stelsel binnen enkele tientallen miljoenen jaren tot stilstand zal komen.
De astronomen denken dat dit spectaculaire gasverlies is veroorzaakt door een botsing tussen twee sterrenstelsels die zich uiteindelijk tot ID2299 hebben samengevoegd. Dat leiden ze af uit de connectie van het uitgestoten gas met een ‘getijdenstaart’. Getijdenstaarten zijn langgerekte stromen van sterren en gas die ontstaan wanneer twee sterrenstelsels samensmelten, maar ze zijn doorgaans te zwak om ze bij verre sterrenstelsels te kunnen waarnemen. Omdat de getijdenstaart van ID2299 nog maar net de ruimte in ‘gelanceerd’ is, en daardoor relatief helder is, heeft het onderzoeksteam deze toch kunnen herkennen.
De meeste astronomen denken dat de uitstoot van stervormingsmateriaal die ertoe leidt dat een sterrenstelsel geen sterren meer kan produceren wordt veroorzaakt door de ‘winden’ die het gevolg zijn van stervorming en van de activiteit van het zwarte gat in de kern van het stelsel. Maar het nieuwe onderzoek dat vandaag in Nature Astronomy wordt gepubliceerd wijst er nu op dat ook botsingen tussen sterrenstelsels daar verantwoordelijk voor kunnen zijn. (EE)
Sterrenstelsels beginnen te ‘sterven’ wanneer ze stoppen met het vormen van nieuwe sterren, maar tot nu toe was het begin van dit proces bij een ver sterrenstelsel nog nooit duidelijk gezien. Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) heeft een team van astronomen nu een sterrenstelsel waargenomen dat bijna de helft van zijn sterren-vormende gas heeft uitgestoten.
Het onderzochte sterrenstelsel, ID2299, staat zo ver weg dat zijn licht er ongeveer 9 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. We zien het toen het heelal nog maar 4,5 miljard jaar oud was.
ID2299 stoot gas uit in een tempo van tienduizend zonsmassa’s per jaar en zal daardoor maar liefst 46 procent van zijn totale hoeveelheid koud gas kwijtraken. Omdat het stelsel ook in een zeer hoog tempo nieuwe sterren vormt – honderden keren sneller dan ons Melkwegstelsel – zal ook het overgebleven gas heel snel opraken, waardoor de sterproductie in het stelsel binnen enkele tientallen miljoenen jaren tot stilstand zal komen.
De astronomen denken dat dit spectaculaire gasverlies is veroorzaakt door een botsing tussen twee sterrenstelsels die zich uiteindelijk tot ID2299 hebben samengevoegd. Dat leiden ze af uit de connectie van het uitgestoten gas met een ‘getijdenstaart’. Getijdenstaarten zijn langgerekte stromen van sterren en gas die ontstaan wanneer twee sterrenstelsels samensmelten, maar ze zijn doorgaans te zwak om ze bij verre sterrenstelsels te kunnen waarnemen. Omdat de getijdenstaart van ID2299 nog maar net de ruimte in ‘gelanceerd’ is, en daardoor relatief helder is, heeft het onderzoeksteam deze toch kunnen herkennen.
De meeste astronomen denken dat de uitstoot van stervormingsmateriaal die ertoe leidt dat een sterrenstelsel geen sterren meer kan produceren wordt veroorzaakt door de ‘winden’ die het gevolg zijn van stervorming en van de activiteit van het zwarte gat in de kern van het stelsel. Maar het nieuwe onderzoek dat vandaag in Nature Astronomy wordt gepubliceerd wijst er nu op dat ook botsingen tussen sterrenstelsels daar verantwoordelijk voor kunnen zijn. (EE)
Ter viering van het nieuwe jaar hebben NASA en ESA een collage van zes indrukwekkende opnamen van botsende sterrenstelsels gepresenteerd. De opnamen zijn gemaakt met de Hubble-ruimtetelescoop.
Botsingen en andere onderlinge interacties spelen een belangrijke rol bij de evolutie van sterrenstelsels. Tijdens deze vaak spectaculaire gebeurtenissen veranderen de stelsels vaak aanzienlijk van vorm en leeft hun stervormingsactiviteit sterk op. Dergelijke stelsels zijn uitstekende ‘laboratoria’ om de vorming van sterrenhopen onder extreme omstandigheden te onderzoeken.
Onze Melkweg produceert sterrenhopen met tienduizend keer zoveel massa als onze zon. Maar dat valt in het niet bij de massa’s van de sterrenhopen in botsende sterrenstelsels: die kunnen oplopen tot miljoenen zonsmassa’s.
Deze compacte verzamelingen sterren produceren ook veel licht. Zelfs na de botsing, wanneer rust in het samengesmolten stelsel is teruggekeerd, blijven de zeer massarijke sterrenhopen nog lang stralen.
In het kader van de Hubble imaging Probe of Extreme Environments and Clusters (HiPEEC)-survey hebben astronomen onderzocht welke gevolgen dat heeft gehad voor de zes stelsels op de collage. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de populatie van sterrenhopen grote en snelle veranderingen ondergaan, en dat de zwaarste sterrenhopen tegen het einde van het samensmeltingsproces ontstaan. (EE)
Ter viering van het nieuwe jaar hebben NASA en ESA een collage van zes indrukwekkende opnamen van botsende sterrenstelsels gepresenteerd. De opnamen zijn gemaakt met de Hubble-ruimtetelescoop.
Botsingen en andere onderlinge interacties spelen een belangrijke rol bij de evolutie van sterrenstelsels. Tijdens deze vaak spectaculaire gebeurtenissen veranderen de stelsels vaak aanzienlijk van vorm en leeft hun stervormingsactiviteit sterk op. Dergelijke stelsels zijn uitstekende ‘laboratoria’ om de vorming van sterrenhopen onder extreme omstandigheden te onderzoeken.
Onze Melkweg produceert sterrenhopen met tienduizend keer zoveel massa als onze zon. Maar dat valt in het niet bij de massa’s van de sterrenhopen in botsende sterrenstelsels: die kunnen oplopen tot miljoenen zonsmassa’s.
Deze compacte verzamelingen sterren produceren ook veel licht. Zelfs na de botsing, wanneer rust in het samengesmolten stelsel is teruggekeerd, blijven de zeer massarijke sterrenhopen nog lang stralen.
In het kader van de Hubble imaging Probe of Extreme Environments and Clusters (HiPEEC)-survey hebben astronomen onderzocht welke gevolgen dat heeft gehad voor de zes stelsels op de collage. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de populatie van sterrenhopen grote en snelle veranderingen ondergaan, en dat de zwaarste sterrenhopen tegen het einde van het samensmeltingsproces ontstaan. (EE)
De ontwikkeling van de ‘Spectro-Photometer for the History of the Universe, Epoch of Reionization and Ices Explorer’, oftewel SPHEREx, gaat een nieuwe fase in. De voorlopige ontwerpplannen voor de nieuwe NASA-ruimtetelescoop, die ergens tussen juni 2024 en april 2025 gelanceerd zal worden, zijn goedgekeurd, en worden nu verder uitgewerkt. Ook gaat de productie van de benodigde hardware en software van start.
SPHEREx is relatief klein en bevat geen bewegende onderdelen. Alles bij elkaar weegt hij nog geen 75 kilogram. Tijdens zijn missie zal de ruimtetelescoop de complete hemel vier keer in kaart brengen, en zo een omvangrijke database van sterren, sterrenstelsels, gasnevels en tal van andere hemelobjecten opbouwen.
Het enige instrument van de ruimtetelescoop is een spectrofotometer: een camera die niet alleen de (infrarood)helderheid van objecten meet, maar het opgevangen licht tevens in ruim honderd afzonderlijke golflengten uiteenrafelt – net zoals een prisma zonlicht uiteenrafelt tot een kleurenband. Deze techniek levert niet alleen informatie op over de chemische samenstelling van een object, maar ook over diens afstand tot de aarde.
Het doel van de SPHEREx-missie is drieledig. Door de posities van miljarden sterrenstelsels te meten, hopen wetenschappers te kunnen vaststellen of hun ruimtelijke verdeling subtiele patronen vertoont die kunnen worden toegeschreven aan de hypothetische kosmische inflatie – de eerste fractie van een seconde na de oerknal, waarin het heelal exponentieel snel zou zijn uitgedijd.
Het tweede doel is om meer te weten te komen over de ‘oertijd’ van de sterrenstelsels. Dat gebeurt door de zwakke hemelgloed die alle sterrenstelsels in het heelal tezamen produceren op verschillende golflengten te registeren.
En ten slotte zal SPHEREx ook worden gebruikt om bevroren water en organische moleculen – belangrijk voor het ontstaan van leven zoals wij dat kennen – rond pasgeboren sterren in onze Melkweg op te sporen. Dat moet antwoord geven op de vraag hoe ‘normaal’ planetenstelsels als het onze zijn in het heelal. (EE)
De ontwikkeling van de ‘Spectro-Photometer for the History of the Universe, Epoch of Reionization and Ices Explorer’, oftewel SPHEREx, gaat een nieuwe fase in. De voorlopige ontwerpplannen voor de nieuwe NASA-ruimtetelescoop, die ergens tussen juni 2024 en april 2025 gelanceerd zal worden, zijn goedgekeurd, en worden nu verder uitgewerkt. Ook gaat de productie van de benodigde hardware en software van start.
SPHEREx is relatief klein en bevat geen bewegende onderdelen. Alles bij elkaar weegt hij nog geen 75 kilogram. Tijdens zijn missie zal de ruimtetelescoop de complete hemel vier keer in kaart brengen, en zo een omvangrijke database van sterren, sterrenstelsels, gasnevels en tal van andere hemelobjecten opbouwen.
Het enige instrument van de ruimtetelescoop is een spectrofotometer: een camera die niet alleen de (infrarood)helderheid van objecten meet, maar het opgevangen licht tevens in ruim honderd afzonderlijke golflengten uiteenrafelt – net zoals een prisma zonlicht uiteenrafelt tot een kleurenband. Deze techniek levert niet alleen informatie op over de chemische samenstelling van een object, maar ook over diens afstand tot de aarde.
Het doel van de SPHEREx-missie is drieledig. Door de posities van miljarden sterrenstelsels te meten, hopen wetenschappers te kunnen vaststellen of hun ruimtelijke verdeling subtiele patronen vertoont die kunnen worden toegeschreven aan de hypothetische kosmische inflatie – de eerste fractie van een seconde na de oerknal, waarin het heelal exponentieel snel zou zijn uitgedijd.
Het tweede doel is om meer te weten te komen over de ‘oertijd’ van de sterrenstelsels. Dat gebeurt door de zwakke hemelgloed die alle sterrenstelsels in het heelal tezamen produceren op verschillende golflengten te registeren.
En ten slotte zal SPHEREx ook worden gebruikt om bevroren water en organische moleculen – belangrijk voor het ontstaan van leven zoals wij dat kennen – rond pasgeboren sterren in onze Melkweg op te sporen. Dat moet antwoord geven op de vraag hoe ‘normaal’ planetenstelsels als het onze zijn in het heelal. (EE)
Een team onder leiding van Felipe Alves van het Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik (Duitsland) heeft met behulp van de ALMA-radiotelescoop het vormingsproces van een jonge ster onderzocht. De ALMA-beelden tonen een schijf van stof en gas rond de ster-in-wording, die omgeven is door filamenten van gas. De astronomen interpreteren deze filamenten als ‘accretiekanalen’ waarlangs materiaal vanuit de omringende gaswolk naar de protoplanetaire schijf toe stroomt. De schijf voorziet op zijn beurt weer de centrale ster van materiaal.
Zonnestelsels zoals het onze ontstaan in het inwendige van interstellaire wolken van gas en stof die onder invloed van de zwaartekracht samentrekken. Daarbij ontstaat een protoster die omgeven is door een schijf van gas en stof, waarin zich planeten kunnen vormen. Tijdens dat proces vegen de om de ster cirkelende planeten-in-wording materiaal uit hun omgeving op, waardoor er lege ringvormige holtes in de protoplanetaire schijf ontstaan.
ALMA heeft de afgelopen jaren al tal van zulke protoplanetaire schijven met openingen in beeld gebracht. Maar daarbij ging het altijd om stelsels waarbij de alles omringende wolk van gas en stof al is opgeruimd. Bij het nu onderzochte object, dat [BHB2007] 1 wordt genoemd, is dat nog niet het geval. Dat toont aan dat de protoplanetaire schijf nog bezig is om te groeien terwijl hij tegelijkertijd zijn ster voedt.
In de schijf rond [BHB2007] 1 is ook een 10 miljard kilometer brede ringvormige holte waargenomen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat zich daar een grote planeet of eventueel een bruine dwergster aan het vormen is. Dat object zou vier tot zeventig keer zoveel massa hebben als de planeet Jupiter. (EE)
Een team onder leiding van Felipe Alves van het Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik (Duitsland) heeft met behulp van de ALMA-radiotelescoop het vormingsproces van een jonge ster onderzocht. De ALMA-beelden tonen een schijf van stof en gas rond de ster-in-wording, die omgeven is door filamenten van gas. De astronomen interpreteren deze filamenten als ‘accretiekanalen’ waarlangs materiaal vanuit de omringende gaswolk naar de protoplanetaire schijf toe stroomt. De schijf voorziet op zijn beurt weer de centrale ster van materiaal.
Zonnestelsels zoals het onze ontstaan in het inwendige van interstellaire wolken van gas en stof die onder invloed van de zwaartekracht samentrekken. Daarbij ontstaat een protoster die omgeven is door een schijf van gas en stof, waarin zich planeten kunnen vormen. Tijdens dat proces vegen de om de ster cirkelende planeten-in-wording materiaal uit hun omgeving op, waardoor er lege ringvormige holtes in de protoplanetaire schijf ontstaan.
ALMA heeft de afgelopen jaren al tal van zulke protoplanetaire schijven met openingen in beeld gebracht. Maar daarbij ging het altijd om stelsels waarbij de alles omringende wolk van gas en stof al is opgeruimd. Bij het nu onderzochte object, dat [BHB2007] 1 wordt genoemd, is dat nog niet het geval. Dat toont aan dat de protoplanetaire schijf nog bezig is om te groeien terwijl hij tegelijkertijd zijn ster voedt.
In de schijf rond [BHB2007] 1 is ook een 10 miljard kilometer brede ringvormige holte waargenomen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat zich daar een grote planeet of eventueel een bruine dwergster aan het vormen is. Dat object zou vier tot zeventig keer zoveel massa hebben als de planeet Jupiter. (EE)
Een team van astronomen onder leiding van SRON, Nederlands instituut voor ruimte-onderzoek, heeft tien keer zoveel hyperlumineuze sterrenstelsels waargenomen in het infrarood dan sterren volgens theoretische modellen kunnen produceren. Als de theorie klopt, kunnen sterren dus niet in hun eentje verantwoordelijk zijn voor de helderheden van de helderste infraroodsterrenstelsels.
Elf miljard jaar geleden — ongeveer drie miljard jaar na de oerknal — begonnen zich relatief snel sterrenstelsels te vormen. Er was gas in overvloed, dus een klein deel van deze vroege stelsels was in staat om uit te groeien tot zware, hyperlumineuze exemplaren, met een helderheid van tien biljoen zonnen. Omdat de gasreserves in de loop der tijd opdroogden, konden later minder sterrenstelsels zo snel ‘groeien’.
Toen astronomen het heelal bestudeerden met de infrarood-ruimtetelescoop Herschel, zagen ze deze theorie over het algemeen bevestigd. Maar in absolute getallen leek het erop dat er ruim tienmaal teveel hyperlumineuze infraroodsterrenstelsels zijn, zowel in het vroege heelal als dichterbij huis. Helaas kon Herschels ruimtelijke resolutie niet alle individuele sterrenstelsels onderscheiden, zodat ze het niet met zekerheid konden zeggen.
Een internationaal team van astronomen, geleid door Lingyu Wang van SRON en de Rijksuniversiteit Groningen, heeft nu de LOFAR-radiotelescoop gebruikt om de sterrenstelsels individueel te onderscheiden. Ze zagen inderdaad meer dan tienmaal zoveel hyperlumineuze sterrenstelsels dan de theorie voorspelt. Met een onzekerheid van een factor twee kunnen ze nu met zekerheid zeggen dat we naar een andere theorie moeten zoeken.
‘We onderzoeken nu welke fysische mechanismen zulke extreme sterrenstelsels kunnen aandrijven,’ zegt Wang. ‘Worden ze aangedreven door stervorming of door de aangroei van superzware zwarte gaten? In het eerste geval moeten hyperlumineuze infraroodsterrenstelsels jaarlijks duizenden zonsmassa’s aan sterren produceren. Theoretische modellen voorzien echter niet in zo’n snelle sterproductie. Een alternatief scenario is dat de stelsels voornamelijk worden aangedreven door de accreties van materie rond het superzware zwarte gat in hun centrum. We hebben vervolgwaarnemingen nodig om de ware aard van deze extreme objecten te kunnen onderzoeken.’
Het team gaat deze vervolgwaarnemingen nu doen vanaf de Keck-sterrenwacht op Hawaï. Dat geeft ze preciezere gegevens over de roodverschuiving van de sterrenstelsels, en dus hun afstand. Keck heeft een optische telescoop die spectra opneemt. Astronomen leiden de roodverschuiving af uit spectra door te kijken hoeveel golflengtes de karakteristieke vingerafdrukken van stoffen zijn verschoven.
De astronomen hebben hun bevindingen vandaag op preprint-site arXiv gezet. Binnenkort verschijnt de publicatie ook in een speciale editie van Astronomy & Astrophysics. (EE)
Een team van astronomen onder leiding van SRON, Nederlands instituut voor ruimte-onderzoek, heeft tien keer zoveel hyperlumineuze sterrenstelsels waargenomen in het infrarood dan sterren volgens theoretische modellen kunnen produceren. Als de theorie klopt, kunnen sterren dus niet in hun eentje verantwoordelijk zijn voor de helderheden van de helderste infraroodsterrenstelsels.
Elf miljard jaar geleden — ongeveer drie miljard jaar na de oerknal — begonnen zich relatief snel sterrenstelsels te vormen. Er was gas in overvloed, dus een klein deel van deze vroege stelsels was in staat om uit te groeien tot zware, hyperlumineuze exemplaren, met een helderheid van tien biljoen zonnen. Omdat de gasreserves in de loop der tijd opdroogden, konden later minder sterrenstelsels zo snel ‘groeien’.
Toen astronomen het heelal bestudeerden met de infrarood-ruimtetelescoop Herschel, zagen ze deze theorie over het algemeen bevestigd. Maar in absolute getallen leek het erop dat er ruim tienmaal teveel hyperlumineuze infraroodsterrenstelsels zijn, zowel in het vroege heelal als dichterbij huis. Helaas kon Herschels ruimtelijke resolutie niet alle individuele sterrenstelsels onderscheiden, zodat ze het niet met zekerheid konden zeggen.
Een internationaal team van astronomen, geleid door Lingyu Wang van SRON en de Rijksuniversiteit Groningen, heeft nu de LOFAR-radiotelescoop gebruikt om de sterrenstelsels individueel te onderscheiden. Ze zagen inderdaad meer dan tienmaal zoveel hyperlumineuze sterrenstelsels dan de theorie voorspelt. Met een onzekerheid van een factor twee kunnen ze nu met zekerheid zeggen dat we naar een andere theorie moeten zoeken.
‘We onderzoeken nu welke fysische mechanismen zulke extreme sterrenstelsels kunnen aandrijven,’ zegt Wang. ‘Worden ze aangedreven door stervorming of door de aangroei van superzware zwarte gaten? In het eerste geval moeten hyperlumineuze infraroodsterrenstelsels jaarlijks duizenden zonsmassa’s aan sterren produceren. Theoretische modellen voorzien echter niet in zo’n snelle sterproductie. Een alternatief scenario is dat de stelsels voornamelijk worden aangedreven door de accreties van materie rond het superzware zwarte gat in hun centrum. We hebben vervolgwaarnemingen nodig om de ware aard van deze extreme objecten te kunnen onderzoeken.’
Het team gaat deze vervolgwaarnemingen nu doen vanaf de Keck-sterrenwacht op Hawaï. Dat geeft ze preciezere gegevens over de roodverschuiving van de sterrenstelsels, en dus hun afstand. Keck heeft een optische telescoop die spectra opneemt. Astronomen leiden de roodverschuiving af uit spectra door te kijken hoeveel golflengtes de karakteristieke vingerafdrukken van stoffen zijn verschoven.
De astronomen hebben hun bevindingen vandaag op preprint-site arXiv gezet. Binnenkort verschijnt de publicatie ook in een speciale editie van Astronomy & Astrophysics. (EE)
Astronomen hebben een sterke aanwijzing gevonden dat planeten zich al kunnen gaan vormen wanneer hun jonge moederster nog niet volgroeid is. Op een detailrijke opname gemaakt met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) is namelijk een jonge schijf met diverse leemtes en stofringen te zien – een teken dat er planeten ‘in aanbouw’ zijn (Nature, 7 oktober).
De opname toont de jonge protoster IRS 63, die 470 lichtjaar van ons verwijderd is. De ster-in-wording maakt deel uit van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Slangendrager. IRS 63 is nog gehuld in een omvangrijk omhulsel van gas en stof, en de protoster en de hem omringende schijf worden vanuit dit ‘reservoir’ van materie voorzien.
Bij tal van stersystemen die ouder zijn dan 1 miljoen jaar vertoont de circumstellaire schijf duidelijke afzonderlijke stofringen. Maar IRS 63 is nog niet half zo oud en is nog volop aan het groeien. Een en ander wijst erop dat planeetvorming al begint vóórdat een ster volwassen is. Dat vergroot de overlevingskans van planeten-in-wording. Als planeten heel vroeg beginnen te ontstaan en zich niet te dicht bij hun jonge moederster bevinden spiralen ze niet zo snel naar deze toe.
De astronomen hebben ontdekt dat zich in de jonge schijf van gas en stof rond IRS 63, die ongeveer dezelfde afmetingen heeft als ons zonnestelsel, ongeveer 150 aardmassa’s aan materie heeft verzameld. Voor de vorming van een Jupiter-achtige gasplaneet is een vaste kern van ongeveer tien aardmassa’s nodig. Het is dus heel goed denkbaar dat zich rond deze protoster een of meer ‘gasreuzen’ zullen vormen. (EE)
Astronomen hebben een sterke aanwijzing gevonden dat planeten zich al kunnen gaan vormen wanneer hun jonge moederster nog niet volgroeid is. Op een detailrijke opname gemaakt met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) is namelijk een jonge schijf met diverse leemtes en stofringen te zien – een teken dat er planeten ‘in aanbouw’ zijn (Nature, 7 oktober).
De opname toont de jonge protoster IRS 63, die 470 lichtjaar van ons verwijderd is. De ster-in-wording maakt deel uit van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Slangendrager. IRS 63 is nog gehuld in een omvangrijk omhulsel van gas en stof, en de protoster en de hem omringende schijf worden vanuit dit ‘reservoir’ van materie voorzien.
Bij tal van stersystemen die ouder zijn dan 1 miljoen jaar vertoont de circumstellaire schijf duidelijke afzonderlijke stofringen. Maar IRS 63 is nog niet half zo oud en is nog volop aan het groeien. Een en ander wijst erop dat planeetvorming al begint vóórdat een ster volwassen is. Dat vergroot de overlevingskans van planeten-in-wording. Als planeten heel vroeg beginnen te ontstaan en zich niet te dicht bij hun jonge moederster bevinden spiralen ze niet zo snel naar deze toe.
De astronomen hebben ontdekt dat zich in de jonge schijf van gas en stof rond IRS 63, die ongeveer dezelfde afmetingen heeft als ons zonnestelsel, ongeveer 150 aardmassa’s aan materie heeft verzameld. Voor de vorming van een Jupiter-achtige gasplaneet is een vaste kern van ongeveer tien aardmassa’s nodig. Het is dus heel goed denkbaar dat zich rond deze protoster een of meer ‘gasreuzen’ zullen vormen. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam heeft voor het eerst een ver jong sterrenstelsel ontdekt dat op ultraviolette golflengten ongeveer net zo fel straalt als een quasar. Het stelsel, met de aanduiding BOSS-EUVLG1, bevindt zich op een afstand van bijna 12 miljard lichtjaar. We zien het stelsel dus zoals het er ongeveer 12 miljard jaar geleden uitzag.
Vanwege zijn grote afstand en helderheid stond BOSS-EUVLG1 aanvankelijk te boek als een quasar. Zo’n object dankt zijn extreme helderheid aan de aanwezigheid van een superzwaar zwart gat dat materie uit de omgeving naar zich toe trekt. Nieuwe waarnemingen met de Gran Telescopio Canarias op het Canarische eiland La Palma en met de ALMA-radiotelescoop in Chili hebben nu echter laten zien dat de grote helderheid van BOSS-EUVLG1 een andere oorzaak heeft: het stelsel bevat grote aantallen jonge, zware sterren, maar verrassend weinig stof.
Het tempo waarin BOSS-EUVLG1 nieuwe sterren produceert moet zeer hoog zijn: ongeveer duizend zonsmassa’s per jaar. Daarmee verloopt de stervorming in dit stelsel duizend keer zo snel als in onze Melkweg, terwijl laatstgenoemde dertig keer zo groot is.
De onderzoeksresultaten wijzen erop dat BOSS-EUVLG1 een voorbeeld is van een zwaar sterrenstelsels waarin de vorming van nieuwe sterren nog maar net op gang is gekomen. Blijkbaar hebben die sterren nog niet de kans gehad om hun omgeving te verrijken met elementen zwaarder dan helium, waardoor zich ook nog geen verduisterend stof heeft kunnen vormen.
Naar verwachting zal het stelsel binnen enkele honderden miljoenen jaren net zo ‘stoffig’ zijn als andere grote, verre sterrenstelsels, en veel minder uv-straling uitzenden. Dat kan ook verklaren waarom niet eerder stelsels van dit type zijn opgespoord: hun uv-heldere fase is van relatief korte duur. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam heeft voor het eerst een ver jong sterrenstelsel ontdekt dat op ultraviolette golflengten ongeveer net zo fel straalt als een quasar. Het stelsel, met de aanduiding BOSS-EUVLG1, bevindt zich op een afstand van bijna 12 miljard lichtjaar. We zien het stelsel dus zoals het er ongeveer 12 miljard jaar geleden uitzag.
Vanwege zijn grote afstand en helderheid stond BOSS-EUVLG1 aanvankelijk te boek als een quasar. Zo’n object dankt zijn extreme helderheid aan de aanwezigheid van een superzwaar zwart gat dat materie uit de omgeving naar zich toe trekt. Nieuwe waarnemingen met de Gran Telescopio Canarias op het Canarische eiland La Palma en met de ALMA-radiotelescoop in Chili hebben nu echter laten zien dat de grote helderheid van BOSS-EUVLG1 een andere oorzaak heeft: het stelsel bevat grote aantallen jonge, zware sterren, maar verrassend weinig stof.
Het tempo waarin BOSS-EUVLG1 nieuwe sterren produceert moet zeer hoog zijn: ongeveer duizend zonsmassa’s per jaar. Daarmee verloopt de stervorming in dit stelsel duizend keer zo snel als in onze Melkweg, terwijl laatstgenoemde dertig keer zo groot is.
De onderzoeksresultaten wijzen erop dat BOSS-EUVLG1 een voorbeeld is van een zwaar sterrenstelsels waarin de vorming van nieuwe sterren nog maar net op gang is gekomen. Blijkbaar hebben die sterren nog niet de kans gehad om hun omgeving te verrijken met elementen zwaarder dan helium, waardoor zich ook nog geen verduisterend stof heeft kunnen vormen.
Naar verwachting zal het stelsel binnen enkele honderden miljoenen jaren net zo ‘stoffig’ zijn als andere grote, verre sterrenstelsels, en veel minder uv-straling uitzenden. Dat kan ook verklaren waarom niet eerder stelsels van dit type zijn opgespoord: hun uv-heldere fase is van relatief korte duur. (EE)
Met behulp van het GRAVITY-instrument van de Europese Very Large Telescope hebben astronomen de naaste omgeving van een ster-in-wording onderzocht. Hun waarnemingen bevestigen de theorie dat het magnetische veld van zo’n ‘babyster’ een belangrijke rol speelt bij de aanvoer van materie uit de schijf van gas en stof die hem omringt (Nature, 27 augustus).
Bij hun vorming zijn sterren nog relatief klein en zitten ze diep verscholen in een wolk van gas. Maar in de loop van de honderdduizenden jaren trekken ze steeds meer gas naar zich toe en groeit hun massa. Met behulp van het GRAVITY-instrument hebben astronomen nu kunnen aantonen dat dit gas door het magnetische veld van de ster naar diens oppervlak toe wordt geleid.
Met de bestaande telescopen op aarde en in de ruimte is dit proces niet rechtstreeks waarneembaar: daarvoor zijn de relevante details te klein. Met het GRAVITY-instrument lukt het wel: het verenigt de vier 8-meter telescopen van de Very Large Telescope tot één ‘virtuele’ telescoop die details kan onderscheiden die normaal gesproken alleen waarneembaar zijn met een 100-meter telescoop.
Met behulp van dit instrument hebben de astronomen het centrale deel van de gasschijf rond de jonge ster TW Hydrae waargenomen. Met een afstand van 196 lichtjaar staat deze ster relatief dichtbij en bovendien zien we zijn gasschijf bijna recht van ‘boven’.
De waarnemingen laten zien dat de nabij-infraroodstraling die van dit stersysteem afkomstig is, inderdaad zijn oorsprong vindt in het centrale deel van de accretieschijf, waar het waterstofgas op het steroppervlak belandt. Dat wijst er sterk op dat de ‘groei’ van de ster wordt bepaald door een proces dat ‘magnetosferische accretie’ wordt genoemd. Dat betekent dat de toestromende materie in goede banen wordt geleid door het magnetische veld van de babyster zelf.
Je zou misschien verwachten dat de materie uit de accretieschijf door de zwaartekracht vanzelf wel op de ster belandt, maar zo simpel is het niet. Vanwege het behoud van impulsmoment kan materie die rond de ster draait niet in rechte lijn op diens oppervlak vallen. Door de wrijving die binnen de accretieschijf optreedt kan een deel van het gas de ster wel wat naderen, maar dichterbij dan vijfmaal de diameter van de ster komt het zonder hulp van buitenaf niet.
Dertig jaar geleden bedacht de Duitse astronoom Max Camenzind een oplossing voor dit probleem. Volgens hem zouden de magnetische velden van jonge sterren ervoor zorgen dat gas vanuit het binnenste deel van de accretieschijf naar de ster toe kan stromen.
De GRAVITY-waarnemingen bevestigen dit. Ze laten zien dat zich op minder dan tweemaal de diameter van TW Hydrae – ruimschoots binnen het ‘onoverbrugbare’ gebied rond de ster – heet waterstofgas bevindt. Tot zo dichtbij de ster kan het gas van de accretieschijf zich niet uitstrekken. Ook kan het hete gas niet van de ster zelf afkomstig zijn. Volgens de astronomen resteert er maar één plausibele verklaring: het magnetosferische accretiemodel. (EE)
Met behulp van het GRAVITY-instrument van de Europese Very Large Telescope hebben astronomen de naaste omgeving van een ster-in-wording onderzocht. Hun waarnemingen bevestigen de theorie dat het magnetische veld van zo’n ‘babyster’ een belangrijke rol speelt bij de aanvoer van materie uit de schijf van gas en stof die hem omringt (Nature, 27 augustus).
Bij hun vorming zijn sterren nog relatief klein en zitten ze diep verscholen in een wolk van gas. Maar in de loop van de honderdduizenden jaren trekken ze steeds meer gas naar zich toe en groeit hun massa. Met behulp van het GRAVITY-instrument hebben astronomen nu kunnen aantonen dat dit gas door het magnetische veld van de ster naar diens oppervlak toe wordt geleid.
Met de bestaande telescopen op aarde en in de ruimte is dit proces niet rechtstreeks waarneembaar: daarvoor zijn de relevante details te klein. Met het GRAVITY-instrument lukt het wel: het verenigt de vier 8-meter telescopen van de Very Large Telescope tot één ‘virtuele’ telescoop die details kan onderscheiden die normaal gesproken alleen waarneembaar zijn met een 100-meter telescoop.
Met behulp van dit instrument hebben de astronomen het centrale deel van de gasschijf rond de jonge ster TW Hydrae waargenomen. Met een afstand van 196 lichtjaar staat deze ster relatief dichtbij en bovendien zien we zijn gasschijf bijna recht van ‘boven’.
De waarnemingen laten zien dat de nabij-infraroodstraling die van dit stersysteem afkomstig is, inderdaad zijn oorsprong vindt in het centrale deel van de accretieschijf, waar het waterstofgas op het steroppervlak belandt. Dat wijst er sterk op dat de ‘groei’ van de ster wordt bepaald door een proces dat ‘magnetosferische accretie’ wordt genoemd. Dat betekent dat de toestromende materie in goede banen wordt geleid door het magnetische veld van de babyster zelf.
Je zou misschien verwachten dat de materie uit de accretieschijf door de zwaartekracht vanzelf wel op de ster belandt, maar zo simpel is het niet. Vanwege het behoud van impulsmoment kan materie die rond de ster draait niet in rechte lijn op diens oppervlak vallen. Door de wrijving die binnen de accretieschijf optreedt kan een deel van het gas de ster wel wat naderen, maar dichterbij dan vijfmaal de diameter van de ster komt het zonder hulp van buitenaf niet.
Dertig jaar geleden bedacht de Duitse astronoom Max Camenzind een oplossing voor dit probleem. Volgens hem zouden de magnetische velden van jonge sterren ervoor zorgen dat gas vanuit het binnenste deel van de accretieschijf naar de ster toe kan stromen.
De GRAVITY-waarnemingen bevestigen dit. Ze laten zien dat zich op minder dan tweemaal de diameter van TW Hydrae – ruimschoots binnen het ‘onoverbrugbare’ gebied rond de ster – heet waterstofgas bevindt. Tot zo dichtbij de ster kan het gas van de accretieschijf zich niet uitstrekken. Ook kan het hete gas niet van de ster zelf afkomstig zijn. Volgens de astronomen resteert er maar één plausibele verklaring: het magnetosferische accretiemodel. (EE)
Nieuw onderzoek onder leiding van de Leidse promovendus Lukasz Tychoniec wijst uit dat planeten rond jonge sterren – op kosmische schaal – in een oogwenk van minder dan een half miljoen jaar worden geboren. Op basis van gegevens van het ALMA-observatorium in Noord-Chili en de VLA in New Mexico, VS, komen de sterrenkundigen tot de conclusie dat zeer jonge stofschijven al voldoende materiaal bevatten om planeetstelsels te bouwen.
Tot nu toe keken astronomen vooral naar protoplanetaire schijven rond jonge sterren van 1 tot 3 miljoen jaar oud, en in die vrij volwassen schijven troffen ze steeds een hoeveelheid stof aan waaruit niet eens enkele gasplaneet zoals Jupiter te maken is.
Lukasz Tychoniec van de Sterrewacht Leiden besloot daarom proto-sterren te onderzoeken in de relatief nabijgelegen moleculaire gaswolk in het sterrenbeeld Perseus. De protoplanetaire schijven die de astronomen onderzochten zijn slechts tussen de 100.000 en 500.000 jaar oud, maar zijn mogelijk al planeten aan het vormen.
Uit metingen aan het licht dat het stof in de schijven uitzendt, blijkt er meer dan genoeg materiaal te zijn om planeten te bouwen. Ze vergeleken de massa van de schijven met de massa van meer dan 2000 bekende exoplaneetsystemen. Tychoniec: ‘In alle gevallen vonden we dat de hoeveelheid stof voldoende is om de bekende populatie exoplaneten te vormen. De schijven in de Perseus-wolk hebben geen moeite om exoplaneten te maken zoals we die zien in onze Melkweg.’
Het resultaat, dat is geaccepteerd voor publicatie in Astronomy & Astrophysics, zal bijdragen aan het ontwikkelen van nieuwe modellen voor planeetvorming, waarmee astronomen een beter begrip krijgen van de manier waarop en het tempo waarin exoplaneten – en ook ons eigen zonnestelsel – zijn gevormd.
Nieuw onderzoek onder leiding van de Leidse promovendus Lukasz Tychoniec wijst uit dat planeten rond jonge sterren – op kosmische schaal – in een oogwenk van minder dan een half miljoen jaar worden geboren. Op basis van gegevens van het ALMA-observatorium in Noord-Chili en de VLA in New Mexico, VS, komen de sterrenkundigen tot de conclusie dat zeer jonge stofschijven al voldoende materiaal bevatten om planeetstelsels te bouwen.
Tot nu toe keken astronomen vooral naar protoplanetaire schijven rond jonge sterren van 1 tot 3 miljoen jaar oud, en in die vrij volwassen schijven troffen ze steeds een hoeveelheid stof aan waaruit niet eens enkele gasplaneet zoals Jupiter te maken is.
Lukasz Tychoniec van de Sterrewacht Leiden besloot daarom proto-sterren te onderzoeken in de relatief nabijgelegen moleculaire gaswolk in het sterrenbeeld Perseus. De protoplanetaire schijven die de astronomen onderzochten zijn slechts tussen de 100.000 en 500.000 jaar oud, maar zijn mogelijk al planeten aan het vormen.
Uit metingen aan het licht dat het stof in de schijven uitzendt, blijkt er meer dan genoeg materiaal te zijn om planeten te bouwen. Ze vergeleken de massa van de schijven met de massa van meer dan 2000 bekende exoplaneetsystemen. Tychoniec: ‘In alle gevallen vonden we dat de hoeveelheid stof voldoende is om de bekende populatie exoplaneten te vormen. De schijven in de Perseus-wolk hebben geen moeite om exoplaneten te maken zoals we die zien in onze Melkweg.’
Het resultaat, dat is geaccepteerd voor publicatie in Astronomy & Astrophysics, zal bijdragen aan het ontwikkelen van nieuwe modellen voor planeetvorming, waarmee astronomen een beter begrip krijgen van de manier waarop en het tempo waarin exoplaneten – en ook ons eigen zonnestelsel – zijn gevormd.
De wolken van gas en stof waaruit sterren en planeten ontstaan zijn vroeger rijk aan complexe organische moleculen dan tot nu toe werd gedacht. Dat schrijven astronomen van de Universiteit van Arizona in The Astrophysical Journal. Complexe organische moleculen spelen vermoedelijk een belangrijke rol bij het ontstaan van leven.
Uit het onderzoek blijkt dat deze moleculen al honderdduizenden jaren voordat er echte sterren ontstaan rijkelijk aanwezig zijn in ‘stellaire kraamkamers’. Dat is verrassend, omdat verondersteld werd dat het voor de vorming van complexe organische moleculen vereist zou zijn dat het aanwezige gas en stof wordt opgewarmd door protosterren – sterren-in-wording.
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de 12-meter radiotelescoop van de radiosterrenwacht op Kitt Peak, ten zuidwesten van Tucson, Arizona. Met dit instrument zijn 31 sterloze verdichtingen van gas en stof onderzocht die deel uitmaken van een grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier, op ongeveer 440 lichtjaar van de aarde.
Het zal nog honderdduizenden jaren duren voordat uit deze verdichtingen protosterren ontstaan. Desondanks zijn daarin nu de signaturen van complexe organische moleculen waargenomen. In alle onderzochte pre-stellaire verdichtingen is methanol aangetroffen en bij meer dan twintig ervan ook ethanal.
De grote vraag is nu hoe deze moleculen zijn ontstaan. Aangenomen werd dat voor hun vorming warmte nodig is, maar de onderzochte verdichtingen zijn nog extreem koud. Om deze kwestie nader te onderzoeken willen de astronomen verder ‘inzoomen’ op enkele van de sterloze verdichtingen, om alle daarin aanwezige complexe organische moleculen te inventariseren. (EE)
De wolken van gas en stof waaruit sterren en planeten ontstaan zijn vroeger rijk aan complexe organische moleculen dan tot nu toe werd gedacht. Dat schrijven astronomen van de Universiteit van Arizona in The Astrophysical Journal. Complexe organische moleculen spelen vermoedelijk een belangrijke rol bij het ontstaan van leven.
Uit het onderzoek blijkt dat deze moleculen al honderdduizenden jaren voordat er echte sterren ontstaan rijkelijk aanwezig zijn in ‘stellaire kraamkamers’. Dat is verrassend, omdat verondersteld werd dat het voor de vorming van complexe organische moleculen vereist zou zijn dat het aanwezige gas en stof wordt opgewarmd door protosterren – sterren-in-wording.
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de 12-meter radiotelescoop van de radiosterrenwacht op Kitt Peak, ten zuidwesten van Tucson, Arizona. Met dit instrument zijn 31 sterloze verdichtingen van gas en stof onderzocht die deel uitmaken van een grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier, op ongeveer 440 lichtjaar van de aarde.
Het zal nog honderdduizenden jaren duren voordat uit deze verdichtingen protosterren ontstaan. Desondanks zijn daarin nu de signaturen van complexe organische moleculen waargenomen. In alle onderzochte pre-stellaire verdichtingen is methanol aangetroffen en bij meer dan twintig ervan ook ethanal.
De grote vraag is nu hoe deze moleculen zijn ontstaan. Aangenomen werd dat voor hun vorming warmte nodig is, maar de onderzochte verdichtingen zijn nog extreem koud. Om deze kwestie nader te onderzoeken willen de astronomen verder ‘inzoomen’ op enkele van de sterloze verdichtingen, om alle daarin aanwezige complexe organische moleculen te inventariseren. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili, gedetailleerde opnamen gemaakt van twee sterren-in-wording die zich in een heel pril ontwikkelingsstadium bevinden. De proto-dubbelster maakt deel uit van het object IRAS 16293-2422 in de Ophiuchus moleculaire wolk. Bij de waarnemingen zijn ook de snelheden van de sterren gemeten. Daaruit blijkt dat de twee in ongeveer 360 jaar om elkaar wentelen.
IRAS 16293-2422 is een van de helderste stervormingsgebieden in de naaste omgeving van de zon. Het object is 460 lichtjaar van ons verwijderd en is rijk aan complexe organische moleculen.
Vanwege de grote hoeveelheden gas en stof ter plaatse was tot nu toe onduidelijk waaruit IRAS 16293-2422 precies bestaat. Bij waarnemingen op verschillende golflengten waren wel minstens twee compacte bronnen te zien, maar dat konden er ook meer zijn.
De ALMA-waarnemingen hebben nu laten zien dat IRAS 16293-2422 minstens drie jonge sterren herbergt: de al langer bekende protoster ‘B’ en het tweetal ‘A1’ en ‘A2’, dat tot nu toe als één object werd gezien. De twee jonge sterren-in-wording zijn elk omgeven door een kleine stofschijf, die op zijn beurt weer is ingebed in een grotere wolk van gas en stof.
Protoster A1 heeft bijna net zoveel massa als onze zon en is omgeven door een stofschijf met de omvang van de planetoïdengordel in ons eigen zonnestelsel. Protoster A2 heeft ruwweg anderhalf keer zoveel massa en heeft een grotere schijf, die schuin op de globale wolkstructuur staat, terwijl de schijf van protoster B een heel andere oriëntatie heeft. Daaruit wordt afgeleid dat de stervorming in dit gebied vrij chaotisch verloopt.
Uit de snelheden waarmee A1 en A2 ten opzichte van elkaar bewegen kan worden afgeleid dat het om een echte dubbelster gaat. De twee protosterren zijn dus door de zwaartekracht aan elkaar gebonden. Hun onderlinge afstand is vergelijkbaar met de afstand zon-Pluto (6 miljard kilometer). Het tweetal is nog druk bezig om materie uit de omgeving aan te trekken: ze zijn dus nog in de groei. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili, gedetailleerde opnamen gemaakt van twee sterren-in-wording die zich in een heel pril ontwikkelingsstadium bevinden. De proto-dubbelster maakt deel uit van het object IRAS 16293-2422 in de Ophiuchus moleculaire wolk. Bij de waarnemingen zijn ook de snelheden van de sterren gemeten. Daaruit blijkt dat de twee in ongeveer 360 jaar om elkaar wentelen.
IRAS 16293-2422 is een van de helderste stervormingsgebieden in de naaste omgeving van de zon. Het object is 460 lichtjaar van ons verwijderd en is rijk aan complexe organische moleculen.
Vanwege de grote hoeveelheden gas en stof ter plaatse was tot nu toe onduidelijk waaruit IRAS 16293-2422 precies bestaat. Bij waarnemingen op verschillende golflengten waren wel minstens twee compacte bronnen te zien, maar dat konden er ook meer zijn.
De ALMA-waarnemingen hebben nu laten zien dat IRAS 16293-2422 minstens drie jonge sterren herbergt: de al langer bekende protoster ‘B’ en het tweetal ‘A1’ en ‘A2’, dat tot nu toe als één object werd gezien. De twee jonge sterren-in-wording zijn elk omgeven door een kleine stofschijf, die op zijn beurt weer is ingebed in een grotere wolk van gas en stof.
Protoster A1 heeft bijna net zoveel massa als onze zon en is omgeven door een stofschijf met de omvang van de planetoïdengordel in ons eigen zonnestelsel. Protoster A2 heeft ruwweg anderhalf keer zoveel massa en heeft een grotere schijf, die schuin op de globale wolkstructuur staat, terwijl de schijf van protoster B een heel andere oriëntatie heeft. Daaruit wordt afgeleid dat de stervorming in dit gebied vrij chaotisch verloopt.
Uit de snelheden waarmee A1 en A2 ten opzichte van elkaar bewegen kan worden afgeleid dat het om een echte dubbelster gaat. De twee protosterren zijn dus door de zwaartekracht aan elkaar gebonden. Hun onderlinge afstand is vergelijkbaar met de afstand zon-Pluto (6 miljard kilometer). Het tweetal is nog druk bezig om materie uit de omgeving aan te trekken: ze zijn dus nog in de groei. (EE)
Vandaag is het precies dertig jaar geleden dat de Hubble-ruimtetelescoop werd gelanceerd. Ter gelegenheid van deze ‘verjaardag’ is een opname gepresenteerd van een van de meest fotogenieke stellaire kraamkamers die het instrument heeft bekeken: de reusachtige gasnevel NGC 2014 en zijn kleine buur NGC 2020. Het tweetal maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, een satellietstelsel van de Melkweg op ongeveer 163.000 lichtjaar afstand.
Hoewel het om afzonderlijke objecten lijkt te gaan, maken de twee deel uit van een en hetzelfde kolossale stervormingsgebied. Het gas en stof in deze omgeving wordt aangelicht door sterren die minstens tien keer zoveel massa hebben als onze zon.
In de loop van zijn lange carrière, die nog niet ten einde is, heeft de ruimtetelescoop 1,4 miljoen waarnemingen gedaan en astronomen van gegevens voorzien die goed waren voor meer dan 17.000 wetenschappelijke publicaties. Daarmee is ‘Hubble’ een van de meest productieve ruimtetelescopen in de geschiedenis. (EE)
Vandaag is het precies dertig jaar geleden dat de Hubble-ruimtetelescoop werd gelanceerd. Ter gelegenheid van deze ‘verjaardag’ is een opname gepresenteerd van een van de meest fotogenieke stellaire kraamkamers die het instrument heeft bekeken: de reusachtige gasnevel NGC 2014 en zijn kleine buur NGC 2020. Het tweetal maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, een satellietstelsel van de Melkweg op ongeveer 163.000 lichtjaar afstand.
Hoewel het om afzonderlijke objecten lijkt te gaan, maken de twee deel uit van een en hetzelfde kolossale stervormingsgebied. Het gas en stof in deze omgeving wordt aangelicht door sterren die minstens tien keer zoveel massa hebben als onze zon.
In de loop van zijn lange carrière, die nog niet ten einde is, heeft de ruimtetelescoop 1,4 miljoen waarnemingen gedaan en astronomen van gegevens voorzien die goed waren voor meer dan 17.000 wetenschappelijke publicaties. Daarmee is ‘Hubble’ een van de meest productieve ruimtetelescopen in de geschiedenis. (EE)
Computersimulaties, uitgevoerd door astronomen van de universiteit van Californië te Irvine (VS), wijzen erop dat groepen van supernova’s verantwoordelijk kunnen zijn voor de vorming van forse aantallen sterren in de buitengebieden van sterrenstelsels als onze Melkweg (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 20 april).
Wanneer zware sterren door hun brandstof heen raken, komen ze op explosieve wijze aan hun einde. In het dichtbevolkte centrum van de Melkweg kunnen dergelijke supernova-explosies dermate talrijk zijn dat grote hoeveelheden gas naar buiten worden verdreven. Eenmaal aangekomen in het buitengebied van ons Melkwegstelsel – de zogeheten halo – is dat gas zodanig afgekoeld dat daaruit weer nieuwe sterren ontstaan. Het lijkt alsof de sterren vanuit het Melkwegcentrum weg zijn gekatapulteerd.
Volgens de astronomen zou tot wel 40 procent van de sterren in de buitenste halo van een sterrenstelsel op deze manier kunnen zijn ontstaan. Tot nu toe werd juist aangenomen dat het overgrote deel van deze halosterren van buitenaf afkomstig was: van kleinere aan flarden getrokken sterrenstelsels. Maar het lijkt er nu dus op dat veel van deze sterren zijn ontstaan uit gas dat vanuit het centrum het stelsel naar buiten stroomt.
Normaal gesproken is de sterproductie die op deze manier tot stand komt vrij gering. Maar tijdens perioden dat een sterrenstelsel grote aantallen nieuwe sterren aanmaakt, neemt het rendement flink toe. Waarnemingen van sterrenstelsels die momenteel zo’n ‘starburst’ doormaken, lijken er inderdaad op te wijzen dat er sterren uit hun centra worden verbannen. (EE)
Computersimulaties, uitgevoerd door astronomen van de universiteit van Californië te Irvine (VS), wijzen erop dat groepen van supernova’s verantwoordelijk kunnen zijn voor de vorming van forse aantallen sterren in de buitengebieden van sterrenstelsels als onze Melkweg (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 20 april).
Wanneer zware sterren door hun brandstof heen raken, komen ze op explosieve wijze aan hun einde. In het dichtbevolkte centrum van de Melkweg kunnen dergelijke supernova-explosies dermate talrijk zijn dat grote hoeveelheden gas naar buiten worden verdreven. Eenmaal aangekomen in het buitengebied van ons Melkwegstelsel – de zogeheten halo – is dat gas zodanig afgekoeld dat daaruit weer nieuwe sterren ontstaan. Het lijkt alsof de sterren vanuit het Melkwegcentrum weg zijn gekatapulteerd.
Volgens de astronomen zou tot wel 40 procent van de sterren in de buitenste halo van een sterrenstelsel op deze manier kunnen zijn ontstaan. Tot nu toe werd juist aangenomen dat het overgrote deel van deze halosterren van buitenaf afkomstig was: van kleinere aan flarden getrokken sterrenstelsels. Maar het lijkt er nu dus op dat veel van deze sterren zijn ontstaan uit gas dat vanuit het centrum het stelsel naar buiten stroomt.
Normaal gesproken is de sterproductie die op deze manier tot stand komt vrij gering. Maar tijdens perioden dat een sterrenstelsel grote aantallen nieuwe sterren aanmaakt, neemt het rendement flink toe. Waarnemingen van sterrenstelsels die momenteel zo’n ‘starburst’ doormaken, lijken er inderdaad op te wijzen dat er sterren uit hun centra worden verbannen. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de radiotelescopen VLA en ALMA meer dan driehonderd opnamen gemaakt van planeet-vormende schijven rond jonge sterren in de Orionwolken. De beelden geven nieuwe details prijs over de geboortegronden van planeten en de beginstadia van stervorming.
Planeten ontstaan in gordels van gas en stof rond jonge sterren die protoplanetaire schijven worden genoemd. Zelfs de jongste sterren zijn omgeven door zulke schijven, die bestaan uit materiaal dat overblijft bij het stervormingsproces. Probleem is echter dat jonge sterren heel zwak zijn, waardoor alleen gevoelige arrays van radiotelescopen, zoals VLA en ALMA, in staat zijn om de protoplanetaire schijven te onderscheiden van het overige gas en stof in hun stellaire kraamkamer.
Bij de nieuwe survey zijn de gemiddelde massa’s en afmetingen van zeer jonge protoplanetaire schijf bepaald. Uit het onderzoek blijkt dat zulke schijven gemiddeld ongeveer net zo groot zijn als oudere schijven, maar veel meer massa hebben. Dat is ook wel logisch, omdat een ster-in-wording steeds meer materiaal uit zijn omgeving tot zich neemt. Dat kan betekenen dat de vorming van grote planeten al vroeg in het bestaan van een jonge ster op gang moet komen.
Vier van de onderzochte sterren-in-wording zien er afwijkend uit. Ze ogen zeer onregelmatig en klonterig. Vermoed wordt dat dit de jongste exemplaren van het gezelschap zijn. De objecten in hun centrum zijn mogelijk nog niet eens uitgegroeid tot volwaardige (proto)sterren. Hun leeftijden worden geschat op minder dan 10.000 jaar.
Een doorsnee-protoster is niet alleen omringd door een protoplanetaire schijf, maar spuit ook materie twee kanten op in de vorm van ‘jets’. Op die manier wordt de dichte stofwolk om de ster opgeruimd. Een van de onderzochte baby-sterren, HOPS 404, vertoont een uitstroomsnelheid van slechts 2 kilometer per seconde, terwijl dat normaal iets van 10 tot 100 kilometer per seconde is. Dat is een aanwijzing dat het stervormingsproces bij dit object nog maar net op gang gekomen is. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de radiotelescopen VLA en ALMA meer dan driehonderd opnamen gemaakt van planeet-vormende schijven rond jonge sterren in de Orionwolken. De beelden geven nieuwe details prijs over de geboortegronden van planeten en de beginstadia van stervorming.
Planeten ontstaan in gordels van gas en stof rond jonge sterren die protoplanetaire schijven worden genoemd. Zelfs de jongste sterren zijn omgeven door zulke schijven, die bestaan uit materiaal dat overblijft bij het stervormingsproces. Probleem is echter dat jonge sterren heel zwak zijn, waardoor alleen gevoelige arrays van radiotelescopen, zoals VLA en ALMA, in staat zijn om de protoplanetaire schijven te onderscheiden van het overige gas en stof in hun stellaire kraamkamer.
Bij de nieuwe survey zijn de gemiddelde massa’s en afmetingen van zeer jonge protoplanetaire schijf bepaald. Uit het onderzoek blijkt dat zulke schijven gemiddeld ongeveer net zo groot zijn als oudere schijven, maar veel meer massa hebben. Dat is ook wel logisch, omdat een ster-in-wording steeds meer materiaal uit zijn omgeving tot zich neemt. Dat kan betekenen dat de vorming van grote planeten al vroeg in het bestaan van een jonge ster op gang moet komen.
Vier van de onderzochte sterren-in-wording zien er afwijkend uit. Ze ogen zeer onregelmatig en klonterig. Vermoed wordt dat dit de jongste exemplaren van het gezelschap zijn. De objecten in hun centrum zijn mogelijk nog niet eens uitgegroeid tot volwaardige (proto)sterren. Hun leeftijden worden geschat op minder dan 10.000 jaar.
Een doorsnee-protoster is niet alleen omringd door een protoplanetaire schijf, maar spuit ook materie twee kanten op in de vorm van ‘jets’. Op die manier wordt de dichte stofwolk om de ster opgeruimd. Een van de onderzochte baby-sterren, HOPS 404, vertoont een uitstroomsnelheid van slechts 2 kilometer per seconde, terwijl dat normaal iets van 10 tot 100 kilometer per seconde is. Dat is een aanwijzing dat het stervormingsproces bij dit object nog maar net op gang gekomen is. (EE)
Fosfor, een bestanddeel van ons DNA en van celmembranen, is een essentieel element voor leven zoals wij dat kennen. Maar hoe het op de jonge aarde is terechtgekomen is enigszins raadselachtig. Met de vereende krachten van ALMA en ESA-ruimtesonde Rosetta hebben astronomen nu getraceerd hoe het fosfor van stervormingsgebieden in kometen belandt. Hun onderzoek laat voor het eerst zien waar fosforhoudende moleculen ontstaan, hoe dit element door kometen wordt meegenomen en hoe een bepaald molecuul een cruciale rol kan hebben gespeeld bij het ontstaan van leven op onze planeet (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 15 januari).
Nieuwe sterren en planetenstelsels vormen zich in wolken van gas en stof tussen de sterren, en dat maakt deze interstellaire wolken de ideale locaties om de zoektocht naar de bouwstenen van het leven te beginnen. Door met ALMA het stervormingsgebied AFGL 5142 nauwkeurig af te speuren, konden de astronomen aanwijzen waar fosforhoudende moleculen, zoals fosformonoxide, ontstaan.
De ALMA-waarnemingen lieten zien dat fosforhoudende moleculen ontstaan bij de vorming van zware sterren. Gasstromen van jonge zware sterren veroorzaken holtes in interstellaire gaswolken. Door de gezamenlijke werking van schokgolven en straling van de jonge ster ontstaan fosforhoudende moleculen bij de ‘wanden’ van deze holtes. De astronomen hebben ook vastgesteld dat fosformonoxide het meest voorkomende fosforhoudende molecuul in de holtewanden is.
Na dit molecuul met ALMA in stervormingsgebieden te hebben opgespoord, boog het Europese onderzoeksteam zich over een object van ons zonnestelsel: de inmiddels overbekende komeet 67P/Churyumov–Gerasimenko. Het idee was om het spoor van deze fosforhoudende verbindingen te volgen. Als zo’n holtewand instort om een nieuwe ster – met name een minder zware ster zoals onze zon – te vormen, kunnen fosformonoxidemoleculen bevriezen en opgesloten raken in de ijzige stofdeeltjes die rond een nieuwe ster achterblijven. Zelfs nog voordat de vorming van de ster is voltooid, klonteren deze stofdeeltjes samen tot steentjes, rotsblokken en uiteindelijk kometen, die als transporteurs van het fosformonoxide gaan fungeren.
Dankzij deze eerste waarneming van fosformonoxide op een komeet kunnen astronomen nu een link leggen tussen stervormingsgebieden, waar het molecuul ontstaat, en onze aarde. (EE)
Fosfor, een bestanddeel van ons DNA en van celmembranen, is een essentieel element voor leven zoals wij dat kennen. Maar hoe het op de jonge aarde is terechtgekomen is enigszins raadselachtig. Met de vereende krachten van ALMA en ESA-ruimtesonde Rosetta hebben astronomen nu getraceerd hoe het fosfor van stervormingsgebieden in kometen belandt. Hun onderzoek laat voor het eerst zien waar fosforhoudende moleculen ontstaan, hoe dit element door kometen wordt meegenomen en hoe een bepaald molecuul een cruciale rol kan hebben gespeeld bij het ontstaan van leven op onze planeet (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 15 januari).
Nieuwe sterren en planetenstelsels vormen zich in wolken van gas en stof tussen de sterren, en dat maakt deze interstellaire wolken de ideale locaties om de zoektocht naar de bouwstenen van het leven te beginnen. Door met ALMA het stervormingsgebied AFGL 5142 nauwkeurig af te speuren, konden de astronomen aanwijzen waar fosforhoudende moleculen, zoals fosformonoxide, ontstaan.
De ALMA-waarnemingen lieten zien dat fosforhoudende moleculen ontstaan bij de vorming van zware sterren. Gasstromen van jonge zware sterren veroorzaken holtes in interstellaire gaswolken. Door de gezamenlijke werking van schokgolven en straling van de jonge ster ontstaan fosforhoudende moleculen bij de ‘wanden’ van deze holtes. De astronomen hebben ook vastgesteld dat fosformonoxide het meest voorkomende fosforhoudende molecuul in de holtewanden is.
Na dit molecuul met ALMA in stervormingsgebieden te hebben opgespoord, boog het Europese onderzoeksteam zich over een object van ons zonnestelsel: de inmiddels overbekende komeet 67P/Churyumov–Gerasimenko. Het idee was om het spoor van deze fosforhoudende verbindingen te volgen. Als zo’n holtewand instort om een nieuwe ster – met name een minder zware ster zoals onze zon – te vormen, kunnen fosformonoxidemoleculen bevriezen en opgesloten raken in de ijzige stofdeeltjes die rond een nieuwe ster achterblijven. Zelfs nog voordat de vorming van de ster is voltooid, klonteren deze stofdeeltjes samen tot steentjes, rotsblokken en uiteindelijk kometen, die als transporteurs van het fosformonoxide gaan fungeren.
Dankzij deze eerste waarneming van fosformonoxide op een komeet kunnen astronomen nu een link leggen tussen stervormingsgebieden, waar het molecuul ontstaat, en onze aarde. (EE)
Onderzoekers hebben de ouderdom bepaald van ‘sterrenstof’ dat in een in 1969 in Australië neergeplofte meteoriet is aangetroffen. De minuscule deeltjes blijken circa vijf tot zeven miljard jaar geleden te zijn ontstaan – vóór de geboorte van ons zonnestelsel dus (PNAS, 13 januari).
Sterren ontstaan uit wolken van gas en stofdeeltjes in de ruimte. Na hun geboorte geven ze miljoenen tot miljarden jaren licht en warmte. En als hun nucleaire brandstof op is, blazen ze weer grote hoeveelheden gas en stofdeeltjes terug de ruimte in. Dat sterrenstof belandt uiteindelijk in de planeten, manen en meteorieten rond een volgende generatie van sterren.
In zo’n meteoriet heeft een team van Amerikaanse en Europese onderzoekers enkele tientallen sterrenstofjes – formeel ‘presolaire korrels’ genoemd – aangetroffen. Miljarden jaren hebben ze deel uitgemaakt van de zogeheten Murchison-meteoriet, maar daar zijn ze uit verwijderd.
De ouderdom van de verschillende stofjes is bepaald door te kijken hoe lang ze zijn blootgesteld aan de zogeheten kosmische straling – de geladen deeltjes die overal met hoge snelheid door ons Melkwegstelsel vliegen. Wanneer deze deeltjes in botsing komen met oude stermaterie ontstaan daarin nieuwe elementen. En hoe langer de blootstelling, des te meer van deze elementen er ontstaan.
De onderzoekers hebben langs deze weg vastgesteld dat de stellaire deeltjes in de Murchison-meteoriet de oudste zijn die ooit zijn ontdekt. De meeste zijn 4,6 tot 4,9 miljard jaar oud, maar er zitten ook uit uitschieters bij van meer dan 5,5 miljard jaar.
Vermoed wordt dat de jongste van deze presolaire korrels zijn gevormd door sterren die ongeveer 7 miljard jaar geleden zijn ontstaan tijdens een stellaire ‘geboortegolf’. Ongeveer twee miljard jaar later bliezen zij hun laatste, stofrijke adem uit. (EE)
Onderzoekers hebben de ouderdom bepaald van ‘sterrenstof’ dat in een in 1969 in Australië neergeplofte meteoriet is aangetroffen. De minuscule deeltjes blijken circa vijf tot zeven miljard jaar geleden te zijn ontstaan – vóór de geboorte van ons zonnestelsel dus (PNAS, 13 januari).
Sterren ontstaan uit wolken van gas en stofdeeltjes in de ruimte. Na hun geboorte geven ze miljoenen tot miljarden jaren licht en warmte. En als hun nucleaire brandstof op is, blazen ze weer grote hoeveelheden gas en stofdeeltjes terug de ruimte in. Dat sterrenstof belandt uiteindelijk in de planeten, manen en meteorieten rond een volgende generatie van sterren.
In zo’n meteoriet heeft een team van Amerikaanse en Europese onderzoekers enkele tientallen sterrenstofjes – formeel ‘presolaire korrels’ genoemd – aangetroffen. Miljarden jaren hebben ze deel uitgemaakt van de zogeheten Murchison-meteoriet, maar daar zijn ze uit verwijderd.
De ouderdom van de verschillende stofjes is bepaald door te kijken hoe lang ze zijn blootgesteld aan de zogeheten kosmische straling – de geladen deeltjes die overal met hoge snelheid door ons Melkwegstelsel vliegen. Wanneer deze deeltjes in botsing komen met oude stermaterie ontstaan daarin nieuwe elementen. En hoe langer de blootstelling, des te meer van deze elementen er ontstaan.
De onderzoekers hebben langs deze weg vastgesteld dat de stellaire deeltjes in de Murchison-meteoriet de oudste zijn die ooit zijn ontdekt. De meeste zijn 4,6 tot 4,9 miljard jaar oud, maar er zitten ook uit uitschieters bij van meer dan 5,5 miljard jaar.
Vermoed wordt dat de jongste van deze presolaire korrels zijn gevormd door sterren die ongeveer 7 miljard jaar geleden zijn ontstaan tijdens een stellaire ‘geboortegolf’. Ongeveer twee miljard jaar later bliezen zij hun laatste, stofrijke adem uit. (EE)
Enkele duizenden jonge sterren in het buitengebied van ons Melkwegstelsel zijn waarschijnlijk ontstaan uit materiaal dat afkomstig is van twee kleine naburige sterrenstelsels: de Magelhaense Wolken. Dat heeft een team onder leiding van de Amerikaanse astronoom Adrian Price-Whelan bekendgemaakt tijdens de bijeenkomst van de American Astronomical Society die deze week in Honolulu wordt gehouden.
De jonge sterren vormen een sterrenhoop die de aanduiding Price-Whelan 1 heeft gekregen. Spectroscopisch onderzoek heeft laten zien dat de samenstelling van deze sterren overeenkomsten vertoont met die van de Magelhaense Wolken. Deze laatste zullen over niet al te lange tijd door onze Melkweg worden opgeslokt, maar er stroomt nu al materiaal van het tweetal onze kant op.
Price-Whelan 1 is met een geschatte leeftijd van 117 miljoen jaar relatief jong. Hij bevindt zich in het verre buitengebied van de Melkweg, een plek waar doorgaans geen jonge sterren te vinden zijn.
De sterrenhoop bevindt zich dicht in de buurt van een ‘rivier’ van gas die de Magelhaense Stroom wordt genoemd. Deze loopt vanuit de Grote en de Kleine Magelhaense Wolk in de richting van ons Melkwegstelsel. Anders dan de gassen in het buitengebied van de Melkweg is de Magelhaense Stroom arm aan elementen zwaarder dan helium. En datzelfde geldt ook voor de 27 helderste sterren van Price-Whelan 1.
Volgens de astronomen is de sterrenhoop ontstaan toen gas van de Magelhaense Stroom door het ijle gas in de halo van de Melkweg trok. Daarbij zou dat Magelhaense gas ver genoeg zijn samengedrukt om stervorming op gang te brengen. Uit de positie van de aldus ontstane sterrenhoop leiden de onderzoekers af dat de voorste uitloper van de Magelhaense Stroom maar 90.000 lichtjaar van de Melkweg verwijderd is – ongeveer twee keer zo dichtbij als tot nu toe werd aangenomen. (EE)
Enkele duizenden jonge sterren in het buitengebied van ons Melkwegstelsel zijn waarschijnlijk ontstaan uit materiaal dat afkomstig is van twee kleine naburige sterrenstelsels: de Magelhaense Wolken. Dat heeft een team onder leiding van de Amerikaanse astronoom Adrian Price-Whelan bekendgemaakt tijdens de bijeenkomst van de American Astronomical Society die deze week in Honolulu wordt gehouden.
De jonge sterren vormen een sterrenhoop die de aanduiding Price-Whelan 1 heeft gekregen. Spectroscopisch onderzoek heeft laten zien dat de samenstelling van deze sterren overeenkomsten vertoont met die van de Magelhaense Wolken. Deze laatste zullen over niet al te lange tijd door onze Melkweg worden opgeslokt, maar er stroomt nu al materiaal van het tweetal onze kant op.
Price-Whelan 1 is met een geschatte leeftijd van 117 miljoen jaar relatief jong. Hij bevindt zich in het verre buitengebied van de Melkweg, een plek waar doorgaans geen jonge sterren te vinden zijn.
De sterrenhoop bevindt zich dicht in de buurt van een ‘rivier’ van gas die de Magelhaense Stroom wordt genoemd. Deze loopt vanuit de Grote en de Kleine Magelhaense Wolk in de richting van ons Melkwegstelsel. Anders dan de gassen in het buitengebied van de Melkweg is de Magelhaense Stroom arm aan elementen zwaarder dan helium. En datzelfde geldt ook voor de 27 helderste sterren van Price-Whelan 1.
Volgens de astronomen is de sterrenhoop ontstaan toen gas van de Magelhaense Stroom door het ijle gas in de halo van de Melkweg trok. Daarbij zou dat Magelhaense gas ver genoeg zijn samengedrukt om stervorming op gang te brengen. Uit de positie van de aldus ontstane sterrenhoop leiden de onderzoekers af dat de voorste uitloper van de Magelhaense Stroom maar 90.000 lichtjaar van de Melkweg verwijderd is – ongeveer twee keer zo dichtbij als tot nu toe werd aangenomen. (EE)
Astronomen van Harvard University hebben een grote golfvormige gasstructuur in onze Melkweg ontdekt. De structuur, die de Radcliffe-golf wordt genoemd, bestaat uit een aaneenschakeling van stervormingsgebieden. De ontdekking laat zien dat er ook ver boven en onder de schijf van het Melkwegstelsel stervorming plaatsvindt (Nature, 7 januari).
Het onderzoek is gebaseerd op een nieuwe analyse van gegevens die zijn verzameld met de Europese satelliet Gaia, die de posities, afstanden en snelheden van vele miljoenen sterren meet. In combinatie met ander onderzoek heeft dat een driedimensionale kaart opgeleverd van de interstellaire materie in de Melkweg.
De kaart toont een opvallend patroon in de meest nabije spiraalarm van de Melkweg. Het is een dunne golfvormige structuur van ongeveer 9000 lichtjaar lang en 400 lichtjaar breed, waarvan de toppen 500 lichtjaar boven, en de dalen 500 lichtjaar onder het hoofdvlak van de Melkweg liggen. Van bovenaf gezien ziet deze golf eruit als een kaarsrechte lijn.
Van veel van de stervormingsgebieden waaruit deze golf bestaat werd tot nu toe aangenomen dat ze deel uitmaakten van de Gould-gordel. Dat is een grote ellipsvormige structuur, bestaande uit jonge sterren en stervormingsgebieden, die de zon omringt. Lang is geprobeerd om uit te puzzelen of de betreffende gebieden ook werkelijk een soort ring vormen. En dat blijkt dus niet het geval te zijn: het is een golf.
Hoe deze structuur is ontstaan is onduidelijk, maar het is denkbaar dat hij vergelijkbaar is met een rimpeling in een vijver. Het is alsof er iets van grote massa in ons Melkwegstelsel is ‘geplonsd’. Wat wel vaststaat is dat onze zon traag meedeint met deze golf, waarvan het meest nabije punt slechts 500 lichtjaar van ons verwijderd is. (EE)
Astronomen van Harvard University hebben een grote golfvormige gasstructuur in onze Melkweg ontdekt. De structuur, die de Radcliffe-golf wordt genoemd, bestaat uit een aaneenschakeling van stervormingsgebieden. De ontdekking laat zien dat er ook ver boven en onder de schijf van het Melkwegstelsel stervorming plaatsvindt (Nature, 7 januari).
Het onderzoek is gebaseerd op een nieuwe analyse van gegevens die zijn verzameld met de Europese satelliet Gaia, die de posities, afstanden en snelheden van vele miljoenen sterren meet. In combinatie met ander onderzoek heeft dat een driedimensionale kaart opgeleverd van de interstellaire materie in de Melkweg.
De kaart toont een opvallend patroon in de meest nabije spiraalarm van de Melkweg. Het is een dunne golfvormige structuur van ongeveer 9000 lichtjaar lang en 400 lichtjaar breed, waarvan de toppen 500 lichtjaar boven, en de dalen 500 lichtjaar onder het hoofdvlak van de Melkweg liggen. Van bovenaf gezien ziet deze golf eruit als een kaarsrechte lijn.
Van veel van de stervormingsgebieden waaruit deze golf bestaat werd tot nu toe aangenomen dat ze deel uitmaakten van de Gould-gordel. Dat is een grote ellipsvormige structuur, bestaande uit jonge sterren en stervormingsgebieden, die de zon omringt. Lang is geprobeerd om uit te puzzelen of de betreffende gebieden ook werkelijk een soort ring vormen. En dat blijkt dus niet het geval te zijn: het is een golf.
Hoe deze structuur is ontstaan is onduidelijk, maar het is denkbaar dat hij vergelijkbaar is met een rimpeling in een vijver. Het is alsof er iets van grote massa in ons Melkwegstelsel is ‘geplonsd’. Wat wel vaststaat is dat onze zon traag meedeint met deze golf, waarvan het meest nabije punt slechts 500 lichtjaar van ons verwijderd is. (EE)
Een team van astronomen van het National Centre for Radio Astrophysics in India heeft een kolossale ring van waterstofgas ontdekt rond een ver sterrenstelsel. De ring, die is vastgelegd met de Giant Metrewave Radio Telescope (GMRT), heeft een middellijn van ongeveer 380.000 lichtjaar – ruwweg vier keer onze Melkweg.
Het sterrenstelsel, AGC 203001, is circa 260 miljoen lichtjaar van ons verwijderd. Er is maar één ander stelsel bekend dat door zo’n grote ring van neutraal waterstofgas is omgeven. Hoe deze structuren zijn ontstaan, is nog onduidelijk.
Neutraal waterstofgas zendt van nature radiostraling uit op een golflengte van ongeveer 21 centimeter. Deze straling stelt astronomen in staat om de verdeling van het gas in onze Melkweg en andere sterrenstelsels in kaart te brengen.
Doorgaans worden de grootste hoeveelheden waterstofgas aangetroffen in stelsels waarin in hoog tempo nieuwe sterren ontstaan. AGC 203001, die geen tekenen van stervorming vertoont, vormde een uitzondering op deze regel. Bekend was al dat het stelsel veel neutrale waterstof bevat, maar tot nu toe was onduidelijk hoe dat gas is verdeeld.
Uit de GMRT-waarnemingen blijkt dat het neutrale waterstofgas een grote excentrische ring vormt. Op opnamen gemaakt met de Canada-France-Hawaii-Telescope zijn vreemd genoeg geen sterren in de gasring te zien. Dat is opmerkelijk, omdat werd aangenomen dat ringen als deze ontstaan door botsingen tussen sterrenstelsels. Dat zou dan echter ook tot stervorming moeten leiden, en daar is nu geen sprake van. (EE)
Een team van astronomen van het National Centre for Radio Astrophysics in India heeft een kolossale ring van waterstofgas ontdekt rond een ver sterrenstelsel. De ring, die is vastgelegd met de Giant Metrewave Radio Telescope (GMRT), heeft een middellijn van ongeveer 380.000 lichtjaar – ruwweg vier keer onze Melkweg.
Het sterrenstelsel, AGC 203001, is circa 260 miljoen lichtjaar van ons verwijderd. Er is maar één ander stelsel bekend dat door zo’n grote ring van neutraal waterstofgas is omgeven. Hoe deze structuren zijn ontstaan, is nog onduidelijk.
Neutraal waterstofgas zendt van nature radiostraling uit op een golflengte van ongeveer 21 centimeter. Deze straling stelt astronomen in staat om de verdeling van het gas in onze Melkweg en andere sterrenstelsels in kaart te brengen.
Doorgaans worden de grootste hoeveelheden waterstofgas aangetroffen in stelsels waarin in hoog tempo nieuwe sterren ontstaan. AGC 203001, die geen tekenen van stervorming vertoont, vormde een uitzondering op deze regel. Bekend was al dat het stelsel veel neutrale waterstof bevat, maar tot nu toe was onduidelijk hoe dat gas is verdeeld.
Uit de GMRT-waarnemingen blijkt dat het neutrale waterstofgas een grote excentrische ring vormt. Op opnamen gemaakt met de Canada-France-Hawaii-Telescope zijn vreemd genoeg geen sterren in de gasring te zien. Dat is opmerkelijk, omdat werd aangenomen dat ringen als deze ontstaan door botsingen tussen sterrenstelsels. Dat zou dan echter ook tot stervorming moeten leiden, en daar is nu geen sprake van. (EE)
ESO’s Very Large Telescope (VLT) heeft het centrale deel van de Melkweg met spectaculaire resolutie waargenomen en nieuwe details ontdekt over de geschiedenis van de stergeboorte in ons sterrenstelsel. Dankzij de nieuwe waarnemingen hebben astronomen bewijs gevonden voor een ingrijpende gebeurtenis in het bestaan van de Melkweg: een geboortegolf van sterren die zo hevig was dat hij meer dan honderdduizend supernova-explosies teweegbracht.
Bij het onderzoek, waarvan de resultaten vandaag in Nature Astronomy zijn gepubliceerd, is ontdekt dat ongeveer 80 procent van de sterren in het centrale deel van de Melkweg zijn gevormd in de begintijd van ons sterrenstelsel, tussen acht en 13,5 miljard jaar geleden.
Na deze vroege stervormingsperiode werden gedurende ongeveer 6 miljard jaar maar heel weinig sterren geboren. Een intense uitbarsting van stervorming – een zogeheten starburst – maakte daar circa een miljard jaar geleden een einde aan. Binnen een periode van nog geen 100 miljoen jaar werden in dit centrale gebied talrijke sterren geboren met een gezamenlijke massa van misschien wel enkele tientallen miljoenen zonnen. Tijdens een starburst ontstaan veel zware sterren, die een aanzienlijk kortere levensduur hebben dan hun lichtere soortgenoten. Ze sluiten hun bestaan af met een hevige supernova-explosie.
Dit onderzoek was mogelijk dankzij de waarnemingen van het centrale deel van de Melkweg die zijn gedaan met het HAWK-I-instrument van ESO’s Very Large Telescope in de Chileense Atacama-woestijn. Deze infrarood-gevoelige camera keek door het galactische stof heen om ons een opmerkelijk gedetailleerd beeld te geven van het hart van de Melkweg.
De magnifieke opname is in oktober gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. De foto toont de sterren en gas- en stofwolken in het meest dichtbevolkte deel van Melkweg, waar zich ook een superzwaar zwart gat bevindt, met een resolutie van 0,2 boogseconde. Dat betekent dat de kleinste details die HAWK-I heeft vastgelegd vergelijkbaar zijn met een voetbal in Zürich, gezien vanuit het ESO-hoofdkwartier in München – een afstand van 240 kilometer.
De foto is gemaakt in het kader van de GALACTICNUCLEUS-survey. Bij de survey zijn meer dan drie miljoen sterren onderzocht, verspreid over een gebied dat op de afstand van het galactisch centrum overeenkomt met 60.000 vierkante lichtjaar (een lichtjaar is ongeveer 9,5 biljoen kilometer). (EE)
ESO’s Very Large Telescope (VLT) heeft het centrale deel van de Melkweg met spectaculaire resolutie waargenomen en nieuwe details ontdekt over de geschiedenis van de stergeboorte in ons sterrenstelsel. Dankzij de nieuwe waarnemingen hebben astronomen bewijs gevonden voor een ingrijpende gebeurtenis in het bestaan van de Melkweg: een geboortegolf van sterren die zo hevig was dat hij meer dan honderdduizend supernova-explosies teweegbracht.
Bij het onderzoek, waarvan de resultaten vandaag in Nature Astronomy zijn gepubliceerd, is ontdekt dat ongeveer 80 procent van de sterren in het centrale deel van de Melkweg zijn gevormd in de begintijd van ons sterrenstelsel, tussen acht en 13,5 miljard jaar geleden.
Na deze vroege stervormingsperiode werden gedurende ongeveer 6 miljard jaar maar heel weinig sterren geboren. Een intense uitbarsting van stervorming – een zogeheten starburst – maakte daar circa een miljard jaar geleden een einde aan. Binnen een periode van nog geen 100 miljoen jaar werden in dit centrale gebied talrijke sterren geboren met een gezamenlijke massa van misschien wel enkele tientallen miljoenen zonnen. Tijdens een starburst ontstaan veel zware sterren, die een aanzienlijk kortere levensduur hebben dan hun lichtere soortgenoten. Ze sluiten hun bestaan af met een hevige supernova-explosie.
Dit onderzoek was mogelijk dankzij de waarnemingen van het centrale deel van de Melkweg die zijn gedaan met het HAWK-I-instrument van ESO’s Very Large Telescope in de Chileense Atacama-woestijn. Deze infrarood-gevoelige camera keek door het galactische stof heen om ons een opmerkelijk gedetailleerd beeld te geven van het hart van de Melkweg.
De magnifieke opname is in oktober gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. De foto toont de sterren en gas- en stofwolken in het meest dichtbevolkte deel van Melkweg, waar zich ook een superzwaar zwart gat bevindt, met een resolutie van 0,2 boogseconde. Dat betekent dat de kleinste details die HAWK-I heeft vastgelegd vergelijkbaar zijn met een voetbal in Zürich, gezien vanuit het ESO-hoofdkwartier in München – een afstand van 240 kilometer.
De foto is gemaakt in het kader van de GALACTICNUCLEUS-survey. Bij de survey zijn meer dan drie miljoen sterren onderzocht, verspreid over een gebied dat op de afstand van het galactisch centrum overeenkomt met 60.000 vierkante lichtjaar (een lichtjaar is ongeveer 9,5 biljoen kilometer). (EE)
Astronomen hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) het licht opgevangen van een zwaar sterrenstelsel, zoals dat er ‘maar’ 970 miljoen jaar na de oerknal uitzag. Daarmee is het stelsel, MAMBO-9 geheten, is het verste stofrijke en sterren-vormende stelsel dat ooit rechtstreeks is waargenomen.
Sterrenstelsels als deze, die enorme hoeveelheden gas en stof bevatten, zijn de meest productieve ‘sterfabrieken’ in het heelal. Ze vormen sterren in een tempo van een paar duizend zonsmassa’s per jaar. Ter vergelijking: onze Melkweg blijft steken bij drie zonsmassa’s per jaar. Dat monsterstelsels als MAMBO-9 al zo vroeg in de geschiedenis van het heelal konden ontstaan is pas sinds enkele jaren bekend.
Vanwege hun extreme gedrag vermoeden astronomen dat deze stofrijke stelsels een belangrijke rol spelen in de evolutie van het heelal. Maar ze laten zich niet gemakkelijk opsporen, omdat het licht van hun sterren achter wolken van stof schuilgaat.
Een eerste glimp van MAMBO-9 werd al tien jaar geleden opgevangen, maar die waarnemingen waren niet gevoelig genoeg om zijn afstand te kunnen vaststellen. Nu is gebleken dat het licht van MAMBO-9 er ongeveer 13 miljard jaar over heeft gedaan om de ALMA-antennes te bereiken.
Aan de hand van de nieuwe waarnemingen kon ook een schatting worden gemaakt van de massa van het verre sterrenstelsel. De hoeveelheid gas en stof in het stelsel blijkt kolossaal te zijn: tien keer zo groot als de massa van alle sterren van onze Melkweg bij elkaar. Dit betekent dat het nog maar net begonnen is met het produceren van sterren. De vraag is nu hoe zulke relatief kleine aantallen sterren in zo korte tijd zó veel stof hebben kunnen produceren. (EE)
Astronomen hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) het licht opgevangen van een zwaar sterrenstelsel, zoals dat er ‘maar’ 970 miljoen jaar na de oerknal uitzag. Daarmee is het stelsel, MAMBO-9 geheten, is het verste stofrijke en sterren-vormende stelsel dat ooit rechtstreeks is waargenomen.
Sterrenstelsels als deze, die enorme hoeveelheden gas en stof bevatten, zijn de meest productieve ‘sterfabrieken’ in het heelal. Ze vormen sterren in een tempo van een paar duizend zonsmassa’s per jaar. Ter vergelijking: onze Melkweg blijft steken bij drie zonsmassa’s per jaar. Dat monsterstelsels als MAMBO-9 al zo vroeg in de geschiedenis van het heelal konden ontstaan is pas sinds enkele jaren bekend.
Vanwege hun extreme gedrag vermoeden astronomen dat deze stofrijke stelsels een belangrijke rol spelen in de evolutie van het heelal. Maar ze laten zich niet gemakkelijk opsporen, omdat het licht van hun sterren achter wolken van stof schuilgaat.
Een eerste glimp van MAMBO-9 werd al tien jaar geleden opgevangen, maar die waarnemingen waren niet gevoelig genoeg om zijn afstand te kunnen vaststellen. Nu is gebleken dat het licht van MAMBO-9 er ongeveer 13 miljard jaar over heeft gedaan om de ALMA-antennes te bereiken.
Aan de hand van de nieuwe waarnemingen kon ook een schatting worden gemaakt van de massa van het verre sterrenstelsel. De hoeveelheid gas en stof in het stelsel blijkt kolossaal te zijn: tien keer zo groot als de massa van alle sterren van onze Melkweg bij elkaar. Dit betekent dat het nog maar net begonnen is met het produceren van sterren. De vraag is nu hoe zulke relatief kleine aantallen sterren in zo korte tijd zó veel stof hebben kunnen produceren. (EE)
Moleculair waterstof (H2) beslaat 99% van het koude dichte gas in sterrenstelsels. Dus het in kaart brengen waar sterren worden geboren betekent in feite het opmeten van H2, dat helaas een sterke kenmerkende signatuur mist bij lage temperaturen. Astronomen van SRON Netherlands Institute for Space Research en de Rijksuniversiteit Groningen hebben nu een emissiesignaal in kaart gebracht van het traceermolecuul waterstoffluoride (HF), op een plek waar het standaard traceermolecuul koolmonoxide afwezig is. Ze zijn de eersten die een kaart van HF produceren voor een regio in het heelal, waarmee ze een nieuw hulpmiddel creëren om indirect H2 in kaart te brengen (Astronomy & Astrophysics, 6 november).
Kriskras door alle sterrenstelsels in ons heelal ontstaan en sterven er sterren. En terwijl het leven op aarde is gebaseerd op een rijke mengelmoes van allerlei elementen en moleculen, is het koude dichte gas waaruit sterren ontstaan erg monotoon met 99% moleculair waterstof (H2). Dus als je in kaart wilt brengen waar sterren worden geboren, kun je maar beter goed in de vingers hebben hoe je H2 detecteert. Helaas is deze stof moeilijk om te zien door een gebrek aan een sterk karakteristiek signaal bij lage temperaturen—in tegenstelling tot zijn atomaire neef (H), die radiostraling uitzendt op een gemakkelijk te onderscheiden golflengte van 21 cm. Astronomen van SRON Netherlands Institute for Space Research en de Rijksuniversiteit Groningen hebben nu een nieuw hulpmiddel ontdekt om indirect H2 te meten, door waterstoffluoride (HF) in kaart te brengen en de aanwezigheid daarvan te linken aan die van H2.
Het nieuwe hulpmiddel komt van pas als andere trucjes het laten afweten, bijvoorbeeld in de Orion-balk, tussen de regio’s rond de Orion Trapeziumsterren en de Orion moleculaire wolk. In deze gebieden is koolstof geïoniseerd, wat betekent dat koolstofmonoxide (CO) - doorgaans een betrouwbaar tracermolecuul om H2 te vinden - in dit geval niet werkt als tracer. Floris van der Tak en zijn team waren verrast toen ze, in data van de Herscheltelescoop, een karakteristiek HF-signaal vonden vanuit de Orion-balk, omdat astronomen waterstoffluoride tot dusverre alleen als silhouet hadden gedetecteerd: HF dat andere straling absorbeert. Je kunt de aanwezigheid van HF en H2 aan elkaar linken, omdat HF wordt geproduceerd in een chemische reactie waarin H2 reageert met atomair fluor (F) om HF te vormen en atomair waterstof (H). Zonder H2 heb je geen HF.
Het team, onder leiding van SRON-promovendus Ümit Kavak, gebruikte hun kaart van HF om een aantal mechanismen te bestuderen waardoor het zijn signaal kan uitzenden. Botsingen van HF-moleculen met elektronen en moleculair waterstof blijkt het hoofdmechanisme te zijn. De botsingen slaan HF-moleculen aan naar een hoger energieniveau, waarna ze terugvallen naar hun grondtoestand onder uitzending van infrarood licht met een karakteristieke golflengte van 1,2 THz.
Moleculair waterstof (H2) beslaat 99% van het koude dichte gas in sterrenstelsels. Dus het in kaart brengen waar sterren worden geboren betekent in feite het opmeten van H2, dat helaas een sterke kenmerkende signatuur mist bij lage temperaturen. Astronomen van SRON Netherlands Institute for Space Research en de Rijksuniversiteit Groningen hebben nu een emissiesignaal in kaart gebracht van het traceermolecuul waterstoffluoride (HF), op een plek waar het standaard traceermolecuul koolmonoxide afwezig is. Ze zijn de eersten die een kaart van HF produceren voor een regio in het heelal, waarmee ze een nieuw hulpmiddel creëren om indirect H2 in kaart te brengen (Astronomy & Astrophysics, 6 november).
Kriskras door alle sterrenstelsels in ons heelal ontstaan en sterven er sterren. En terwijl het leven op aarde is gebaseerd op een rijke mengelmoes van allerlei elementen en moleculen, is het koude dichte gas waaruit sterren ontstaan erg monotoon met 99% moleculair waterstof (H2). Dus als je in kaart wilt brengen waar sterren worden geboren, kun je maar beter goed in de vingers hebben hoe je H2 detecteert. Helaas is deze stof moeilijk om te zien door een gebrek aan een sterk karakteristiek signaal bij lage temperaturen—in tegenstelling tot zijn atomaire neef (H), die radiostraling uitzendt op een gemakkelijk te onderscheiden golflengte van 21 cm. Astronomen van SRON Netherlands Institute for Space Research en de Rijksuniversiteit Groningen hebben nu een nieuw hulpmiddel ontdekt om indirect H2 te meten, door waterstoffluoride (HF) in kaart te brengen en de aanwezigheid daarvan te linken aan die van H2.
Het nieuwe hulpmiddel komt van pas als andere trucjes het laten afweten, bijvoorbeeld in de Orion-balk, tussen de regio’s rond de Orion Trapeziumsterren en de Orion moleculaire wolk. In deze gebieden is koolstof geïoniseerd, wat betekent dat koolstofmonoxide (CO) - doorgaans een betrouwbaar tracermolecuul om H2 te vinden - in dit geval niet werkt als tracer. Floris van der Tak en zijn team waren verrast toen ze, in data van de Herscheltelescoop, een karakteristiek HF-signaal vonden vanuit de Orion-balk, omdat astronomen waterstoffluoride tot dusverre alleen als silhouet hadden gedetecteerd: HF dat andere straling absorbeert. Je kunt de aanwezigheid van HF en H2 aan elkaar linken, omdat HF wordt geproduceerd in een chemische reactie waarin H2 reageert met atomair fluor (F) om HF te vormen en atomair waterstof (H). Zonder H2 heb je geen HF.
Het team, onder leiding van SRON-promovendus Ümit Kavak, gebruikte hun kaart van HF om een aantal mechanismen te bestuderen waardoor het zijn signaal kan uitzenden. Botsingen van HF-moleculen met elektronen en moleculair waterstof blijkt het hoofdmechanisme te zijn. De botsingen slaan HF-moleculen aan naar een hoger energieniveau, waarna ze terugvallen naar hun grondtoestand onder uitzending van infrarood licht met een karakteristieke golflengte van 1,2 THz.
Er is opnieuw een duidelijke aanwijzing gevonden dat de eerste sterren in het heelal al heel vroeg zijn ontstaan. Een team onder leiding van Eduardo Bañados van het Max-Planck-Institut für Astronomie heeft een gaswolk op bijna 13 miljard lichtjaar afstand ontdekt die allerlei chemische elementen zwaarder dan helium bevat. Dat betekent dat de vorming van sterren en sterrenstelsels al tijdens de eerste honderden miljoenen jaren na de oerknal op gang kwam (The Astrophysical Journal, 31 oktober).
De gaswolk is bij toeval ontdekt tijdens waarnemingen van een quasar – de extreem heldere kern van een ver sterrenstelsel. De astronomen ontdekten dat het lichtspectrum van deze quasar er nogal merkwaardig uitzag. Daaruit leidden ze af dat het quasarlicht onderweg door een iets nabijer gelegen gaswolk was gegaan.
Daarbij heeft de gaswolk donkere absorptielijnen in het spectrum van de quasar achtergelaten. En dit patroon van absorptielijnen bevat informatie over de chemische samenstelling, temperatuur, dichtheid en zelfs de afstand van de gaswolk.
In het spectrum van de gaswolk zijn sporen van diverse chemische elementen te zien, waaronder koolstof, zuurstof, ijzer en magnesium. De hoeveelheden daarvan zijn weliswaar 800 keer zo klein als in de atmosfeer van onze zon, maar hun onderlinge verhoudingen lijken wel op die van gaswolken die nu nog in de ruimte tussen de sterrenstelsels te vinden zijn.
De chemische verrijking van het gas in het heelal is veroorzaakt door opeenvolgende generaties van sterren. Door middel van kernfusie zetten sterren waterstof en helium om in zwaardere elementen. Dit materiaal wordt bij supernova-explosies over de ruimte, en het daarin aanwezige gas, verspreid.
De samenstelling van de verre gaswolk kan echter niet zijn veroorzaakt door de allereerste generatie van sterren, die verwarrend genoeg ‘Populatie III’ wordt genoemd. Anders dan alle latere generaties van sterren bevatten deze sterren bij hun ontstaan namelijk alleen waterstof en helium – de enige elementen die bij de oerknal zijn gevormd. Het materiaal dat deze ‘oersterren’ bij hun uiteindelijke supernova-explosies verspreidden had daardoor ook een andere samenstelling dan dat van hun opvolgers.
Het feit dat de gaswolk zware elementen in de ’moderne’ verhoudingen vertoont, toont aan dat de chemische sporen van Populatie III al zijn uitgewist door die van latere generaties van sterren. En dat betekent dat er maar weinig tijd kan hebben gezeten tussen de oerknal en het ontstaan van de eerste generatie van sterren. (EE)
Er is opnieuw een duidelijke aanwijzing gevonden dat de eerste sterren in het heelal al heel vroeg zijn ontstaan. Een team onder leiding van Eduardo Bañados van het Max-Planck-Institut für Astronomie heeft een gaswolk op bijna 13 miljard lichtjaar afstand ontdekt die allerlei chemische elementen zwaarder dan helium bevat. Dat betekent dat de vorming van sterren en sterrenstelsels al tijdens de eerste honderden miljoenen jaren na de oerknal op gang kwam (The Astrophysical Journal, 31 oktober).
De gaswolk is bij toeval ontdekt tijdens waarnemingen van een quasar – de extreem heldere kern van een ver sterrenstelsel. De astronomen ontdekten dat het lichtspectrum van deze quasar er nogal merkwaardig uitzag. Daaruit leidden ze af dat het quasarlicht onderweg door een iets nabijer gelegen gaswolk was gegaan.
Daarbij heeft de gaswolk donkere absorptielijnen in het spectrum van de quasar achtergelaten. En dit patroon van absorptielijnen bevat informatie over de chemische samenstelling, temperatuur, dichtheid en zelfs de afstand van de gaswolk.
In het spectrum van de gaswolk zijn sporen van diverse chemische elementen te zien, waaronder koolstof, zuurstof, ijzer en magnesium. De hoeveelheden daarvan zijn weliswaar 800 keer zo klein als in de atmosfeer van onze zon, maar hun onderlinge verhoudingen lijken wel op die van gaswolken die nu nog in de ruimte tussen de sterrenstelsels te vinden zijn.
De chemische verrijking van het gas in het heelal is veroorzaakt door opeenvolgende generaties van sterren. Door middel van kernfusie zetten sterren waterstof en helium om in zwaardere elementen. Dit materiaal wordt bij supernova-explosies over de ruimte, en het daarin aanwezige gas, verspreid.
De samenstelling van de verre gaswolk kan echter niet zijn veroorzaakt door de allereerste generatie van sterren, die verwarrend genoeg ‘Populatie III’ wordt genoemd. Anders dan alle latere generaties van sterren bevatten deze sterren bij hun ontstaan namelijk alleen waterstof en helium – de enige elementen die bij de oerknal zijn gevormd. Het materiaal dat deze ‘oersterren’ bij hun uiteindelijke supernova-explosies verspreidden had daardoor ook een andere samenstelling dan dat van hun opvolgers.
Het feit dat de gaswolk zware elementen in de ’moderne’ verhoudingen vertoont, toont aan dat de chemische sporen van Populatie III al zijn uitgewist door die van latere generaties van sterren. En dat betekent dat er maar weinig tijd kan hebben gezeten tussen de oerknal en het ontstaan van de eerste generatie van sterren. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Miroslava Dessauges-Zavadsky van de universiteit van Genève heeft ontdekt dat moleculaire gaswolken in verre sterrenstelsels andere eigenschappen hebben dan die in nabije stelsels (Nature Astronomy, 16 september).
Stervorming vindt plaats in tientallen lichtjaren grote wolken van koel moleculair gas, die we in onze Melkweg en andere nabije sterrenstelsels goed kunnen waarnemen. Waarnemingen van moleculaire gaswolken in verre sterrenstelsels zijn echter heel schaars.
Met behulp van de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili zijn astronomen er nu echter in geslaagd om zeventien grote wolken van moleculair gas op te sporen in een sterrenstelsel op 8 miljard lichtjaar afstand. Dit stelsel, dat vanwege zijn vorm de Kosmische Slang wordt genoemd, ligt dankzij het zwaartekrachtlenseffect als het ware onder een kosmisch vergrootglas. Dat maakt het mogelijk om relatief kleine structuren in het stelsel te onderscheiden.
De waarnemingen laten zien dat deze wolken aanzienlijk groter zijn dan hun soortgenoten in nabije stelsels en ruwweg honderd keer zoveel massa hebben. Ze hebben ook een veel hogere dichtheid en vertonen hevigere turbulenties, die bijdragen aan een snel en efficiënt stervormingsproces. De moleculaire gaswolken in nabije sterrenstelsels weten ongeveer vijf procent van hun massa in sterren om te zetten, die in verre stelsels dertig procent.
Een en ander toont aan dat moleculaire gaswolken in de loop van de kosmische geschiedenis van karakter zijn veranderd. Volgens de auteurs wijst dat erop dat de eigenschappen van zulke wolken afhankelijk zijn van de omstandigheden in het sterrenstelsel waar ze deel van uitmaken. In verre (en dus jongere) sterrenstelsels resulteert dit in de vorming van reusachtige sterrenhopen die tot wel honderd keer zoveel sterren kunnen bevatten dan recent gevormde sterrenhopen. (EE)
Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Miroslava Dessauges-Zavadsky van de universiteit van Genève heeft ontdekt dat moleculaire gaswolken in verre sterrenstelsels andere eigenschappen hebben dan die in nabije stelsels (Nature Astronomy, 16 september).
Stervorming vindt plaats in tientallen lichtjaren grote wolken van koel moleculair gas, die we in onze Melkweg en andere nabije sterrenstelsels goed kunnen waarnemen. Waarnemingen van moleculaire gaswolken in verre sterrenstelsels zijn echter heel schaars.
Met behulp van de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili zijn astronomen er nu echter in geslaagd om zeventien grote wolken van moleculair gas op te sporen in een sterrenstelsel op 8 miljard lichtjaar afstand. Dit stelsel, dat vanwege zijn vorm de Kosmische Slang wordt genoemd, ligt dankzij het zwaartekrachtlenseffect als het ware onder een kosmisch vergrootglas. Dat maakt het mogelijk om relatief kleine structuren in het stelsel te onderscheiden.
De waarnemingen laten zien dat deze wolken aanzienlijk groter zijn dan hun soortgenoten in nabije stelsels en ruwweg honderd keer zoveel massa hebben. Ze hebben ook een veel hogere dichtheid en vertonen hevigere turbulenties, die bijdragen aan een snel en efficiënt stervormingsproces. De moleculaire gaswolken in nabije sterrenstelsels weten ongeveer vijf procent van hun massa in sterren om te zetten, die in verre stelsels dertig procent.
Een en ander toont aan dat moleculaire gaswolken in de loop van de kosmische geschiedenis van karakter zijn veranderd. Volgens de auteurs wijst dat erop dat de eigenschappen van zulke wolken afhankelijk zijn van de omstandigheden in het sterrenstelsel waar ze deel van uitmaken. In verre (en dus jongere) sterrenstelsels resulteert dit in de vorming van reusachtige sterrenhopen die tot wel honderd keer zoveel sterren kunnen bevatten dan recent gevormde sterrenhopen. (EE)
Groepen sterren die uit dezelfde gaswolk worden geboren blijven langer in elkaars buurt dan gedacht. Dit blijkt uit nieuw onderzoek dat gebaseerd is op gegevens van de Europese astrometrische satelliet Gaia (Astronomical Journal, 23 augustus).
Het reconstrueren van de voorgeschiedenis van sterren is niet eenvoudig, omdat daartoe de leeftijden van de afzonderlijke sterren moeten worden bepaald. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat doorsnee-sterren van vergelijkbare massa maar van verschillende ouderdom heel veel op elkaar lijken.
Om vast te stellen wanneer een ster is ontstaan, kijken astronomen daarom vaak naar populaties van sterren die gelijktijdig zijn ontstaan. Maar ook dat is niet eenvoudig, omdat sterren niet per se heel lang in de buurt van hun ‘kraamkamer’ hoeven te blijven.
Dat laatste probleem kan weer worden omzeild door naar sterren te zoeken die met ruwweg dezelfde snelheid in dezelfde richting bewegen. In de naaste omgeving van ons zonnestelsel waren al een paar van zulke eensgezind bewegende stergroepen ontdekt. Dankzij Gaia is dat aantal vele malen groter geworden.
Een team van astronomen onder leiding van Marina Kounkel van Western Washington University heeft in de Gaia-gegevens bijna 2000 voorheen onbekende sterrenhopen en dezelfde kant op bewegende stergroepen opgespoord. De verste zijn ongeveer 3000 lichtjaar van ons verwijderd.
Bij het onderzoek zijn ook de leeftijden van honderdduizenden afzonderlijke sterren bepaald. Dat maakte het mogelijk om de diverse stellaire ‘families’ in kaart te brengen. Ongeveer de helft van deze sterren vormen lange slierten die een afspiegeling zijn van de structuren die in hun reusachtige ‘geboortewolken’ aanwezig waren.
Aangenomen werd dat jonge sterren al binnen een paar miljoen jaar na hun ontstaan hun geboortegrond zouden verlaten, en de banden met hun oorspronkelijke familie definitief verbreken. Maar het lijkt er nu op dat sterren tot wel enkele miljarden jaren min of meer in de buurt van hun broertjes en zusjes blijven.
Opvallend is ook dat de oriëntaties van de sterslierten afhankelijk zijn van hun leeftijd. Sterslierten bestaande uit sterren jonger dan 100 miljoen jaar staan veelal haaks op de spiraalarm die zich het dichtst bij ons zonnestelsel bevindt.
De astronomen vermoeden dat de oudere sterslierten haaks op de spiraalarmen hebben gestaan zoals die tijdens hun ontstaan bestonden. Deze spiraalarmen zijn in de loop van de miljarden jaren ‘opgelost’, maar de oude sterslierten geven aan waar ze ongeveer hebben gelegen. Dit biedt astronomen dus de mogelijkheid om de vroegere spiraalstructuur van onze Melkweg te reconstrueren. (EE)
Groepen sterren die uit dezelfde gaswolk worden geboren blijven langer in elkaars buurt dan gedacht. Dit blijkt uit nieuw onderzoek dat gebaseerd is op gegevens van de Europese astrometrische satelliet Gaia (Astronomical Journal, 23 augustus).
Het reconstrueren van de voorgeschiedenis van sterren is niet eenvoudig, omdat daartoe de leeftijden van de afzonderlijke sterren moeten worden bepaald. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat doorsnee-sterren van vergelijkbare massa maar van verschillende ouderdom heel veel op elkaar lijken.
Om vast te stellen wanneer een ster is ontstaan, kijken astronomen daarom vaak naar populaties van sterren die gelijktijdig zijn ontstaan. Maar ook dat is niet eenvoudig, omdat sterren niet per se heel lang in de buurt van hun ‘kraamkamer’ hoeven te blijven.
Dat laatste probleem kan weer worden omzeild door naar sterren te zoeken die met ruwweg dezelfde snelheid in dezelfde richting bewegen. In de naaste omgeving van ons zonnestelsel waren al een paar van zulke eensgezind bewegende stergroepen ontdekt. Dankzij Gaia is dat aantal vele malen groter geworden.
Een team van astronomen onder leiding van Marina Kounkel van Western Washington University heeft in de Gaia-gegevens bijna 2000 voorheen onbekende sterrenhopen en dezelfde kant op bewegende stergroepen opgespoord. De verste zijn ongeveer 3000 lichtjaar van ons verwijderd.
Bij het onderzoek zijn ook de leeftijden van honderdduizenden afzonderlijke sterren bepaald. Dat maakte het mogelijk om de diverse stellaire ‘families’ in kaart te brengen. Ongeveer de helft van deze sterren vormen lange slierten die een afspiegeling zijn van de structuren die in hun reusachtige ‘geboortewolken’ aanwezig waren.
Aangenomen werd dat jonge sterren al binnen een paar miljoen jaar na hun ontstaan hun geboortegrond zouden verlaten, en de banden met hun oorspronkelijke familie definitief verbreken. Maar het lijkt er nu op dat sterren tot wel enkele miljarden jaren min of meer in de buurt van hun broertjes en zusjes blijven.
Opvallend is ook dat de oriëntaties van de sterslierten afhankelijk zijn van hun leeftijd. Sterslierten bestaande uit sterren jonger dan 100 miljoen jaar staan veelal haaks op de spiraalarm die zich het dichtst bij ons zonnestelsel bevindt.
De astronomen vermoeden dat de oudere sterslierten haaks op de spiraalarmen hebben gestaan zoals die tijdens hun ontstaan bestonden. Deze spiraalarmen zijn in de loop van de miljarden jaren ‘opgelost’, maar de oude sterslierten geven aan waar ze ongeveer hebben gelegen. Dit biedt astronomen dus de mogelijkheid om de vroegere spiraalstructuur van onze Melkweg te reconstrueren. (EE)
Japanse astronomen hebben, met behulp van de 45-meter radiotelescoop van de Nobeyama-radiosterrenwacht, ontdekt dat slechts een paar procent van de totale hoeveelheid waterstofgas in de Melkweg voor rekening komt van gaswolken van hoge dichtheid. Dat verklaart waarom veel sterrenstelsels als het onze zo weinig nieuwe sterren produceren.
Sterren worden geboren in wolken van gas. In deze uitgestrekte vrij ijle gaswolken vormen zich concentraties die uiteindelijk uitgroeien tot nieuwe sterren. Waarnemingen van verre sterrenstelsels hebben echter laten zien dat deze duizend keer minder sterren bevatten dan je op grond van hun ‘productiecapaciteit’ c.q. de hoeveelheid beschikbaar gas zou mogen verwachten.
Om deze discrepantie te onderzoeken hebben de astronomen de verdeling van gas van zowel hoge als lage dichtheid in onze Melkweg nauwkeurig in kaart gebracht. Dat is nog niet zo eenvoudig omdat gasstructuren van hoge dichtheid tientallen keren kleiner zijn dan die van lage dichtheid.
Het nieuwe onderzoek heeft nu voor het eerst laten zien dat maar ongeveer drie procent van al het gas in de Melkweg voldoende dichtheid heeft om sterren te kunnen vormen. Dat impliceert dat er in de bestaande gaswolken maar geringe aantallen verdichtingen ontstaan en dus ook weinig sterren. Waarom dat zo is, hopen de Japanse astronomen door middel van vervolgonderzoek te kunnen vaststellen. (EE)
Japanse astronomen hebben, met behulp van de 45-meter radiotelescoop van de Nobeyama-radiosterrenwacht, ontdekt dat slechts een paar procent van de totale hoeveelheid waterstofgas in de Melkweg voor rekening komt van gaswolken van hoge dichtheid. Dat verklaart waarom veel sterrenstelsels als het onze zo weinig nieuwe sterren produceren.
Sterren worden geboren in wolken van gas. In deze uitgestrekte vrij ijle gaswolken vormen zich concentraties die uiteindelijk uitgroeien tot nieuwe sterren. Waarnemingen van verre sterrenstelsels hebben echter laten zien dat deze duizend keer minder sterren bevatten dan je op grond van hun ‘productiecapaciteit’ c.q. de hoeveelheid beschikbaar gas zou mogen verwachten.
Om deze discrepantie te onderzoeken hebben de astronomen de verdeling van gas van zowel hoge als lage dichtheid in onze Melkweg nauwkeurig in kaart gebracht. Dat is nog niet zo eenvoudig omdat gasstructuren van hoge dichtheid tientallen keren kleiner zijn dan die van lage dichtheid.
Het nieuwe onderzoek heeft nu voor het eerst laten zien dat maar ongeveer drie procent van al het gas in de Melkweg voldoende dichtheid heeft om sterren te kunnen vormen. Dat impliceert dat er in de bestaande gaswolken maar geringe aantallen verdichtingen ontstaan en dus ook weinig sterren. Waarom dat zo is, hopen de Japanse astronomen door middel van vervolgonderzoek te kunnen vaststellen. (EE)
Astronomen van Arizona State University (ASU) denken een verklaring te hebben gevonden voor het schijnbare gebrek aan ijzer in het gas tussen de sterren. Het ijzer is er wel, maar het is vermomd (Astrophysical Journal, 26 juni).
Na lichte elementen zoals waterstof, koolstof en zuurstof is ijzer een van de meest voorkomende elementen in het heelal. In gasvorm komt het voor in sterren zoals onze zon en in vaste vorm in planeten zoals de aarde.
Dat impliceert dat ook de interstellaire ruimte rijk zou moeten zijn aan ijzer. Daar bevindt zich immers het gas waaruit sterren en planeten ontstaan. Maar tot nu toe was veel van dat ijzer zoek.
Volgens de ASU-onderzoekers is dat minder raadselachtig dan het lijkt. Ze denken dat het interstellaire ijzer banden is aangegaan met koolstofmoleculen, waardoor zogeheten ijzer-pseudocarbines zijn ontstaan. Dat zijn ketens van moleculen waarvan de spectra bijna identiek zijn aan die van gewone ketens van koolstofmoleculen, waarvan allang bekend is dat ze veel voorkomen in de interstellaire ruimte.
Recent onderzoek van meteorieten wijst erop dat ijzeratomen in de ruimte kunnen samenklonteren tot kleine clusters. Bij de extreem lage temperaturen in de ruimte zouden deze ijzerclusters als ‘aanvriesdeeltjes’ gaan fungeren: koolstofketens blijven eraan plakken. Hierdoor wordt het interstellaire ijzer aan het zicht onttrokken.
De nieuwe theorie kan ook een ander vraagstuk helpen oplossen. Normaal gesproken zouden koolstofketens van meer dan negen atomen instabiel moeten zijn, maar in de interstellaire ruimte komen nog veel langere koolstofketens voor. Volgens de onderzoekers zou ook dat wel eens aan de ijzerclusters te danken kunnen zijn: ze zouden de vorming van ‘onmogelijk’ grote koolstofmoleculen bevorderen. (EE)
Astronomen van Arizona State University (ASU) denken een verklaring te hebben gevonden voor het schijnbare gebrek aan ijzer in het gas tussen de sterren. Het ijzer is er wel, maar het is vermomd (Astrophysical Journal, 26 juni).
Na lichte elementen zoals waterstof, koolstof en zuurstof is ijzer een van de meest voorkomende elementen in het heelal. In gasvorm komt het voor in sterren zoals onze zon en in vaste vorm in planeten zoals de aarde.
Dat impliceert dat ook de interstellaire ruimte rijk zou moeten zijn aan ijzer. Daar bevindt zich immers het gas waaruit sterren en planeten ontstaan. Maar tot nu toe was veel van dat ijzer zoek.
Volgens de ASU-onderzoekers is dat minder raadselachtig dan het lijkt. Ze denken dat het interstellaire ijzer banden is aangegaan met koolstofmoleculen, waardoor zogeheten ijzer-pseudocarbines zijn ontstaan. Dat zijn ketens van moleculen waarvan de spectra bijna identiek zijn aan die van gewone ketens van koolstofmoleculen, waarvan allang bekend is dat ze veel voorkomen in de interstellaire ruimte.
Recent onderzoek van meteorieten wijst erop dat ijzeratomen in de ruimte kunnen samenklonteren tot kleine clusters. Bij de extreem lage temperaturen in de ruimte zouden deze ijzerclusters als ‘aanvriesdeeltjes’ gaan fungeren: koolstofketens blijven eraan plakken. Hierdoor wordt het interstellaire ijzer aan het zicht onttrokken.
De nieuwe theorie kan ook een ander vraagstuk helpen oplossen. Normaal gesproken zouden koolstofketens van meer dan negen atomen instabiel moeten zijn, maar in de interstellaire ruimte komen nog veel langere koolstofketens voor. Volgens de onderzoekers zou ook dat wel eens aan de ijzerclusters te danken kunnen zijn: ze zouden de vorming van ‘onmogelijk’ grote koolstofmoleculen bevorderen. (EE)
Voor het eerst is geïoniseerd waterstof gedetecteerd op de laagste frequentie ooit nabij het centrum van onze Melkweg. Deze ontdekking werd gedaan in een wolk die zowel erg koud is (ongeveer -230 graden Celsius) als ook geïoniseerd, iets wat nooit eerder is waargenomen. De ontdekking kan een verklaring zijn waarom sterren zich niet zo snel vormen als theoretisch mogelijk zou zijn. Dr. Raymond Oonk (ASTRON/Sterrewacht Leiden/SURFsara) leidde deze studie die vandaag in MNRAS wordt gepubliceerd.
Ionisatie is een energetisch proces waarbij atomen hun elektronen verliezen. Het atoom raakt hierdoor elektrisch geladen en kan dan een ion worden genoemd. Dit gebeurt normaal in erg heet gas (10.000 graden Celsius) waar de atomen hun elektronen gemakkelijk kunnen verliezen. Het was daarom raadselachtig om geïoniseerd waterstof van zeer koud gas te ontdekken in deze wolk. Normale energiebronnen, zoals fotonen van zware sterren, zouden dit niet veroorzaken. Meer exotische energievormen, zoals hoogenergetische deeltjes die ontstaan in supernova-schokgolven en nabij zwarte gaten, zijn waarschijnlijk verantwoordelijk.
Dr. Oonk: ‘Deze ontdekking toont aan dat de energie die nodig is om waterstofatomen te ioniseren diep kan doordringen in koude wolken. Van zulke koude wolken wordt aangenomen dat ze de brandstof zijn waaruit nieuwe sterren worden geboren. We weten dat in onze Melkweg het geboortecijfer voor sterren zeer laag is, veel lager dan men in eerste instantie zou verwachten. Misschien fungeert de energie die hier waargenomen is als een stabilisator voor koude wolken, zodat de wolk niet ineen zal storten en nieuwe sterren kan vormen.’
De waarneming werd uitgevoerd met de Engineering Development Array (EDA), een prototype station van de Square Kilometre Array (SKA), ’s werelds grootste radiotelescoop. Het betreft een samenwerking tussen het Nederlands Instituut voor Radioastronomie (ASTRON), de Universiteit Leiden, the International Centre for Radio Astronomy Research (ICRAR), University of Manchester en de Square Kilometre Array.
Voor het eerst is geïoniseerd waterstof gedetecteerd op de laagste frequentie ooit nabij het centrum van onze Melkweg. Deze ontdekking werd gedaan in een wolk die zowel erg koud is (ongeveer -230 graden Celsius) als ook geïoniseerd, iets wat nooit eerder is waargenomen. De ontdekking kan een verklaring zijn waarom sterren zich niet zo snel vormen als theoretisch mogelijk zou zijn. Dr. Raymond Oonk (ASTRON/Sterrewacht Leiden/SURFsara) leidde deze studie die vandaag in MNRAS wordt gepubliceerd.
Ionisatie is een energetisch proces waarbij atomen hun elektronen verliezen. Het atoom raakt hierdoor elektrisch geladen en kan dan een ion worden genoemd. Dit gebeurt normaal in erg heet gas (10.000 graden Celsius) waar de atomen hun elektronen gemakkelijk kunnen verliezen. Het was daarom raadselachtig om geïoniseerd waterstof van zeer koud gas te ontdekken in deze wolk. Normale energiebronnen, zoals fotonen van zware sterren, zouden dit niet veroorzaken. Meer exotische energievormen, zoals hoogenergetische deeltjes die ontstaan in supernova-schokgolven en nabij zwarte gaten, zijn waarschijnlijk verantwoordelijk.
Dr. Oonk: ‘Deze ontdekking toont aan dat de energie die nodig is om waterstofatomen te ioniseren diep kan doordringen in koude wolken. Van zulke koude wolken wordt aangenomen dat ze de brandstof zijn waaruit nieuwe sterren worden geboren. We weten dat in onze Melkweg het geboortecijfer voor sterren zeer laag is, veel lager dan men in eerste instantie zou verwachten. Misschien fungeert de energie die hier waargenomen is als een stabilisator voor koude wolken, zodat de wolk niet ineen zal storten en nieuwe sterren kan vormen.’
De waarneming werd uitgevoerd met de Engineering Development Array (EDA), een prototype station van de Square Kilometre Array (SKA), ’s werelds grootste radiotelescoop. Het betreft een samenwerking tussen het Nederlands Instituut voor Radioastronomie (ASTRON), de Universiteit Leiden, the International Centre for Radio Astronomy Research (ICRAR), University of Manchester en de Square Kilometre Array.
Stervorming in moleculaire wolken voltrekt zich in een hoog tempo maar op uiterst inefficiënte wijze. Het meeste gas wordt snel verspreid door de straling van pasgeboren sterren. Een team onder leiding van de Nederlandse astronoom Diederik Kruijssen (Universiteit van Heidelberg, Duitsland) publiceert dit resultaat morgen in het tijdschrift Nature.
Kruijssen en collega’s (onder wie de Leidse astronoom Ewine van Dishoeck) baseren hun bevindingen op waarnemingen van het spiraalsterrenstelsel NGC 300, dat zich bevindt op een afstand van zes miljoen lichtjaar van de aarde. Een van de openstaande vragen binnen de astrofysica is het bepalen van de mechanismen die stervorming aanjagen. Het team heeft nu voor het eerst de evolutie door de tijd heen gereconstrueerd van interstellaire wolken van gas en stof, en de stervormingsprocessen die zich in deze moleculaire wolken afspelen.
Uit de waarnemingen van NGC 300 blijkt dat het stervormingsproces zich razendsnel voltrekt, maar tegelijkertijd uiterst inefficiënt. Het meeste interstellaire gas wordt niet omgezet in sterren, maar wordt verspreid door de intense straling van de nieuwgeboren sterren in de wolk. De analyse toont aan dat de moleculaire wolken zeer korte levenscycli hebben als gevolg van deze sterke straling. De sterrenstelsels waarin ze zich bevinden zijn daardoor uiterst dynamische systemen, die continu van gedaante veranderen.
Om uit te zoeken welk model voor de levenscyclus van moleculaire wolken juist is, maakten de onderzoekers twee kaarten op basis van data van de ALMA-telescoop (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) en de 2,2 meter telescoop van de Max Planck Society en ESO, beide in Chili. De eerste kaart (gebaseerd op waarnemingen door coauteur Andreas Schruba van het Max Planck Instituut in Garching, Duitsland) toont het licht dat wordt uitgezonden door koolmonoxide en laat zien waar de moleculaire wolken zich bevinden. De tweede kaart toont heet, geïoniseerd waterstof en geeft de posities weer van zware, pasgevormde sterren. Met een nieuwe statistische methode konden de astronomen heel nauwkeurig de relatieve posities bepalen van de wolken en de pasgeboren sterren.
De resultaten lieten geen twijfel mogelijk: moleculaire wolken en jonge zware sterren bevinden zich zelden op dezelfde plek. Dit effect wordt sterker naarmate de schaal kleiner wordt en betekent dat sterren zeer snel worden gevormd en vervolgens in hetzelfde tempo hun ‘moederwolk’ verwoesten. Gas en jonge sterren vormen dus opeenvolgende fasen in de levenscyclus van moleculaire wolken.
Stervorming in moleculaire wolken voltrekt zich in een hoog tempo maar op uiterst inefficiënte wijze. Het meeste gas wordt snel verspreid door de straling van pasgeboren sterren. Een team onder leiding van de Nederlandse astronoom Diederik Kruijssen (Universiteit van Heidelberg, Duitsland) publiceert dit resultaat morgen in het tijdschrift Nature.
Kruijssen en collega’s (onder wie de Leidse astronoom Ewine van Dishoeck) baseren hun bevindingen op waarnemingen van het spiraalsterrenstelsel NGC 300, dat zich bevindt op een afstand van zes miljoen lichtjaar van de aarde. Een van de openstaande vragen binnen de astrofysica is het bepalen van de mechanismen die stervorming aanjagen. Het team heeft nu voor het eerst de evolutie door de tijd heen gereconstrueerd van interstellaire wolken van gas en stof, en de stervormingsprocessen die zich in deze moleculaire wolken afspelen.
Uit de waarnemingen van NGC 300 blijkt dat het stervormingsproces zich razendsnel voltrekt, maar tegelijkertijd uiterst inefficiënt. Het meeste interstellaire gas wordt niet omgezet in sterren, maar wordt verspreid door de intense straling van de nieuwgeboren sterren in de wolk. De analyse toont aan dat de moleculaire wolken zeer korte levenscycli hebben als gevolg van deze sterke straling. De sterrenstelsels waarin ze zich bevinden zijn daardoor uiterst dynamische systemen, die continu van gedaante veranderen.
Om uit te zoeken welk model voor de levenscyclus van moleculaire wolken juist is, maakten de onderzoekers twee kaarten op basis van data van de ALMA-telescoop (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) en de 2,2 meter telescoop van de Max Planck Society en ESO, beide in Chili. De eerste kaart (gebaseerd op waarnemingen door coauteur Andreas Schruba van het Max Planck Instituut in Garching, Duitsland) toont het licht dat wordt uitgezonden door koolmonoxide en laat zien waar de moleculaire wolken zich bevinden. De tweede kaart toont heet, geïoniseerd waterstof en geeft de posities weer van zware, pasgevormde sterren. Met een nieuwe statistische methode konden de astronomen heel nauwkeurig de relatieve posities bepalen van de wolken en de pasgeboren sterren.
De resultaten lieten geen twijfel mogelijk: moleculaire wolken en jonge zware sterren bevinden zich zelden op dezelfde plek. Dit effect wordt sterker naarmate de schaal kleiner wordt en betekent dat sterren zeer snel worden gevormd en vervolgens in hetzelfde tempo hun ‘moederwolk’ verwoesten. Gas en jonge sterren vormen dus opeenvolgende fasen in de levenscyclus van moleculaire wolken.
Een team van Japanse astronomen heeft voor het eerst een aluminium-houdend molecuul aangetroffen in de gasschijf rond een jonge ster. Aluminium-rijke insluitsels behoren tot de oudste vaste bestanddelen van meteorieten in ons eigen zonnestelsel, maar hoe deze zijn gevormd is nog onduidelijk. De ontdekking van aluminiumoxide bij een jonge ster – met de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili – kan daar meer inzicht in geven.
Jonge sterren zijn omgeven door schijven van gas. Een deel van dat gas condenseert tot stofdeeltjes die vervolgens samenklonteren tot steeds grotere brokstukken en uiteindelijk planeten.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat de aluminiumoxide-moleculen worden gevormd in de nabijheid van de ster-in-wording, waar de temperaturen temperaturen het hoogst zijn. Op grotere afstand van de ster, waar het kouder is, is de radiostraling die kenmerkend is voor deze moleculen niet te zien. Volgens de wetenschappers wijst dat erop dat de moleculen daar condenseren tot vaste deeltjes. (EE)
Een team van Japanse astronomen heeft voor het eerst een aluminium-houdend molecuul aangetroffen in de gasschijf rond een jonge ster. Aluminium-rijke insluitsels behoren tot de oudste vaste bestanddelen van meteorieten in ons eigen zonnestelsel, maar hoe deze zijn gevormd is nog onduidelijk. De ontdekking van aluminiumoxide bij een jonge ster – met de ALMA-radiotelescoop in het noorden van Chili – kan daar meer inzicht in geven.
Jonge sterren zijn omgeven door schijven van gas. Een deel van dat gas condenseert tot stofdeeltjes die vervolgens samenklonteren tot steeds grotere brokstukken en uiteindelijk planeten.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat de aluminiumoxide-moleculen worden gevormd in de nabijheid van de ster-in-wording, waar de temperaturen temperaturen het hoogst zijn. Op grotere afstand van de ster, waar het kouder is, is de radiostraling die kenmerkend is voor deze moleculen niet te zien. Volgens de wetenschappers wijst dat erop dat de moleculen daar condenseren tot vaste deeltjes. (EE)
Grote spiraalstelsels, zoals onze naaste buur het Andromedastelsel, laten bijna geen gas- of stofdeeltjes onbenut bij het vormen van sterren. Dat hebben Nederlandse astronomen berekend aan de hand van de draaisnelheden van ruim honderd nabije stelsels. De grote stelsels halen een efficiëntie van 80 tot 100% en zijn daarmee veel efficiënter dan de maximale 20% die werd toegeschreven aan de vorige recordhouders: middelgrote spiraalstelsels zoals onze Melkweg.
De nieuwe berekeningen hebben ook implicaties voor de zogeheten ontbrekende normale materie. Wetenschappers gaan er al langer vanuit dat het heelal voor ongeveer 5% bestaat uit normale materie zoals atomen en moleculen en voor 95% uit donkere, onbekende materie en donkere, onbekende energie. En van die 5% normale materie was ook nog eens het grootste deel zoek. Volgens de nieuwe berekeningen ontbreekt er echter amper normale materie in de grote spiraalstelsels.
Inmiddels zijn wetenschappers bezig om de theorie aan te passen aan de nieuwe bevindingen. Dat er nu meer normale materie gevonden is, is een opsteker. Maar dat grote sterrenstelsels veel efficiënter sterren vormen dan gedacht, zal de komende tijd voor hoofdbrekens zorgen.
Een voorbeeld van een zeer efficiënt spiraalstelsel is NGC 5371. Het stelsel staat op ongeveer honderd miljoen lichtjaar van de aarde in het sterrenbeeld Jachthonden in de buurt van de Grote Beer. Het is een van de zwaarste van de meer dan honderd onderzochte stelsels. Het stelsel bevat bijna geen ontbrekende normale materie en heeft vrijwel al het stof en gas gebruikt om sterren te maken. Ook de Andromedanevel, ‘slechts’ 2,5 miljoen lichtjaar van ons vandaan, blijkt zeer efficiënt.
Het onderzoek werd uitgevoerd door Lorenzo Posti (Rijksuniversiteit Groningen en Université de Strasbourg, Frankrijk), Filippo Fraternali (RUG) en Antonino Marasco (RUG en ASTRON) en verschijnt binnenkort in het vakblad Astronomy and Astrophysics.
Grote spiraalstelsels, zoals onze naaste buur het Andromedastelsel, laten bijna geen gas- of stofdeeltjes onbenut bij het vormen van sterren. Dat hebben Nederlandse astronomen berekend aan de hand van de draaisnelheden van ruim honderd nabije stelsels. De grote stelsels halen een efficiëntie van 80 tot 100% en zijn daarmee veel efficiënter dan de maximale 20% die werd toegeschreven aan de vorige recordhouders: middelgrote spiraalstelsels zoals onze Melkweg.
De nieuwe berekeningen hebben ook implicaties voor de zogeheten ontbrekende normale materie. Wetenschappers gaan er al langer vanuit dat het heelal voor ongeveer 5% bestaat uit normale materie zoals atomen en moleculen en voor 95% uit donkere, onbekende materie en donkere, onbekende energie. En van die 5% normale materie was ook nog eens het grootste deel zoek. Volgens de nieuwe berekeningen ontbreekt er echter amper normale materie in de grote spiraalstelsels.
Inmiddels zijn wetenschappers bezig om de theorie aan te passen aan de nieuwe bevindingen. Dat er nu meer normale materie gevonden is, is een opsteker. Maar dat grote sterrenstelsels veel efficiënter sterren vormen dan gedacht, zal de komende tijd voor hoofdbrekens zorgen.
Een voorbeeld van een zeer efficiënt spiraalstelsel is NGC 5371. Het stelsel staat op ongeveer honderd miljoen lichtjaar van de aarde in het sterrenbeeld Jachthonden in de buurt van de Grote Beer. Het is een van de zwaarste van de meer dan honderd onderzochte stelsels. Het stelsel bevat bijna geen ontbrekende normale materie en heeft vrijwel al het stof en gas gebruikt om sterren te maken. Ook de Andromedanevel, ‘slechts’ 2,5 miljoen lichtjaar van ons vandaan, blijkt zeer efficiënt.
Het onderzoek werd uitgevoerd door Lorenzo Posti (Rijksuniversiteit Groningen en Université de Strasbourg, Frankrijk), Filippo Fraternali (RUG) en Antonino Marasco (RUG en ASTRON) en verschijnt binnenkort in het vakblad Astronomy and Astrophysics.
Met de onlangs geüpgrade 13,7-meter radiotelescoop van het Taeduk Radio Astronomy Observatory in Zuid-Korea is een groot stervormingsgebied in de buitendelen van ons Melkwegstelsel gedetailleerd in beeld gebracht. Het stervormingsgebied, CTB102 geheten, is vanaf de aarde niet zichtbaar met gewone telescopen: het gaat schuil achter dichterbij gelegen wolken van gas en stof. De radiostraling van koolmonoxide-moleculen in het verder weg gelegen stervormingsgebied (op ca. 14.000 lichtjaar afstand van de aarde) dringt echter vrijwel ongehinderd door die absorberende wolk heen.
\r\nDe Koreaanse radiowaarnemingen zijn aangevuld met infraroodmetingen door de Amerikaanse WISE-satelliet en de 2MASS-telescoop in New Mexico. CTB102 blijkt uit verschillende moleculaire wolken te bestaan, elk zo'n 180 lichtjaar in middellijn en ca. 100.000 keer zo zwaar als de zon. De stervormingsactiviteit in de meeste wolken is vrij gemiddeld, maar één gebied vertoont een veel hogere efficiëntie in het omzetten van moleculair gas in nieuwe sterren. Waarom dat zo is zal moeten blijken uit aanvullend onderzoek, zo schrijven de auteurs in een artikel in The Astrophysical Journal. (GS)
Met de onlangs geüpgrade 13,7-meter radiotelescoop van het Taeduk Radio Astronomy Observatory in Zuid-Korea is een groot stervormingsgebied in de buitendelen van ons Melkwegstelsel gedetailleerd in beeld gebracht. Het stervormingsgebied, CTB102 geheten, is vanaf de aarde niet zichtbaar met gewone telescopen: het gaat schuil achter dichterbij gelegen wolken van gas en stof. De radiostraling van koolmonoxide-moleculen in het verder weg gelegen stervormingsgebied (op ca. 14.000 lichtjaar afstand van de aarde) dringt echter vrijwel ongehinderd door die absorberende wolk heen.
\r\nDe Koreaanse radiowaarnemingen zijn aangevuld met infraroodmetingen door de Amerikaanse WISE-satelliet en de 2MASS-telescoop in New Mexico. CTB102 blijkt uit verschillende moleculaire wolken te bestaan, elk zo'n 180 lichtjaar in middellijn en ca. 100.000 keer zo zwaar als de zon. De stervormingsactiviteit in de meeste wolken is vrij gemiddeld, maar één gebied vertoont een veel hogere efficiëntie in het omzetten van moleculair gas in nieuwe sterren. Waarom dat zo is zal moeten blijken uit aanvullend onderzoek, zo schrijven de auteurs in een artikel in The Astrophysical Journal. (GS)
Met het ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) in Noord-Chili zijn gedetailleerde waarnemingen verricht aan IRAS 07299-1651, een stervormingsgebied op 5500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Puppis (Achtersteven). Uit de ALMA-waarnemingen, vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy, blijkt dat zich in de samentrekkende moleculaire wolk een zware dubbelster aan het vormen is.
\r\nVeel sterren in het heelal maken deel uit van dubbelstersystemen, maar over hun ontstaan is weinig met zekerheid bekend. Astronomen weten bijvoorbeeld niet of een (zware) dubbelster in één keer ontstaat uit een samentrekkende (en fragmenterende) wolk van gas en stof, of dat de componenten van de dubbelster afzonderlijk ontstaan en pas in een later stadium in een baan om elkaar heen terecht komen.
\r\nDe ALMA-metingen aan IRAS 07299-1651 ondersteunen het eerste scenario. De moleculaire wolk vertoont duidelijk twee kernen. De twee sterren-in-wording hebben een gezamenlijke massa van ca. 18 zonsmassa's. Ze bevinden zich op een onderlinge afstand van ca. 27 miljard kilometer en hebben een omlooptijd van hooguit 600 jaar. (GS)
Met het ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) in Noord-Chili zijn gedetailleerde waarnemingen verricht aan IRAS 07299-1651, een stervormingsgebied op 5500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Puppis (Achtersteven). Uit de ALMA-waarnemingen, vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy, blijkt dat zich in de samentrekkende moleculaire wolk een zware dubbelster aan het vormen is.
\r\nVeel sterren in het heelal maken deel uit van dubbelstersystemen, maar over hun ontstaan is weinig met zekerheid bekend. Astronomen weten bijvoorbeeld niet of een (zware) dubbelster in één keer ontstaat uit een samentrekkende (en fragmenterende) wolk van gas en stof, of dat de componenten van de dubbelster afzonderlijk ontstaan en pas in een later stadium in een baan om elkaar heen terecht komen.
\r\nDe ALMA-metingen aan IRAS 07299-1651 ondersteunen het eerste scenario. De moleculaire wolk vertoont duidelijk twee kernen. De twee sterren-in-wording hebben een gezamenlijke massa van ca. 18 zonsmassa's. Ze bevinden zich op een onderlinge afstand van ca. 27 miljard kilometer en hebben een omlooptijd van hooguit 600 jaar. (GS)
Met het ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) in Noord-Chili is de straling gedetecteerd van grote hoeveelheden stof in het verre sterrenstelsel MACS0416_Y1, op 13,2 miljard lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eridanus. Door de grote afstand zien we het stelsel zoals het er 600 miljoen jaar na de oerknal uitzag. De ontdekking doet vermoeden dat er in dit stelsel 300 miljoen jaar na de oerknal al een geboortegolf van nieuwe sterren plaatsvond.
\r\nMetingen met grote telescopen op aarde en in de ruimte laten zien dat de huidige sterren in het stelsel (ook nu vindt er een geboortegolf plaats) ca. vier miljoen jaar oud zijn. Volgens Japanse astronomen moet er echter een eerdere geboortegolf hebben plaatsgevonden. Stofdeeltjes ontstaan namelijk wanneer sterren aan het eind van hun leven supernova-explosies ondergaan, en in vier miljoen jaar tijd kan er nooit zo veel stof zijn gevormd als nu is waargenomen.
\r\nIn The Astrophysical Journal schrijven de onderzoekers nu dat de eerste geboortegolf waarschijnlijk 300 miljoen jaar na de oerknal van start ging, en ongeveer 100 miljoen jaar duurde. Daarna bleef het zo'n 200 miljoen jaar relatief rustig in MACS0416_Y1, totdat de huidige, tweede geboortegolf een aanvang nam. (GS)
Met het ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) in Noord-Chili is de straling gedetecteerd van grote hoeveelheden stof in het verre sterrenstelsel MACS0416_Y1, op 13,2 miljard lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eridanus. Door de grote afstand zien we het stelsel zoals het er 600 miljoen jaar na de oerknal uitzag. De ontdekking doet vermoeden dat er in dit stelsel 300 miljoen jaar na de oerknal al een geboortegolf van nieuwe sterren plaatsvond.
\r\nMetingen met grote telescopen op aarde en in de ruimte laten zien dat de huidige sterren in het stelsel (ook nu vindt er een geboortegolf plaats) ca. vier miljoen jaar oud zijn. Volgens Japanse astronomen moet er echter een eerdere geboortegolf hebben plaatsgevonden. Stofdeeltjes ontstaan namelijk wanneer sterren aan het eind van hun leven supernova-explosies ondergaan, en in vier miljoen jaar tijd kan er nooit zo veel stof zijn gevormd als nu is waargenomen.
\r\nIn The Astrophysical Journal schrijven de onderzoekers nu dat de eerste geboortegolf waarschijnlijk 300 miljoen jaar na de oerknal van start ging, en ongeveer 100 miljoen jaar duurde. Daarna bleef het zo'n 200 miljoen jaar relatief rustig in MACS0416_Y1, totdat de huidige, tweede geboortegolf een aanvang nam. (GS)
Met de Very Large Telescope Interferometer (VLTI) in Chili is ontdekt dat de twee componenten van de jonge, zware dubbelster PDS 27 op een onderlinge afstand staan van slechts 30 astronomische eenheden (30 AE, ca. 4,5 miljard kilometer) - ongeveer gelijk aan de afstand tussen de zon en de planeet Neptunus. Bij een andere jonge zware dubbelster, PDS 37, is een afstand van 42 à 54 AE gemeten.
\r\nDe sterren in PDS 27 zijn minstens tien maal zo zwaar als de zon. De dubbelster staat op een afstand van 8000 lichtjaar. Jonge zware sterren zijn zeldzaam; over hun ontstaanswijze is nog weinig bekend. Zo is nog steeds niet duidelijk waarom ze vrijwel nooit alléén geboren worden, maar meestal in dubbelstersystemen.
\r\nDe afstand tussen de twee componenten van PDS 27 en PDS 37 kon bepaald worden dankzij de enorme beeldscherpte die verkregen wordt door de vier 8,2-meter telescopen van de Europese Very Large Telescope in Noord-Chili onderling te koppelen tot een zogeheten interferometer - de VLTI. De nieuwe resultaten worden gepubliceerd in Astronomy and Astrophysics: Letters. (GS)
Met de Very Large Telescope Interferometer (VLTI) in Chili is ontdekt dat de twee componenten van de jonge, zware dubbelster PDS 27 op een onderlinge afstand staan van slechts 30 astronomische eenheden (30 AE, ca. 4,5 miljard kilometer) - ongeveer gelijk aan de afstand tussen de zon en de planeet Neptunus. Bij een andere jonge zware dubbelster, PDS 37, is een afstand van 42 à 54 AE gemeten.
\r\nDe sterren in PDS 27 zijn minstens tien maal zo zwaar als de zon. De dubbelster staat op een afstand van 8000 lichtjaar. Jonge zware sterren zijn zeldzaam; over hun ontstaanswijze is nog weinig bekend. Zo is nog steeds niet duidelijk waarom ze vrijwel nooit alléén geboren worden, maar meestal in dubbelstersystemen.
\r\nDe afstand tussen de twee componenten van PDS 27 en PDS 37 kon bepaald worden dankzij de enorme beeldscherpte die verkregen wordt door de vier 8,2-meter telescopen van de Europese Very Large Telescope in Noord-Chili onderling te koppelen tot een zogeheten interferometer - de VLTI. De nieuwe resultaten worden gepubliceerd in Astronomy and Astrophysics: Letters. (GS)
Japanse astronomen hebben de oorsprong gevonden van de dubbel uitgevoerde gasstromen of jets van een ster-in-wording. Met behulp van de ALMA-radiotelescoop hebben ze ontdekt dat de trage en de snelle gasstroom van de protoster niet dezelfde kant op wijzen en dat de eerste vroeger is ontstaan dan de laatste. Dat wijst erop dat de beide jets vanuit verschillende delen van de gasschijf rond de ‘babyster’ zijn gelanceerd.
Protosterren trekken gas uit hun omgeving aan, maar een deel van het aldus verzamelde materiaal wordt ook weer terug de ruimte in geblazen. Dat gebeurt in de vorm van jets die loodrecht op de circumstellaire schijf staan. Deze gasstromen zijn een bron van radiostraling.
Sommige protosterren, zoals MMS5/OMC-3, vertonen twee verschillende gasstromen: een trage en een snelle. Door de dopplerverschuiving van de radiogolven te meten, hebben astronomen nu de snelheden van het van deze ster weg stromende gas gemeten. Daarbij hebben ze vastgesteld dat ze respectievelijk 1300 en 500 jaar geleden zijn ontstaan. Ook blijken de beide gasstromen niet dezelfde kant op te wijzen.
Voor het ontstaan van de verschillende gasstromen van protosterren bestonden twee theorieën. Volgens de eerste ontstaan ze in verschillende delen van de gasschijf, volgens de andere ontstaat eerst de snelle jet, waarna deze materiaal uit de omgeving ‘meesleept’. Dat materiaal zou dan de trage gasstroom vormen.
Het nieuwe onderzoek wijst er nu echter op dat de trage gasstroom van MMS5/OMC-3 eerder op gang is gekomen dan diens snelle jet. Dat ondergraaft het tweede model en is een steuntje in de rug voor de eerste theorie. Computerberekeningen geven aan dat trage uitstroom van gas uit het buitenste deel van de circumstellaire schijf komt, en de snelle jet uit het centrale deel ervan. (EE)
Japanse astronomen hebben de oorsprong gevonden van de dubbel uitgevoerde gasstromen of jets van een ster-in-wording. Met behulp van de ALMA-radiotelescoop hebben ze ontdekt dat de trage en de snelle gasstroom van de protoster niet dezelfde kant op wijzen en dat de eerste vroeger is ontstaan dan de laatste. Dat wijst erop dat de beide jets vanuit verschillende delen van de gasschijf rond de ‘babyster’ zijn gelanceerd.
Protosterren trekken gas uit hun omgeving aan, maar een deel van het aldus verzamelde materiaal wordt ook weer terug de ruimte in geblazen. Dat gebeurt in de vorm van jets die loodrecht op de circumstellaire schijf staan. Deze gasstromen zijn een bron van radiostraling.
Sommige protosterren, zoals MMS5/OMC-3, vertonen twee verschillende gasstromen: een trage en een snelle. Door de dopplerverschuiving van de radiogolven te meten, hebben astronomen nu de snelheden van het van deze ster weg stromende gas gemeten. Daarbij hebben ze vastgesteld dat ze respectievelijk 1300 en 500 jaar geleden zijn ontstaan. Ook blijken de beide gasstromen niet dezelfde kant op te wijzen.
Voor het ontstaan van de verschillende gasstromen van protosterren bestonden twee theorieën. Volgens de eerste ontstaan ze in verschillende delen van de gasschijf, volgens de andere ontstaat eerst de snelle jet, waarna deze materiaal uit de omgeving ‘meesleept’. Dat materiaal zou dan de trage gasstroom vormen.
Het nieuwe onderzoek wijst er nu echter op dat de trage gasstroom van MMS5/OMC-3 eerder op gang is gekomen dan diens snelle jet. Dat ondergraaft het tweede model en is een steuntje in de rug voor de eerste theorie. Computerberekeningen geven aan dat trage uitstroom van gas uit het buitenste deel van de circumstellaire schijf komt, en de snelle jet uit het centrale deel ervan. (EE)
Met de James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Hawaii is op 26 november 2016 een extreem krachtige uitbarsting waargenomen op een pasgeboren protoster (JW566 geheten) in de Orionnevel, een van de dichtstbijzijnde grote stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel. De explosie, die slechts enkele uren duurde, was tien miljard maal zo intensief als een gemiddelde zonnevlam. De uitbarsting is gedetecteerd door de diepgekoelde SCUBA2-camera van de JCMT, die gevoelig is voor straling op submillimetergolflengten.
\r\nSterrenkundigen denken dat de explosie het gevolg is ven een plotselinge verstoring in het magnetisch veld rond de protoster, waardoor er opeens een grote hoeveelheid gas uit de omgeving op de ster kon 'vallen'. De waarnemingen zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Met de James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Hawaii is op 26 november 2016 een extreem krachtige uitbarsting waargenomen op een pasgeboren protoster (JW566 geheten) in de Orionnevel, een van de dichtstbijzijnde grote stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel. De explosie, die slechts enkele uren duurde, was tien miljard maal zo intensief als een gemiddelde zonnevlam. De uitbarsting is gedetecteerd door de diepgekoelde SCUBA2-camera van de JCMT, die gevoelig is voor straling op submillimetergolflengten.
\r\nSterrenkundigen denken dat de explosie het gevolg is ven een plotselinge verstoring in het magnetisch veld rond de protoster, waardoor er opeens een grote hoeveelheid gas uit de omgeving op de ster kon 'vallen'. De waarnemingen zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Een Amerikaans-Nederlands team van sterrenkundigen en chemici heeft keukenzout waargenomen in de planeetvormende schijf rond een jonge zware ster in de Orionnevel. Er was al wel zout gevonden rond stervende sterren, maar nu is er voor het eerst zout rond een jonge ster ontdekt. De onderzoekers publiceren hun bevindingen binnenkort in het tijdschrift The Astrophysical Journal.
Het onderzoeksteam detecteerde met de ALMA-telescoop (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array in Chili) een reeks chemische streepjescodes die duidden op keukenzout (NaCl, natriumchloride) en enkele andere zoutverbindingen. Het zout is aanwezig in de stofschijf rond de ster Orion Source I. Dat is een jonge, zware ster in het stervormingsgebied de Orionnevel in het sterrenbeeld Orion op zo’n 1500 lichtjaar afstand van de aarde.
Het zout bevindt zich in een gebied op dertig tot zestig astronomische eenheden van de ster (een astronomische eenheid is de afstand aarde-zon). De sterrenkundigen hebben berekend dat er mogelijk een triljard kilo zout in het gebied te vinden is (een 1 met 21 nullen erachter). De variatie in chemische streepjescodes duidt op grote temperatuurverschillen, van ongeveer -175 graden Celsius tot 3700 graden Celsius.
Het is nog onduidelijk waar de zouten vandaan komen. De Italiaanse onderzoeker in Nederlandse dienst Ciriaco Goddi (Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Leiden) en zijn collega’s vermoeden dat ze de nasleep zien van stofdeeltjes die uit elkaar worden geblazen in de protoplanetaire schijf rond de ster. In 2011 ontdekte een door Goddi geleid team namelijk dat Orion Source I ongeveer 550 jaar geleden vanuit zijn kraamkamer is weggeschoten. Het zou kunnen dat de ster en zijn schijf toen een andere ster hebben geschampt en dat de bijbehorende schokgolven ervoor zorgden dat de vaste zoutdeeltjes verdampten.
Een Amerikaans-Nederlands team van sterrenkundigen en chemici heeft keukenzout waargenomen in de planeetvormende schijf rond een jonge zware ster in de Orionnevel. Er was al wel zout gevonden rond stervende sterren, maar nu is er voor het eerst zout rond een jonge ster ontdekt. De onderzoekers publiceren hun bevindingen binnenkort in het tijdschrift The Astrophysical Journal.
Het onderzoeksteam detecteerde met de ALMA-telescoop (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array in Chili) een reeks chemische streepjescodes die duidden op keukenzout (NaCl, natriumchloride) en enkele andere zoutverbindingen. Het zout is aanwezig in de stofschijf rond de ster Orion Source I. Dat is een jonge, zware ster in het stervormingsgebied de Orionnevel in het sterrenbeeld Orion op zo’n 1500 lichtjaar afstand van de aarde.
Het zout bevindt zich in een gebied op dertig tot zestig astronomische eenheden van de ster (een astronomische eenheid is de afstand aarde-zon). De sterrenkundigen hebben berekend dat er mogelijk een triljard kilo zout in het gebied te vinden is (een 1 met 21 nullen erachter). De variatie in chemische streepjescodes duidt op grote temperatuurverschillen, van ongeveer -175 graden Celsius tot 3700 graden Celsius.
Het is nog onduidelijk waar de zouten vandaan komen. De Italiaanse onderzoeker in Nederlandse dienst Ciriaco Goddi (Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Leiden) en zijn collega’s vermoeden dat ze de nasleep zien van stofdeeltjes die uit elkaar worden geblazen in de protoplanetaire schijf rond de ster. In 2011 ontdekte een door Goddi geleid team namelijk dat Orion Source I ongeveer 550 jaar geleden vanuit zijn kraamkamer is weggeschoten. Het zou kunnen dat de ster en zijn schijf toen een andere ster hebben geschampt en dat de bijbehorende schokgolven ervoor zorgden dat de vaste zoutdeeltjes verdampten.
Met de Europese Very Large Telescope is een zogeheten Herbig-Haro-object gefotografeerd in de Grote Magelhaense Wolk. Een Herbig-Haro-object is een straal van materie die door een jonge ster – in dit geval een object van ongeveer twaalf zonsmassa’s – is uitgestoten. Het is voor het eerst dat zo’n ‘jet’ buiten onze Melkweg in zichtbaar licht is waargenomen.
De Grote Magelhaense Wolk is een satellietstelsel van de Melkweg dat vooral vanaf het zuidelijk halfrond goed te zien is. Met een afstand van slechts ongeveer 160.000 lichtjaar ligt het praktisch voor onze deur. Niet alleen ligt de GMW dicht bij huis, we zien zijn enige spiraalarm ook nog eens van bovenaf, waardoor astronomen goed zicht hebben op de daarin aanwezige stervormingsgebieden.
Het recent ontdekte Herbig-Haro-object – HH 1177 – is aangetroffen in het stervormingsgebied N180 B, waar ESO vandaag een schitterende opname heeft vrijgegeven. Met een lengte van bijna 33 lichtjaar is het een van de langste jets van dit type die ooit zijn waargenomen. De jet is sterk gecollimeerd: hij wordt naar het uiteinde toe nauwelijks breder.
Herbig-Haro-objecten geven inzicht in de vroege levensfasen van sterren. Jonge sterren zijn omgeven door een accretieschijf waarin zich materiaal ophoopt dat de ster uit zijn omgeving verzamelt. Niet al het gas in de accretieschijf bereikt de ster: een deel ervan wordt in de vorm van twee jets loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen. Astronomen hebben ontdekt dat zowel zware als lichte sterren gecollimeerde jets zoals HH 1177 uitstoten. Dat doen ze ongeveer op dezelfde manier, wat erop wijst dat de vorming van zware sterren op vergelijkbare wijze verloopt als die van hun lichtere tegenhangers. (EE)
Met de Europese Very Large Telescope is een zogeheten Herbig-Haro-object gefotografeerd in de Grote Magelhaense Wolk. Een Herbig-Haro-object is een straal van materie die door een jonge ster – in dit geval een object van ongeveer twaalf zonsmassa’s – is uitgestoten. Het is voor het eerst dat zo’n ‘jet’ buiten onze Melkweg in zichtbaar licht is waargenomen.
De Grote Magelhaense Wolk is een satellietstelsel van de Melkweg dat vooral vanaf het zuidelijk halfrond goed te zien is. Met een afstand van slechts ongeveer 160.000 lichtjaar ligt het praktisch voor onze deur. Niet alleen ligt de GMW dicht bij huis, we zien zijn enige spiraalarm ook nog eens van bovenaf, waardoor astronomen goed zicht hebben op de daarin aanwezige stervormingsgebieden.
Het recent ontdekte Herbig-Haro-object – HH 1177 – is aangetroffen in het stervormingsgebied N180 B, waar ESO vandaag een schitterende opname heeft vrijgegeven. Met een lengte van bijna 33 lichtjaar is het een van de langste jets van dit type die ooit zijn waargenomen. De jet is sterk gecollimeerd: hij wordt naar het uiteinde toe nauwelijks breder.
Herbig-Haro-objecten geven inzicht in de vroege levensfasen van sterren. Jonge sterren zijn omgeven door een accretieschijf waarin zich materiaal ophoopt dat de ster uit zijn omgeving verzamelt. Niet al het gas in de accretieschijf bereikt de ster: een deel ervan wordt in de vorm van twee jets loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen. Astronomen hebben ontdekt dat zowel zware als lichte sterren gecollimeerde jets zoals HH 1177 uitstoten. Dat doen ze ongeveer op dezelfde manier, wat erop wijst dat de vorming van zware sterren op vergelijkbare wijze verloopt als die van hun lichtere tegenhangers. (EE)
De protoplanetaire schijf rond de pasgeboren ster V883 Orionis, op 1300 lichtjaar afstand van de aarde, bevat een veelheid aan complexe organische moleculen, zo blijkt uit waarnemingen van het ALMA-observatorium in Noord-Chili. Op kleine afstand van de ster komen deze moleculen naar alle waarschijnlijkheid in de gasvorm voor, maar daar zijn ze moeilijk waarneembaar, deels vanwege de nabijheid van de ster, en deels doordat hun (sub-)millimeterstraling geabsorbeerd wordt door stof. Op grotere afstand van de ster, buiten de zogeheten sneeuwlijn, maken de complexe moleculen deel uit van de dunne, bevroren ijsmanteltjes van stofkorrels, waardoor ze normaal gesproken ook niet zichtbaar zijn voor ALMA.
\r\nV883 Orionis onderging enige tijd geleden echter een krachtige uitbarsting, vermoedelijk doordat er plotseling een grote hoeveelheid gas op de ster-in-wording terecht kwam. Als gevolg van de uitbarsting nam overal in de protoplanetaire schijf de temperatuur fors toe, waardoor de sneeuwlijn verder naar buiten kwam te liggen. Dankzij de verdamping van het ijs kon ALMA in de nasleep van de uitbarsting de aanwezigheid bevestigen van een groot aantal complexe organische moleculen, waaronder methanol (CH3OH) en aceton (CH3COCH3). Aceton is nooit eerder waargenomen in een protoplanetaire schijf.
\r\nDe nieuwe resultaten, vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy, wijzen uit dat het materiaal in de schijf rond V883 Orionis qua samenstelling overeenkomt met het materiaal waaruit kometen in ons eigen zonnestelsel bestaan. In ons zonnestelsel hebben deze moleculen vermoedelijk een rol gespeeld in het ontstaan van leven op aarde. (GS)
De protoplanetaire schijf rond de pasgeboren ster V883 Orionis, op 1300 lichtjaar afstand van de aarde, bevat een veelheid aan complexe organische moleculen, zo blijkt uit waarnemingen van het ALMA-observatorium in Noord-Chili. Op kleine afstand van de ster komen deze moleculen naar alle waarschijnlijkheid in de gasvorm voor, maar daar zijn ze moeilijk waarneembaar, deels vanwege de nabijheid van de ster, en deels doordat hun (sub-)millimeterstraling geabsorbeerd wordt door stof. Op grotere afstand van de ster, buiten de zogeheten sneeuwlijn, maken de complexe moleculen deel uit van de dunne, bevroren ijsmanteltjes van stofkorrels, waardoor ze normaal gesproken ook niet zichtbaar zijn voor ALMA.
\r\nV883 Orionis onderging enige tijd geleden echter een krachtige uitbarsting, vermoedelijk doordat er plotseling een grote hoeveelheid gas op de ster-in-wording terecht kwam. Als gevolg van de uitbarsting nam overal in de protoplanetaire schijf de temperatuur fors toe, waardoor de sneeuwlijn verder naar buiten kwam te liggen. Dankzij de verdamping van het ijs kon ALMA in de nasleep van de uitbarsting de aanwezigheid bevestigen van een groot aantal complexe organische moleculen, waaronder methanol (CH3OH) en aceton (CH3COCH3). Aceton is nooit eerder waargenomen in een protoplanetaire schijf.
\r\nDe nieuwe resultaten, vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy, wijzen uit dat het materiaal in de schijf rond V883 Orionis qua samenstelling overeenkomt met het materiaal waaruit kometen in ons eigen zonnestelsel bestaan. In ons zonnestelsel hebben deze moleculen vermoedelijk een rol gespeeld in het ontstaan van leven op aarde. (GS)
Australische astronomen hebben een onvoorstelbaar krachtige uitbarsting waargenomen op een pasgeboren ‘baby-ster’. De explosie produceerde tienduizend maal zo veel energie als de grootste uitbarsting die ooit op onze eigen zon is gezien. Tijdens de explosie was de ster gedurende enkele uren maar liefst zeven maal zo helder als normaal.
\r\nUitbarstingen op het oppervlak van een ster worden doorgaans veroorzaakt door een herrangschikking van het magnetisch veld van de ster. Daarbij wordt een grote hoeveelheid elektromagnetische straling geproduceerd, op elke denkbare golflengte, van radiostraling tot röntgenstraling.
\r\nDe ontdekking is gedaan met de Next Generation Transit Survey (NGTS) – een netwerk van relatief kleine telescopen op de Paranal-sterrenwacht in Noord-Chili, waarmee van een zeer groot aantal sterren op regelmatige basis de helderheid wordt gemeten. De ster waarop de explosie zich voordeed (NGTS J121939.5-355557) bevindt zich op een afstand van 685 lichtjaar en is slechts 2 miljoen jaar oud, wat zeer jong is voor een ster. In feite is de geboorte van de (relatief koele) ster nog niet helemaal voltooid.
\r\nDe energierijke röntgenstraling die vrijkwam tijdens de uitbarsting kan een groot effect hebben gehad op de protoplanetaire schijf rondom de baby-ster – de materieschijf waaruit in een later stadium volwaardige planeten kunnen samenklonteren. Onder invloed van de röntgenstraling kunnen zogeheten chondrulen ontstaan: korrelachtige vaste deeltjes die veel calcium en aluminium bevatten. Op zich is dat dus bevorderlijk voor de vorming van planeten: het samenklonteringsproces begint met dit soort kleine korreltjes. Daar staat echter tegenover dat de energierijke straling van krachtige steruitbarstingen weer schadelijk is voor levende organismen.
\r\nDe ontdekking van de energierijke explosie is eind december gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Baby-ster vertoont mega-uitbarsting", "pk_id": 41346, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Australische astronomen hebben een onvoorstelbaar krachtige uitbarsting waargenomen op een pasgeboren ‘baby-ster’. De explosie produceerde tienduizend maal zo veel energie als de grootste uitbarsting die ooit op onze eigen zon is gezien. Tijdens de explosie was de ster gedurende enkele uren maar liefst zeven maal zo helder als normaal.
\r\nUitbarstingen op het oppervlak van een ster worden doorgaans veroorzaakt door een herrangschikking van het magnetisch veld van de ster. Daarbij wordt een grote hoeveelheid elektromagnetische straling geproduceerd, op elke denkbare golflengte, van radiostraling tot röntgenstraling.
\r\nDe ontdekking is gedaan met de Next Generation Transit Survey (NGTS) – een netwerk van relatief kleine telescopen op de Paranal-sterrenwacht in Noord-Chili, waarmee van een zeer groot aantal sterren op regelmatige basis de helderheid wordt gemeten. De ster waarop de explosie zich voordeed (NGTS J121939.5-355557) bevindt zich op een afstand van 685 lichtjaar en is slechts 2 miljoen jaar oud, wat zeer jong is voor een ster. In feite is de geboorte van de (relatief koele) ster nog niet helemaal voltooid.
\r\nDe energierijke röntgenstraling die vrijkwam tijdens de uitbarsting kan een groot effect hebben gehad op de protoplanetaire schijf rondom de baby-ster – de materieschijf waaruit in een later stadium volwaardige planeten kunnen samenklonteren. Onder invloed van de röntgenstraling kunnen zogeheten chondrulen ontstaan: korrelachtige vaste deeltjes die veel calcium en aluminium bevatten. Op zich is dat dus bevorderlijk voor de vorming van planeten: het samenklonteringsproces begint met dit soort kleine korreltjes. Daar staat echter tegenover dat de energierijke straling van krachtige steruitbarstingen weer schadelijk is voor levende organismen.
\r\nDe ontdekking van de energierijke explosie is eind december gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
", "slug": "baby-ster-vertoont-mega-uitbarsting", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2019, 2, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2019-02-01 00:00:00", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Baby-ster vertoont mega-uitbarsting"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hoe-gaswolken-sterren-veranderen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met behulp van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili zijn astronomen meer te weten gekomen over de wijze waarop reusachtige gaswolken uiteenvallen in dichte kernen, die vervolgens als de kraamkamers van sterren fungeren. Daarbij is vastgesteld dat de oorzaak van het fragmentatieproces tamelijk voor de hand ligt: het is het resultaat van druk en zwaartekracht. Ingewikkeldere aspecten zoals magnetische velden en turbulentie lijken een ondergeschikte rol te spelen.
Sterren ontstaan wanneer een grote wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Zodra de samentrekkende materie in een deel van de wolk heet en dicht genoeg wordt om kernfusiereacties in gang te zetten, wordt een ster geboren.
Voor ‘zware’ sterren – dat wil zeggen: sterren met meer dan acht keer zoveel massa als onze zon – is dat echter maar een deel van het verhaal. De grootste sterren worden niet als eenlingen geboren. Ze ontstaan uit uit enorme wolken van moleculair gas, die in talrijke fragmenten uiteenvallen. Uit veel van die fragmenten ontstaat dan een enkelvoudige ster of dubbelster.
Astronomen vragen zich allang af of dit fragmentatieproces andere fysische mechanismen vereist dan de samentrekking die tot de vorming van lichtere sterren leidt. Zo was onduidelijk of er in die massarijke wolken turbulenties zouden optreden die het samentrekkingsproces zouden versnellen of magnetische velden die het proces juist zouden vertragen.
Om dat te kunnen vaststellen zijn opnamen van een stervormingsgebied nodig die detailrijk genoeg zijn om het fragmentatieproces goed te kunnen bekijken. Een schoolvoorbeeld van zo’n gebied is G351.77-0.54 in het sterrenbeeld Schorpioen. Uit eerdere waarnemingen was al gebleken dat deze gaswolk bezig is om uiteen te vallen, maar die waren niet detailrijk genoeg om de afzonderlijke protostellaire kernen te kunnen zien. De nieuwe ALMA-waarnemingen hebben daar verandering in gebracht. ALMA bestaat uit 66 radiotelescopen die tezamen tien keer zo scherpe beelden kunnen maken dan hun voorgangers.
Op de beelden die met deze ‘array’ zijn gemaakt zijn subkernen te zien met afmetingen van minder dan 50 astronomische eenheden (dus minder dan 50 keer de gemiddelde afstand tussen aarde en zon). In combinatie met eerdere waarnemingen van de grotere structuren in de gaswolk wijst dat erop dat het fragmentatieproces tot op de kleinste schalen wordt geregeerd door de algemene gaswet die al op de middelbare school wordt onderwezen.
Toch hebben de ALMA-waarnemingen een verrassing opgeleverd. Een ster-in-wording is doorgaans omgeven door een accretieschijf – de schijf waarin het uit de omgeving toestromende gas zich ophoopt vooraleer op de ster zelf te belanden. Onder invloed van magnetische velden wordt een deel van dit gas in de beide richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen.
Bij de nieuwe waarnemingen zijn deze straalstromen of ‘jets’ inderdaad opgespoord, maar de accretieschijven zelf bleven onvindbaar. Dat betekent dat ze waarschijnlijk nog kleiner zijn dan tot nu toe werd aangenomen, maar alleen nóg nauwkeurigere waarnemingen kunnen daar uitsluitsel over geven. (EE)
Met behulp van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili zijn astronomen meer te weten gekomen over de wijze waarop reusachtige gaswolken uiteenvallen in dichte kernen, die vervolgens als de kraamkamers van sterren fungeren. Daarbij is vastgesteld dat de oorzaak van het fragmentatieproces tamelijk voor de hand ligt: het is het resultaat van druk en zwaartekracht. Ingewikkeldere aspecten zoals magnetische velden en turbulentie lijken een ondergeschikte rol te spelen.
Sterren ontstaan wanneer een grote wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Zodra de samentrekkende materie in een deel van de wolk heet en dicht genoeg wordt om kernfusiereacties in gang te zetten, wordt een ster geboren.
Voor ‘zware’ sterren – dat wil zeggen: sterren met meer dan acht keer zoveel massa als onze zon – is dat echter maar een deel van het verhaal. De grootste sterren worden niet als eenlingen geboren. Ze ontstaan uit uit enorme wolken van moleculair gas, die in talrijke fragmenten uiteenvallen. Uit veel van die fragmenten ontstaat dan een enkelvoudige ster of dubbelster.
Astronomen vragen zich allang af of dit fragmentatieproces andere fysische mechanismen vereist dan de samentrekking die tot de vorming van lichtere sterren leidt. Zo was onduidelijk of er in die massarijke wolken turbulenties zouden optreden die het samentrekkingsproces zouden versnellen of magnetische velden die het proces juist zouden vertragen.
Om dat te kunnen vaststellen zijn opnamen van een stervormingsgebied nodig die detailrijk genoeg zijn om het fragmentatieproces goed te kunnen bekijken. Een schoolvoorbeeld van zo’n gebied is G351.77-0.54 in het sterrenbeeld Schorpioen. Uit eerdere waarnemingen was al gebleken dat deze gaswolk bezig is om uiteen te vallen, maar die waren niet detailrijk genoeg om de afzonderlijke protostellaire kernen te kunnen zien. De nieuwe ALMA-waarnemingen hebben daar verandering in gebracht. ALMA bestaat uit 66 radiotelescopen die tezamen tien keer zo scherpe beelden kunnen maken dan hun voorgangers.
Op de beelden die met deze ‘array’ zijn gemaakt zijn subkernen te zien met afmetingen van minder dan 50 astronomische eenheden (dus minder dan 50 keer de gemiddelde afstand tussen aarde en zon). In combinatie met eerdere waarnemingen van de grotere structuren in de gaswolk wijst dat erop dat het fragmentatieproces tot op de kleinste schalen wordt geregeerd door de algemene gaswet die al op de middelbare school wordt onderwezen.
Toch hebben de ALMA-waarnemingen een verrassing opgeleverd. Een ster-in-wording is doorgaans omgeven door een accretieschijf – de schijf waarin het uit de omgeving toestromende gas zich ophoopt vooraleer op de ster zelf te belanden. Onder invloed van magnetische velden wordt een deel van dit gas in de beide richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen.
Bij de nieuwe waarnemingen zijn deze straalstromen of ‘jets’ inderdaad opgespoord, maar de accretieschijven zelf bleven onvindbaar. Dat betekent dat ze waarschijnlijk nog kleiner zijn dan tot nu toe werd aangenomen, maar alleen nóg nauwkeurigere waarnemingen kunnen daar uitsluitsel over geven. (EE)
Het licht dat vrijkomt uit de omgeving van de eerste superzware zwarte gaten in het heelal is zo intens dat het waarneembaar is tot op de allergrootste afstanden. Toch weten we nog steeds niet precies hoe deze kolossen zijn gevormd. Een nieuw internationaal onderzoek biedt mogelijk uitkomst. Met behulp van computersimulaties hebben astronomen ontdekt dat wanneer de ‘groei’ van een jong sterrenstelsel extreem snel verloopt, er enorm zware sterren worden gevormd die na een kort bestaan ‘instorten’ tot zwarte gaten (Nature, 24 januari).
Een en ander speelt zich af in de prille begintijd van het heelal, toen grote hoeveelheden donkere materie zogeheten halo’s hadden gevormd. Deze donkere halo’s trokken gas – normale materie dus – uit hun omgeving aan. Zo ontstonden de eerste sterrenstelsels.
Uit de computersimulaties blijkt dat het toestromende gas lang niet altijd tot de vorming van grote aantallen ‘normale’ sterren leidde. In veel gevallen ontstonden sterren van ruwweg 10.000 zonsmassa's die niet veel later in zwarte gaten veranderden. En dat gebeurde – anders dan tot nu toe werd aangenomen – niet alleen in gebieden die blootstonden aan de intense ultraviolette straling van naburige sterrenstelsels, die het stervormingsproces hindert.
Nadere inspectie liet zien dat de halo’s waarin zich deze zwarte gaten vormden een snelle groei hadden doorgemaakt. Die snelle toestroom van gas lijkt de cruciale factor te zijn voor de productie van zeer zware zwarte gaten. Ook de uv-straling uit de omgeving speelt een rol, maar die is – in deze computersimulaties althans – van ondergeschikte betekenis.
Volgens de onderzoekers voltrok dit scenario zich vaak genoeg om de waargenomen aantallen superzware zwarte gaten in zowel het huidige als het vroege heelal te kunnen verklaren. De computersimulaties wijzen er verder op dat er in de begintijd van het heelal veel meer zware zwarte gaten zijn gevormd dan tot nu toe werd aangenomen. (EE)
Het licht dat vrijkomt uit de omgeving van de eerste superzware zwarte gaten in het heelal is zo intens dat het waarneembaar is tot op de allergrootste afstanden. Toch weten we nog steeds niet precies hoe deze kolossen zijn gevormd. Een nieuw internationaal onderzoek biedt mogelijk uitkomst. Met behulp van computersimulaties hebben astronomen ontdekt dat wanneer de ‘groei’ van een jong sterrenstelsel extreem snel verloopt, er enorm zware sterren worden gevormd die na een kort bestaan ‘instorten’ tot zwarte gaten (Nature, 24 januari).
Een en ander speelt zich af in de prille begintijd van het heelal, toen grote hoeveelheden donkere materie zogeheten halo’s hadden gevormd. Deze donkere halo’s trokken gas – normale materie dus – uit hun omgeving aan. Zo ontstonden de eerste sterrenstelsels.
Uit de computersimulaties blijkt dat het toestromende gas lang niet altijd tot de vorming van grote aantallen ‘normale’ sterren leidde. In veel gevallen ontstonden sterren van ruwweg 10.000 zonsmassa's die niet veel later in zwarte gaten veranderden. En dat gebeurde – anders dan tot nu toe werd aangenomen – niet alleen in gebieden die blootstonden aan de intense ultraviolette straling van naburige sterrenstelsels, die het stervormingsproces hindert.
Nadere inspectie liet zien dat de halo’s waarin zich deze zwarte gaten vormden een snelle groei hadden doorgemaakt. Die snelle toestroom van gas lijkt de cruciale factor te zijn voor de productie van zeer zware zwarte gaten. Ook de uv-straling uit de omgeving speelt een rol, maar die is – in deze computersimulaties althans – van ondergeschikte betekenis.
Volgens de onderzoekers voltrok dit scenario zich vaak genoeg om de waargenomen aantallen superzware zwarte gaten in zowel het huidige als het vroege heelal te kunnen verklaren. De computersimulaties wijzen er verder op dat er in de begintijd van het heelal veel meer zware zwarte gaten zijn gevormd dan tot nu toe werd aangenomen. (EE)
Astronomen van de Universiteit Leiden hebben in SOFIA-data ontdekt dat de sterrenwind van een pasgeboren ster in de Orionnevel verhindert dat er in de directe omgeving meer sterren worden gevormd. Dat maakte coauteur Xander Tielens bekend tijdens een persconferentie op de 233ste bijeenkomst van de American Astronomical Society (AAS) in Seattle, VS. Het onderzoeksresultaat verschijnt op 7 januari in Nature.
\r\nHet resultaat is verrassend omdat wetenschappers dachten dat andere processen zoals exploderende sterren (supernova’s) grotendeels voor het reguleren van stervorming verantwoordelijk zijn. Maar de SOFIA-waarnemingen suggereren dat de babysterren sterrenwinden genereren die het basismateriaal voor de productie van sterren wegblazen.
\r\nSOFIA is NASA’s stratosferisch observatorium voor infraroodsterrenkunde, dat zijn waarnemingen doet vanuit een aangepaste Boeing 747SP jetliner. De Orionnevel is een kraamkliniek van sterren, die vaak is waargenomen en gefotografeerd. Het is de sterrenfabriek die het dichtst bij de aarde staat. Sluiers van gas en stof maken de Orionnevel prachtig om te zien, maar zorgen er ook voor dat het geboorteproces van de sterren goeddeels aan het oog blijft onttrokken. Telescopen zoals SOFIA kunnen het infrarode licht waarnemen dat wel door de stofwolken heen komt, en dus stervormingsprocessen zien die in optisch licht verborgen blijven.
\r\nIn het hart van de Orionnevel ligt een klein groepje jonge, zware en heldere sterren. Het GREAT-instrument op SOFIA ontdekte dat de sterke sterrenwind van de helderste van deze babysterren, Theta1 Orionis C (θ1 Ori C), een grote schil van materiaal heeft weggeveegd uit de wolk waarin deze ster is geboren, zoals een sneeuwschuiver een straat schoonveegt door de sneeuw naar de kant van de weg te schuiven.
\r\n“De wind is verantwoordelijk voor het blazen van zo’n grote bel rond de centrale sterren,” legt eerste auteur en promovenda aan de Leidse Sterrewacht Cornelia Pabst uit. “Hij rukt de stervormingswolk uit elkaar en voorkomt daarmee de geboorte van nieuwe sterren”
\r\nDe onderzoekers maten met het GREAT-instrument op SOFIA de chemische vingerafdruk van geïoniseerde koolstof. De aardse dampkring houdt infrarood licht tegen, maar doordat SOFIA hoog vliegt (waardoor het geen last heeft van 99 procent van de waterdamp in de atmosfeer) konden de fysische eigenschappen van de sterrenwind worden bestudeerd. Astronomen gebruiken de spectraallijn van geïoniseerde koolstof om de snelheid van het gas door de nevel heen vast te stellen, en de interacties tussen de zware sterren en de wolken waarin ze zijn geboren te bestuderen.
\r\nIn het hart van de Orionnevel vormt de sterrenwind van θ1 Ori C een bel die de stergeboorte in de buurt ontregelt. Tegelijkertijd duwt de wind moleculair gas naar de randen van de bel, en vormt op die manier nieuwe regio’s van dicht opeengepakt materiaal waaruit in de toekomst nieuwe sterren kunnen worden gevormd.
Astronomen van de Universiteit Leiden hebben in SOFIA-data ontdekt dat de sterrenwind van een pasgeboren ster in de Orionnevel verhindert dat er in de directe omgeving meer sterren worden gevormd. Dat maakte coauteur Xander Tielens bekend tijdens een persconferentie op de 233ste bijeenkomst van de American Astronomical Society (AAS) in Seattle, VS. Het onderzoeksresultaat verschijnt op 7 januari in Nature.
\r\nHet resultaat is verrassend omdat wetenschappers dachten dat andere processen zoals exploderende sterren (supernova’s) grotendeels voor het reguleren van stervorming verantwoordelijk zijn. Maar de SOFIA-waarnemingen suggereren dat de babysterren sterrenwinden genereren die het basismateriaal voor de productie van sterren wegblazen.
\r\nSOFIA is NASA’s stratosferisch observatorium voor infraroodsterrenkunde, dat zijn waarnemingen doet vanuit een aangepaste Boeing 747SP jetliner. De Orionnevel is een kraamkliniek van sterren, die vaak is waargenomen en gefotografeerd. Het is de sterrenfabriek die het dichtst bij de aarde staat. Sluiers van gas en stof maken de Orionnevel prachtig om te zien, maar zorgen er ook voor dat het geboorteproces van de sterren goeddeels aan het oog blijft onttrokken. Telescopen zoals SOFIA kunnen het infrarode licht waarnemen dat wel door de stofwolken heen komt, en dus stervormingsprocessen zien die in optisch licht verborgen blijven.
\r\nIn het hart van de Orionnevel ligt een klein groepje jonge, zware en heldere sterren. Het GREAT-instrument op SOFIA ontdekte dat de sterke sterrenwind van de helderste van deze babysterren, Theta1 Orionis C (θ1 Ori C), een grote schil van materiaal heeft weggeveegd uit de wolk waarin deze ster is geboren, zoals een sneeuwschuiver een straat schoonveegt door de sneeuw naar de kant van de weg te schuiven.
\r\n“De wind is verantwoordelijk voor het blazen van zo’n grote bel rond de centrale sterren,” legt eerste auteur en promovenda aan de Leidse Sterrewacht Cornelia Pabst uit. “Hij rukt de stervormingswolk uit elkaar en voorkomt daarmee de geboorte van nieuwe sterren”
\r\nDe onderzoekers maten met het GREAT-instrument op SOFIA de chemische vingerafdruk van geïoniseerde koolstof. De aardse dampkring houdt infrarood licht tegen, maar doordat SOFIA hoog vliegt (waardoor het geen last heeft van 99 procent van de waterdamp in de atmosfeer) konden de fysische eigenschappen van de sterrenwind worden bestudeerd. Astronomen gebruiken de spectraallijn van geïoniseerde koolstof om de snelheid van het gas door de nevel heen vast te stellen, en de interacties tussen de zware sterren en de wolken waarin ze zijn geboren te bestuderen.
\r\nIn het hart van de Orionnevel vormt de sterrenwind van θ1 Ori C een bel die de stergeboorte in de buurt ontregelt. Tegelijkertijd duwt de wind moleculair gas naar de randen van de bel, en vormt op die manier nieuwe regio’s van dicht opeengepakt materiaal waaruit in de toekomst nieuwe sterren kunnen worden gevormd.
Nieuw onderzoek laat zien dat de verdeling van de donkere materie in sterrenstelsels wordt beïnvloed door de vorming van nieuwe sterren – een verschijnsel dat ‘dark matter heating’ wordt genoemd (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 3 januari).
Bij het nieuwe onderzoek hebben astronomen uit Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de VS de verdeling in kaart gebracht van de donkere materie in zestien nabije dwergstelsels. Dat zijn kleine stelsels die doorgaans om grotere sterrenstelsels zoals onze Melkweg zwermen.
Donkere materie lijkt het overgrote deel van de massa in het heelal voor haar rekening te nemen. Maar omdat zij geen waarneembare straling uitzendt, verraadt zij haar bestaan alleen via de zwaartekrachtsinvloed die zij op haar omgeving uitoefent. Omgekeerd is donkere materie ook gevoelig voor de zwaartekrachtsinvloed van normale materie.
Bij de vorming van nieuwe sterren in het hart van een sterrenstelsel kunnen hevige ‘winden’ optreden die gas en stof naar buiten blazen. Hierdoor blijft er minder materie achter in het centrum van het stelsel, en dat heeft weer tot gevolg dat de donkere materie minder aantrekkingskracht ‘voelt’ en zich van het centrum verwijdert. Dit effect heet ‘dark matter heating’.
Het nieuwe onderzoek laat zien dat dwergstelsels waarin allang geen nieuwe sterren meer worden gevormd meer donkere materie in hun centrum hebben dan dwergstelsels die nog steeds nieuwe sterren produceren. Dat bewijst dat stervorming inderdaad van invloed is op de verdeling van de donkere materie. (EE)
Nieuw onderzoek laat zien dat de verdeling van de donkere materie in sterrenstelsels wordt beïnvloed door de vorming van nieuwe sterren – een verschijnsel dat ‘dark matter heating’ wordt genoemd (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 3 januari).
Bij het nieuwe onderzoek hebben astronomen uit Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de VS de verdeling in kaart gebracht van de donkere materie in zestien nabije dwergstelsels. Dat zijn kleine stelsels die doorgaans om grotere sterrenstelsels zoals onze Melkweg zwermen.
Donkere materie lijkt het overgrote deel van de massa in het heelal voor haar rekening te nemen. Maar omdat zij geen waarneembare straling uitzendt, verraadt zij haar bestaan alleen via de zwaartekrachtsinvloed die zij op haar omgeving uitoefent. Omgekeerd is donkere materie ook gevoelig voor de zwaartekrachtsinvloed van normale materie.
Bij de vorming van nieuwe sterren in het hart van een sterrenstelsel kunnen hevige ‘winden’ optreden die gas en stof naar buiten blazen. Hierdoor blijft er minder materie achter in het centrum van het stelsel, en dat heeft weer tot gevolg dat de donkere materie minder aantrekkingskracht ‘voelt’ en zich van het centrum verwijdert. Dit effect heet ‘dark matter heating’.
Het nieuwe onderzoek laat zien dat dwergstelsels waarin allang geen nieuwe sterren meer worden gevormd meer donkere materie in hun centrum hebben dan dwergstelsels die nog steeds nieuwe sterren produceren. Dat bewijst dat stervorming inderdaad van invloed is op de verdeling van de donkere materie. (EE)
Japanse astronomen hebben met het ALMA-observatorium in Noord-Chili een jonge protoster ontdekt die omringd wordt door een 'gewelfde' protoplanetaire schijf. Het gaat om de ster L1527, op ca. 450 lichtjaar afstand van de aarde, in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier. De gas- en stofschijf rond deze protoster, waaruit in een later stadium planeten kunnen samenklonteren, is vermoedelijk nog geen honderdduizend jaar oud, maar vertoont toch al een opmerkelijke structuur. Het materiaal in de schijf draait niet in één plat vlak rond de ster; in plaats daarvan bestaat de schijf uit twee delen, waarbij het buitenste deel een helling vertoont ten opzichte van het binnenste deel. Het is voor het eerst dat zo'n 'gewelfde' structuur gevonden is in een jonge protoplanetaire schijf.
\r\nDe ontdekking biedt mogelijk een verklaring voor het feit dat de planeten in een planetenstelsel niet altijd netjes in hetzelfde platte vlak rond hun moederster bewegen (in ons eigen zonnestelsel vertonen de planeetbanen bijvoorbeeld een helling van enkele graden ten opzichte van elkaar). Vaak wordt aangenomen dat die licht gehelde banen het gevolg zijn van onderlinge botsingen tussen de reeds samengeklonterde brokstukken waaruit de planeten ontstaan. De schijf rond L1527 is echter zo jong dat dat samenklonteringsproces nog niet goed op gang gekomen kan zijn. Dat de schijf toch niet netjes in één plat vlak ligt, kan betekenen dat de lichte helling van de planeetbanen in andere stelsels (waaronder ons eigen zonnestelsel) gewoon een 'erfenis' is van de oorspronkelijke structuur van de protoplanetaire schijf.
\r\nHoe de planeetvormende schijf rond L1527 aan zijn opmerkelijke structuur komt, is nog niet bekend. Mogelijk is die het gevolg van een onregelmatige toevoer van materiaal uit de gas- en stofwolk waaruit de protoster is ontstaan; mogelijk speelt het magnetisch veld van de jonge ster een rol. De nieuwe ontdekking is vandaag online gepubliceerd in Nature. (GS)
Japanse astronomen hebben met het ALMA-observatorium in Noord-Chili een jonge protoster ontdekt die omringd wordt door een 'gewelfde' protoplanetaire schijf. Het gaat om de ster L1527, op ca. 450 lichtjaar afstand van de aarde, in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier. De gas- en stofschijf rond deze protoster, waaruit in een later stadium planeten kunnen samenklonteren, is vermoedelijk nog geen honderdduizend jaar oud, maar vertoont toch al een opmerkelijke structuur. Het materiaal in de schijf draait niet in één plat vlak rond de ster; in plaats daarvan bestaat de schijf uit twee delen, waarbij het buitenste deel een helling vertoont ten opzichte van het binnenste deel. Het is voor het eerst dat zo'n 'gewelfde' structuur gevonden is in een jonge protoplanetaire schijf.
\r\nDe ontdekking biedt mogelijk een verklaring voor het feit dat de planeten in een planetenstelsel niet altijd netjes in hetzelfde platte vlak rond hun moederster bewegen (in ons eigen zonnestelsel vertonen de planeetbanen bijvoorbeeld een helling van enkele graden ten opzichte van elkaar). Vaak wordt aangenomen dat die licht gehelde banen het gevolg zijn van onderlinge botsingen tussen de reeds samengeklonterde brokstukken waaruit de planeten ontstaan. De schijf rond L1527 is echter zo jong dat dat samenklonteringsproces nog niet goed op gang gekomen kan zijn. Dat de schijf toch niet netjes in één plat vlak ligt, kan betekenen dat de lichte helling van de planeetbanen in andere stelsels (waaronder ons eigen zonnestelsel) gewoon een 'erfenis' is van de oorspronkelijke structuur van de protoplanetaire schijf.
\r\nHoe de planeetvormende schijf rond L1527 aan zijn opmerkelijke structuur komt, is nog niet bekend. Mogelijk is die het gevolg van een onregelmatige toevoer van materiaal uit de gas- en stofwolk waaruit de protoster is ontstaan; mogelijk speelt het magnetisch veld van de jonge ster een rol. De nieuwe ontdekking is vandaag online gepubliceerd in Nature. (GS)
Sterrenkundigen zijn getuige geweest van een krachtige groeispurt van een pasgeboren ster. Het gaat om de ster Gaia 17bpi. De Europese ruimtetelescoop Gaia registreerde als eerste dat de helderheid van deze ster veranderde. Nader onderzoek wees uit dat twee Amerikaanse infraroodsatellieten (NEOWISE en Spitzer) ook op infrarode golflengten al een helderheidstoename hadden geregisteerd. De ster is vervolgens gedetailleerd bestudeerd met grote telescopen op aarde.
\r\nHet blijkt om een zogeheten FU Orionis-ster te gaan, genoemd naar het prototype. Tot nu toe zijn pas ca. 25 van dit soort veranderlijke protosterren bekend. Ze zijn hooguit een paar miljoen jaar oud, en zijn nog aan het ontstaan uit een samentrekkende en afplattende gaswolk. Af en toe ontstaat er in die wolk een instabiliteit, en wordt er in relatief korte tijd een grote hoeveelheid materiaal op de nieuwe ster 'gedumpt'.
\r\nZo'n uitbarsting is nu dus zowel in zichtbaar licht als op infrarode golflengten waargenomen. Sterrenkundigen krijgen daardoor een veel beter beeld van het proces, omdat infrarode straling niet geabsorbeerd wordt door omringende stofwolken. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Sterrenkundigen zijn getuige geweest van een krachtige groeispurt van een pasgeboren ster. Het gaat om de ster Gaia 17bpi. De Europese ruimtetelescoop Gaia registreerde als eerste dat de helderheid van deze ster veranderde. Nader onderzoek wees uit dat twee Amerikaanse infraroodsatellieten (NEOWISE en Spitzer) ook op infrarode golflengten al een helderheidstoename hadden geregisteerd. De ster is vervolgens gedetailleerd bestudeerd met grote telescopen op aarde.
\r\nHet blijkt om een zogeheten FU Orionis-ster te gaan, genoemd naar het prototype. Tot nu toe zijn pas ca. 25 van dit soort veranderlijke protosterren bekend. Ze zijn hooguit een paar miljoen jaar oud, en zijn nog aan het ontstaan uit een samentrekkende en afplattende gaswolk. Af en toe ontstaat er in die wolk een instabiliteit, en wordt er in relatief korte tijd een grote hoeveelheid materiaal op de nieuwe ster 'gedumpt'.
\r\nZo'n uitbarsting is nu dus zowel in zichtbaar licht als op infrarode golflengten waargenomen. Sterrenkundigen krijgen daardoor een veel beter beeld van het proces, omdat infrarode straling niet geabsorbeerd wordt door omringende stofwolken. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Nieuw onderzoek laat zien dat zich even voorbij de rand van de ‘protoplanetaire’ schijf rond de jonge zware ster MM 1a een tweede ster bevindt. Het lijkt erop dat deze ster, die de aanduiding MM 1b heeft gekregen, op planeet-achtige wijze is ontstaan (Astrophysical Journal Letters, 14 december).
Volgens het team van Britse astronomen dat de ontdekking heeft gedaan, is hier sprake van een geval van ‘schijffragmentatie’. Sterren ontstaan uit grote wolken van gas en stof die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Bij dat proces gaat de wolk steeds sneller draaien, waardoor zich uiteindelijk een schijf van materie rond de ster-in-wording vormt.
Bij sterren die niet veel zwaarder zijn dan onze zon, kunnen in die schijf planeten ontstaan. Maar in het geval van MM 1a bevatte de omringende schijf blijkbaar voldoende materie om een tweede ster te vormen.
Door met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) de hoeveelheid straling te meten die door het stof wordt uitgezonden, evenals kleine variaties in de golflengte van het licht dat het gas uitzendt (dopplereffect), hebben de astronomen de massa’s van de beide sterren kunnen meten. MM 1a blijkt (inclusief schijf) ongeveer 40 keer zoveel massa te hebben als onze zon; MM 1b blijft steken bij maximaal 0,6 zonsmassa.
Hiermee is de massaverhouding tussen beide sterren ruwweg gelijk aan 80:1. Dat is opmerkelijk, omdat oudere sterren die deel uitmaken van een dubbelstersysteem doorgaans niet extreem veel in massa verschillen. Het lijkt er dus op dat schijffragmentatie een proces is dat niet erg vaak voorkomt. (EE)
Nieuw onderzoek laat zien dat zich even voorbij de rand van de ‘protoplanetaire’ schijf rond de jonge zware ster MM 1a een tweede ster bevindt. Het lijkt erop dat deze ster, die de aanduiding MM 1b heeft gekregen, op planeet-achtige wijze is ontstaan (Astrophysical Journal Letters, 14 december).
Volgens het team van Britse astronomen dat de ontdekking heeft gedaan, is hier sprake van een geval van ‘schijffragmentatie’. Sterren ontstaan uit grote wolken van gas en stof die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Bij dat proces gaat de wolk steeds sneller draaien, waardoor zich uiteindelijk een schijf van materie rond de ster-in-wording vormt.
Bij sterren die niet veel zwaarder zijn dan onze zon, kunnen in die schijf planeten ontstaan. Maar in het geval van MM 1a bevatte de omringende schijf blijkbaar voldoende materie om een tweede ster te vormen.
Door met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) de hoeveelheid straling te meten die door het stof wordt uitgezonden, evenals kleine variaties in de golflengte van het licht dat het gas uitzendt (dopplereffect), hebben de astronomen de massa’s van de beide sterren kunnen meten. MM 1a blijkt (inclusief schijf) ongeveer 40 keer zoveel massa te hebben als onze zon; MM 1b blijft steken bij maximaal 0,6 zonsmassa.
Hiermee is de massaverhouding tussen beide sterren ruwweg gelijk aan 80:1. Dat is opmerkelijk, omdat oudere sterren die deel uitmaken van een dubbelstersysteem doorgaans niet extreem veel in massa verschillen. Het lijkt er dus op dat schijffragmentatie een proces is dat niet erg vaak voorkomt. (EE)
Zo moet ons eigen zonnestelsel er ruim vierenhalf miljard jaar geleden hebben uitgezien: een platte, ronddraaiende schijf van gas en stof, waarin planeten aan het samenklonteren zijn. De twintig planetenstelsels-in-wording in dit fotomozaïek zijn vastgelegd door het ALMA-observatorium in Chili. Sommige zijn nog maar één miljoen jaar oud – piepjong naar astronomische begrippen. In de toekomst zullen ook hier volwaardige planeten rondcirkelen. Wie weet ontstaat er ook leven.
\r\nDat ons eigen zonnestelsel ontstaan is uit een ronddraaiende schijf werd in de achttiende eeuw al geopperd door de filosoof Immanuel Kant. Zo verklaarde Kant dat alle planeten in dezelfde richting rond de zon bewegen, en ook nog eens allemaal in hetzelfde platte vlak. Maar het duurde tot de jaren negentig van de vorige eeuw voordat zulke ‘protoplanetaire schijven’ ook echt werden ontdekt bij andere babysterren, door de Hubble Space Telescope.
\r\nHet ALMA-observatorium in Chili – 66 grote radioschotels op 5000 meter hoogte – brengt die schijven ongekend scherp in beeld. Niet met een gewone camera, maar met instrumenten die microgolfstraling opvangen – precies de zwakke radiogolfjes die uitgezonden worden door kleine stofdeeltjes. De babysterren zélf produceren die straling vrijwel niet, en zijn daardoor niet zichtbaar op de foto’s.
\r\nSterrenkundigen konden de eerste resultaten bijna niet geloven. Niemand had verwacht dat er zó kort na de geboorte van een ster al zoveel structuur zichtbaar zou zijn in de protoplanetaire schijf. De heldere en donkere ringen laten zien dat het stof niet gelijkmatig verdeeld is. Dat komt mogelijk doordat er al grote, zware gasplaneten zoals Jupiter aan het samenklonteren zijn. Blijkbaar ontstaan die veel sneller dan tot nu toe voor mogelijk werd gehouden.
\r\nDe twintig babyfoto’s – en de bijbehorende analyses – zijn deze week gepubliceerd in The Astrophysical Journal. Nooit eerder hadden astronomen zo’n duidelijk beeld van het geboorteproces van planeten. De ontdekking dat stofdeeltjes hier en daar heel sterk geconcentreerd zijn, verklaart ook hoe kleine, rotsachtige planeten zoals de aarde kunnen zijn ontstaan.
\r\n“Over de vraag of de ringvormige structuren echt al door pasgeboren planeten zijn ontstaan, zijn de meningen nog wel enigszins verdeeld,” zegt Merel van ’t Hoff, die aan de Leidse Sterrewacht promotieonderzoek doet aan dit soort schijven. “Het is wel de meest aantrekkelijke verklaring, maar om het echt zeker te weten moet je ook het gas in zo’n schijf in detail bestuderen.” Ook dat kan met ALMA, maar het is niet eenvoudig: er is weliswaar veel meer van, maar koel gas produceert lang niet zo veel microgolfstraling als stof.
Zo moet ons eigen zonnestelsel er ruim vierenhalf miljard jaar geleden hebben uitgezien: een platte, ronddraaiende schijf van gas en stof, waarin planeten aan het samenklonteren zijn. De twintig planetenstelsels-in-wording in dit fotomozaïek zijn vastgelegd door het ALMA-observatorium in Chili. Sommige zijn nog maar één miljoen jaar oud – piepjong naar astronomische begrippen. In de toekomst zullen ook hier volwaardige planeten rondcirkelen. Wie weet ontstaat er ook leven.
\r\nDat ons eigen zonnestelsel ontstaan is uit een ronddraaiende schijf werd in de achttiende eeuw al geopperd door de filosoof Immanuel Kant. Zo verklaarde Kant dat alle planeten in dezelfde richting rond de zon bewegen, en ook nog eens allemaal in hetzelfde platte vlak. Maar het duurde tot de jaren negentig van de vorige eeuw voordat zulke ‘protoplanetaire schijven’ ook echt werden ontdekt bij andere babysterren, door de Hubble Space Telescope.
\r\nHet ALMA-observatorium in Chili – 66 grote radioschotels op 5000 meter hoogte – brengt die schijven ongekend scherp in beeld. Niet met een gewone camera, maar met instrumenten die microgolfstraling opvangen – precies de zwakke radiogolfjes die uitgezonden worden door kleine stofdeeltjes. De babysterren zélf produceren die straling vrijwel niet, en zijn daardoor niet zichtbaar op de foto’s.
\r\nSterrenkundigen konden de eerste resultaten bijna niet geloven. Niemand had verwacht dat er zó kort na de geboorte van een ster al zoveel structuur zichtbaar zou zijn in de protoplanetaire schijf. De heldere en donkere ringen laten zien dat het stof niet gelijkmatig verdeeld is. Dat komt mogelijk doordat er al grote, zware gasplaneten zoals Jupiter aan het samenklonteren zijn. Blijkbaar ontstaan die veel sneller dan tot nu toe voor mogelijk werd gehouden.
\r\nDe twintig babyfoto’s – en de bijbehorende analyses – zijn deze week gepubliceerd in The Astrophysical Journal. Nooit eerder hadden astronomen zo’n duidelijk beeld van het geboorteproces van planeten. De ontdekking dat stofdeeltjes hier en daar heel sterk geconcentreerd zijn, verklaart ook hoe kleine, rotsachtige planeten zoals de aarde kunnen zijn ontstaan.
\r\n“Over de vraag of de ringvormige structuren echt al door pasgeboren planeten zijn ontstaan, zijn de meningen nog wel enigszins verdeeld,” zegt Merel van ’t Hoff, die aan de Leidse Sterrewacht promotieonderzoek doet aan dit soort schijven. “Het is wel de meest aantrekkelijke verklaring, maar om het echt zeker te weten moet je ook het gas in zo’n schijf in detail bestuderen.” Ook dat kan met ALMA, maar het is niet eenvoudig: er is weliswaar veel meer van, maar koel gas produceert lang niet zo veel microgolfstraling als stof.
Onder leiding van astrofysicus Marco Ajello van Clemson University (VS) is een groot internationaal team van wetenschappers erin geslaagd om te meten hoeveel fotonen (‘lichtdeeltjes’) de sterren in ons heelal tot nu toe hebben uitgezonden. Het eindtotaal is een duizelingwekkend groot getal met 84 nullen (Science, 30 november).
Volgens de huidige inzichten zijn de eerste sterren ontstaan toen ons heelal nog maar een paar honderd miljoen jaar bestond – ruim 13 miljard jaar geleden dus. Met behulp van gegevens van de Amerikaanse ruimtetelescoop Fermi, die gammastraling detecteert, hebben de wetenschappers gemeten hoeveel licht deze sterren in de loop van de tijd hebben uitgezonden. Ook hebben ze een reconstructie gemaakt van de stervormingsgeschiedenis van het heelal.
Bij het onderzoek is gekeken naar de gammastraling van zogeheten blazars – sterrenstelsels met een actief zwart gat in hun centrum. Deze stelsels produceren twee bundels van energierijke deeltjes en straling die bijna letterlijk de ruimte in worden geschoten. Wanneer een van deze ‘jets’ toevallig recht op de aarde is gericht, is hij detecteerbaar, zelfs wanneer de blazar miljarden lichtjaren van ons verwijderd is.
De uitgezonden gammafotonen komen tijdens hun lange reis door de ruimte ontelbare minder energierijke soortgenoten tegen. Dat zijn voornamelijk fotonen die door de ontelbare sterren in het heelal zijn uitgezonden. Bij een ‘botsing’ tussen een gammafoton en een minder energierijk foton ontstaat een tweetal geladen deeltjes en ‘verdwijnen’ de fotonen.
Door naar het spectrum van een blazar te kijken, kunnen astronomen zien hoeveel fotonen zijn geabsorbeerd en hoe dicht de ‘mist’ van fotonen was waar de gammastraling doorheen is gegaan. Door dit voor blazars op verschillende afstanden te doen, kan zo de fotonendichtheid voor verschillende momenten in de kosmische geschiedenis worden bepaald.
Deze metingen laten zien dat de productie van nieuwe sterren ongeveer 11 miljard jaar geleden haar hoogtepunt heeft bereikt en sindsdien is afgenomen. Dat resultaat stemt goed overeen met eerdere bepalingen van het piekmoment in de stellaire geschiedenis van ons heelal.
Gezamenlijk hebben al deze sterren ruwweg 4.000.000.000.000.000.000.000.000... (nou ja, een 4 met 84 nullen erachter) fotonen uitgezonden. Dat lijkt kolossaal veel, maar in totaal is het maar een zwakke gloed die verbleekt bij het licht dat we van de zon en de overige sterren van de Melkweg ontvangen. Dat komt doordat het heelal zo onvoorstelbaar groot is: het licht van bijna alle sterren moet dus van heel ver komen en is bij aankomst op aarde uiterst zwak geworden. Vandaar dat de nachthemel zo donker is – afgezien van de lichtvervuiling dan. (EE)
Onder leiding van astrofysicus Marco Ajello van Clemson University (VS) is een groot internationaal team van wetenschappers erin geslaagd om te meten hoeveel fotonen (‘lichtdeeltjes’) de sterren in ons heelal tot nu toe hebben uitgezonden. Het eindtotaal is een duizelingwekkend groot getal met 84 nullen (Science, 30 november).
Volgens de huidige inzichten zijn de eerste sterren ontstaan toen ons heelal nog maar een paar honderd miljoen jaar bestond – ruim 13 miljard jaar geleden dus. Met behulp van gegevens van de Amerikaanse ruimtetelescoop Fermi, die gammastraling detecteert, hebben de wetenschappers gemeten hoeveel licht deze sterren in de loop van de tijd hebben uitgezonden. Ook hebben ze een reconstructie gemaakt van de stervormingsgeschiedenis van het heelal.
Bij het onderzoek is gekeken naar de gammastraling van zogeheten blazars – sterrenstelsels met een actief zwart gat in hun centrum. Deze stelsels produceren twee bundels van energierijke deeltjes en straling die bijna letterlijk de ruimte in worden geschoten. Wanneer een van deze ‘jets’ toevallig recht op de aarde is gericht, is hij detecteerbaar, zelfs wanneer de blazar miljarden lichtjaren van ons verwijderd is.
De uitgezonden gammafotonen komen tijdens hun lange reis door de ruimte ontelbare minder energierijke soortgenoten tegen. Dat zijn voornamelijk fotonen die door de ontelbare sterren in het heelal zijn uitgezonden. Bij een ‘botsing’ tussen een gammafoton en een minder energierijk foton ontstaat een tweetal geladen deeltjes en ‘verdwijnen’ de fotonen.
Door naar het spectrum van een blazar te kijken, kunnen astronomen zien hoeveel fotonen zijn geabsorbeerd en hoe dicht de ‘mist’ van fotonen was waar de gammastraling doorheen is gegaan. Door dit voor blazars op verschillende afstanden te doen, kan zo de fotonendichtheid voor verschillende momenten in de kosmische geschiedenis worden bepaald.
Deze metingen laten zien dat de productie van nieuwe sterren ongeveer 11 miljard jaar geleden haar hoogtepunt heeft bereikt en sindsdien is afgenomen. Dat resultaat stemt goed overeen met eerdere bepalingen van het piekmoment in de stellaire geschiedenis van ons heelal.
Gezamenlijk hebben al deze sterren ruwweg 4.000.000.000.000.000.000.000.000... (nou ja, een 4 met 84 nullen erachter) fotonen uitgezonden. Dat lijkt kolossaal veel, maar in totaal is het maar een zwakke gloed die verbleekt bij het licht dat we van de zon en de overige sterren van de Melkweg ontvangen. Dat komt doordat het heelal zo onvoorstelbaar groot is: het licht van bijna alle sterren moet dus van heel ver komen en is bij aankomst op aarde uiterst zwak geworden. Vandaar dat de nachthemel zo donker is – afgezien van de lichtvervuiling dan. (EE)
Australisch/Amerikaans onderzoek wijst erop dat het feit dat er planeten en leven zijn in het heelal voor een belangrijk deel te danken is aan het energieke gedrag van jonge sterren. Dat heeft voorkomen dat alle sterren deel uitmaken van kolossale sterrenhopen, waar intense straling en supernova-explosies aan de orde van de dag zijn.
Het onderzoek laat zien dat de straling van jonge, zware sterren wordt verstrooid aan het gas en stof in de interstellaire wolk waaruit zij zijn ontstaan. Dit resulteert in een tegendruk die een rem zet op de vorming van nieuwe sterren. Dit verschijnsel treedt met name op in sterrenstelsels en sterrenhopen die grote hoeveelheden gas en stof bevatten.
Volgens de onderzoekers zorgt het proces ervoor dat de vorming van nieuwe sterren in een sterrenstelsel of grote gaswolk niet uit de hand loopt. Als die rem op het stervormingsproces niet zou bestaan, zouden zich wellicht zelfs geen planeten kunnen vormen. (EE)
Australisch/Amerikaans onderzoek wijst erop dat het feit dat er planeten en leven zijn in het heelal voor een belangrijk deel te danken is aan het energieke gedrag van jonge sterren. Dat heeft voorkomen dat alle sterren deel uitmaken van kolossale sterrenhopen, waar intense straling en supernova-explosies aan de orde van de dag zijn.
Het onderzoek laat zien dat de straling van jonge, zware sterren wordt verstrooid aan het gas en stof in de interstellaire wolk waaruit zij zijn ontstaan. Dit resulteert in een tegendruk die een rem zet op de vorming van nieuwe sterren. Dit verschijnsel treedt met name op in sterrenstelsels en sterrenhopen die grote hoeveelheden gas en stof bevatten.
Volgens de onderzoekers zorgt het proces ervoor dat de vorming van nieuwe sterren in een sterrenstelsel of grote gaswolk niet uit de hand loopt. Als die rem op het stervormingsproces niet zou bestaan, zouden zich wellicht zelfs geen planeten kunnen vormen. (EE)
Nieuw onderzoek lijkt antwoord te geven op de vraag waarom de stervorming in clusters van sterrenstelsels al vroeg in de geschiedenis van het heelal stilviel.
Uit onderzoek van een selectie van verre clusters blijkt dat de stervorming in sterrenstelsels langer aanhoudt naarmate het heelal ouder wordt. Toen het heelal 4 miljard jaar oud was duurde de stervormingsfase amper een miljard jaar, twee miljard later was dat al opgelopen tot 1,3 miljard jaar en in het huidige heelal duurt deze fase 5 miljard jaar. Maar waarom is dit zo?
Een sterrenstelsel dat zich bij een cluster aansluit brengt koud gas mee waaruit zich nog geen sterren hebben gevormd. Het is denkbaar dat het stelsel dit gas kwijtraakt zodra het zich een weg moet banen door het dichte, hete gas dat zich al tussen de stelsels in de cluster bevindt.
Een andere mogelijkheid dat de stervorming in pas gearriveerde sterrenstelsels simpelweg stilvalt omdat de aanvoer van koud gas van buitenaf wordt afgesneden zodra ze de cluster betreden. Dit proces is naar verwachting wat trager.
Een derde mogelijkheid is dat het de energie van de stervorming zelf is die ervoor zorgt dat het aanvankelijk nog aanwezige koude gas uit het stelsel wordt verdreven. Dit proces zou zich juist wat sneller voltrekken dan het eerste scenario.
Volgens de astronomen die de verre clusters hebben onderzocht, past het eerste scenario nog het best bij de verschillende tijdschalen die ze in hun onderzoek zijn tegengekomen. De nieuwe resultaten zijn op 23 oktober gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Nieuw onderzoek lijkt antwoord te geven op de vraag waarom de stervorming in clusters van sterrenstelsels al vroeg in de geschiedenis van het heelal stilviel.
Uit onderzoek van een selectie van verre clusters blijkt dat de stervorming in sterrenstelsels langer aanhoudt naarmate het heelal ouder wordt. Toen het heelal 4 miljard jaar oud was duurde de stervormingsfase amper een miljard jaar, twee miljard later was dat al opgelopen tot 1,3 miljard jaar en in het huidige heelal duurt deze fase 5 miljard jaar. Maar waarom is dit zo?
Een sterrenstelsel dat zich bij een cluster aansluit brengt koud gas mee waaruit zich nog geen sterren hebben gevormd. Het is denkbaar dat het stelsel dit gas kwijtraakt zodra het zich een weg moet banen door het dichte, hete gas dat zich al tussen de stelsels in de cluster bevindt.
Een andere mogelijkheid dat de stervorming in pas gearriveerde sterrenstelsels simpelweg stilvalt omdat de aanvoer van koud gas van buitenaf wordt afgesneden zodra ze de cluster betreden. Dit proces is naar verwachting wat trager.
Een derde mogelijkheid is dat het de energie van de stervorming zelf is die ervoor zorgt dat het aanvankelijk nog aanwezige koude gas uit het stelsel wordt verdreven. Dit proces zou zich juist wat sneller voltrekken dan het eerste scenario.
Volgens de astronomen die de verre clusters hebben onderzocht, past het eerste scenario nog het best bij de verschillende tijdschalen die ze in hun onderzoek zijn tegengekomen. De nieuwe resultaten zijn op 23 oktober gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Een drietal onderzoekers van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) en de Universiteit van de Côte d'Azur heeft bewijs gevonden waaruit blijkt dat de gas- en stofschijven die rond jonge sterren worden gevormd, niet genoeg materiaal bevatten om de planeten te vormen die er doorgaans rond sterren worden waargenomen.
Het bewijs bestaat uit meetgegevens van de Atacama Large Millimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. Met deze array van (sub)millimetertelescopen is geïnventariseerd hoeveel materiaal zulke schijven rond sterren van 1 tot 3 miljoen bevatten – de periode vóórdat zich planeten hebben gevormd. Vervolgens maten de onderzoekers de massa’s van oudere stersystemen met volgroeide planeten. Door de twee uitkomsten met elkaar te vergelijken, ontdekten ze dat de materieschijven rond jonge sterren niet genoeg massa hadden om planetenstelsels te vormen zoals die bij oudere sterren zijn waargenomen.
Tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat stersystemen ontstaan door de samenklontering van interstellair stof. Als de vorming van een ster eenmaal op gang komt, zou zich vaak een protoplanetaire schijf rond de ster ontwikkelen. Het gas en stof in deze schijf zouden overblijfselen zijn van het materiaal dat betrokken was bij de vorming van de ster. Uiteindelijk zou deze restmaterie terechtkomen in de planeten die in de schijf ontstaan.
Het nieuwe onderzoek wijst er echter op dat er niet genoeg restmaterie in zo’n schijf zit om de gemiddelde massa aan planeten rond sterren te kunnen verklaren. Een simpele verklaring voor deze discrepantie hebben de onderzoekers niet. Het is denkbaar dat de planeetvorming vroeger begint dat gedacht of dat er grotere stofdeeltjes bij betrokken zijn dan ALMA kan detecteren. Ook bestaat de mogelijkheid dat er tijdens de vorming van planeten nog veel stof uit de omgeving wordt aangetrokken. (EE)
Een drietal onderzoekers van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) en de Universiteit van de Côte d'Azur heeft bewijs gevonden waaruit blijkt dat de gas- en stofschijven die rond jonge sterren worden gevormd, niet genoeg materiaal bevatten om de planeten te vormen die er doorgaans rond sterren worden waargenomen.
Het bewijs bestaat uit meetgegevens van de Atacama Large Millimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. Met deze array van (sub)millimetertelescopen is geïnventariseerd hoeveel materiaal zulke schijven rond sterren van 1 tot 3 miljoen bevatten – de periode vóórdat zich planeten hebben gevormd. Vervolgens maten de onderzoekers de massa’s van oudere stersystemen met volgroeide planeten. Door de twee uitkomsten met elkaar te vergelijken, ontdekten ze dat de materieschijven rond jonge sterren niet genoeg massa hadden om planetenstelsels te vormen zoals die bij oudere sterren zijn waargenomen.
Tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat stersystemen ontstaan door de samenklontering van interstellair stof. Als de vorming van een ster eenmaal op gang komt, zou zich vaak een protoplanetaire schijf rond de ster ontwikkelen. Het gas en stof in deze schijf zouden overblijfselen zijn van het materiaal dat betrokken was bij de vorming van de ster. Uiteindelijk zou deze restmaterie terechtkomen in de planeten die in de schijf ontstaan.
Het nieuwe onderzoek wijst er echter op dat er niet genoeg restmaterie in zo’n schijf zit om de gemiddelde massa aan planeten rond sterren te kunnen verklaren. Een simpele verklaring voor deze discrepantie hebben de onderzoekers niet. Het is denkbaar dat de planeetvorming vroeger begint dat gedacht of dat er grotere stofdeeltjes bij betrokken zijn dan ALMA kan detecteren. Ook bestaat de mogelijkheid dat er tijdens de vorming van planeten nog veel stof uit de omgeving wordt aangetrokken. (EE)
Nieuw onderzoek onder leiding van Stella Offner van de universiteit van Texas in Austin wijst erop dat magnetische golven een belangrijke rol spelen bij de vorming van nieuwe sterren. Haar berekeningen laten zien dat deze golven een veel groter bereik hebben dan tot nu toe werd aangenomen (Nature Astronomy, 11 september).
Offner heeft een supercomputer gebruikt om modellen te maken van de vele processen die zich afspelen in grote wolken van gas waarin zich sterren aan het vormen zijn. In deze wolken spelen zich allerlei verschillende fysische processen tegelijk af, zoals zwaartekracht, turbulentie, en straling en winden van reeds gevormde sterren.
De vraag die zij wilde beantwoorden is waarom de waargenomen bewegingen in zo’n gaswolk zo hevig zijn. Volgens sommige astronomen is dat vanwege de gravitationele collaps – het ‘in elkaar storten’ van de gaswolk onder zijn eigen zwaartekracht. Anderen zoeken de oorzaak bij turbulenties en sterrenwinden.
De computermodellen lieten iets onverwachts zien: de energie die vrijkomt bij de interacties tussen sterrenwinden en het magnetische veld van de gaswolk heeft een veel grotere uitwerking dan tot nu toe werd aangenomen. De magnetische velden fungeren als elastieken die zich over de hele wolk uitstrekken, en de sterrenwinden als vingers die de elastieken ‘bespelen’. Op deze manier ontstaan golven die zich sneller verplaatsen dan de sterrenwind en op grote afstanden bewegingen veroorzaken.
Op die manier oefenen pas gevormde sterren een sterkere invloed uit op hun omgeving dan gedacht. Als volgend stap wil Offner onderzoeken of dit proces zich beperkt tot gaswolken of dat het ook van invloed is op veel grotere structuren, zoals complete sterrenstelsels. (EE)
Nieuw onderzoek onder leiding van Stella Offner van de universiteit van Texas in Austin wijst erop dat magnetische golven een belangrijke rol spelen bij de vorming van nieuwe sterren. Haar berekeningen laten zien dat deze golven een veel groter bereik hebben dan tot nu toe werd aangenomen (Nature Astronomy, 11 september).
Offner heeft een supercomputer gebruikt om modellen te maken van de vele processen die zich afspelen in grote wolken van gas waarin zich sterren aan het vormen zijn. In deze wolken spelen zich allerlei verschillende fysische processen tegelijk af, zoals zwaartekracht, turbulentie, en straling en winden van reeds gevormde sterren.
De vraag die zij wilde beantwoorden is waarom de waargenomen bewegingen in zo’n gaswolk zo hevig zijn. Volgens sommige astronomen is dat vanwege de gravitationele collaps – het ‘in elkaar storten’ van de gaswolk onder zijn eigen zwaartekracht. Anderen zoeken de oorzaak bij turbulenties en sterrenwinden.
De computermodellen lieten iets onverwachts zien: de energie die vrijkomt bij de interacties tussen sterrenwinden en het magnetische veld van de gaswolk heeft een veel grotere uitwerking dan tot nu toe werd aangenomen. De magnetische velden fungeren als elastieken die zich over de hele wolk uitstrekken, en de sterrenwinden als vingers die de elastieken ‘bespelen’. Op deze manier ontstaan golven die zich sneller verplaatsen dan de sterrenwind en op grote afstanden bewegingen veroorzaken.
Op die manier oefenen pas gevormde sterren een sterkere invloed uit op hun omgeving dan gedacht. Als volgend stap wil Offner onderzoeken of dit proces zich beperkt tot gaswolken of dat het ook van invloed is op veel grotere structuren, zoals complete sterrenstelsels. (EE)
Met behulp van de ALMA-telescoop, en de natuurlijke lenswerking van een tussenliggend sterrenstelsel, hebben astronomen een sterrenstelsel op meer dan 12 miljard lichtjaar van de aarde kunnen onderzoeken. Daarbij is ontdekt dat het verre stelsel grote hoeveelheden moleculair gas wegblaast – een verschijnsel dat de vorming van nieuwe sterren tijdelijk afremt (Science, 7 september).
In gewone sterrenstelsels, zoals onze Melkweg, staat de vorming van nieuwe sterren op een laag pitje. De productie blijft steken bij ongeveer één ster per jaar. Zogeheten starburststelsel produceren honderden tot duizenden nieuwe sterren per jaar. Dat houden ze echter niet eeuwig vol.
Starburststelsels remmen hun eigen sterproductie af door grote hoeveelheden gas weg te blazen. Dat gas is niet verloren, maar verzamelt zich in de zogeheten halo van het stelsel, en valt later weer geleidelijk terug, zodat er ook dan weer nieuwe kunnen worden geproduceerd.
In nabije starburststelsels was dit verschijnsel al waargenomen, maar in verre stelsels – stelsels in de begintijd van het heelal dus – nog niet. Dankzij ALMA is daar nu verandering in gekomen. Met deze (sub)millimeter-radiotelescoop is vastgesteld dat het verre sterrenstelsel SPT 2319-55 omgeven is door moleculair gas. (‘SPT’ staat voor South Pole Telescope – het instrument waarmee het stelsel is ontdekt.)
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat het gas met snelheden van bijna 800 kilometer per seconde uit SPT 2319-55 wordt weggeblazen. Dat gebeurt niet gelijkmatig, maar met horten en stoten. Maar gemiddeld verliest het stelsel jaarlijks ongeveer net zoveel gas als dat het gas in nieuwe sterren omzet.
De ‘wind’ die van het stelsel uitgaat is waarschijnlijk het gevolg van de talrijke supernova-explosies die niet lang na de vorming van een nieuwe generatie van sterren optreden. Ook het superzware zwarte gat in het centrum van het stelsel kan daarbij een rol spelen. (EE)
Met behulp van de ALMA-telescoop, en de natuurlijke lenswerking van een tussenliggend sterrenstelsel, hebben astronomen een sterrenstelsel op meer dan 12 miljard lichtjaar van de aarde kunnen onderzoeken. Daarbij is ontdekt dat het verre stelsel grote hoeveelheden moleculair gas wegblaast – een verschijnsel dat de vorming van nieuwe sterren tijdelijk afremt (Science, 7 september).
In gewone sterrenstelsels, zoals onze Melkweg, staat de vorming van nieuwe sterren op een laag pitje. De productie blijft steken bij ongeveer één ster per jaar. Zogeheten starburststelsel produceren honderden tot duizenden nieuwe sterren per jaar. Dat houden ze echter niet eeuwig vol.
Starburststelsels remmen hun eigen sterproductie af door grote hoeveelheden gas weg te blazen. Dat gas is niet verloren, maar verzamelt zich in de zogeheten halo van het stelsel, en valt later weer geleidelijk terug, zodat er ook dan weer nieuwe kunnen worden geproduceerd.
In nabije starburststelsels was dit verschijnsel al waargenomen, maar in verre stelsels – stelsels in de begintijd van het heelal dus – nog niet. Dankzij ALMA is daar nu verandering in gekomen. Met deze (sub)millimeter-radiotelescoop is vastgesteld dat het verre sterrenstelsel SPT 2319-55 omgeven is door moleculair gas. (‘SPT’ staat voor South Pole Telescope – het instrument waarmee het stelsel is ontdekt.)
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat het gas met snelheden van bijna 800 kilometer per seconde uit SPT 2319-55 wordt weggeblazen. Dat gebeurt niet gelijkmatig, maar met horten en stoten. Maar gemiddeld verliest het stelsel jaarlijks ongeveer net zoveel gas als dat het gas in nieuwe sterren omzet.
De ‘wind’ die van het stelsel uitgaat is waarschijnlijk het gevolg van de talrijke supernova-explosies die niet lang na de vorming van een nieuwe generatie van sterren optreden. Ook het superzware zwarte gat in het centrum van het stelsel kan daarbij een rol spelen. (EE)
Met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili is een kleine protoplanetaire schijf waargenomen rond de pasgeboren protoster HH211, op 770 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De ster is pas 10.000 jaar oud; de schijf heeft een straal van niet meer dan 15 astronomische eenheden (1 AE is de afstand van de aarde tot de zon: 150 miljoen kilometer). Nooit eerder is zo'n kleine en zo'n jonge protoplanetaire schijf waargenomen.
\r\nUit de ALMA-metingen blijkt dat de schijf nog vrij dik is. Dat wijst erop dat de stofdeeltjes in de schijf nog bezig zijn om zich te concentreren in het centrale vlak. Wel is al duidelijk een bipolaire jet ('straalstroom') gezien, wat erop wijst dat de centrale ster in hoog tempo materie uit zijn omgeving aantrekt en op die manier aan het groeien is. De huidige massa van de protoster is ongeveer 5 procent van de massa van de zon.
\r\nDe ALMA-waarnemingen, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, suggereren dat protoplanetaire schijven al in een zeer vroeg stadium van de geboorte van een ster ontstaan en daarna geleidelijk aan groter worden. Een alternatief model, waarin de vorming van de schijf later plaatsvindt en de groei daarna sneller is, lijkt hiermee van de baan. (GS)
Met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili is een kleine protoplanetaire schijf waargenomen rond de pasgeboren protoster HH211, op 770 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De ster is pas 10.000 jaar oud; de schijf heeft een straal van niet meer dan 15 astronomische eenheden (1 AE is de afstand van de aarde tot de zon: 150 miljoen kilometer). Nooit eerder is zo'n kleine en zo'n jonge protoplanetaire schijf waargenomen.
\r\nUit de ALMA-metingen blijkt dat de schijf nog vrij dik is. Dat wijst erop dat de stofdeeltjes in de schijf nog bezig zijn om zich te concentreren in het centrale vlak. Wel is al duidelijk een bipolaire jet ('straalstroom') gezien, wat erop wijst dat de centrale ster in hoog tempo materie uit zijn omgeving aantrekt en op die manier aan het groeien is. De huidige massa van de protoster is ongeveer 5 procent van de massa van de zon.
\r\nDe ALMA-waarnemingen, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, suggereren dat protoplanetaire schijven al in een zeer vroeg stadium van de geboorte van een ster ontstaan en daarna geleidelijk aan groter worden. Een alternatief model, waarin de vorming van de schijf later plaatsvindt en de groei daarna sneller is, lijkt hiermee van de baan. (GS)
Een internationaal team van astronomen uit Japan, Mexico en de VS hebben een ‘monsterstelsel’ op 12,4 miljard lichtjaar van de aarde onder de loep genomen. Daarbij hebben ze, met behulp van de(sub)millimetertelescoop ALMA, structuren ontdekt die nog nooit eerder zijn waargenomen (Nature, 30 augustus).
Het stelsel, dat de aanduiding COSMOS-AzTEC-1 heeft gekregen, behoort tot de extreme starburststelsels – sterrenstelsels die in hoog tempo nieuwe sterren produceren. Aangenomen wordt dat deze stelsels de voorlopers zijn van de elliptische reuzenstelsels – de grootste sterrenstelsels in het huidige heelal. COSMOS-AzTEC-1 werd al in 2007 ontdekt.
Sterrenstelsels als deze produceren in een extreem hoog tempo nieuwe sterren: duizend keer zo snel als onze eigen Melkweg, die jaarlijks maar een handjevol nieuwe sterren aflevert. Om te onderzoeken waarom dit zo is hebben de astronomen de verdeling van het moleculaire gas in COSMOS-AzTEC-1 in kaart gebracht. Dit gas is de grondstof voor nieuwe sterren.
Uit de waarnemingen blijkt dat het stelsel twee grote wolken van moleculair gas vertoont op duizenden lichtjaren van het centrum. Dat is opmerkelijk omdat bij de meeste starburststelsels de stervorming zich voornamelijk in het centrum afspeelt.
Verder hebben de astronomen vastgesteld dat de beide kolossale gaswolken zeer instabiel zijn, wat heel ongebruikelijk is. In zulke wolken ondervindt de naar binnen gerichte zwaartekracht normaal gesproken een tegendruk. Waar de zwaartekracht de overhand krijgt, ontstaan sterren, die op hun beurt sterrenwinden en supernova-explosies veroorzaken. En dat zet een rem op de stervorming.
In COSMOS-AzTEC-1 is de tegendruk echter veel zwakker dan de zwaartekracht. Hierdoor is de vorming van nieuwe sterren bijna letterlijk niet te stuiten. Als dit zo doorgaat raakt het stelsel al binnen 100 miljoen jaar door zijn gasvoorraad heen.
Onduidelijk is nog waarom het gas in COSMOS-AzTEC-1 zo instabiel is. Een mogelijke verklaring is dat het stelsel een ander sterrenstelsel heeft opgeslokt, al zijn daar geen directe aanwijzingen voor gevonden. Ook is het nog een raadsel hoe het stelsel er überhaupt in is geslaagd om zoveel gas te verzamelen. (EE)
Een internationaal team van astronomen uit Japan, Mexico en de VS hebben een ‘monsterstelsel’ op 12,4 miljard lichtjaar van de aarde onder de loep genomen. Daarbij hebben ze, met behulp van de(sub)millimetertelescoop ALMA, structuren ontdekt die nog nooit eerder zijn waargenomen (Nature, 30 augustus).
Het stelsel, dat de aanduiding COSMOS-AzTEC-1 heeft gekregen, behoort tot de extreme starburststelsels – sterrenstelsels die in hoog tempo nieuwe sterren produceren. Aangenomen wordt dat deze stelsels de voorlopers zijn van de elliptische reuzenstelsels – de grootste sterrenstelsels in het huidige heelal. COSMOS-AzTEC-1 werd al in 2007 ontdekt.
Sterrenstelsels als deze produceren in een extreem hoog tempo nieuwe sterren: duizend keer zo snel als onze eigen Melkweg, die jaarlijks maar een handjevol nieuwe sterren aflevert. Om te onderzoeken waarom dit zo is hebben de astronomen de verdeling van het moleculaire gas in COSMOS-AzTEC-1 in kaart gebracht. Dit gas is de grondstof voor nieuwe sterren.
Uit de waarnemingen blijkt dat het stelsel twee grote wolken van moleculair gas vertoont op duizenden lichtjaren van het centrum. Dat is opmerkelijk omdat bij de meeste starburststelsels de stervorming zich voornamelijk in het centrum afspeelt.
Verder hebben de astronomen vastgesteld dat de beide kolossale gaswolken zeer instabiel zijn, wat heel ongebruikelijk is. In zulke wolken ondervindt de naar binnen gerichte zwaartekracht normaal gesproken een tegendruk. Waar de zwaartekracht de overhand krijgt, ontstaan sterren, die op hun beurt sterrenwinden en supernova-explosies veroorzaken. En dat zet een rem op de stervorming.
In COSMOS-AzTEC-1 is de tegendruk echter veel zwakker dan de zwaartekracht. Hierdoor is de vorming van nieuwe sterren bijna letterlijk niet te stuiten. Als dit zo doorgaat raakt het stelsel al binnen 100 miljoen jaar door zijn gasvoorraad heen.
Onduidelijk is nog waarom het gas in COSMOS-AzTEC-1 zo instabiel is. Een mogelijke verklaring is dat het stelsel een ander sterrenstelsel heeft opgeslokt, al zijn daar geen directe aanwijzingen voor gevonden. Ook is het nog een raadsel hoe het stelsel er überhaupt in is geslaagd om zoveel gas te verzamelen. (EE)
In de directe omgeving van een pasgeboren ster in de Kattepootnevel (NGC 6334I), op 4300 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen, zijn jets ('straalstromen') van stoom ontdekt, enigszins vergelijkbaar met de stoom die uit een fluitketel wordt geblazen. De hete watermoleculen worden in twee tegenovergestelde richtingen de ruimte in geblazen, maar de stoom-jets vallen qua richting niet precies samen met eerder ontdekte (en langere) jets van materiaal in het stervormingsgebied; mogelijk zijn ze pas vrij recent ontstaan.
\r\nDe ontdekking, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters, is gedaan met de Band 10-ontvangers van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Noord-Chili. Deze ontvangers, deels ontwikkeld door het Kapteyn-laboratorium in Groningen, detecteren hoogfrequente, kortgolvige millimeterstraling in het grensgebied van infraroodstraling en radiostraling. Het gaat om elektromagnetische straling met golflengten tussen 0,3 en 0,4 millimeter en met frequenties tussen 787 en 950 gigahertz.
\r\nALMA heeft in het stervormingsgebied ook de aanwezigheid vastgesteld van een enorme verscheidenheid aan organische moleculen, waaronder glycolaldehyde, een aan suikers verwant molecuul. Dankzij de enorme gevoeligheid van ALMA zijn meer dan tien maal zoveel spectraallijnen gedetecteerd dan er enkele jaren in hetzelfde gebied zijn gevonden door de Europese ver-infraroodkunstmaan Herschel.
\r\nDe nieuwe ontdekking - een van de eerste wetenschappelijke resultaten behaald met de Band 10-ontvangers - toont opnieuw aan dat water en organische (koolstofhoudende) moleculen in grote hoeveelheden aanwezig zijn in jonge stervormingsgebieden. (GS)
In de directe omgeving van een pasgeboren ster in de Kattepootnevel (NGC 6334I), op 4300 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen, zijn jets ('straalstromen') van stoom ontdekt, enigszins vergelijkbaar met de stoom die uit een fluitketel wordt geblazen. De hete watermoleculen worden in twee tegenovergestelde richtingen de ruimte in geblazen, maar de stoom-jets vallen qua richting niet precies samen met eerder ontdekte (en langere) jets van materiaal in het stervormingsgebied; mogelijk zijn ze pas vrij recent ontstaan.
\r\nDe ontdekking, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters, is gedaan met de Band 10-ontvangers van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Noord-Chili. Deze ontvangers, deels ontwikkeld door het Kapteyn-laboratorium in Groningen, detecteren hoogfrequente, kortgolvige millimeterstraling in het grensgebied van infraroodstraling en radiostraling. Het gaat om elektromagnetische straling met golflengten tussen 0,3 en 0,4 millimeter en met frequenties tussen 787 en 950 gigahertz.
\r\nALMA heeft in het stervormingsgebied ook de aanwezigheid vastgesteld van een enorme verscheidenheid aan organische moleculen, waaronder glycolaldehyde, een aan suikers verwant molecuul. Dankzij de enorme gevoeligheid van ALMA zijn meer dan tien maal zoveel spectraallijnen gedetecteerd dan er enkele jaren in hetzelfde gebied zijn gevonden door de Europese ver-infraroodkunstmaan Herschel.
\r\nDe nieuwe ontdekking - een van de eerste wetenschappelijke resultaten behaald met de Band 10-ontvangers - toont opnieuw aan dat water en organische (koolstofhoudende) moleculen in grote hoeveelheden aanwezig zijn in jonge stervormingsgebieden. (GS)
Dwergsterrenstelsels zijn veel kleiner en bevatten veel minder sterren dan grote sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. Daarentegen bevatten ze verhoudingsgewijs veel interstellair gas - het materiaal waaruit nieuwe sterren kunnen ontstaan. Computersimulaties, uitgevoerd door astronomen van Columbia University en gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, laten nu zien dat twee botsende dwergstelsels een groot deel van hun gasvoorraad gemakkelijk kwijt kunnen raken aan een naburig groter stelsel.
\r\nDe astronomen simuleerden de botsing en versmelting van de sterrenstelsels NGC 4490 en NGC 4485, op 23 miljoen lichtjaar afstand van de aarde. Door getijdeneffecten wordt het interstellaire gas tijdens en na de botsing uit de dwergstelsels verdreven, tot op grote afstanden, in langgerekte 'getijdenstaarten'. Een naburig groot sterrenstelsel kan dat gas vervolgens gemakkelijk invangen, waarna er in het grote stelsel een geboortegolf van nieuwe sterren kan ontstaan.
\r\nDe Grote en de Kleine Magelhaense Wolk, twee relatief kleine begeleiders van ons eigen Melkwegstelsel, kwamen volgens de onderzoekers enkele miljarden jaren geleden ook met elkaaar in botsing. Grote hoeveelheden interstellair gas, met name afkomstig uit de Kleine Magelhaense Wolk, stroomden vervolgens ons eigen Melkwegstelsel in. De botsing van twee kleine satellietstelsels kan op die manier van grote invloed zijn op de stervormingsgeschiedenis van grote sterrenstelsels. (GS)
Dwergsterrenstelsels zijn veel kleiner en bevatten veel minder sterren dan grote sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. Daarentegen bevatten ze verhoudingsgewijs veel interstellair gas - het materiaal waaruit nieuwe sterren kunnen ontstaan. Computersimulaties, uitgevoerd door astronomen van Columbia University en gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, laten nu zien dat twee botsende dwergstelsels een groot deel van hun gasvoorraad gemakkelijk kwijt kunnen raken aan een naburig groter stelsel.
\r\nDe astronomen simuleerden de botsing en versmelting van de sterrenstelsels NGC 4490 en NGC 4485, op 23 miljoen lichtjaar afstand van de aarde. Door getijdeneffecten wordt het interstellaire gas tijdens en na de botsing uit de dwergstelsels verdreven, tot op grote afstanden, in langgerekte 'getijdenstaarten'. Een naburig groot sterrenstelsel kan dat gas vervolgens gemakkelijk invangen, waarna er in het grote stelsel een geboortegolf van nieuwe sterren kan ontstaan.
\r\nDe Grote en de Kleine Magelhaense Wolk, twee relatief kleine begeleiders van ons eigen Melkwegstelsel, kwamen volgens de onderzoekers enkele miljarden jaren geleden ook met elkaaar in botsing. Grote hoeveelheden interstellair gas, met name afkomstig uit de Kleine Magelhaense Wolk, stroomden vervolgens ons eigen Melkwegstelsel in. De botsing van twee kleine satellietstelsels kan op die manier van grote invloed zijn op de stervormingsgeschiedenis van grote sterrenstelsels. (GS)
Astronomen en natuurkundigen van de Canadese McMaster University in Hamilton, Ontario, hebben het universele recept voor een sterrenhoop achterhaald. Het is heel simpel: neem een grote hoeveelheid gas, en wacht een paar miljoen jaar. Uit hun simulaties, uitgevoerd met krachtige supercomputers, blijkt dat je dan altijd een zware, heldere sterrenhoop krijgt, doordat de gaswolk onder zijn eigen gewicht niet in één punt samentrekt, maar in langgerekte filamenten. Die draderige structuur leidt uiteindelijk tot de vorming van een groot aantal sterren.
\r\nBij de computersimulaties, deze week gepubliceerd in Nature Astronomy, is niet alleen rekening gehouden met de zwaartekracht, maar ook met de samenstelling van het gas, met turbulentie en met de stralingsdruk van sterren die in een vroeg stadium al ontstaan. Zowel kleine als grote sterrenhopen ontstaan volgens de onderzoekers op dezelfde wijze, en dat was in de jeugd van het heelal niet anders dan nu.
\r\nEerder is wel aangenomen dat grote bolvormige sterrenhopen, die relatief kort na de oerknal gevormd werden, op een andere manier ontstaan dan kleinere sterrenhopen in een later stadium van de kosmische geschiedenis. Maar de nieuwe resultaten wijzen uit dat er in alle gevallen sprake is van een en hetzelfde proces; de grootte van de sterrenhoop wordt gewoon bepaald door de afmetingen van de gaswolk. (GS)
Astronomen en natuurkundigen van de Canadese McMaster University in Hamilton, Ontario, hebben het universele recept voor een sterrenhoop achterhaald. Het is heel simpel: neem een grote hoeveelheid gas, en wacht een paar miljoen jaar. Uit hun simulaties, uitgevoerd met krachtige supercomputers, blijkt dat je dan altijd een zware, heldere sterrenhoop krijgt, doordat de gaswolk onder zijn eigen gewicht niet in één punt samentrekt, maar in langgerekte filamenten. Die draderige structuur leidt uiteindelijk tot de vorming van een groot aantal sterren.
\r\nBij de computersimulaties, deze week gepubliceerd in Nature Astronomy, is niet alleen rekening gehouden met de zwaartekracht, maar ook met de samenstelling van het gas, met turbulentie en met de stralingsdruk van sterren die in een vroeg stadium al ontstaan. Zowel kleine als grote sterrenhopen ontstaan volgens de onderzoekers op dezelfde wijze, en dat was in de jeugd van het heelal niet anders dan nu.
\r\nEerder is wel aangenomen dat grote bolvormige sterrenhopen, die relatief kort na de oerknal gevormd werden, op een andere manier ontstaan dan kleinere sterrenhopen in een later stadium van de kosmische geschiedenis. Maar de nieuwe resultaten wijzen uit dat er in alle gevallen sprake is van een en hetzelfde proces; de grootte van de sterrenhoop wordt gewoon bepaald door de afmetingen van de gaswolk. (GS)
Een team van Europese sterrenkundigen onder Leidse leiding heeft ontdekt dat stofdeeltjes rond een ster al samenklonteren nog voordat de ster is volgroeid. Samenklonterende stofdeeltjes zijn de eerste stap in de vorming van planeten. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vaktijdschrift Nature Astronomy.
\r\nIn de afgelopen jaren ontdekten astronomen veel planetenstelsels rond andere sterren. Waarschijnlijk heeft bijna elke ster een of meer planeten. Wetenschappers vragen zich nu af hoe en wanneer planeten worden gevormd en waarom er zoveel verschillen zijn in aantal en grootte. De resultaten van het Europese onderzoek suggereren dat planeetvorming heel vroeg in het stervormingsproces begint.
\r\nDe wetenschappers gebruikten voor hun onderzoek de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array. ALMA is een verzameling van 66 gekoppelde radiotelescopen op een stuk van 16 kilometer in de Atacama-woestijn in Chili. De onderzoekers richtten de telescoop op TMC1A. Dat is een zich nog ontwikkelende ster in het sterrenbeeld Stier.
\r\nDe astronomen zagen een opvallend gebrek aan straling van koolmonoxide in een schijfvormig gebied in de buurt van de ster komen. Ze hadden het vermoeden dat de straling werd tegengehouden door grote stofdeeltjes. De sterrenkundigen konden vervolgens met numerieke computermodellen inderdaad laten zien dat de stofdeeltjes in de jonge protoplanetaire schijf waarschijnlijk gegroeid zijn van een duizendste millimeter tot een millimeter.
\r\nHoofdonderzoeker Daniel Harsono (Universiteit Leiden) legt uit waarom de resultaten zo verrassend zijn: \"De resultaten duiden erop dat planeten zich al vroeg in de ontwikkeling van een ster vormen. De jonge ster is nog maar op de helft tot driekwart van zijn uiteindelijke massa. Dit is nieuw.\"
\r\nDaarnaast kan de vroege deeltjesgroei een verklaring zijn voor de vorming van grote planeten zoals Jupiter en Saturnus. Alleen jonge protoplanetaire schijven bevatten namelijk genoeg massa om reuzenplaneten te vormen.
\r\nMedeonderzoeker Matthijs van der Wiel (ASTRON, Netherlands Institute for Radio Astronomy) is verheugd over de duidelijke en ondubbelzinnige waarnemingen. \"Al zou het natuurlijk kunnen dat deze deeltjesgroei tot nu toe alleen in deze ene planeetvormende schijf plaatsvindt. Misschien is deze jonge schijf wel heel speciaal.\"
\r\nDe onderzoekers willen nu bij andere sterren-in-wording kijken of daar ook de gas-emissie wordt tegengehouden door gegroeide stofdeeltjes. Uiteindelijk willen ze zo meer weten over wanneer en hoe planeten worden gevormd.
Een team van Europese sterrenkundigen onder Leidse leiding heeft ontdekt dat stofdeeltjes rond een ster al samenklonteren nog voordat de ster is volgroeid. Samenklonterende stofdeeltjes zijn de eerste stap in de vorming van planeten. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vaktijdschrift Nature Astronomy.
\r\nIn de afgelopen jaren ontdekten astronomen veel planetenstelsels rond andere sterren. Waarschijnlijk heeft bijna elke ster een of meer planeten. Wetenschappers vragen zich nu af hoe en wanneer planeten worden gevormd en waarom er zoveel verschillen zijn in aantal en grootte. De resultaten van het Europese onderzoek suggereren dat planeetvorming heel vroeg in het stervormingsproces begint.
\r\nDe wetenschappers gebruikten voor hun onderzoek de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array. ALMA is een verzameling van 66 gekoppelde radiotelescopen op een stuk van 16 kilometer in de Atacama-woestijn in Chili. De onderzoekers richtten de telescoop op TMC1A. Dat is een zich nog ontwikkelende ster in het sterrenbeeld Stier.
\r\nDe astronomen zagen een opvallend gebrek aan straling van koolmonoxide in een schijfvormig gebied in de buurt van de ster komen. Ze hadden het vermoeden dat de straling werd tegengehouden door grote stofdeeltjes. De sterrenkundigen konden vervolgens met numerieke computermodellen inderdaad laten zien dat de stofdeeltjes in de jonge protoplanetaire schijf waarschijnlijk gegroeid zijn van een duizendste millimeter tot een millimeter.
\r\nHoofdonderzoeker Daniel Harsono (Universiteit Leiden) legt uit waarom de resultaten zo verrassend zijn: \"De resultaten duiden erop dat planeten zich al vroeg in de ontwikkeling van een ster vormen. De jonge ster is nog maar op de helft tot driekwart van zijn uiteindelijke massa. Dit is nieuw.\"
\r\nDaarnaast kan de vroege deeltjesgroei een verklaring zijn voor de vorming van grote planeten zoals Jupiter en Saturnus. Alleen jonge protoplanetaire schijven bevatten namelijk genoeg massa om reuzenplaneten te vormen.
\r\nMedeonderzoeker Matthijs van der Wiel (ASTRON, Netherlands Institute for Radio Astronomy) is verheugd over de duidelijke en ondubbelzinnige waarnemingen. \"Al zou het natuurlijk kunnen dat deze deeltjesgroei tot nu toe alleen in deze ene planeetvormende schijf plaatsvindt. Misschien is deze jonge schijf wel heel speciaal.\"
\r\nDe onderzoekers willen nu bij andere sterren-in-wording kijken of daar ook de gas-emissie wordt tegengehouden door gegroeide stofdeeltjes. Uiteindelijk willen ze zo meer weten over wanneer en hoe planeten worden gevormd.
Microscopisch kleine diamantjes - zogeheten nanodiamantjes - vormen de beste verklaring voor de zogeheten anomale microgolfstraling (anomalous microwave emission, AME) die geproduceerd wordt in sommige stervormingsgebieden. Die mysterieuze straling werd ruim twintig jaar geleden al ontdekt. Astronomen gingen er lange tijd vanuit dat zij geproduceerd wordt door PAK's - polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
\r\nWaarnemingen met de Green Bank Telescope in West Virginia en met de Australia Telescope Compact Array (ATCA) aan drie protoplanetaire schijven (V892 Tauri, HD 97048 en MWC 297) laten nu echter zien dat de microgolfspectra nauwkeurig overeenkomen met wat je verwacht van extreem snel roterende nanodiamantjes - minuscule koolstofkristalletjes die een paar honderdduizend maal zo klein zijn als een zandkorrel. De nieuwe resultaten zijn vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy.
\r\nDe nanodiamantjes zijn vermoedelijk gecondenseerd uit oververhitte koolstofdamp in stervormingsgebieden. Naar schatting bevatten ze ca. 1 à 2 procent van alle koolstofatomen in de betreffende protoplanetaire schijven. (GS)
Microscopisch kleine diamantjes - zogeheten nanodiamantjes - vormen de beste verklaring voor de zogeheten anomale microgolfstraling (anomalous microwave emission, AME) die geproduceerd wordt in sommige stervormingsgebieden. Die mysterieuze straling werd ruim twintig jaar geleden al ontdekt. Astronomen gingen er lange tijd vanuit dat zij geproduceerd wordt door PAK's - polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
\r\nWaarnemingen met de Green Bank Telescope in West Virginia en met de Australia Telescope Compact Array (ATCA) aan drie protoplanetaire schijven (V892 Tauri, HD 97048 en MWC 297) laten nu echter zien dat de microgolfspectra nauwkeurig overeenkomen met wat je verwacht van extreem snel roterende nanodiamantjes - minuscule koolstofkristalletjes die een paar honderdduizend maal zo klein zijn als een zandkorrel. De nieuwe resultaten zijn vandaag gepubliceerd in Nature Astronomy.
\r\nDe nanodiamantjes zijn vermoedelijk gecondenseerd uit oververhitte koolstofdamp in stervormingsgebieden. Naar schatting bevatten ze ca. 1 à 2 procent van alle koolstofatomen in de betreffende protoplanetaire schijven. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft magnetische velden in de ruimte ontdekt die licht kunnen werpen op het ontstaan van sterren. De zeer subtiele magnetische velden zijn waargenomen in de ‘Zuilen der schepping’ – een structuur die beroemd werd dankzij een iconische opname van de Hubble-ruimtetelescoop.
De ‘zuilen’ bestaan uit kosmisch stof en koud gas van (relatief) hoge dichtheid en hebben kraamkamers van de sterren aan hun uiteinden. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat de magnetische velden die in de lengterichting langs de zuilen lopen loodrecht op de velden in het omringende geïoniseerde gas staan.
Volgens de astronomen wijst dit erop dat het ontstaan van de zuilen te danken is aan het magnetische veld. De sterkte en de vorm ervan suggereren dat het veld de vorming van globulen – dichte gaswolken waaruit sterren ontstaan – afremt. Anders gezegd: het magnetische veld voorkomt dat de zuilen snel verbrokkelen.
De ontdekking is gedaan met de James Clerk Maxwell Telescope op Hawaï. Deze telescoop, die submillimeterstraling detecteert, is uitgerust met een polarimeter. Met dat instrument is aangetoond dat het licht van de zuilen gepolariseerd is. De polarisatierichting van dit licht heeft de richting van het magnetische veld ter plaatse aan. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft magnetische velden in de ruimte ontdekt die licht kunnen werpen op het ontstaan van sterren. De zeer subtiele magnetische velden zijn waargenomen in de ‘Zuilen der schepping’ – een structuur die beroemd werd dankzij een iconische opname van de Hubble-ruimtetelescoop.
De ‘zuilen’ bestaan uit kosmisch stof en koud gas van (relatief) hoge dichtheid en hebben kraamkamers van de sterren aan hun uiteinden. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat de magnetische velden die in de lengterichting langs de zuilen lopen loodrecht op de velden in het omringende geïoniseerde gas staan.
Volgens de astronomen wijst dit erop dat het ontstaan van de zuilen te danken is aan het magnetische veld. De sterkte en de vorm ervan suggereren dat het veld de vorming van globulen – dichte gaswolken waaruit sterren ontstaan – afremt. Anders gezegd: het magnetische veld voorkomt dat de zuilen snel verbrokkelen.
De ontdekking is gedaan met de James Clerk Maxwell Telescope op Hawaï. Deze telescoop, die submillimeterstraling detecteert, is uitgerust met een polarimeter. Met dat instrument is aangetoond dat het licht van de zuilen gepolariseerd is. De polarisatierichting van dit licht heeft de richting van het magnetische veld ter plaatse aan. (EE)
Astronomen hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) ontdekt dat starburststelsels in het vroege heelal naar verhouding veel meer zware sterren bevatten dan ‘kalmere’ sterrenstelsels (Nature Astronomy, 4 juni).
Dat wordt afgeleid uit waarnemingen van vier van deze sterrenstelsels. Omdat de stelsels worden gezien op een moment dat het heelal veel jonger was dan nu, is het niet waarschijnlijk dat ze al talrijke episoden van stervorming hebben meegemaakt. Dat laatste zou de interpretatie van de waarnemingen kunnen verstoren.
Met ALMA zijn metingen gedaan van de relatieve hoeveelheden van twee verschillende soorten koolstofmonoxide in de starburststelsels. De ene variant wordt het meest geproduceerd in sterren met veel massa, de andere in lichtere sterren.
De massa is de belangrijkste factor die bepaalt hoe een ster zal evolueren. Zware sterren stralen fel en hebben een korte levensduur. Minder zware sterren, zoals onze zon, doen het wat rustiger aan en kunnen miljarden jaren blijven stralen.
Door vast te stellen hoeveel sterren van verschillende massa’s er in sterrenstelsels worden gevormd, krijgen astronomen meer inzicht in de vorming en evolutie van sterrenstelsels. Daaruit kan worden afgeleid welke chemische elementen er beschikbaar zijn voor de vorming van nieuwe sterren en planeten. En uiteindelijk levert dat weer kennis op over het aantal stellaire zwarte gaten dat kan samenklonteren tot de superzware zwarte gaten die we in de kernen van veel sterrenstelsels waarnemen.
Het nieuwe onderzoeksresultaat wordt gesteund door de ontdekking, begin dit jaar, dat ook het grote stervormingsgebied 30 Doradus in de nabije Grote Magelhaense Wolk, een overschot zware sterren vertoont. (EE)
Astronomen hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) ontdekt dat starburststelsels in het vroege heelal naar verhouding veel meer zware sterren bevatten dan ‘kalmere’ sterrenstelsels (Nature Astronomy, 4 juni).
Dat wordt afgeleid uit waarnemingen van vier van deze sterrenstelsels. Omdat de stelsels worden gezien op een moment dat het heelal veel jonger was dan nu, is het niet waarschijnlijk dat ze al talrijke episoden van stervorming hebben meegemaakt. Dat laatste zou de interpretatie van de waarnemingen kunnen verstoren.
Met ALMA zijn metingen gedaan van de relatieve hoeveelheden van twee verschillende soorten koolstofmonoxide in de starburststelsels. De ene variant wordt het meest geproduceerd in sterren met veel massa, de andere in lichtere sterren.
De massa is de belangrijkste factor die bepaalt hoe een ster zal evolueren. Zware sterren stralen fel en hebben een korte levensduur. Minder zware sterren, zoals onze zon, doen het wat rustiger aan en kunnen miljarden jaren blijven stralen.
Door vast te stellen hoeveel sterren van verschillende massa’s er in sterrenstelsels worden gevormd, krijgen astronomen meer inzicht in de vorming en evolutie van sterrenstelsels. Daaruit kan worden afgeleid welke chemische elementen er beschikbaar zijn voor de vorming van nieuwe sterren en planeten. En uiteindelijk levert dat weer kennis op over het aantal stellaire zwarte gaten dat kan samenklonteren tot de superzware zwarte gaten die we in de kernen van veel sterrenstelsels waarnemen.
Het nieuwe onderzoeksresultaat wordt gesteund door de ontdekking, begin dit jaar, dat ook het grote stervormingsgebied 30 Doradus in de nabije Grote Magelhaense Wolk, een overschot zware sterren vertoont. (EE)
Met de 2,6-meter VLT Survey Telescope (VST) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht op Cerro Paranal in Noord-Chili is een spectaculaire opname gemaakt van de Tarantulanevel, een kolossaal stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk, op ca. 167.000 lichtjaar afstand van de aarde. De oorspronkelijke opname bevat ruim 250 miljoen pixels. Ook kleinere nevels en verscheidene sterrenhopen in en rond de Tarantulanevel zijn in groot detail vastgelegd.
\r\nDe Tarantulanevel (ook bekend als 30 Doradus) bevat onder andere de compacte sterrenhoop R136, die enkele van de zwaarst bekende sterren in het heelal bevat. In de buitendelen van de nevel explodeerde ruim 30 jaar geleden supernova SN1987A, die vanaf de aarde gemakkelijk met het blote oog zichtbaar was. (GS)
Met de 2,6-meter VLT Survey Telescope (VST) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht op Cerro Paranal in Noord-Chili is een spectaculaire opname gemaakt van de Tarantulanevel, een kolossaal stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk, op ca. 167.000 lichtjaar afstand van de aarde. De oorspronkelijke opname bevat ruim 250 miljoen pixels. Ook kleinere nevels en verscheidene sterrenhopen in en rond de Tarantulanevel zijn in groot detail vastgelegd.
\r\nDe Tarantulanevel (ook bekend als 30 Doradus) bevat onder andere de compacte sterrenhoop R136, die enkele van de zwaarst bekende sterren in het heelal bevat. In de buitendelen van de nevel explodeerde ruim 30 jaar geleden supernova SN1987A, die vanaf de aarde gemakkelijk met het blote oog zichtbaar was. (GS)
Om meer inzicht te krijgen van de stervormingsactiviteit in onze kosmische ‘achtertuin’, hebben astronomen ultraviolet-opnamen gemaakt van 50 (relatief) nabije sterrenstelsels. Dat is gebeurd met de Hubble-ruimtetelescoop. Door de survey te beperken tot sterrenstelsels op 11 tot 58 miljoen lichtjaar, kon de ruimtetelescoop daarin afzonderlijke sterren onderscheiden.
De waarnemingen hebben geresulteerd in een grote catalogus van sterren en sterrenhopen in deze sterrenstelsels. Op ultraviolette golflengten vallen met name de jongste en heetste sterpopulaties op. Alles bij elkaar heeft de Hubble-survey gegevens opgeleverd over 39 miljoen sterren van vijf zonsmassa’s of meer en 8000 jonge sterrenhopen. De jongste sterren in de catalogus zijn niet veel ouder dan 1 miljoen jaar.
De gegevens worden gebruikt om de stervormingsgeschiedenis van de onderzochte stelsels te analyseren. (EE)
Om meer inzicht te krijgen van de stervormingsactiviteit in onze kosmische ‘achtertuin’, hebben astronomen ultraviolet-opnamen gemaakt van 50 (relatief) nabije sterrenstelsels. Dat is gebeurd met de Hubble-ruimtetelescoop. Door de survey te beperken tot sterrenstelsels op 11 tot 58 miljoen lichtjaar, kon de ruimtetelescoop daarin afzonderlijke sterren onderscheiden.
De waarnemingen hebben geresulteerd in een grote catalogus van sterren en sterrenhopen in deze sterrenstelsels. Op ultraviolette golflengten vallen met name de jongste en heetste sterpopulaties op. Alles bij elkaar heeft de Hubble-survey gegevens opgeleverd over 39 miljoen sterren van vijf zonsmassa’s of meer en 8000 jonge sterrenhopen. De jongste sterren in de catalogus zijn niet veel ouder dan 1 miljoen jaar.
De gegevens worden gebruikt om de stervormingsgeschiedenis van de onderzochte stelsels te analyseren. (EE)
Astronomen hebben vastgesteld dat de stervorming in het verre sterrenstelsel MACS1149-JD1 al 250 miljoen jaar na de oerknal moet zijn begonnen. Dat volgt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) en de Europese Very Large Telescope (Nature, 17 mei).
Met behulp van ALMA kon geïoniseerde zuurstof in MACS1149-JD1 worden aangetoond. Uit de roodverschuiving van het betreffende licht blijkt dat dit er 13,3 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. Anders gezegd: we zien het stelsel zoals het er ongeveer 500 miljoen jaar na de oerknal uitzag.
De aanwezigheid van zuurstof in MACS1149-JD1 bewijst dat het stelsel al geruime tijd bezig was met het vormen van nieuwe sterren. Tot een hele tijd na de oerknal was er geen zuurstof in het heelal. Dat element is pas gevormd bij de fusieprocessen zoals die in de eerste sterren plaatsvonden en kwam vrij toen deze sterren op explosieve wijze stierven.
De detectie van zuurstof in MACS1149-JD1 bewijst dat deze eerdere generaties van sterren slechts 500 miljoen jaar na het ontstaan van het heelal al gevormd waren en hun zuurstof hadden uitgestoten. Modelberekeningen brengen de astronomen tot de conclusie dat de vorming van die eerdere sterren al ongeveer 250 miljoen jaar na het ontstaan van het heelal moet zijn begonnen. (EE)
Astronomen hebben vastgesteld dat de stervorming in het verre sterrenstelsel MACS1149-JD1 al 250 miljoen jaar na de oerknal moet zijn begonnen. Dat volgt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) en de Europese Very Large Telescope (Nature, 17 mei).
Met behulp van ALMA kon geïoniseerde zuurstof in MACS1149-JD1 worden aangetoond. Uit de roodverschuiving van het betreffende licht blijkt dat dit er 13,3 miljard jaar over heeft gedaan om ons te bereiken. Anders gezegd: we zien het stelsel zoals het er ongeveer 500 miljoen jaar na de oerknal uitzag.
De aanwezigheid van zuurstof in MACS1149-JD1 bewijst dat het stelsel al geruime tijd bezig was met het vormen van nieuwe sterren. Tot een hele tijd na de oerknal was er geen zuurstof in het heelal. Dat element is pas gevormd bij de fusieprocessen zoals die in de eerste sterren plaatsvonden en kwam vrij toen deze sterren op explosieve wijze stierven.
De detectie van zuurstof in MACS1149-JD1 bewijst dat deze eerdere generaties van sterren slechts 500 miljoen jaar na het ontstaan van het heelal al gevormd waren en hun zuurstof hadden uitgestoten. Modelberekeningen brengen de astronomen tot de conclusie dat de vorming van die eerdere sterren al ongeveer 250 miljoen jaar na het ontstaan van het heelal moet zijn begonnen. (EE)
Twee Griekse astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de driedimensionale structuur van een moleculaire gaswolk vast te stellen. De gaswolk, Musca geheten, ziet er vanaf de aarde uit als een 27 lichtjaar lange ‘naald’. In werkelijkheid blijkt het echter meer een ‘pannenkoek’ te zijn (Science, 11 mei).
Musca is omringd door geordende haarachtige structuren die worden veroorzaakt doordat de wolk als geheel vibreert – ongeveer zoals een galmende kerkklok. Het is de onderzoekers gelukt om de afzonderlijke frequenties van deze vibraties te meten. Met behulp van deze informatie kon niet alleen de ruimtelijke vorm van de gaswolk worden gereconstrueerd, maar ook zijn dichtheid worden bepaald.
Moleculaire gaswolken zijn wolken van koel gas en stof waaruit, door samentrekking, sterren en planeten kunnen ontstaan. Het onderzoek van gaswolken als Musca kan astronomen meer inzicht geven in de vorming van ons zonnestelsel. (EE)
Twee Griekse astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de driedimensionale structuur van een moleculaire gaswolk vast te stellen. De gaswolk, Musca geheten, ziet er vanaf de aarde uit als een 27 lichtjaar lange ‘naald’. In werkelijkheid blijkt het echter meer een ‘pannenkoek’ te zijn (Science, 11 mei).
Musca is omringd door geordende haarachtige structuren die worden veroorzaakt doordat de wolk als geheel vibreert – ongeveer zoals een galmende kerkklok. Het is de onderzoekers gelukt om de afzonderlijke frequenties van deze vibraties te meten. Met behulp van deze informatie kon niet alleen de ruimtelijke vorm van de gaswolk worden gereconstrueerd, maar ook zijn dichtheid worden bepaald.
Moleculaire gaswolken zijn wolken van koel gas en stof waaruit, door samentrekking, sterren en planeten kunnen ontstaan. Het onderzoek van gaswolken als Musca kan astronomen meer inzicht geven in de vorming van ons zonnestelsel. (EE)
Het Europese ruimteagentschap ESA heeft drie nieuwe kandidaten geselecteerd voor het wetenschappelijke onderzoeksprogramma Cosmic Vision. Het gaat om een satelliet voor de detectie van de meest energierijke uitbarstingen in het heelal (Theseus), een infraroodsatelliet (Spica) en een ruimtesonde die om de planeet Venus zou gaan cirkelen (EnVision). In 2021 wordt beslist welke van de drie missies ten uitvoer wordt gebracht. De lancering staat gepland voor 2032.
Bij eerdere selectierondes werden al vier andere Cosmic Vision-missies geselecteerd. De eerste daarvan – de Solar Orbiter – wordt in oktober van dit jaar gelanceerd. De overige drie volgen in de periode 2020-2028. (EE)
Het Europese ruimteagentschap ESA heeft drie nieuwe kandidaten geselecteerd voor het wetenschappelijke onderzoeksprogramma Cosmic Vision. Het gaat om een satelliet voor de detectie van de meest energierijke uitbarstingen in het heelal (Theseus), een infraroodsatelliet (Spica) en een ruimtesonde die om de planeet Venus zou gaan cirkelen (EnVision). In 2021 wordt beslist welke van de drie missies ten uitvoer wordt gebracht. De lancering staat gepland voor 2032.
Bij eerdere selectierondes werden al vier andere Cosmic Vision-missies geselecteerd. De eerste daarvan – de Solar Orbiter – wordt in oktober van dit jaar gelanceerd. De overige drie volgen in de periode 2020-2028. (EE)
Onderzoek met de Atacama Large Millimetre/Submillimetre Array (ALMA) heeft een verrassend resultaat opgeleverd over de vorming van sterren. In een actief stervormingsgebied in ons Melkwegstelsel is een overdaad aan zware ‘ster-vormende kernen’ opgespoord (Nature Astronomy, 30 april).
Ster-vormende kernen zijn compacte wolken van gas die materie uit hun omgeving aantrekken, en tot één of meer jonge sterren samentrekken. Uit eerder onderzoek, dat teruggaat tot 1955, was de conclusie getrokken dat de verhouding tussen zware en lichte objecten in ster-vormende kernen overeenkwam met de verhouding van zware en lichte sterren in jonge sterrenhopen.
Die conclusie was echter gebaseerd op waarnemingen van relatief nabije stervormingsgebieden, die toevalligerwijs een betrekkelijk geringe dichtheid hebben en daardoor mogelijk niet representatief zijn.
Met ALMA is nu gekeken naar het actieve stervormingsgebied W43-MM1, dat veel meer op andere moleculaire gaswolken in onze Melkweg lijkt. Daarbij is ontdekt dat de daarin aanwezige ster-vormende kernen zich niet houden aan de zogeheten initiële massafunctie zoals die in 1955 is vastgesteld.
Als dat klopt, staan allerlei gegevens die afhankelijk zijn van het aantal zware sterren in het heelal op losse schroeven. Daarbij kun je denken aan berekeningen van de chemische verrijking van het interstellaire gas en schattingen van de aantallen supernova’s en zwarte gaten in het heelal.
Overigens is uit ander recent onderzoek gebleken dat óók de Tarantulanevel – een groot stervormingsgebied in de naburige Grote Magelhaense Wolk – meer zware sterren bevat dan je op grond van de initiële massafunctie zou verwachten. (EE)
Onderzoek met de Atacama Large Millimetre/Submillimetre Array (ALMA) heeft een verrassend resultaat opgeleverd over de vorming van sterren. In een actief stervormingsgebied in ons Melkwegstelsel is een overdaad aan zware ‘ster-vormende kernen’ opgespoord (Nature Astronomy, 30 april).
Ster-vormende kernen zijn compacte wolken van gas die materie uit hun omgeving aantrekken, en tot één of meer jonge sterren samentrekken. Uit eerder onderzoek, dat teruggaat tot 1955, was de conclusie getrokken dat de verhouding tussen zware en lichte objecten in ster-vormende kernen overeenkwam met de verhouding van zware en lichte sterren in jonge sterrenhopen.
Die conclusie was echter gebaseerd op waarnemingen van relatief nabije stervormingsgebieden, die toevalligerwijs een betrekkelijk geringe dichtheid hebben en daardoor mogelijk niet representatief zijn.
Met ALMA is nu gekeken naar het actieve stervormingsgebied W43-MM1, dat veel meer op andere moleculaire gaswolken in onze Melkweg lijkt. Daarbij is ontdekt dat de daarin aanwezige ster-vormende kernen zich niet houden aan de zogeheten initiële massafunctie zoals die in 1955 is vastgesteld.
Als dat klopt, staan allerlei gegevens die afhankelijk zijn van het aantal zware sterren in het heelal op losse schroeven. Daarbij kun je denken aan berekeningen van de chemische verrijking van het interstellaire gas en schattingen van de aantallen supernova’s en zwarte gaten in het heelal.
Overigens is uit ander recent onderzoek gebleken dat óók de Tarantulanevel – een groot stervormingsgebied in de naburige Grote Magelhaense Wolk – meer zware sterren bevat dan je op grond van de initiële massafunctie zou verwachten. (EE)
Ter gelegenheid van de 28ste verjaardag van de Hubble-ruimtetelescoop, op 24 april a.s., is een nieuwe opname gepresenteerd van een stukje van de Lagunenevel. Deze kleurrijke wolk van gloeiend interstellair gas bruist van de activiteit. Er worden nieuwe sterren geproduceerd, die hevige winden produceren, en er zijn wervelende zuilen van gas en stof te zien.
De volledige Lagunenevel is een enorm groot object van 55 bij 20 lichtjaar. Hoewel hij bijna 4000 lichtjaar van ons is verwijderd, is hij aan de hemel drie keer zo groot als de volle maan. Vandaar ook dat Hubble maar een klein deel van de gasnevel – ongeveer 4 lichtjaar breed – heeft kunnen vastleggen. (EE)
Ter gelegenheid van de 28ste verjaardag van de Hubble-ruimtetelescoop, op 24 april a.s., is een nieuwe opname gepresenteerd van een stukje van de Lagunenevel. Deze kleurrijke wolk van gloeiend interstellair gas bruist van de activiteit. Er worden nieuwe sterren geproduceerd, die hevige winden produceren, en er zijn wervelende zuilen van gas en stof te zien.
De volledige Lagunenevel is een enorm groot object van 55 bij 20 lichtjaar. Hoewel hij bijna 4000 lichtjaar van ons is verwijderd, is hij aan de hemel drie keer zo groot als de volle maan. Vandaar ook dat Hubble maar een klein deel van de gasnevel – ongeveer 4 lichtjaar breed – heeft kunnen vastleggen. (EE)
Wetenschappers van de universiteit van Colorado in Boulder hebben twee sterrenstelsels onder de loep genomen die bezig zijn om samen te smelten. Hun onderzoek wijst erop dat de vorming van nieuwe sterren in het tweetal wordt tegengewerkt door de gezamenlijke inspanningen van twee kolossale zwarte gaten en jonge sterren (Nature, 19 april).
De twee sterrenstelsels staan samen bekend als NGC 6240. Waar normale sterrenstelsels maar één superzwaar zwart gat in hun centrum hebben, bevat NGC 6240 er twee. De beide kolossen wentelen om elkaar en zullen uiteindelijk met elkaar in botsing komen.
Het nieuwe onderzoek geeft aan de hete gassen die uit het hart van het sterrenstelsel-in-wording worden weggeblazen niet alleen voor rekening komt van de twee superzware zwarte gaten. Ongeveer tien procent van de uitstoot is afkomstig van sterren.
In totaal wordt er ongeveer net zo veel materie de ruimte in geblazen als dat er materie wordt gebruikt voor de vorming van nieuwe sterren (ongeveer 100 zonsmassa’s per jaar). Hierdoor wordt de sterproductie in NGC 6240 – die in samensmeltende sterrenstelsels doorgaans juist extra groot is – sterk afgeremd.
Ook laat het onderzoek zien hoe deze ‘winden’ hebben bijgedragen aan de vorming van het meest opvallende kenmerk van het sterrenstelsel: een enorme gaswolk in de vorm van een vlinder. (EE)
Wetenschappers van de universiteit van Colorado in Boulder hebben twee sterrenstelsels onder de loep genomen die bezig zijn om samen te smelten. Hun onderzoek wijst erop dat de vorming van nieuwe sterren in het tweetal wordt tegengewerkt door de gezamenlijke inspanningen van twee kolossale zwarte gaten en jonge sterren (Nature, 19 april).
De twee sterrenstelsels staan samen bekend als NGC 6240. Waar normale sterrenstelsels maar één superzwaar zwart gat in hun centrum hebben, bevat NGC 6240 er twee. De beide kolossen wentelen om elkaar en zullen uiteindelijk met elkaar in botsing komen.
Het nieuwe onderzoek geeft aan de hete gassen die uit het hart van het sterrenstelsel-in-wording worden weggeblazen niet alleen voor rekening komt van de twee superzware zwarte gaten. Ongeveer tien procent van de uitstoot is afkomstig van sterren.
In totaal wordt er ongeveer net zo veel materie de ruimte in geblazen als dat er materie wordt gebruikt voor de vorming van nieuwe sterren (ongeveer 100 zonsmassa’s per jaar). Hierdoor wordt de sterproductie in NGC 6240 – die in samensmeltende sterrenstelsels doorgaans juist extra groot is – sterk afgeremd.
Ook laat het onderzoek zien hoe deze ‘winden’ hebben bijgedragen aan de vorming van het meest opvallende kenmerk van het sterrenstelsel: een enorme gaswolk in de vorm van een vlinder. (EE)
Nieuwe gegevens van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) en andere telescopen zijn gebruikt om een spectaculaire afbeelding te maken van een web van filamenten in de bekende Orionnevel. De Orionnevel is een stervormingsgebied op ongeveer 1350 lichtjaar van de aarde.
De filamenten bestaan uit koud gas en zijn dus niet roodgloeiend heet, zoals de (gekozen) kleuren op de afbeelding suggereren. De sliertige, vezelachtige structuren van koud gas zijn alleen waarneembaar met telescopen zoals ALMA, die in het millimetergolflengtebereik werken.
Het koude gas dient als ‘grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Het stort onder invloed van zijn eigen zwaartekracht geleidelijk ineen totdat het voldoende is samengeperst om een of meer protosterren te vormen – de voorlopers van sterren.
Een team van wetenschappers, onder wie Alvaro Hacar González van de Sterrewacht Leiden, heeft de filamenten onderzocht om meer te weten te komen over hun structuur en samenstelling. Ze gebruikten ALMA om te zoeken naar sporen van het diazenyliumgas waaruit deze structuren voor een deel bestaan. Bij dit onderzoek wist het team een netwerk van 55 filamenten te identificeren. (EE)
Nieuwe gegevens van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) en andere telescopen zijn gebruikt om een spectaculaire afbeelding te maken van een web van filamenten in de bekende Orionnevel. De Orionnevel is een stervormingsgebied op ongeveer 1350 lichtjaar van de aarde.
De filamenten bestaan uit koud gas en zijn dus niet roodgloeiend heet, zoals de (gekozen) kleuren op de afbeelding suggereren. De sliertige, vezelachtige structuren van koud gas zijn alleen waarneembaar met telescopen zoals ALMA, die in het millimetergolflengtebereik werken.
Het koude gas dient als ‘grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Het stort onder invloed van zijn eigen zwaartekracht geleidelijk ineen totdat het voldoende is samengeperst om een of meer protosterren te vormen – de voorlopers van sterren.
Een team van wetenschappers, onder wie Alvaro Hacar González van de Sterrewacht Leiden, heeft de filamenten onderzocht om meer te weten te komen over hun structuur en samenstelling. Ze gebruikten ALMA om te zoeken naar sporen van het diazenyliumgas waaruit deze structuren voor een deel bestaan. Bij dit onderzoek wist het team een netwerk van 55 filamenten te identificeren. (EE)
Met het internationale ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) zijn verrassend complexe organische moleculen aangetroffen in de onmiddellijke omgeving van pasgeboren protosterren in de Grote Magelhaense Wolk, een klein satellietstelsel van ons eigen Melkwegstelsel.
\r\nIn het actieve stervormingsgebied N113 ontdekte ALMA niet alleen de millimeterstraling van methanol (CH3OH, een relatief eenvoudig koolstofhoudend molecuul), maar ook van dimethylether (H3COCH3) en methylformaat (C2H4O2). Met 9 resp. 8 atomen behoren deze organische moleculen tot de meest complexe die ooit in het heelal zijn aangetroffen. De resultaten zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
\r\nDe vondst is opmerkelijk omdat de Grote Magelhaense Wolk veel minder zware elementen (zwaarder dan waterstof en helium) bevat dan ons eigen Melkwegstelsel. Algemeen wordt aangenomen dat het relatief kleine sterrenstelsel veel overeenkomsten vertoont met de allereerste kleine sterrenstelsels die miljarden jaren geleden in het heelal ontstonden. De nieuwe ontdekking werpt dus mogelijk ook een nieuw licht op de chemische evolutie van het vroege heelal. (GS)
Met het internationale ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) zijn verrassend complexe organische moleculen aangetroffen in de onmiddellijke omgeving van pasgeboren protosterren in de Grote Magelhaense Wolk, een klein satellietstelsel van ons eigen Melkwegstelsel.
\r\nIn het actieve stervormingsgebied N113 ontdekte ALMA niet alleen de millimeterstraling van methanol (CH3OH, een relatief eenvoudig koolstofhoudend molecuul), maar ook van dimethylether (H3COCH3) en methylformaat (C2H4O2). Met 9 resp. 8 atomen behoren deze organische moleculen tot de meest complexe die ooit in het heelal zijn aangetroffen. De resultaten zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
\r\nDe vondst is opmerkelijk omdat de Grote Magelhaense Wolk veel minder zware elementen (zwaarder dan waterstof en helium) bevat dan ons eigen Melkwegstelsel. Algemeen wordt aangenomen dat het relatief kleine sterrenstelsel veel overeenkomsten vertoont met de allereerste kleine sterrenstelsels die miljarden jaren geleden in het heelal ontstonden. De nieuwe ontdekking werpt dus mogelijk ook een nieuw licht op de chemische evolutie van het vroege heelal. (GS)
Voor het eerst hebben astronomen de ‘jet’ waargenomen van een zeer jonge, zware ster buiten onze Melkweg. Zware sterren spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van sterrenstelsels, onder meer omdat ze de vorming van nieuwe sterren stimuleren (Nature, 25 januari).
De ontdekking is gedaan met de Europese Very Large Telescope (VLT) in het noorden van Chili. Uit de VLT-beelden blijkt dat de (bipolaire) jet van de ster zich uitstrekt over 36 lichtjaar, waarmee het een van de langste jets in zijn soort is. De ster die de jet aandrijft heeft ongeveer 12 keer zoveel massa als onze zon.
De waarnemingen wijzen erop dat zware sterren – in elk geval die tot 12 zonsmassa’s – op dezelfde manier ontstaan als lichte, zonachtige sterren. De materie die zo’n ster-in-wording uit zijn omgeving aantrekt, verzamelt zich in eerste instantie in een zogeheten accretieschijf. De snelle rotatie van het centrale deel van zo’n schijf leidt ertoe dat een deel van het toegestroomde gas in richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in wordt geblazen.
Dat laatste gebeurt in de vorm van twee bundels van hete materie, zoals die nu dus ook bij een zware ster-in-wording buiten onze Melkweg zijn waargenomen. De jonge ster maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, die ongeveer 170.000 lichtjaar van ons verwijderd is. (EE)
Voor het eerst hebben astronomen de ‘jet’ waargenomen van een zeer jonge, zware ster buiten onze Melkweg. Zware sterren spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van sterrenstelsels, onder meer omdat ze de vorming van nieuwe sterren stimuleren (Nature, 25 januari).
De ontdekking is gedaan met de Europese Very Large Telescope (VLT) in het noorden van Chili. Uit de VLT-beelden blijkt dat de (bipolaire) jet van de ster zich uitstrekt over 36 lichtjaar, waarmee het een van de langste jets in zijn soort is. De ster die de jet aandrijft heeft ongeveer 12 keer zoveel massa als onze zon.
De waarnemingen wijzen erop dat zware sterren – in elk geval die tot 12 zonsmassa’s – op dezelfde manier ontstaan als lichte, zonachtige sterren. De materie die zo’n ster-in-wording uit zijn omgeving aantrekt, verzamelt zich in eerste instantie in een zogeheten accretieschijf. De snelle rotatie van het centrale deel van zo’n schijf leidt ertoe dat een deel van het toegestroomde gas in richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in wordt geblazen.
Dat laatste gebeurt in de vorm van twee bundels van hete materie, zoals die nu dus ook bij een zware ster-in-wording buiten onze Melkweg zijn waargenomen. De jonge ster maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, die ongeveer 170.000 lichtjaar van ons verwijderd is. (EE)
Tijdens de 231ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in National Harbor in Maryland (VS) wordt gehouden, hebben astronomen enkele 3D-video’s gepresenteerd die een kijkje bieden in de Orionnevel – het bekende stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. De video’s zijn gebaseerd op beelden van de ruimtetelescopen Hubble (zichtbaar licht) en Spitzer (infrarood).
De video’s voeren de kijker langs pas geboren sterren, gloeiende gaswolken en de kikkervis-vormige gasomhulsels van protoplanetaire schijven. Ook geven ze een duidelijk beeld van de enorme ‘grot’ in de Orionnevel die is ontstaan door de inwerking van de intense straling van de sterren van de Trapezium-sterrenhoop.
Tijdens dezelfde bijeenkomst zijn ook de resultaten bekendgemaakt van een diepgaande survey van de Orionnevel, die is uitgevoerd met de Hubble-ruimtetelescoop. Bij deze survey is een grote populatie van bruine dwergen – sterren die te weinig massa hebben om kernfusiereacties in hun inwendige gaande te houden – opgespoord. Ook zijn enkele reuzenplaneten ontdekt, waaronder een tweetal zonder moederster dat om elkaar cirkelt.
Bij de survey werden 1200 opvallend rode sterren opgespoord. Dat bleken niet allemaal bruine dwergen te zijn: de helderste exemplaren waren simpelweg zwakke rode dwergsterren. Zeventien van deze rode dwergsterren hadden op hun beurt wel een bruine dwerg als begeleider. Ook is er een dubbele bruine dwerg ontdekt en een bruine dwerg met een planeet. (EE)
Tijdens de 231ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in National Harbor in Maryland (VS) wordt gehouden, hebben astronomen enkele 3D-video’s gepresenteerd die een kijkje bieden in de Orionnevel – het bekende stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. De video’s zijn gebaseerd op beelden van de ruimtetelescopen Hubble (zichtbaar licht) en Spitzer (infrarood).
De video’s voeren de kijker langs pas geboren sterren, gloeiende gaswolken en de kikkervis-vormige gasomhulsels van protoplanetaire schijven. Ook geven ze een duidelijk beeld van de enorme ‘grot’ in de Orionnevel die is ontstaan door de inwerking van de intense straling van de sterren van de Trapezium-sterrenhoop.
Tijdens dezelfde bijeenkomst zijn ook de resultaten bekendgemaakt van een diepgaande survey van de Orionnevel, die is uitgevoerd met de Hubble-ruimtetelescoop. Bij deze survey is een grote populatie van bruine dwergen – sterren die te weinig massa hebben om kernfusiereacties in hun inwendige gaande te houden – opgespoord. Ook zijn enkele reuzenplaneten ontdekt, waaronder een tweetal zonder moederster dat om elkaar cirkelt.
Bij de survey werden 1200 opvallend rode sterren opgespoord. Dat bleken niet allemaal bruine dwergen te zijn: de helderste exemplaren waren simpelweg zwakke rode dwergsterren. Zeventien van deze rode dwergsterren hadden op hun beurt wel een bruine dwerg als begeleider. Ook is er een dubbele bruine dwerg ontdekt en een bruine dwerg met een planeet. (EE)
Bij onderzoek van een koude moleculaire wolk in het sterrenbeeld Stier – de Taurus Molecular Cloud – is het organische molecuul benzonitril opgespoord. Dat hebben onderzoekers bekendgemaakt tijdens de 231ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in National Harbor (Maryland) en via een publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Science.
Aromatische koolwaterstoffen – organische moleculen die een zeshoekige ring van koolstofatomen bevatten – zijn alom aanwezig in het heelal. Astronomen weten dit omdat de karakteristieke infraroodstraling die zulke moleculen uitzenden in allerlei omgevingen is waargenomen.
De identificatie van specifieke moleculen van dit type is echter heel lastig. Daartoe moeten spectra worden verkregen in het radiodeel van het elektromagnetische spectrum. Benzonitril – op aarde een kleurloze vloeistof die naar amandelen ruikt – is de eerste aromatische koolwaterstof die op die manier is aangetoond.
Onderzoek van de samenstelling van aromatisch materiaal moet meer inzicht geven in de chemische eigenschappen van de interstellaire materie, waaruit later sterren en planeten zullen ontstaan. (EE)
Bij onderzoek van een koude moleculaire wolk in het sterrenbeeld Stier – de Taurus Molecular Cloud – is het organische molecuul benzonitril opgespoord. Dat hebben onderzoekers bekendgemaakt tijdens de 231ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in National Harbor (Maryland) en via een publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Science.
Aromatische koolwaterstoffen – organische moleculen die een zeshoekige ring van koolstofatomen bevatten – zijn alom aanwezig in het heelal. Astronomen weten dit omdat de karakteristieke infraroodstraling die zulke moleculen uitzenden in allerlei omgevingen is waargenomen.
De identificatie van specifieke moleculen van dit type is echter heel lastig. Daartoe moeten spectra worden verkregen in het radiodeel van het elektromagnetische spectrum. Benzonitril – op aarde een kleurloze vloeistof die naar amandelen ruikt – is de eerste aromatische koolwaterstof die op die manier is aangetoond.
Onderzoek van de samenstelling van aromatisch materiaal moet meer inzicht geven in de chemische eigenschappen van de interstellaire materie, waaruit later sterren en planeten zullen ontstaan. (EE)
Een enorm stervormingsgebied in een buursterrenstelsel van de Melkweg bevat veel meer zware sterren dan voor mogelijk werd gehouden. Dat blijkt uit onderzoek van een internationaal team van astronomen onder wie Alex de Koter en Selma de Mink van de Universiteit van Amsterdam. De astronomen publiceren hun resultaten in het tijdschrift Science.
De studie presenteert de nauwkeurige metingen aan bijna driehonderd zware sterren in het beroemde stervormingsgebied 30 Doradus, ook bekend als de Tarantulanevel. Het gebied bevindt zich in ons buursterrenstelsel de Grote Magelhaense Wolk op zo’n 180.000 lichtjaar van ons vandaan. In de nevel vond de afgelopen miljoenen jaren een ‘geboortegolf’ plaats. De plek helpt sterrenkundigen bij het doen van uitspraken over het ontstaan van het heelal.
Alex de Koter (UvA): ‘We hebben acht jaar gewerkt om dit recordaantal sterren van boven de vijftien zonsmassa’s te onderzoeken. Uniek is dat we van elke ster afzonderlijk de massa hebben bepaald. Andere onderzoekers kijken vaak naar het gezamenlijke licht van alle zware sterren. Dat is een indirecte en daardoor minder betrouwbare manier.’
De astronomen concluderen dat het gebied dertig procent meer zware sterren bevat dan de veelgebruikte wet van Salpeter uit 1955 voorspelt. Dat is belangrijk, want zware sterren mogen dan maar kort leven, ze eindigen wel na een spectaculaire supernova-explosie als neutronenster of zwarte gat. Daarmee hebben ze veel invloed op hun wijde omgeving.
Selma de Mink (UvA): ‘Dit onderzoek verandert hoe we over de eindstadia van zware sterren denken. Want als je de resultaten doortrekt, zijn er wellicht 70 procent meer supernova’s dan gedacht en worden er 180 procent meer zwarte gaten gevormd.’
De onderzoekers willen in de toekomst nagaan of hun bevindingen ook gelden voor andere stervormingsgebieden. Daarnaast willen ze bepalen wat de consequenties zijn voor de theorieën over de vorming van structuur in het heelal en voor het verwachte aantal verschijnselen waarvan zwaartekrachtgolven kunnen worden opgevangen.
Een enorm stervormingsgebied in een buursterrenstelsel van de Melkweg bevat veel meer zware sterren dan voor mogelijk werd gehouden. Dat blijkt uit onderzoek van een internationaal team van astronomen onder wie Alex de Koter en Selma de Mink van de Universiteit van Amsterdam. De astronomen publiceren hun resultaten in het tijdschrift Science.
De studie presenteert de nauwkeurige metingen aan bijna driehonderd zware sterren in het beroemde stervormingsgebied 30 Doradus, ook bekend als de Tarantulanevel. Het gebied bevindt zich in ons buursterrenstelsel de Grote Magelhaense Wolk op zo’n 180.000 lichtjaar van ons vandaan. In de nevel vond de afgelopen miljoenen jaren een ‘geboortegolf’ plaats. De plek helpt sterrenkundigen bij het doen van uitspraken over het ontstaan van het heelal.
Alex de Koter (UvA): ‘We hebben acht jaar gewerkt om dit recordaantal sterren van boven de vijftien zonsmassa’s te onderzoeken. Uniek is dat we van elke ster afzonderlijk de massa hebben bepaald. Andere onderzoekers kijken vaak naar het gezamenlijke licht van alle zware sterren. Dat is een indirecte en daardoor minder betrouwbare manier.’
De astronomen concluderen dat het gebied dertig procent meer zware sterren bevat dan de veelgebruikte wet van Salpeter uit 1955 voorspelt. Dat is belangrijk, want zware sterren mogen dan maar kort leven, ze eindigen wel na een spectaculaire supernova-explosie als neutronenster of zwarte gat. Daarmee hebben ze veel invloed op hun wijde omgeving.
Selma de Mink (UvA): ‘Dit onderzoek verandert hoe we over de eindstadia van zware sterren denken. Want als je de resultaten doortrekt, zijn er wellicht 70 procent meer supernova’s dan gedacht en worden er 180 procent meer zwarte gaten gevormd.’
De onderzoekers willen in de toekomst nagaan of hun bevindingen ook gelden voor andere stervormingsgebieden. Daarnaast willen ze bepalen wat de consequenties zijn voor de theorieën over de vorming van structuur in het heelal en voor het verwachte aantal verschijnselen waarvan zwaartekrachtgolven kunnen worden opgevangen.
Hoe zwaarder het zwarte gat in de kern van een sterrenstelsel is, des te eerder komt de vorming van nieuwe sterren in het stelsel tot stilstand. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met o.a. de Hobby Eberly Telescope in Texas, waarvan de resultaten vandaag gepubliceerd zijn in Nature.
\r\nVrijwel alle sterrenstelsels hebben een superzwaar zwart gat in de kern. Al lange tijd wordt vermoed dat zo'n centraal zwart gat een grote invloed heeft op de stervormingsgeschiedenis van het stelsel: de energie die afkomstig is uit de directe omgeving van het zwarte gat verhit het interstellaire gas in het stelsel, waardoor de vorming van nieuwe sterren wordt bemoeilijkt of zelfs vrijwel geheel tot stilstand komt.
\r\nIn het nieuwe onderzoek zijn de massa's van centrale zwarte gaten in een groot aantal sterrenstelsels afgeleid uit de snelheidsverdeling van sterren in het centrale deel van de stelsels. De stervormingsgeschiedenis is afgeleid uit gedetailleerde spectroscopische waarnemingen. Er bleek een duidelijk verband te bestaan tussen de massa van de zwarte gaten en de snelheid waarmee het stervormingsproces in het betreffende stelsel tot stilstand is gekomen.
\r\nHoe het terugkoppelingsmechanisme precies in zijn werk gaat is overigens nog niet duidelijk. (GS)
Hoe zwaarder het zwarte gat in de kern van een sterrenstelsel is, des te eerder komt de vorming van nieuwe sterren in het stelsel tot stilstand. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met o.a. de Hobby Eberly Telescope in Texas, waarvan de resultaten vandaag gepubliceerd zijn in Nature.
\r\nVrijwel alle sterrenstelsels hebben een superzwaar zwart gat in de kern. Al lange tijd wordt vermoed dat zo'n centraal zwart gat een grote invloed heeft op de stervormingsgeschiedenis van het stelsel: de energie die afkomstig is uit de directe omgeving van het zwarte gat verhit het interstellaire gas in het stelsel, waardoor de vorming van nieuwe sterren wordt bemoeilijkt of zelfs vrijwel geheel tot stilstand komt.
\r\nIn het nieuwe onderzoek zijn de massa's van centrale zwarte gaten in een groot aantal sterrenstelsels afgeleid uit de snelheidsverdeling van sterren in het centrale deel van de stelsels. De stervormingsgeschiedenis is afgeleid uit gedetailleerde spectroscopische waarnemingen. Er bleek een duidelijk verband te bestaan tussen de massa van de zwarte gaten en de snelheid waarmee het stervormingsproces in het betreffende stelsel tot stilstand is gekomen.
\r\nHoe het terugkoppelingsmechanisme precies in zijn werk gaat is overigens nog niet duidelijk. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Chili zijn pasgeboren protosterren ontdekt op slechts een paar lichtjaar afstand van het superzware zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat de energierijke straling uit de directe omgeving van het zwarte gat (Sagittarius A* of Sgr A* geheten) zoveel turbulentie zou veroorzaken in wolken van interstellair gas en stof dat daaruit nooit nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nHet zwarte gat in de Melkwegkern is 4 miljoen maal zo zwaar als de zon. Het bevindt zich op een afstand van 26.000 lichtjaar. Eerder zijn al reuzensterren-op-leeftijd in de omgeving van Sgr A* ontdekt, en een paar jaar geleden zelfs protoplanetaire schijven rond sterren van slechts 6 miljoen jaar oud. In al die gevallen ging het echter om relatief zware sterren. De massa van de nieuw ontdekte protosterren is veel kleiner. Ze hebben leeftijden van niet meer dan ca. 6000 jaar.
\r\nDe protosterren zelf liggen ingebed in wolken van absorberend stof. Ze blazen echter jets van gas de ruimte in, in twee tegenovergestelde richtingen. ALMA detecteerde de millimeterstraling van koolmonoxidemoleculen (CO) in die jets. Door de waarnemingen te vergelijken met die van protosterren in nabijgelegen stervormingsgebieden was het mogelijk om de leeftijden en massa's van de sterren-in-wording te achterhalen.
\r\nDe ALMA-waarnemingen wijzen uit dat stervorming een zeer robuust proces is, dat ook kan plaatsvinden in de tumultueuze omgeving van een superzwaar zwart gat. Kennelijk wordt de turbulentie in interstellaire gas- en stofwolken op de een of andere manier gedempt, of worden de wolken door een ander mechanisme samengedrukt, mogelijk zelfs door schokgolven die veroorzaakt worden door uitbarstingen van het zwarte gat.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Chili zijn pasgeboren protosterren ontdekt op slechts een paar lichtjaar afstand van het superzware zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat de energierijke straling uit de directe omgeving van het zwarte gat (Sagittarius A* of Sgr A* geheten) zoveel turbulentie zou veroorzaken in wolken van interstellair gas en stof dat daaruit nooit nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nHet zwarte gat in de Melkwegkern is 4 miljoen maal zo zwaar als de zon. Het bevindt zich op een afstand van 26.000 lichtjaar. Eerder zijn al reuzensterren-op-leeftijd in de omgeving van Sgr A* ontdekt, en een paar jaar geleden zelfs protoplanetaire schijven rond sterren van slechts 6 miljoen jaar oud. In al die gevallen ging het echter om relatief zware sterren. De massa van de nieuw ontdekte protosterren is veel kleiner. Ze hebben leeftijden van niet meer dan ca. 6000 jaar.
\r\nDe protosterren zelf liggen ingebed in wolken van absorberend stof. Ze blazen echter jets van gas de ruimte in, in twee tegenovergestelde richtingen. ALMA detecteerde de millimeterstraling van koolmonoxidemoleculen (CO) in die jets. Door de waarnemingen te vergelijken met die van protosterren in nabijgelegen stervormingsgebieden was het mogelijk om de leeftijden en massa's van de sterren-in-wording te achterhalen.
\r\nDe ALMA-waarnemingen wijzen uit dat stervorming een zeer robuust proces is, dat ook kan plaatsvinden in de tumultueuze omgeving van een superzwaar zwart gat. Kennelijk wordt de turbulentie in interstellaire gas- en stofwolken op de een of andere manier gedempt, of worden de wolken door een ander mechanisme samengedrukt, mogelijk zelfs door schokgolven die veroorzaakt worden door uitbarstingen van het zwarte gat.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de 15-meter James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Mauna Kea, Hawaii, aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een zeer jonge proto-planeet in een baan rond een zich vormende ster.
\r\nDe JCMT doet waarnemingen op submillimeter-golflengten. De baby-ster (EC53 geheten, in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Slang) blijkt in de loop van anderhalf jaar in helderheid te variëren. Zulke helderheidsvariaties waren eerder al gezien op infrarode golflengten. De submillimeter-waarnemingen (geaccepteerd voor publicatie in The Astrophysical Journal) maken echter duidelijk dat de variaties het gevolg zijn van een periodieke toe- en afname van de hoeveelheid gas en stof die vanuit een protoplanetaire schijf op de zich vormende ster valt.
\r\nUit modelberekeningen blijkt dat de waargenomen variaties goed te verklaren zijn wanneer er rond de ster een Jupiter-achtige planeet-in-wording draait, die zwaartekrachtsstoringen veroorzaakt in de gasstroom naar de ster. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de 15-meter James Clerk Maxwell Telescope (JCMT) op Mauna Kea, Hawaii, aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een zeer jonge proto-planeet in een baan rond een zich vormende ster.
\r\nDe JCMT doet waarnemingen op submillimeter-golflengten. De baby-ster (EC53 geheten, in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Slang) blijkt in de loop van anderhalf jaar in helderheid te variëren. Zulke helderheidsvariaties waren eerder al gezien op infrarode golflengten. De submillimeter-waarnemingen (geaccepteerd voor publicatie in The Astrophysical Journal) maken echter duidelijk dat de variaties het gevolg zijn van een periodieke toe- en afname van de hoeveelheid gas en stof die vanuit een protoplanetaire schijf op de zich vormende ster valt.
\r\nUit modelberekeningen blijkt dat de waargenomen variaties goed te verklaren zijn wanneer er rond de ster een Jupiter-achtige planeet-in-wording draait, die zwaartekrachtsstoringen veroorzaakt in de gasstroom naar de ster. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili zijn detailwaarnemingen verricht aan stervormingsgebieden in het actieve sterrenstelsel NGC 253, op 11 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schild. In de kern van het stelsel (dat we vanaf de aarde min of meer van opzij zien) zijn acht moleculaire wolken in kaart gebracht - koude wolken van moleculair gas en stof met afmetingen van enkele tientallen lichtjaren, waaruit in de nabije toekomst grote hoeveelheden nieuwe sterren zullen ontstaan.
\r\nVerrassend genoeg blijken de wolken een grote chemische verscheidenheid te vertonen. In één van de acht moleculaire wolken zijn spectraallijnen ontdekt van maar liefst 19 verschillende moleculen, waaronder thioformaldehyde (H2CS), propyne (CH3CCH), methanol (CH3OH) en azijnzuur (CH3COOH). Naburige wolken, soms op niet meer dan honderd lichtjaar afstand, bevatten veel minder moleculen, hoewel ze vergelijkbare afmetingen en massa's hebben.
\r\nDe nieuwe metingen, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, bieden mogelijk nieuwe informatie over aard en oorsprong van de grote stervormingsactiviteit in NGC 253 - het dichtstbijzijnde starburst-stelsel in het heelal. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili zijn detailwaarnemingen verricht aan stervormingsgebieden in het actieve sterrenstelsel NGC 253, op 11 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schild. In de kern van het stelsel (dat we vanaf de aarde min of meer van opzij zien) zijn acht moleculaire wolken in kaart gebracht - koude wolken van moleculair gas en stof met afmetingen van enkele tientallen lichtjaren, waaruit in de nabije toekomst grote hoeveelheden nieuwe sterren zullen ontstaan.
\r\nVerrassend genoeg blijken de wolken een grote chemische verscheidenheid te vertonen. In één van de acht moleculaire wolken zijn spectraallijnen ontdekt van maar liefst 19 verschillende moleculen, waaronder thioformaldehyde (H2CS), propyne (CH3CCH), methanol (CH3OH) en azijnzuur (CH3COOH). Naburige wolken, soms op niet meer dan honderd lichtjaar afstand, bevatten veel minder moleculen, hoewel ze vergelijkbare afmetingen en massa's hebben.
\r\nDe nieuwe metingen, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, bieden mogelijk nieuwe informatie over aard en oorsprong van de grote stervormingsactiviteit in NGC 253 - het dichtstbijzijnde starburst-stelsel in het heelal. (GS)
Een team astronomen onder leiding van de Groningse sterrenkundige Karina Caputi heeft met de Amerikaanse Spitzer-ruimtetelescoop ontdekt dat in 15 procent van de sterrenstelsels in het vroege heelal een bijzonder hoge productie van nieuwe sterren plaatsvindt. Ze behoren tot de zogeheten starburst-stelsels. Op basis van eerder onderzoek was de aanname dat slechts een paar procent van de sterrenstelsels in die categorie viel.
\r\nDe astronomen keken met de infraroodtelescoop Spitzer naar een verzameling sterrenstelsels van 1,5 miljard jaar na de oerknal. Het onderzoek, dat vandaag wordt gepubliceerd in het vaktijdschrift Astrophysical Journal, laat zien dat deze uitbarstingen van snelle stervorming (zogeheten starbursts) vrij gewoon waren in het vroege heelal en een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan van sterren in die periode. In het huidige heelal zijn starbursts een zeldzaam verschijnsel.
\r\nUit de bevindingen blijkt dat ongeveer de helft van de nieuwe sterren in het vroege heelal op het conto van starburst-sterrenstelsels kan worden geschreven. “Hiermee hebben we voor het eerst aangetoond dat starburst-stelsels veel belangrijker zijn in de vroege stervorming in het heelal dan we dachten,” licht Caputi (Kapteyn Instituut, Rijksuniversiteit Groningen) toe. “We hebben een onbekende populatie starburst-stelsels gevonden waardoor we onze kijk op de aanwas van sterren in veel sterrenstelsels dienen te herzien. We moeten zorgen dat onze theorieën over galactische evolutie hier rekening mee gaan houden.”
\r\nCaputi en collega’s bestudeerden een dataset met bijna 6000 verre sterrenstelsels uit de Spitzer Matching Survey of the UltraVISTA ultra-deep Stripes (SMUVS). Eerder onderzoek richtte zich voornamelijk op starbursts in zware sterrenstelsels, geselecteerd uit kleine datasets. De catalogus die nu is gebruikt, geeft een veel completer beeld door de vondst van middelzware sterrenstelsels die ook bol van de stervormingsactiviteit staan.
\r\nWaardoor alle uitbarsting van stervorming nu precies wordt aangewakkerd, blijft een raadsel. Mogelijke oorzaken zijn samensmeltingen van sterrenstelsels, waarbij gaswolken ontstaan die dicht genoeg zijn om de stervorming op te starten. Zwaartekrachtsinteracties met buur-sterrenstelsels of ophopingen van materie tussen de stelsels zouden de stervorming ook in gang kunnen zetten. “We hebben nog veel werk te doen om precies te achterhalen waardoor sterrenstelsels in starburst-modus gaan,” besluit Caputi. “Nu we weten hoe belangrijk deze starbursts zijn, zijn we extra gemotiveerd om dit raadsel tot op de bodem uit te zoeken.”
Een team astronomen onder leiding van de Groningse sterrenkundige Karina Caputi heeft met de Amerikaanse Spitzer-ruimtetelescoop ontdekt dat in 15 procent van de sterrenstelsels in het vroege heelal een bijzonder hoge productie van nieuwe sterren plaatsvindt. Ze behoren tot de zogeheten starburst-stelsels. Op basis van eerder onderzoek was de aanname dat slechts een paar procent van de sterrenstelsels in die categorie viel.
\r\nDe astronomen keken met de infraroodtelescoop Spitzer naar een verzameling sterrenstelsels van 1,5 miljard jaar na de oerknal. Het onderzoek, dat vandaag wordt gepubliceerd in het vaktijdschrift Astrophysical Journal, laat zien dat deze uitbarstingen van snelle stervorming (zogeheten starbursts) vrij gewoon waren in het vroege heelal en een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan van sterren in die periode. In het huidige heelal zijn starbursts een zeldzaam verschijnsel.
\r\nUit de bevindingen blijkt dat ongeveer de helft van de nieuwe sterren in het vroege heelal op het conto van starburst-sterrenstelsels kan worden geschreven. “Hiermee hebben we voor het eerst aangetoond dat starburst-stelsels veel belangrijker zijn in de vroege stervorming in het heelal dan we dachten,” licht Caputi (Kapteyn Instituut, Rijksuniversiteit Groningen) toe. “We hebben een onbekende populatie starburst-stelsels gevonden waardoor we onze kijk op de aanwas van sterren in veel sterrenstelsels dienen te herzien. We moeten zorgen dat onze theorieën over galactische evolutie hier rekening mee gaan houden.”
\r\nCaputi en collega’s bestudeerden een dataset met bijna 6000 verre sterrenstelsels uit de Spitzer Matching Survey of the UltraVISTA ultra-deep Stripes (SMUVS). Eerder onderzoek richtte zich voornamelijk op starbursts in zware sterrenstelsels, geselecteerd uit kleine datasets. De catalogus die nu is gebruikt, geeft een veel completer beeld door de vondst van middelzware sterrenstelsels die ook bol van de stervormingsactiviteit staan.
\r\nWaardoor alle uitbarsting van stervorming nu precies wordt aangewakkerd, blijft een raadsel. Mogelijke oorzaken zijn samensmeltingen van sterrenstelsels, waarbij gaswolken ontstaan die dicht genoeg zijn om de stervorming op te starten. Zwaartekrachtsinteracties met buur-sterrenstelsels of ophopingen van materie tussen de stelsels zouden de stervorming ook in gang kunnen zetten. “We hebben nog veel werk te doen om precies te achterhalen waardoor sterrenstelsels in starburst-modus gaan,” besluit Caputi. “Nu we weten hoe belangrijk deze starbursts zijn, zijn we extra gemotiveerd om dit raadsel tot op de bodem uit te zoeken.”
Ook miljarden jaren geleden kwam er veel meer atomair waterstof in het heelal voor dan moleculair waterstof. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen, verricht met het ALMA-observatorium in Chili en met de Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico.
\r\nAtomair waterstofgas bestaat uit losse waterstofatomen. Het is op grote afstanden alleen goed waarneembaar wanneer het gas heet is (geïoniseerd); koel, neutraal atomair waterstofgas is veel moeilijker te detecteren. Moleculair waterstofgas bestaat uit waterstofmoleculen (H2) en heeft altijd een lage temperatuur; het is eenvoudiger te detecteren, met (sub-)millimetertelescopen zoals ALMA.
\r\nIn ons eigen Melkwegstelsel en in naburige sterrenstelsels is atomair waterstofgas dominant: ongeveer 70% van al het waterstofgas komt in atomaire vorm voor; slechts 30% in moleculaire vorm. In verre sterrenstelsels, waar astronomen miljarden jaren terugkijken in de tijd, zijn in het verleden kolossale hoeveelheden moleculair waterstof aangetroffen, tot wel 10 maal de hoeveelheid die in ons eigen Melkwegstelsel voorkomt. Sterrenkundigen gingen er stilzwijgend vanuit dat de hoeveelheid atomair gas in die vroege stelsels dan ook veel kleiner zou zijn. Dat sluit mooi aan bij het gegeven dat er in deze stelsels in hoog tempo nieuwe sterren woreden geboren - sterren ontstaan in koele wolken van moleculair gas.
\r\nDe nieuwe, gevoelige radiowaarnemingen laten nu echter zien dat ook in de verre, vroege stelsels (op afstanden van zo'n 7 miljard lichtjaar) veel meer atomair waterstof voorkomt dan moleculair waterstof. Dat werpt een verrassend nieuw licht op de evolutie van sterrenstelsels en de stervormingsgeschiedenis van het heelal. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in Astsrophysical Journal Letters. (GS)
Ook miljarden jaren geleden kwam er veel meer atomair waterstof in het heelal voor dan moleculair waterstof. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen, verricht met het ALMA-observatorium in Chili en met de Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico.
\r\nAtomair waterstofgas bestaat uit losse waterstofatomen. Het is op grote afstanden alleen goed waarneembaar wanneer het gas heet is (geïoniseerd); koel, neutraal atomair waterstofgas is veel moeilijker te detecteren. Moleculair waterstofgas bestaat uit waterstofmoleculen (H2) en heeft altijd een lage temperatuur; het is eenvoudiger te detecteren, met (sub-)millimetertelescopen zoals ALMA.
\r\nIn ons eigen Melkwegstelsel en in naburige sterrenstelsels is atomair waterstofgas dominant: ongeveer 70% van al het waterstofgas komt in atomaire vorm voor; slechts 30% in moleculaire vorm. In verre sterrenstelsels, waar astronomen miljarden jaren terugkijken in de tijd, zijn in het verleden kolossale hoeveelheden moleculair waterstof aangetroffen, tot wel 10 maal de hoeveelheid die in ons eigen Melkwegstelsel voorkomt. Sterrenkundigen gingen er stilzwijgend vanuit dat de hoeveelheid atomair gas in die vroege stelsels dan ook veel kleiner zou zijn. Dat sluit mooi aan bij het gegeven dat er in deze stelsels in hoog tempo nieuwe sterren woreden geboren - sterren ontstaan in koele wolken van moleculair gas.
\r\nDe nieuwe, gevoelige radiowaarnemingen laten nu echter zien dat ook in de verre, vroege stelsels (op afstanden van zo'n 7 miljard lichtjaar) veel meer atomair waterstof voorkomt dan moleculair waterstof. Dat werpt een verrassend nieuw licht op de evolutie van sterrenstelsels en de stervormingsgeschiedenis van het heelal. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in Astsrophysical Journal Letters. (GS)
Wetenschappers hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) turbulente reservoirs van koud gas gedetecteerd rond verre, snelgroeiende sterrenstelsels. Ze deden dat door voor het eerst te kijken naar het molecuul CH+. Via CH+ moleculen kunnen onderzoekers volgen hoe het kan dat sterrenstelsels langer dan gedacht snel sterren vormen. Het is een nieuwe methode om een belangrijk tijdperk in de stervormingsgeschiedenis van het heelal beter te bestuderen. De resultaten van het onderzoek verschijnen in het vaktijdschrift Nature.
De ontdekking is gedaan door een team onder leiding van Edith Falgarone (Ecole Normale Supérieure en Observatoire de Paris, Frankrijk). De signalen van CH+ werden gedetecteerd bij vijf zogeheten starburststelsels – verre, snelgroeiende sterrenstelsels – waaronder een stelsel dat de Kosmische Wimper wordt genoemd.
‘CH+ is een speciaal molecuul. Het heeft veel energie nodig om te ontstaan en het reageert snel. Dat betekent dat het molecuul kort leeft en dat het maar korte afstanden aflegt. Als we het spoor van CH+ volgen, dan kunnen we zien hoe energie door sterrenstelsels en hun omgeving stroomt,’ zegt Martin Zwaan, sterrenkundige bij ESO en onderzoeker in het team.
Hoe CH+ een spoor van energie kan achterlaten, wordt duidelijk door het te vergelijken met een varende zeilboot in een tropische oceaan tijdens een donkere nacht. Bij de juiste omstandigheden licht fluorescerend plankton op rond de boot. De wervelingen die de boot veroorzaakt, zorgen ervoor dat het plankton licht uitstraalt. Daardoor verklapt het plankton als het ware dat er turbulente gebieden zijn in het water. Zo is het ook met CH+. Het vormt zich alleen in gebieden waar snel turbulent gas aanwezig is. Via CH+ kan een spoor van energie worden gevolgd.
De waargenomen CH+ onthult dichte schokgolven die ontstaan in hete, snelle galactische winden in het binnenste van de stervormingsgebieden. Deze winden stromen door het sterrenstelsel en duwen materiaal naar buiten. Maar hun turbulente bewegingen zijn zo grillig dat een deel van het materiaal weer ingevangen kan worden door de zwaartekracht van het sterrenstelsel. Het ingevangen materiaal vormt enorme, woest stromende voorraden van koel gas met een lage dichtheid. De reservoirs strekken zich meer dan 30.000 lichtjaar buiten de stervormingsregio uit.
Het team stelde vast dat de sterrenwinden op zichzelf niet genoeg zijn om de gasreservoirs bij te vullen. Het lijkt erop dat het samensmelten van sterrenstelsels of het opnemen van verborgen gasstromen, zoals de huidige theorie voorspelt, ook belangrijk is.
Wetenschappers hebben met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) turbulente reservoirs van koud gas gedetecteerd rond verre, snelgroeiende sterrenstelsels. Ze deden dat door voor het eerst te kijken naar het molecuul CH+. Via CH+ moleculen kunnen onderzoekers volgen hoe het kan dat sterrenstelsels langer dan gedacht snel sterren vormen. Het is een nieuwe methode om een belangrijk tijdperk in de stervormingsgeschiedenis van het heelal beter te bestuderen. De resultaten van het onderzoek verschijnen in het vaktijdschrift Nature.
De ontdekking is gedaan door een team onder leiding van Edith Falgarone (Ecole Normale Supérieure en Observatoire de Paris, Frankrijk). De signalen van CH+ werden gedetecteerd bij vijf zogeheten starburststelsels – verre, snelgroeiende sterrenstelsels – waaronder een stelsel dat de Kosmische Wimper wordt genoemd.
‘CH+ is een speciaal molecuul. Het heeft veel energie nodig om te ontstaan en het reageert snel. Dat betekent dat het molecuul kort leeft en dat het maar korte afstanden aflegt. Als we het spoor van CH+ volgen, dan kunnen we zien hoe energie door sterrenstelsels en hun omgeving stroomt,’ zegt Martin Zwaan, sterrenkundige bij ESO en onderzoeker in het team.
Hoe CH+ een spoor van energie kan achterlaten, wordt duidelijk door het te vergelijken met een varende zeilboot in een tropische oceaan tijdens een donkere nacht. Bij de juiste omstandigheden licht fluorescerend plankton op rond de boot. De wervelingen die de boot veroorzaakt, zorgen ervoor dat het plankton licht uitstraalt. Daardoor verklapt het plankton als het ware dat er turbulente gebieden zijn in het water. Zo is het ook met CH+. Het vormt zich alleen in gebieden waar snel turbulent gas aanwezig is. Via CH+ kan een spoor van energie worden gevolgd.
De waargenomen CH+ onthult dichte schokgolven die ontstaan in hete, snelle galactische winden in het binnenste van de stervormingsgebieden. Deze winden stromen door het sterrenstelsel en duwen materiaal naar buiten. Maar hun turbulente bewegingen zijn zo grillig dat een deel van het materiaal weer ingevangen kan worden door de zwaartekracht van het sterrenstelsel. Het ingevangen materiaal vormt enorme, woest stromende voorraden van koel gas met een lage dichtheid. De reservoirs strekken zich meer dan 30.000 lichtjaar buiten de stervormingsregio uit.
Het team stelde vast dat de sterrenwinden op zichzelf niet genoeg zijn om de gasreservoirs bij te vullen. Het lijkt erop dat het samensmelten van sterrenstelsels of het opnemen van verborgen gasstromen, zoals de huidige theorie voorspelt, ook belangrijk is.
Quasars – de actieve kernen van verre sterrenstelsels – hebben een cruciale rol gespeeld bij het ‘uitdoven’ van de stervormingsactiviteit van sterrenstelsels. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een grote opstelling van radiotelescopen in het noorden van Chili.
De grootste sterrenstelsels in het heelal zitten vol met oude, bijna opgebrande sterren. Maar bijna 12 miljard jaar geleden waren zulke stelsels nog kolossale sterfabrieken die miljarden sterren produceerden.
ALMA-waarnemingen van vier van deze stofrijke ‘starburst-stelsels’ laten zien dat quasars voldoende energie produceren om gas uit het hen omringende sterrenstelsel te verdrijven. Op die manier ontstaat er een tekort aan ‘bouwmateriaal’ voor de vorming van nieuwe sterren. De opgewekte energie is afkomstig van een kolossaal zwart gat dat materie aantrekt en vervolgens deels weer terug de ruimte in blaast.
Vermoed wordt dat de vier ontdekte gevallen het topje van de ijsberg zijn. Doorgaans zijn quasars in zulke stofrijke stelsels niet waarneembaar, omdat ze door het vele stof aan het zicht onttrokken worden. Het nu ontdekte viertal zou alleen maar waarneembaar zijn omdat de stelsels min of meer donutvormig zijn en we vanaf de aarde toevallig in het centrale ‘gat’ daarvan kijken. (EE)
Quasars – de actieve kernen van verre sterrenstelsels – hebben een cruciale rol gespeeld bij het ‘uitdoven’ van de stervormingsactiviteit van sterrenstelsels. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een grote opstelling van radiotelescopen in het noorden van Chili.
De grootste sterrenstelsels in het heelal zitten vol met oude, bijna opgebrande sterren. Maar bijna 12 miljard jaar geleden waren zulke stelsels nog kolossale sterfabrieken die miljarden sterren produceerden.
ALMA-waarnemingen van vier van deze stofrijke ‘starburst-stelsels’ laten zien dat quasars voldoende energie produceren om gas uit het hen omringende sterrenstelsel te verdrijven. Op die manier ontstaat er een tekort aan ‘bouwmateriaal’ voor de vorming van nieuwe sterren. De opgewekte energie is afkomstig van een kolossaal zwart gat dat materie aantrekt en vervolgens deels weer terug de ruimte in blaast.
Vermoed wordt dat de vier ontdekte gevallen het topje van de ijsberg zijn. Doorgaans zijn quasars in zulke stofrijke stelsels niet waarneembaar, omdat ze door het vele stof aan het zicht onttrokken worden. Het nu ontdekte viertal zou alleen maar waarneembaar zijn omdat de stelsels min of meer donutvormig zijn en we vanaf de aarde toevallig in het centrale ‘gat’ daarvan kijken. (EE)
Aan de hand van nieuwe waarnemingen met de Europese VLT Survey Telescope (VST) hebben astronomen drie verschillende populaties van ‘babysterren’ ontdekt in de Orionnevel. Dat suggereert dat de vorming van sterren in dit stervormingsgebied schoksgewijs verloopt.
De VST-gegevens zijn gebruikt om nauwkeurige metingen te kunnen doen van de helderheden en kleuren van alle sterren van de sterrenhoop in het hart van de Orionnevel. Deze metingen stellen astronomen in staat om de massa’s en leeftijden van de sterren te bepalen. Tot hun verrassing lieten de gegevens zien dat de sterren in drie verschillende groepen kunnen worden ingedeeld.
De voorlopige conclusie is dat het gaat om drie opeenvolgende generaties van sterren die binnen minder dan drie miljoen jaar zijn ontstaan. Een en ander betekent dat de stervorming in de Orionnevel-sterrenhoop niet alleen met horten en stoten gaat, maar ook veel sneller verloopt dan voorheen werd aangenomen. (EE)
Aan de hand van nieuwe waarnemingen met de Europese VLT Survey Telescope (VST) hebben astronomen drie verschillende populaties van ‘babysterren’ ontdekt in de Orionnevel. Dat suggereert dat de vorming van sterren in dit stervormingsgebied schoksgewijs verloopt.
De VST-gegevens zijn gebruikt om nauwkeurige metingen te kunnen doen van de helderheden en kleuren van alle sterren van de sterrenhoop in het hart van de Orionnevel. Deze metingen stellen astronomen in staat om de massa’s en leeftijden van de sterren te bepalen. Tot hun verrassing lieten de gegevens zien dat de sterren in drie verschillende groepen kunnen worden ingedeeld.
De voorlopige conclusie is dat het gaat om drie opeenvolgende generaties van sterren die binnen minder dan drie miljoen jaar zijn ontstaan. Een en ander betekent dat de stervorming in de Orionnevel-sterrenhoop niet alleen met horten en stoten gaat, maar ook veel sneller verloopt dan voorheen werd aangenomen. (EE)
Een team van sterrenkundigen met daarin Peter Barthel en Pece Podigachoski van de Rijksuniversiteit Groningen heeft een verklaring gevonden voor een vijftig jaar oud raadsel waarom koel gas uit hete quasars stroomt. Nieuwe waarnemingen duiden erop dat het koele gas hoogstwaarschijnlijk ontstaat bij de snelle vorming van sterren in het moedersterrenstelsel van de quasar en dat het door sterexplosies naar buiten wordt geblazen. Het artikel van de sterrenkundigen is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Astrophysical Journal Letters.
Een quasar is een fel stralende kern van een sterrenstelsel. In het vroege heelal kwamen veel quasars voor. De kern van een quasar straalt fel door de invloed van een zwaar zwart gat in het centrum dat materie aanzuigt die daardoor heet gaat gloeien. De hittestraling is kenmerkend voor quasars.
In 1966 ontdekten sterrenkundigen tot hun verrassing dat quasars niet alleen heet, maar ook koel gas herbergen. Dat gas bleek bovendien snel te bewegen. De astronomen proberen al vijftig jaar te ontrafelen waar het koele gas vandaan komt, hoeveel er is en waarom het snelheden van duizenden kilometers per seconde kan bereiken.
Peter Barthel (Rijksuniversiteit Groningen): ‘Ook wilden we weten hoe belangrijk dit soort gaswinden zijn in het moederstelsel van de quasar en wat het netto effect ervan is in het vroege heelal. Deze sterrenstelsels groeien namelijk uiteindelijk tot stelsels als onze Melkweg en dat proces willen we begrijpen.’
Een internationaal team van sterrenkundigen besloot om met de Herschel-ruimtetelescoop naar een aantal quasars te kijken. Uit de waarnemingen blijkt dat het koele gas met name voorkomt in die quasars waarin ook veel sterren worden gevormd. Barthel: ‘Kennelijk heeft snelle stervorming in quasar-moederstelsels iets van doen met die koele gaswinden.’
Barthel werkte deze veronderstelling vervolgens nader uit samen met zijn promovendus Pece Podigachoski en met collega's Belinda Wilkes van de Harvard sterrenwacht en Martin Haas van de universiteit van Bochum. Ze vermoeden dat de winden wordt aangewakkerd door sterren die exploderen als er veel en snel sterren worden gevormd.
De sterwinden zouden weleens een natuurlijke rem kunnen zijn op de vorming van veel meer sterren en van grotere sterrenstelsels. Barthel: ‘Want hoewel theoretisch gesproken sterrenstelsels heel groot zouden kunnen worden, komen we zulke stelsels in de praktijk niet tegen.’
Een team van sterrenkundigen met daarin Peter Barthel en Pece Podigachoski van de Rijksuniversiteit Groningen heeft een verklaring gevonden voor een vijftig jaar oud raadsel waarom koel gas uit hete quasars stroomt. Nieuwe waarnemingen duiden erop dat het koele gas hoogstwaarschijnlijk ontstaat bij de snelle vorming van sterren in het moedersterrenstelsel van de quasar en dat het door sterexplosies naar buiten wordt geblazen. Het artikel van de sterrenkundigen is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Astrophysical Journal Letters.
Een quasar is een fel stralende kern van een sterrenstelsel. In het vroege heelal kwamen veel quasars voor. De kern van een quasar straalt fel door de invloed van een zwaar zwart gat in het centrum dat materie aanzuigt die daardoor heet gaat gloeien. De hittestraling is kenmerkend voor quasars.
In 1966 ontdekten sterrenkundigen tot hun verrassing dat quasars niet alleen heet, maar ook koel gas herbergen. Dat gas bleek bovendien snel te bewegen. De astronomen proberen al vijftig jaar te ontrafelen waar het koele gas vandaan komt, hoeveel er is en waarom het snelheden van duizenden kilometers per seconde kan bereiken.
Peter Barthel (Rijksuniversiteit Groningen): ‘Ook wilden we weten hoe belangrijk dit soort gaswinden zijn in het moederstelsel van de quasar en wat het netto effect ervan is in het vroege heelal. Deze sterrenstelsels groeien namelijk uiteindelijk tot stelsels als onze Melkweg en dat proces willen we begrijpen.’
Een internationaal team van sterrenkundigen besloot om met de Herschel-ruimtetelescoop naar een aantal quasars te kijken. Uit de waarnemingen blijkt dat het koele gas met name voorkomt in die quasars waarin ook veel sterren worden gevormd. Barthel: ‘Kennelijk heeft snelle stervorming in quasar-moederstelsels iets van doen met die koele gaswinden.’
Barthel werkte deze veronderstelling vervolgens nader uit samen met zijn promovendus Pece Podigachoski en met collega's Belinda Wilkes van de Harvard sterrenwacht en Martin Haas van de universiteit van Bochum. Ze vermoeden dat de winden wordt aangewakkerd door sterren die exploderen als er veel en snel sterren worden gevormd.
De sterwinden zouden weleens een natuurlijke rem kunnen zijn op de vorming van veel meer sterren en van grotere sterrenstelsels. Barthel: ‘Want hoewel theoretisch gesproken sterrenstelsels heel groot zouden kunnen worden, komen we zulke stelsels in de praktijk niet tegen.’
De accretieschijf rond een jonge ster-in-wording blijkt allerlei complexe moleculen te bevatten. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam onder leiding van de Taiwanese astronoom Chin-Fei Lee, na waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA). Het is voor het eerst dat zulke moleculen bij zo’n heel jonge ster zijn aangetoond.
Het onderzochte object, HH-212, maakt deel uit van het grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. De protoster is naar schatting pas 40.000 jaar oud en heeft nu nog vijf keer zo weinig massa als onze zon. Daaromheen is echter een ongeveer tien miljard kilometer brede schijf te zien, van waaruit meer gas en stof naar de ster toe stroomt.
Met ALMA zijn in de ijle uitlopers boven en onder deze zogeheten accretieschijf allerlei organische moleculen opgespoord. Het gaat daarbij om onder meer ethanol, gedeutereerd methanol, methaanthiol en formamide. Moleculen als deze staan aan de basis van aminozuren en suikers – de bouwstenen van leven zoals wij dat kennen.
De ontdekking wijst er dus op dat zulke bouwstenen al heel vroeg in de materieschijf rond een jonge ster worden gevormd. Dat gebeurt vermoedelijk op het oppervlak van ijsdeeltjes. Hoe dan ook: de planeten die in een later stadium in zo’n schijf ontstaan, worden waarschijnlijk direct al voorzien van grondstoffen waaruit leven kan voortkomen. (EE)
De accretieschijf rond een jonge ster-in-wording blijkt allerlei complexe moleculen te bevatten. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam onder leiding van de Taiwanese astronoom Chin-Fei Lee, na waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA). Het is voor het eerst dat zulke moleculen bij zo’n heel jonge ster zijn aangetoond.
Het onderzochte object, HH-212, maakt deel uit van het grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. De protoster is naar schatting pas 40.000 jaar oud en heeft nu nog vijf keer zo weinig massa als onze zon. Daaromheen is echter een ongeveer tien miljard kilometer brede schijf te zien, van waaruit meer gas en stof naar de ster toe stroomt.
Met ALMA zijn in de ijle uitlopers boven en onder deze zogeheten accretieschijf allerlei organische moleculen opgespoord. Het gaat daarbij om onder meer ethanol, gedeutereerd methanol, methaanthiol en formamide. Moleculen als deze staan aan de basis van aminozuren en suikers – de bouwstenen van leven zoals wij dat kennen.
De ontdekking wijst er dus op dat zulke bouwstenen al heel vroeg in de materieschijf rond een jonge ster worden gevormd. Dat gebeurt vermoedelijk op het oppervlak van ijsdeeltjes. Hoe dan ook: de planeten die in een later stadium in zo’n schijf ontstaan, worden waarschijnlijk direct al voorzien van grondstoffen waaruit leven kan voortkomen. (EE)
Het is een team van Leidse sterrenkundigen gelukt om de biologisch belangrijke stof glycerol te maken onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die in interstellaire wolken. Ze lieten hiervoor koolmonoxide-ijs met waterstofatomen reageren bij min 250 graden Celsius. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vakblad Astrophysical Journal.
In de afgelopen jaren zijn veel complexe moleculen in de ruimte ontdekt. Hoe die ontstaan is vaak onduidelijk. Gleb Fedoseev, nu postdoc bij het Osservatorio Astrofisico di Catania in Italië en eerste auteur van het artikel: ‘De dichtheid van deeltjes in de ruimte is zo klein, dat je complexe moleculen alleen kunt vormen in ijslaagjes op stofdeeltjes die gedurende honderdduizenden jaren ontstaan. Koolmonoxide speelt daarbij een belangrijke rol. Het is vluchtig, maar bevriest bij zeer lage temperaturen. Wanneer je het ijslaagje met daarin koolmonoxide vervolgens bombardeert met waterstofatomen, ontstaan nieuwe moleculen.’
In 2009 lieten de Leidse onderzoekers met behulp van hun ijskoude waterstofbombardementen zien dat koolmonoxide reageert tot formaldehyde (vier atomen) en methanol (zes atomen). In 2015 lukte het om de suiker glycoaldehyde (acht atomen) te maken. En nu is het dus gelukt om glycerol (veertien atomen) te maken.
Harold Linnartz, hoofd van het Sackler Laboratory for Astrophysics bij de Universiteit Leiden: ‘Als je systematisch de reactieproducten die tijdens het atoombombardement ontstaan met elkaar laat reageren, dan ontstaan er steeds complexere moleculen. We zitten nu bij glycerol, nog twee van zulke stappen en je hebt ribose, een suiker dat van belang is bij de codering van onze genen.’
De grote vraag is nu of glycerol niet alleen in het laboratorium aanwezig is, maar ook in interstellaire wolken. De moleculen formaldehyde, methanol en glycolaldehyde zijn inmiddels met telescopen waargenomen in IRAS 16293-2422. Dat is een gebied in het sterrenbeeld Slangendrager op 460 lichtjaar van de aarde, waar jonge sterren ontstaan die lijken op hoe onze zon er 4,5 miljard jaar geleden uitgezien moet hebben. De astronomen willen nu met ALMA, de grootste radiotelescoop ter wereld, in datzelfde gebied zoeken naar glycerol.
Het is een team van Leidse sterrenkundigen gelukt om de biologisch belangrijke stof glycerol te maken onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die in interstellaire wolken. Ze lieten hiervoor koolmonoxide-ijs met waterstofatomen reageren bij min 250 graden Celsius. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het vakblad Astrophysical Journal.
In de afgelopen jaren zijn veel complexe moleculen in de ruimte ontdekt. Hoe die ontstaan is vaak onduidelijk. Gleb Fedoseev, nu postdoc bij het Osservatorio Astrofisico di Catania in Italië en eerste auteur van het artikel: ‘De dichtheid van deeltjes in de ruimte is zo klein, dat je complexe moleculen alleen kunt vormen in ijslaagjes op stofdeeltjes die gedurende honderdduizenden jaren ontstaan. Koolmonoxide speelt daarbij een belangrijke rol. Het is vluchtig, maar bevriest bij zeer lage temperaturen. Wanneer je het ijslaagje met daarin koolmonoxide vervolgens bombardeert met waterstofatomen, ontstaan nieuwe moleculen.’
In 2009 lieten de Leidse onderzoekers met behulp van hun ijskoude waterstofbombardementen zien dat koolmonoxide reageert tot formaldehyde (vier atomen) en methanol (zes atomen). In 2015 lukte het om de suiker glycoaldehyde (acht atomen) te maken. En nu is het dus gelukt om glycerol (veertien atomen) te maken.
Harold Linnartz, hoofd van het Sackler Laboratory for Astrophysics bij de Universiteit Leiden: ‘Als je systematisch de reactieproducten die tijdens het atoombombardement ontstaan met elkaar laat reageren, dan ontstaan er steeds complexere moleculen. We zitten nu bij glycerol, nog twee van zulke stappen en je hebt ribose, een suiker dat van belang is bij de codering van onze genen.’
De grote vraag is nu of glycerol niet alleen in het laboratorium aanwezig is, maar ook in interstellaire wolken. De moleculen formaldehyde, methanol en glycolaldehyde zijn inmiddels met telescopen waargenomen in IRAS 16293-2422. Dat is een gebied in het sterrenbeeld Slangendrager op 460 lichtjaar van de aarde, waar jonge sterren ontstaan die lijken op hoe onze zon er 4,5 miljard jaar geleden uitgezien moet hebben. De astronomen willen nu met ALMA, de grootste radiotelescoop ter wereld, in datzelfde gebied zoeken naar glycerol.
Op 1400 lichtjaar afstand van de aarde, in het sterrenbeeld Orion, is de geboorte van een ster in gang gezet door een andere babyster. De pasgeboren ster FIR 3 blaast een krachtige straalstroom van gas de ruimte in. Die moet zo'n 100.000 jaar geleden in botsing zijn gekomen met een relatief ijle wolk van gas en stof. Als gevolg daarvan begon die wolk samen te trekken, en ontstond een nieuwe protoster, FIR 4 geheten.
\r\nDat er hier sprake is van een bijzondere kettingreactie werd in 2008 al geopperd door Japanse onderzoekers. Nieuwe metingen met de Very Large Array-radiotelescoop in New Mexico hebben nu het bewijs geleverd. De resultaten worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Op 1400 lichtjaar afstand van de aarde, in het sterrenbeeld Orion, is de geboorte van een ster in gang gezet door een andere babyster. De pasgeboren ster FIR 3 blaast een krachtige straalstroom van gas de ruimte in. Die moet zo'n 100.000 jaar geleden in botsing zijn gekomen met een relatief ijle wolk van gas en stof. Als gevolg daarvan begon die wolk samen te trekken, en ontstond een nieuwe protoster, FIR 4 geheten.
\r\nDat er hier sprake is van een bijzondere kettingreactie werd in 2008 al geopperd door Japanse onderzoekers. Nieuwe metingen met de Very Large Array-radiotelescoop in New Mexico hebben nu het bewijs geleverd. De resultaten worden gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Astronomen hebben een ‘radio-opname’ gemaakt van een 50 lichtjaar metend filament van sterren-vormend gas in en rond de bekende Orionnevel. De afbeelding toont de verdeling van ammoniakmoleculen in deze draderige structuur, zoals die is vastgelegd met de grote radiotelescoop in Green Bank, West Virgina.
Interstellaire ammoniak geldt als ‘verklikker’ van koud waterstofgas – de belangrijkste ’grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Dat waterstofgas is niet rechtstreeks waarneembaar, maar het vormt een mengsel met andere moleculen, waaronder dus ammoniak, die van nature radiostraling uitzenden.
Door de verdeling van de ammoniak in kaart te brengen, kunnen astronomen de bewegingen en de temperatuur van het gas onderzoeken. Met behulp van deze informatie kan worden vastgesteld of en waar de stervorming in zo’n filament al op gang is gekomen.
De nieuwe opname maakt deel uit van de Green Bank Ammonia Survey (GAS). Onderwerp van deze survey zijn alle grote, nabije stervormingsgebieden in het noordelijk deel van de zogeheten Gould-gordel – een ring van jonge sterren en gaswolken die vrijwel de complete hemel omspant en daarbij het sterrenbeeld Orion doorkruist. (EE)
Astronomen hebben een ‘radio-opname’ gemaakt van een 50 lichtjaar metend filament van sterren-vormend gas in en rond de bekende Orionnevel. De afbeelding toont de verdeling van ammoniakmoleculen in deze draderige structuur, zoals die is vastgelegd met de grote radiotelescoop in Green Bank, West Virgina.
Interstellaire ammoniak geldt als ‘verklikker’ van koud waterstofgas – de belangrijkste ’grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Dat waterstofgas is niet rechtstreeks waarneembaar, maar het vormt een mengsel met andere moleculen, waaronder dus ammoniak, die van nature radiostraling uitzenden.
Door de verdeling van de ammoniak in kaart te brengen, kunnen astronomen de bewegingen en de temperatuur van het gas onderzoeken. Met behulp van deze informatie kan worden vastgesteld of en waar de stervorming in zo’n filament al op gang is gekomen.
De nieuwe opname maakt deel uit van de Green Bank Ammonia Survey (GAS). Onderwerp van deze survey zijn alle grote, nabije stervormingsgebieden in het noordelijk deel van de zogeheten Gould-gordel – een ring van jonge sterren en gaswolken die vrijwel de complete hemel omspant en daarbij het sterrenbeeld Orion doorkruist. (EE)
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Veronica Allen en Floris van der Tak (beiden RUG en SRON), heeft in het zuidoostelijke deel van een vlindervormige stervormingsschijf een gebied ontdekt met veel stikstofhoudende moleculen. Het andere deel van de schijf is juist arm aan stikstof. Mogelijk worden de verschillen veroorzaakt doordat zich sterren van sterk uiteenlopende temperaturen aan het vormen zijn.
De sterrenkundigen onderzochten het stervormingsgebied G35.20-0.74N op ruim 7000 lichtjaar van ons vandaan aan de zuidelijke sterrenhemel. Ze gebruikten hiervoor de (sub)millimetertelescoop ALMA op de Chileense Chajnantor-hoogvlakte, die de moleculaire gaswolken in kaart kan brengen waarin sterren ontstaan.
De onderzoekers zagen in het stervormingsgebied iets bijzonders in de schijf rond een jonge, zware ster. Terwijl er overal in de schijf grote zuurstofhoudende en zwavelhoudende koolwaterstoffen aanwezig waren, vonden de astronomen alleen in het zuidoostelijke gedeelte van de schijf grote stikstofhoudende moleculen. Daarnaast bleek het aan de stikstofkant ook nog eens 150 graden warmer dan aan de andere kant van de schijf.
Mede op basis van deze waarnemingen vermoeden de wetenschappers dat er zich tegelijkertijd meerdere sterren in deze ene schijf aan het vormen zijn. Daarbij zijn sommige sterren heter of zwaarder dan andere. De onderzoekers verwachten dat de schijf uiteindelijk zal opbreken in meerdere kleine schijven als de sterren verder groeien.
Een artikel met onderzoeksresultaten is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Astronomy & Astrophysics.
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Veronica Allen en Floris van der Tak (beiden RUG en SRON), heeft in het zuidoostelijke deel van een vlindervormige stervormingsschijf een gebied ontdekt met veel stikstofhoudende moleculen. Het andere deel van de schijf is juist arm aan stikstof. Mogelijk worden de verschillen veroorzaakt doordat zich sterren van sterk uiteenlopende temperaturen aan het vormen zijn.
De sterrenkundigen onderzochten het stervormingsgebied G35.20-0.74N op ruim 7000 lichtjaar van ons vandaan aan de zuidelijke sterrenhemel. Ze gebruikten hiervoor de (sub)millimetertelescoop ALMA op de Chileense Chajnantor-hoogvlakte, die de moleculaire gaswolken in kaart kan brengen waarin sterren ontstaan.
De onderzoekers zagen in het stervormingsgebied iets bijzonders in de schijf rond een jonge, zware ster. Terwijl er overal in de schijf grote zuurstofhoudende en zwavelhoudende koolwaterstoffen aanwezig waren, vonden de astronomen alleen in het zuidoostelijke gedeelte van de schijf grote stikstofhoudende moleculen. Daarnaast bleek het aan de stikstofkant ook nog eens 150 graden warmer dan aan de andere kant van de schijf.
Mede op basis van deze waarnemingen vermoeden de wetenschappers dat er zich tegelijkertijd meerdere sterren in deze ene schijf aan het vormen zijn. Daarbij zijn sommige sterren heter of zwaarder dan andere. De onderzoekers verwachten dat de schijf uiteindelijk zal opbreken in meerdere kleine schijven als de sterren verder groeien.
Een artikel met onderzoeksresultaten is geaccepteerd voor publicatie in het vakblad Astronomy & Astrophysics.
Decennialang zijn wetenschappers ervan uitgegaan dat sterke magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de vorming van nieuwe sterren. Maar nu hebben astronomen met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) een voorbeeld ontdekt van een ster-in-wording die omgeven is door een verrassend zwak en chaotisch magnetisch veld.
Bij eerdere waarnemingen met andere telescopen is geconstateerd dat de magnetische velden rond jonge protosterren de vorm van een zandloper hebben. Deze vorm is karakteristiek voor een sterk magnetisch veld dat nabij de protoster ontstaat en zich over vele lichtjaren uitstrekt – tot diep in de omringende wolk van gas en stof dus.
Bij de 1400 lichtjaar verre ‘babyster’ Ser-emb 8 is dat anders. Deze lijkt te zijn ontstaan in een zwak magnetische omgeving die door turbulenties wordt gedomineerd. Toekomstige onderzoeken zullen moeten uitwijzen of dit scenario vaker wordt doorlopen. Hoe dan ook lijkt de relatie tussen stervorming en magnetische velden ingewikkelder te zijn dan gedacht. (EE)
Decennialang zijn wetenschappers ervan uitgegaan dat sterke magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de vorming van nieuwe sterren. Maar nu hebben astronomen met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) een voorbeeld ontdekt van een ster-in-wording die omgeven is door een verrassend zwak en chaotisch magnetisch veld.
Bij eerdere waarnemingen met andere telescopen is geconstateerd dat de magnetische velden rond jonge protosterren de vorm van een zandloper hebben. Deze vorm is karakteristiek voor een sterk magnetisch veld dat nabij de protoster ontstaat en zich over vele lichtjaren uitstrekt – tot diep in de omringende wolk van gas en stof dus.
Bij de 1400 lichtjaar verre ‘babyster’ Ser-emb 8 is dat anders. Deze lijkt te zijn ontstaan in een zwak magnetische omgeving die door turbulenties wordt gedomineerd. Toekomstige onderzoeken zullen moeten uitwijzen of dit scenario vaker wordt doorlopen. Hoe dan ook lijkt de relatie tussen stervorming en magnetische velden ingewikkelder te zijn dan gedacht. (EE)
Onze zon had ooit een tweelingbroertje. Ook vrijwel alle andere enkelvoudige sterren in het Melkwegstelsel zijn geboren als dubbelster. Die conclusie trekken Amerikaanse sterrenkundigen op basis van gedetailleerde waarnemingen aan een groot stervormingsgebied in het sterrenbeeld Perseus, op 600 lichtjaar afstand van de aarde.
\r\nMet radiotelescopen zijn alle jonge protosterren in deze kosmische kraamkamer in kaart gebracht: 45 enkelvoudige sterren en 55 sterren die deel uitmaken van een dubbelster of een meervoudig stelsel. De waargenomen verdeling van de pasgeboren sterren in de Perseus-wolk kan echter alleen goed verklaard worden als je aanneemt dat alle sterren als wijde dubbelster zijn geboren, zo blijkt uit modelberekeningen. Na verloop van tijd is een deel van die dubbelsterren uiteengevallen, terwijl andere paren juist in steeds kleinere banen om elkaar heen zijn gaan draaien, aldus de onderzoekers.
\r\nAls deze theorie voor elk stervormingsgebied opgaat, moet ook onze eigen zon 4,6 miljard jaar geleden als tweeling zijn geboren. De begeleider van de zon bevond zich aanvankelijk op een afstand van tientallen miljarden kilometers. Een paar honderdduizend jaar na hun geboorte gingen de tweelingsterren elk hun eigen weg. Overigens hoeft het verloren tweelingbroertje van de zon niet precies dezelfde afmetingen en massa gehad te hebben. Momenteel valt niet meer eenvoduig te achterhalen om welke ster het gaat.
\r\nDe astronomen, van de Universiteit van Californië in Berkeley en van het Smithsonian Astrophysical Observatory, publiceren hun resultaten binnenkort in het Britse maandblad Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Onze zon had ooit een tweelingbroertje. Ook vrijwel alle andere enkelvoudige sterren in het Melkwegstelsel zijn geboren als dubbelster. Die conclusie trekken Amerikaanse sterrenkundigen op basis van gedetailleerde waarnemingen aan een groot stervormingsgebied in het sterrenbeeld Perseus, op 600 lichtjaar afstand van de aarde.
\r\nMet radiotelescopen zijn alle jonge protosterren in deze kosmische kraamkamer in kaart gebracht: 45 enkelvoudige sterren en 55 sterren die deel uitmaken van een dubbelster of een meervoudig stelsel. De waargenomen verdeling van de pasgeboren sterren in de Perseus-wolk kan echter alleen goed verklaard worden als je aanneemt dat alle sterren als wijde dubbelster zijn geboren, zo blijkt uit modelberekeningen. Na verloop van tijd is een deel van die dubbelsterren uiteengevallen, terwijl andere paren juist in steeds kleinere banen om elkaar heen zijn gaan draaien, aldus de onderzoekers.
\r\nAls deze theorie voor elk stervormingsgebied opgaat, moet ook onze eigen zon 4,6 miljard jaar geleden als tweeling zijn geboren. De begeleider van de zon bevond zich aanvankelijk op een afstand van tientallen miljarden kilometers. Een paar honderdduizend jaar na hun geboorte gingen de tweelingsterren elk hun eigen weg. Overigens hoeft het verloren tweelingbroertje van de zon niet precies dezelfde afmetingen en massa gehad te hebben. Momenteel valt niet meer eenvoduig te achterhalen om welke ster het gaat.
\r\nDe astronomen, van de Universiteit van Californië in Berkeley en van het Smithsonian Astrophysical Observatory, publiceren hun resultaten binnenkort in het Britse maandblad Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Japanse astronomen hebben met het ALMA-observatorium in Noord-Chili gedetailleerde opnamen gemaakt van een zware protoster op 1400 lichtjaar afstand van de aarde. De ALMA-waarnemingen, gepubliceerd in Nature Astronomy, hebben het bestaan aan het licht gebracht van een roterende 'straalstroom' (jet). Die ontdekking biedt inzicht in de wijze waarop protosterren hun overtollige hoekmoment kwijtraken.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende gaswolken. Zo'n ineenstortende wolk draait steeds sneller rond, maar uiteindelijk ontstaat er toch een ster met een relatief lage rotatiesnelheid. Eerder was al gespeculeerd dat de overtollige hoeveelheid rotatie-energie (het zogeheten hoekmoment) wordt afgevoerd doordat er vanuit de materieschijf rond de protoster materiaal de ruimte in wordt geblazen. Bij lichte protosterren was dat al eens waargenomen, zij het in weinig detail. Nu is ook bij de zware protoster Orion KL Source 1 (in de Orionnevel) een naar buiten gerichte gasstroom ontdekt die inderdaad in dezelfde richting roteert als de circumstellaire schijf.
\r\nDe ontdekking vormt een ondersteuning voor de theorie dat centrifugale en magnetische krachten samenwerken in het 'lanceren' van de straalstromen. Die ontspringen ook niet dicht bij de ster, maar aan de buitenzijde van de schijf, waar het naar buiten geslingerde gas in verticale richting (omhoog en omlaag) wordt afgebogen door magnetische velden. (GS)
Japanse astronomen hebben met het ALMA-observatorium in Noord-Chili gedetailleerde opnamen gemaakt van een zware protoster op 1400 lichtjaar afstand van de aarde. De ALMA-waarnemingen, gepubliceerd in Nature Astronomy, hebben het bestaan aan het licht gebracht van een roterende 'straalstroom' (jet). Die ontdekking biedt inzicht in de wijze waarop protosterren hun overtollige hoekmoment kwijtraken.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende gaswolken. Zo'n ineenstortende wolk draait steeds sneller rond, maar uiteindelijk ontstaat er toch een ster met een relatief lage rotatiesnelheid. Eerder was al gespeculeerd dat de overtollige hoeveelheid rotatie-energie (het zogeheten hoekmoment) wordt afgevoerd doordat er vanuit de materieschijf rond de protoster materiaal de ruimte in wordt geblazen. Bij lichte protosterren was dat al eens waargenomen, zij het in weinig detail. Nu is ook bij de zware protoster Orion KL Source 1 (in de Orionnevel) een naar buiten gerichte gasstroom ontdekt die inderdaad in dezelfde richting roteert als de circumstellaire schijf.
\r\nDe ontdekking vormt een ondersteuning voor de theorie dat centrifugale en magnetische krachten samenwerken in het 'lanceren' van de straalstromen. Die ontspringen ook niet dicht bij de ster, maar aan de buitenzijde van de schijf, waar het naar buiten geslingerde gas in verticale richting (omhoog en omlaag) wordt afgebogen door magnetische velden. (GS)
Waarnemingen met de internationale (sub)millimetertelescoop ALMA bevestigen dat het eenzame planeetachtige object OTS44 is omringd door een stofrijke schijf, die sterke overeenkomsten vertoont met de protoplanetaire schijven zoals die rond jonge sterren worden aangetroffen. Dat wijst erop dat de onstaansgeschiedenis van dit relatief lichte object sterke overeenkomsten vertoont met die van een ster.
Dat laatste betekent dat OTS44 waarschijnlijk is voortgekomen uit een wolk van gas en stof die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht is samengetrokken. Volgens de bestaande modellen voor het ontstaan van sterren en planeten zou dat voor een object van deze massa – ruwweg twaalf keer de massa van de planeet Jupiter – eigenlijk niet mogelijk moeten zijn. Weliswaar zou zo’n stofwolk tijdens het samentrekken in een aantal kleinere objecten uiteen kunnen vallen, maar in de omgeving van OTS44 is maar één ander object aangetroffen, en het lijkt er niet op dat dit deel heeft uitgemaakt van een fragmenterende wolk van gas en stof.
De sterkte van de straling die door het stof wordt uitgezonden wijst erop dat de stofschijf rond OTS44 stofdeeltjes met afmetingen van enkele millimeters bevat. Ook dat is verrassend: de omstandigheden in de schijf rond zo’n (relatief) licht object zouden de vorming van zulke grote stofdeeltjes niet toe mogen laten.
Volgens de astronomen die OTS44 hebben onderzocht, zou de aanwezigheid van het ‘grove’ stof er uiteindelijk toe kunnen leiden dat uit de stofschijf rond het 500 lichtjaar verre object een kleine maan ontstaat. (EE)
Waarnemingen met de internationale (sub)millimetertelescoop ALMA bevestigen dat het eenzame planeetachtige object OTS44 is omringd door een stofrijke schijf, die sterke overeenkomsten vertoont met de protoplanetaire schijven zoals die rond jonge sterren worden aangetroffen. Dat wijst erop dat de onstaansgeschiedenis van dit relatief lichte object sterke overeenkomsten vertoont met die van een ster.
Dat laatste betekent dat OTS44 waarschijnlijk is voortgekomen uit een wolk van gas en stof die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht is samengetrokken. Volgens de bestaande modellen voor het ontstaan van sterren en planeten zou dat voor een object van deze massa – ruwweg twaalf keer de massa van de planeet Jupiter – eigenlijk niet mogelijk moeten zijn. Weliswaar zou zo’n stofwolk tijdens het samentrekken in een aantal kleinere objecten uiteen kunnen vallen, maar in de omgeving van OTS44 is maar één ander object aangetroffen, en het lijkt er niet op dat dit deel heeft uitgemaakt van een fragmenterende wolk van gas en stof.
De sterkte van de straling die door het stof wordt uitgezonden wijst erop dat de stofschijf rond OTS44 stofdeeltjes met afmetingen van enkele millimeters bevat. Ook dat is verrassend: de omstandigheden in de schijf rond zo’n (relatief) licht object zouden de vorming van zulke grote stofdeeltjes niet toe mogen laten.
Volgens de astronomen die OTS44 hebben onderzocht, zou de aanwezigheid van het ‘grove’ stof er uiteindelijk toe kunnen leiden dat uit de stofschijf rond het 500 lichtjaar verre object een kleine maan ontstaat. (EE)
Astronomen hebben ontdekt dat een jonge bruine dwergster in het sterrenbeeld Orion flinke hoeveelheden materie de ruimte in blaast. Het is voor het eerst dat bij zo’n ‘mislukte ster’ een jet van deze omvang is waargenomen.
Met een massa die te gering is om energie op te wekken door middel van waterstoffusie, houdt een bruine dwerg het midden tussen een zware planeet en een lichte ster. Van jonge sterren is bekend dat ze jets van materie uitstoten die meer dan een lichtjaar lang kunnen zijn. Bij bruine dwergen zijn deze jets doorgaans minstens tien keer zo kort.
Nieuwe opnamen, gemaakt met de SOAR-telescoop in het noorden van Chili, laten echter zien dat de jets van de bruine dwergster Mayrit 1701117 zich uitstrekken over een afstand van ruwweg driekwart lichtjaar. Ook tonen de beelden dat de uitstoot variabel is, wat erop wijst dat de materie-aanvoer naar de dwergster ongelijkmatig verloopt.
De ontdekking van de relatief lange jets bij Mayrit 1701117 bevestigen het vermoeden dat de vorming van bruine dwergsterren op ongeveer dezelfde manier verloopt als die van ‘normale’ sterren. Net als sterren zijn jonge bruine dwergen omgeven door een draaiende schijf van materie die onttrokken is aan een ‘oerwolk’ van moleculair gas.
Niet alle materie van deze zogeheten accretieschijf komt uiteindelijk op de bruine dwerg terecht. Een deel ervan wordt via twee tegengesteld gerichte jets die loodrecht op de schijf staan terug de ruimte in geblazen. (EE)
Astronomen hebben ontdekt dat een jonge bruine dwergster in het sterrenbeeld Orion flinke hoeveelheden materie de ruimte in blaast. Het is voor het eerst dat bij zo’n ‘mislukte ster’ een jet van deze omvang is waargenomen.
Met een massa die te gering is om energie op te wekken door middel van waterstoffusie, houdt een bruine dwerg het midden tussen een zware planeet en een lichte ster. Van jonge sterren is bekend dat ze jets van materie uitstoten die meer dan een lichtjaar lang kunnen zijn. Bij bruine dwergen zijn deze jets doorgaans minstens tien keer zo kort.
Nieuwe opnamen, gemaakt met de SOAR-telescoop in het noorden van Chili, laten echter zien dat de jets van de bruine dwergster Mayrit 1701117 zich uitstrekken over een afstand van ruwweg driekwart lichtjaar. Ook tonen de beelden dat de uitstoot variabel is, wat erop wijst dat de materie-aanvoer naar de dwergster ongelijkmatig verloopt.
De ontdekking van de relatief lange jets bij Mayrit 1701117 bevestigen het vermoeden dat de vorming van bruine dwergsterren op ongeveer dezelfde manier verloopt als die van ‘normale’ sterren. Net als sterren zijn jonge bruine dwergen omgeven door een draaiende schijf van materie die onttrokken is aan een ‘oerwolk’ van moleculair gas.
Niet alle materie van deze zogeheten accretieschijf komt uiteindelijk op de bruine dwerg terecht. Een deel ervan wordt via twee tegengesteld gerichte jets die loodrecht op de schijf staan terug de ruimte in geblazen. (EE)
Sterexplosies worden meestal in verband gebracht met supernova's: de spectaculaire dood van sterren. Maar nieuwe ALMA-waarnemingen geven inzicht in explosies aan het andere eind van de levenscyclus van sterren: de geboorte. Astronomen legden dramatische beelden vast toen ze het ontstaan van een groep zware sterren onderzochten. De beelden tonen dat ook stervorming een heftig, explosief proces kan zijn.
\r\nOp 1350 lichtjaar afstand van de aarde, in het sterrenbeeld Orion, bevindt zich een actieve stervormingsfabriek genaamd de Orion Molecular Cloud 1 (OMC-1). De wolk maakt deel uit van de beroemde Orionnevel. Sterren worden geboren als een gaswolk, die honderden keren zo zwaar is als onze zon, begint te bezwijken onder zijn eigen zwaartekracht. In de dichtste gebieden ontbranden protosterren die vervolgens gaan rondzwerven. Na een tijdje vallen sommige sterren naar een gemeenschappelijk zwaartepunt dat meestal wordt gedomineerd door een bijzonder grote protoster. Als de sterren dicht bij elkaar in de buurt komen, ontstaan er heftige interacties.
\r\nOngeveer 100.000 jaar geleden, diep in de OMC-1, ontstonden meerdere protosterren. De zwaartekracht trok ze steeds sneller naar elkaar toe totdat 500 jaar geleden twee van die sterren met elkaar in aanraking kwamen. Astronomen weten niet zeker of ze elkaar slechts lichtjes schampten of dat ze vol op elkaar knalden. In ieder geval veroorzaakte het een krachtige uitbarsting die ervoor zorgde dat andere protosterren en honderden reusachtige gas- en stofstromen met snelheden tot 150 kilometer per seconde door de ruimte schoten. Bij deze catastrofe kwam net zo veel energie vrij als onze zon in 10 miljoen jaar uitstoot.
\r\nNu, 500 jaar later, gebruikte een team van sterrenkundigen onder leiding van John Bally (University of Colorado, VS) de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) om in het hart van de wolk te kijken. Daar vonden ze het weggeslingerde puin van de explosieve geboorte van de groep zware sterren. Het ziet eruit als de kosmische variant van vuurwerk waarbij reusachtige fonteinen wegschieten in alle richtingen.
\r\nZulke explosies duren waarschijnlijk relatief kort. De resten, zoals die gezien met ALMA, blijven slechts enkele eeuwen zichtbaar. Alhoewel ze vluchtig zijn, komen explosies van protosterren waarschijnlijk veel voor. Daarnaast kunnen ze, doordat ze hun moederwolk vernietigen, het stervormingsproces in de gigantische moleculaire wolken helpen reguleren.
\r\nDat het puin in OMC-1 weleens een opvliegend karakter kon hebben, werd voor het eerst onthuld met de Submillimeter Array in Hawaii in 2009. Bally en zijn team bekeken de wolk ook in het nabije infrarood met de Gemini South-telescope in Chili. Ze ontdekten toen de opmerkelijke structuur van de fonteinen die bijna een lichtjaar lang zijn.
\r\nDe nieuwe ALMA-beelden tonen het explosieve karakter in hoge resolutie. Ze brengen belangrijke details aan het licht over de verdeling en de beweging van koolmonoxidegas (CO) in de fonteinen. Dit helpt astronomen bij het beter begrijpen van de onderliggende kracht van de uitbarsting en van de impact die zulke gebeurtenissen hebben op stervorming in de Melkweg.
Sterexplosies worden meestal in verband gebracht met supernova's: de spectaculaire dood van sterren. Maar nieuwe ALMA-waarnemingen geven inzicht in explosies aan het andere eind van de levenscyclus van sterren: de geboorte. Astronomen legden dramatische beelden vast toen ze het ontstaan van een groep zware sterren onderzochten. De beelden tonen dat ook stervorming een heftig, explosief proces kan zijn.
\r\nOp 1350 lichtjaar afstand van de aarde, in het sterrenbeeld Orion, bevindt zich een actieve stervormingsfabriek genaamd de Orion Molecular Cloud 1 (OMC-1). De wolk maakt deel uit van de beroemde Orionnevel. Sterren worden geboren als een gaswolk, die honderden keren zo zwaar is als onze zon, begint te bezwijken onder zijn eigen zwaartekracht. In de dichtste gebieden ontbranden protosterren die vervolgens gaan rondzwerven. Na een tijdje vallen sommige sterren naar een gemeenschappelijk zwaartepunt dat meestal wordt gedomineerd door een bijzonder grote protoster. Als de sterren dicht bij elkaar in de buurt komen, ontstaan er heftige interacties.
\r\nOngeveer 100.000 jaar geleden, diep in de OMC-1, ontstonden meerdere protosterren. De zwaartekracht trok ze steeds sneller naar elkaar toe totdat 500 jaar geleden twee van die sterren met elkaar in aanraking kwamen. Astronomen weten niet zeker of ze elkaar slechts lichtjes schampten of dat ze vol op elkaar knalden. In ieder geval veroorzaakte het een krachtige uitbarsting die ervoor zorgde dat andere protosterren en honderden reusachtige gas- en stofstromen met snelheden tot 150 kilometer per seconde door de ruimte schoten. Bij deze catastrofe kwam net zo veel energie vrij als onze zon in 10 miljoen jaar uitstoot.
\r\nNu, 500 jaar later, gebruikte een team van sterrenkundigen onder leiding van John Bally (University of Colorado, VS) de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) om in het hart van de wolk te kijken. Daar vonden ze het weggeslingerde puin van de explosieve geboorte van de groep zware sterren. Het ziet eruit als de kosmische variant van vuurwerk waarbij reusachtige fonteinen wegschieten in alle richtingen.
\r\nZulke explosies duren waarschijnlijk relatief kort. De resten, zoals die gezien met ALMA, blijven slechts enkele eeuwen zichtbaar. Alhoewel ze vluchtig zijn, komen explosies van protosterren waarschijnlijk veel voor. Daarnaast kunnen ze, doordat ze hun moederwolk vernietigen, het stervormingsproces in de gigantische moleculaire wolken helpen reguleren.
\r\nDat het puin in OMC-1 weleens een opvliegend karakter kon hebben, werd voor het eerst onthuld met de Submillimeter Array in Hawaii in 2009. Bally en zijn team bekeken de wolk ook in het nabije infrarood met de Gemini South-telescope in Chili. Ze ontdekten toen de opmerkelijke structuur van de fonteinen die bijna een lichtjaar lang zijn.
\r\nDe nieuwe ALMA-beelden tonen het explosieve karakter in hoge resolutie. Ze brengen belangrijke details aan het licht over de verdeling en de beweging van koolmonoxidegas (CO) in de fonteinen. Dit helpt astronomen bij het beter begrijpen van de onderliggende kracht van de uitbarsting en van de impact die zulke gebeurtenissen hebben op stervorming in de Melkweg.
Bij waarnemingen met ESO’s Very Large Telescope is ontdekt dat in de krachtige materiestromen die door superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels worden uitgestoten sterren kunnen ontstaan. Het is voor de eerst dat waarnemingen hebben bevestigd dat in zo’n extreme omgeving stervorming kan optreden. De ontdekking heeft allerlei gevolgen voor ons begrip van de eigenschappen en de evolutie van sterrenstelsels. De resultaten worden in het tijdschrift Nature gepubliceerd.
\r\nEen team van Europese astronomen, onder Britse leiding, heeft de instrumenten MUSE en X-shooter van de Very Large Telescope (VLT) van de ESO-sterrenwacht op Paranal, in het noorden van Chili, gebruikt om een botsing te onderzoeken die aan de gang is tussen twee sterrenstelsels. De intergalactische botsing, die IRAS F23128-5919 wordt genoemd, speelt zich af op ongeveer 600 miljoen lichtjaar van de aarde. De astronomen hebben de kolossale winden of uitstromen van materie waargenomen die ontstaan in de omgeving van het superzware zwarte gat in het hart van het meest zuidelijke stelsel van de twee. Daarbij hebben zij duidelijke bewijzen gevonden dat daarin sterren worden geboren.
\r\nZulke galactische uitstromen worden aangedreven door de enorme hoeveelheid energie die door de turbulente actieve kernen van sterrenstelsels worden geproduceerd. In de kernen van de meeste sterrenstelsels houden zich superzware zwarte gaten schuil, en bij het opslokken van materie verhitten zij het omringende gas zodanig, dat het in de vorm van krachtige, dichte winden het moederstelsel uit wordt geblazen.
\r\n‘Astronomen vermoedden al een tijdje dat de omstandigheden in deze uitstromen geschikt konden zijn voor stervorming, maar nog niemand had het zien gebeuren, omdat het zeer moeilijk waarneembaar is,’ aldus teamleider Roberto Maiolino van de Universiteit van Cambridge. ‘Onze resultaten zijn opwindend, omdat ze ondubbelzinnig aantonen dat er sterren in deze uitstromen ontstaan.’
\r\nHet team stelde zich tot doel om eventuele sterren in de uitstroom, en het gas dat hen omhult, rechtstreeks waar te nemen. Met behulp van twee van de spectroscopische instrumenten van wereldklasse van de VLT – MUSE en X-shooter – konden zij de eigenschappen van het uitgezonden licht heel gedetailleerd onderzoeken en zo de bron ervan bepalen.
\r\nVan de straling van jonge sterren is bekend dat zij nabije gaswolken op een karakteristieke manier aan het gloeien brengt. De extreme gevoeligheid van X-shooter stelde het team in staat om andere mogelijke oorzaken van deze gloed, zoals schokgolven in het gas of de actieve kern van het sterrenstelsel zelf, uit te sluiten.
Vervolgens wist het team een onmiskenbare rechtstreekse detectie te doen van een populatie van jonge sterren in de uitstroom. Vermoed wordt dat deze sterren hooguit enkele tientallen miljoenen jaren oud zijn, en een voorlopige analyse wijst erop dat ze heter en helderder zijn dan sterren die in een minder extreme omgeving, zoals de schijf van een sterrenstelsel, ontstaan.
Als verder bewijs hebben de astronomen ook de beweging en snelheid van deze sterren gemeten. Het licht van de meeste sterren in het gebied wijst erop dat zij zich met zeer grote snelheden van het centrum van het sterrenstelsel verwijderen – precies wat je verwacht bij objecten die deel uitmaken van een stroom van snel bewegende materie.
\r\nMede-auteur Helen Russell (Institute of Astronomy, Cambridge, VK) licht toe: ‘De sterren die in de wind nabij het centrum van het stelsel ontstaan, zouden kunnen afremmen en zelfs rechtsomkeert kunnen maken, maar de sterren die zich verderop in de uitstroom vormen worden minder hard afgeremd en zouden uit het stelsel kunnen ontsnappen.’
\r\nDe ontdekking verschaft nieuwe, spannende informatie die aantal astrofysische vraagstukken kan helpen oplossen, zoals de vraag hoe bepaalde sterrenstelsels hun vorm weten te houden; hoe de intergalactische ruimte verrijkt kan zijn met zware elementen; en zelfs waar de raadselachtige kosmische infrarood-achtergrondstraling vandaan zou kunnen komen.
Bij waarnemingen met ESO’s Very Large Telescope is ontdekt dat in de krachtige materiestromen die door superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels worden uitgestoten sterren kunnen ontstaan. Het is voor de eerst dat waarnemingen hebben bevestigd dat in zo’n extreme omgeving stervorming kan optreden. De ontdekking heeft allerlei gevolgen voor ons begrip van de eigenschappen en de evolutie van sterrenstelsels. De resultaten worden in het tijdschrift Nature gepubliceerd.
\r\nEen team van Europese astronomen, onder Britse leiding, heeft de instrumenten MUSE en X-shooter van de Very Large Telescope (VLT) van de ESO-sterrenwacht op Paranal, in het noorden van Chili, gebruikt om een botsing te onderzoeken die aan de gang is tussen twee sterrenstelsels. De intergalactische botsing, die IRAS F23128-5919 wordt genoemd, speelt zich af op ongeveer 600 miljoen lichtjaar van de aarde. De astronomen hebben de kolossale winden of uitstromen van materie waargenomen die ontstaan in de omgeving van het superzware zwarte gat in het hart van het meest zuidelijke stelsel van de twee. Daarbij hebben zij duidelijke bewijzen gevonden dat daarin sterren worden geboren.
\r\nZulke galactische uitstromen worden aangedreven door de enorme hoeveelheid energie die door de turbulente actieve kernen van sterrenstelsels worden geproduceerd. In de kernen van de meeste sterrenstelsels houden zich superzware zwarte gaten schuil, en bij het opslokken van materie verhitten zij het omringende gas zodanig, dat het in de vorm van krachtige, dichte winden het moederstelsel uit wordt geblazen.
\r\n‘Astronomen vermoedden al een tijdje dat de omstandigheden in deze uitstromen geschikt konden zijn voor stervorming, maar nog niemand had het zien gebeuren, omdat het zeer moeilijk waarneembaar is,’ aldus teamleider Roberto Maiolino van de Universiteit van Cambridge. ‘Onze resultaten zijn opwindend, omdat ze ondubbelzinnig aantonen dat er sterren in deze uitstromen ontstaan.’
\r\nHet team stelde zich tot doel om eventuele sterren in de uitstroom, en het gas dat hen omhult, rechtstreeks waar te nemen. Met behulp van twee van de spectroscopische instrumenten van wereldklasse van de VLT – MUSE en X-shooter – konden zij de eigenschappen van het uitgezonden licht heel gedetailleerd onderzoeken en zo de bron ervan bepalen.
\r\nVan de straling van jonge sterren is bekend dat zij nabije gaswolken op een karakteristieke manier aan het gloeien brengt. De extreme gevoeligheid van X-shooter stelde het team in staat om andere mogelijke oorzaken van deze gloed, zoals schokgolven in het gas of de actieve kern van het sterrenstelsel zelf, uit te sluiten.
Vervolgens wist het team een onmiskenbare rechtstreekse detectie te doen van een populatie van jonge sterren in de uitstroom. Vermoed wordt dat deze sterren hooguit enkele tientallen miljoenen jaren oud zijn, en een voorlopige analyse wijst erop dat ze heter en helderder zijn dan sterren die in een minder extreme omgeving, zoals de schijf van een sterrenstelsel, ontstaan.
Als verder bewijs hebben de astronomen ook de beweging en snelheid van deze sterren gemeten. Het licht van de meeste sterren in het gebied wijst erop dat zij zich met zeer grote snelheden van het centrum van het sterrenstelsel verwijderen – precies wat je verwacht bij objecten die deel uitmaken van een stroom van snel bewegende materie.
\r\nMede-auteur Helen Russell (Institute of Astronomy, Cambridge, VK) licht toe: ‘De sterren die in de wind nabij het centrum van het stelsel ontstaan, zouden kunnen afremmen en zelfs rechtsomkeert kunnen maken, maar de sterren die zich verderop in de uitstroom vormen worden minder hard afgeremd en zouden uit het stelsel kunnen ontsnappen.’
\r\nDe ontdekking verschaft nieuwe, spannende informatie die aantal astrofysische vraagstukken kan helpen oplossen, zoals de vraag hoe bepaalde sterrenstelsels hun vorm weten te houden; hoe de intergalactische ruimte verrijkt kan zijn met zware elementen; en zelfs waar de raadselachtige kosmische infrarood-achtergrondstraling vandaan zou kunnen komen.
Sterren hoeven niet groot en zwaar te zijn om het materiaal rond naburige sterren te doen verdampen, zo blijkt uit onderzoek van de protoplanetaire schijf rond de jonge zonachtige ster IM Lupi. De waarnemingen laten zien dat de schijf, waarin zich planeten kunnen vormen, in hoog tempo ‘vervliegt’ terwijl de hoeveelheid straling van omgevingssterren vrij beperkt is.
In stervormingsgebieden ontstaan sterren van uiteenlopende afmetingen. Bekend was al dat wanneer de protoplanetaire schijf rond een betrekkelijk kleine ster zich in de buurt van een zware ster bevindt, deze laatste delen van de schijf kan doen verdampen.
Vermoed werd echter dat dit alléén gebeurt wanneer de schijf wordt bestraald door zeer zware sterren. Dat blijkt dus niet zo te zijn.
Als de schijf rond IM Lupi in het huidige tempo massa blijft verliezen, dan raakt hij in de loop van zijn 10 miljoen jaar durende bestaan 3300 aardmassa’s aan materiaal kwijt.
Volgens de onderzoekers kan dit gevolgen hebben voor de diversiteit die exoplanetenstelsels kunnen vertonen. Zo zou het licht van doodnormale buursterren een beperkende factor kunnen zijn voor de maximale afmetingen die een planetenstelsel kan bereiken.
De astronomen die IM Lupi hebben onderzocht, vermoeden overigens dat de protoplanetaire schijf rond deze ster extra gevoelig is voor sterlicht, omdat hij nog zo groot is. Hij heeft een straal van ongeveer 400 astronomische eenheden (AE), d.w.z. tien keer de afstand zon-Pluto. Berekeningen wijzen erop dat de schijf, die net als zijn ster nog geen miljoen jaar oud is, tijdens zijn korte bestaan al is gehalveerd. (EE)
Sterren hoeven niet groot en zwaar te zijn om het materiaal rond naburige sterren te doen verdampen, zo blijkt uit onderzoek van de protoplanetaire schijf rond de jonge zonachtige ster IM Lupi. De waarnemingen laten zien dat de schijf, waarin zich planeten kunnen vormen, in hoog tempo ‘vervliegt’ terwijl de hoeveelheid straling van omgevingssterren vrij beperkt is.
In stervormingsgebieden ontstaan sterren van uiteenlopende afmetingen. Bekend was al dat wanneer de protoplanetaire schijf rond een betrekkelijk kleine ster zich in de buurt van een zware ster bevindt, deze laatste delen van de schijf kan doen verdampen.
Vermoed werd echter dat dit alléén gebeurt wanneer de schijf wordt bestraald door zeer zware sterren. Dat blijkt dus niet zo te zijn.
Als de schijf rond IM Lupi in het huidige tempo massa blijft verliezen, dan raakt hij in de loop van zijn 10 miljoen jaar durende bestaan 3300 aardmassa’s aan materiaal kwijt.
Volgens de onderzoekers kan dit gevolgen hebben voor de diversiteit die exoplanetenstelsels kunnen vertonen. Zo zou het licht van doodnormale buursterren een beperkende factor kunnen zijn voor de maximale afmetingen die een planetenstelsel kan bereiken.
De astronomen die IM Lupi hebben onderzocht, vermoeden overigens dat de protoplanetaire schijf rond deze ster extra gevoelig is voor sterlicht, omdat hij nog zo groot is. Hij heeft een straal van ongeveer 400 astronomische eenheden (AE), d.w.z. tien keer de afstand zon-Pluto. Berekeningen wijzen erop dat de schijf, die net als zijn ster nog geen miljoen jaar oud is, tijdens zijn korte bestaan al is gehalveerd. (EE)
Een zware protoster, diep ingenesteld in zijn stofrijke stellaire kraamkamer, heeft onlangs een opleving gehad, waarbij hij honderd keer zo helder werd. De uitbarsting, waarschijnlijk veroorzaakt doordat er een flinke portie stervormingsgas op het oppervlak van de ster neerstortte, bevestigt de theorie dat jonge sterren flinke groeispurten kunnen ondergaan die hun omgeving veranderen.
De ontdekking is gedaan door astronomen die recente waarnemingen van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili vergeleken met waarnemingen die in 2008 – toen ALMA nog niet bestond – zijn gedaan met de Submillimeter Array (SMA) op Hawaï. De uitbarsting speelde zich af in een actief stervormingsgebied dat bekendstaat als NGC 6334, maar ook wel de Kattenpootnevel wordt genoemd. Deze nevel ligt vanaf de aarde gezien op een afstand van 5500 lichtjaar in het sterrenbeeld Schorpioen.
Ergens in de nevel bevindt zich een dichte wolk van stof en gas, waarin enkele sterren-in-wording schuilgaan: samenballingen van gas die zo’n hoge dichtheid hebben bereikt dat ze onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Een groot deel van de tijd verloopt dat proces vrij rustig, maar soms krijgen de in ‘aanbouw’ zijnde sterren zoveel gas vanuit hun omgeving aangevoerd dat het tot een uitbarsting komt.
Recente ALMA-waarnemingen, gedaan in 2015 en 2016, laten de gevolgen van zo’n groeispurt zien. Het betreffende deel van de Kattenpootnevel is op millimeter-golflengten vier keer zo helder geworden, wat betekent dat de lichtkracht van de protoster die daarin verscholen met een factor honderd is toegenomen.
Bij de uitbarsting werd het stof in de omgeving van de protoster tot gloeien gebracht. Het is dit warme, gloeiende stof dat de astronomen met ALMA hebben waargenomen. (EE)
Een zware protoster, diep ingenesteld in zijn stofrijke stellaire kraamkamer, heeft onlangs een opleving gehad, waarbij hij honderd keer zo helder werd. De uitbarsting, waarschijnlijk veroorzaakt doordat er een flinke portie stervormingsgas op het oppervlak van de ster neerstortte, bevestigt de theorie dat jonge sterren flinke groeispurten kunnen ondergaan die hun omgeving veranderen.
De ontdekking is gedaan door astronomen die recente waarnemingen van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili vergeleken met waarnemingen die in 2008 – toen ALMA nog niet bestond – zijn gedaan met de Submillimeter Array (SMA) op Hawaï. De uitbarsting speelde zich af in een actief stervormingsgebied dat bekendstaat als NGC 6334, maar ook wel de Kattenpootnevel wordt genoemd. Deze nevel ligt vanaf de aarde gezien op een afstand van 5500 lichtjaar in het sterrenbeeld Schorpioen.
Ergens in de nevel bevindt zich een dichte wolk van stof en gas, waarin enkele sterren-in-wording schuilgaan: samenballingen van gas die zo’n hoge dichtheid hebben bereikt dat ze onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken. Een groot deel van de tijd verloopt dat proces vrij rustig, maar soms krijgen de in ‘aanbouw’ zijnde sterren zoveel gas vanuit hun omgeving aangevoerd dat het tot een uitbarsting komt.
Recente ALMA-waarnemingen, gedaan in 2015 en 2016, laten de gevolgen van zo’n groeispurt zien. Het betreffende deel van de Kattenpootnevel is op millimeter-golflengten vier keer zo helder geworden, wat betekent dat de lichtkracht van de protoster die daarin verscholen met een factor honderd is toegenomen.
Bij de uitbarsting werd het stof in de omgeving van de protoster tot gloeien gebracht. Het is dit warme, gloeiende stof dat de astronomen met ALMA hebben waargenomen. (EE)
Een internationaal team van astronomen, onder leiding van Andreas Schruba (MPE), heeft de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) gebruikt om in te zoomen op stervormingsgebieden in het nabijgelegen sterrenstelsel NGC 6822. De nieuwe ALMA-waarnemingen geven een dermate gedetailleerd beeld van de structuur van sterren-vormende gaswolken, dat het mogelijk is om deze te vergelijken met soortgelijke gebieden in ons eigen Melkwegstelsel. De onderzoekers, onder wie Ewine van Dishoeck van de Sterrewcht Leiden, wijzen erop dat de fysica van de stervorming in lichte, maagdelijke sterrenstelsels – de bouwstenen van grotere stelsels – gelijk is aan die in onze eigen Melkweg. Het onderzoek is geaccepteerd voor publicatie in The Astrophysical Journal.
\r\nWaarnemingen in de Melkweg hebben laten zien dat sterren ontstaan in de dichte kernen van reusachtige gaswolken, waar het gas temperaturen kan bereiken die laag genoeg zijn om de wolk onder invloed van zijn eigen zwaartekracht te doen samentrekken. Dezelfde omstandigheden stimuleren de vorming van moleculen die onmisbaar zijn voor het kunnen opsporen van gas in sterrenstelsels.
\r\nTot nu toe was het niet gelukt om afzonderlijke stervormingsgebieden buiten de Melkweg op te sporen. Andere sterrenstelsels zijn veel verder weg, waardoor ze veel kleiner lijken. Daarbij komt nog dat de stelsels die zich het dichtst bij de Melkweg bevinden maar weinig massa hebben en in een traag tempo nieuwe sterren vormen, wat de verrijking van hun gasvoorraad met zware elementen beperkt en de waarnemingen verder bemoeilijkt. Deze maagdelijke omstandigheden resulteren niet alleen in een gebrek aan moleculen, maar mogelijk ook in een omgeving waar zich minder makkelijk koud gas vormt, wat de vorming van sterren veel moeilijker maakt.
\r\nALMA heeft deze observationele beperking overwonnen door opnamen te maken die twee ordes van grootte scherper zijn dan doorgaans het geval is. Doelwit was het nabije, lichte sterrenstelsel NGC 6822, een klein sterrenstelsel op een afstand van 1,5 miljoen lichtjaar dat 500 keer zo weinig massa heeft als de Melkweg. De beelden van de stervormingsgebieden laten een overvloed aan kleine, dichte kernen zien, waarbij alleen de meest compacte exemplaren sporen van moleculen vertonen. Deze zijn veel minder omvangrijk dan stervormingsgebieden in onze Melkweg, zoals de Orionwolk.
\r\n“De uiterlijke verschillen tussen de sterren-vormende gaswolken in NGC 6822 en die in onze Melkweg zijn frappant,” merkt Andreas Schruba, die vanuit het MPE leiding gaf aan het onderzoeksteam, op. “De waargenomen moleculen zijn alleen te vinden in zeer kleine, dichte kernen, wat verklaart waarom ze bij eerdere waarnemingen vaak onopgemerkt bleven.”
\r\nDe hoge spectrale resolutie van ALMA leverde nog een tweede belangrijke ontdekking op. Geheel onverwacht blijken de dichte gaskernen, ondanks de verschillende verdeling van moleculen, dezelfde kinematica te vertonen als structuren van vergelijkbare afmetingen in onze Melkweg. “Uit de breedte van de moleculaire lijnen kunnen we de kinematische eigenschappen van het gas in deze kernen afleiden,” legt coauteur Ewine van Dishoeck uit. “Dat is het sterkste observationele bewijs tot nu toe dat de fysica van het stervormingsproces in deze lichte sterrenstelsels op die in onze Melkweg lijkt.”
\r\nDeze waarnemingen dragen daarmee in belangrijke mate bij aan een beter begrip van de vorming van sterren in lichte sterrenstelsels, die de bouwstenen zijn van zwaardere sterrenstelsels zoals de Melkweg. Ze kunnen als voorbeeld dienen voor de interpretatie van de minder detailrijke waarnemingen van verder weg staande sterrenstelsels.
Een internationaal team van astronomen, onder leiding van Andreas Schruba (MPE), heeft de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) gebruikt om in te zoomen op stervormingsgebieden in het nabijgelegen sterrenstelsel NGC 6822. De nieuwe ALMA-waarnemingen geven een dermate gedetailleerd beeld van de structuur van sterren-vormende gaswolken, dat het mogelijk is om deze te vergelijken met soortgelijke gebieden in ons eigen Melkwegstelsel. De onderzoekers, onder wie Ewine van Dishoeck van de Sterrewcht Leiden, wijzen erop dat de fysica van de stervorming in lichte, maagdelijke sterrenstelsels – de bouwstenen van grotere stelsels – gelijk is aan die in onze eigen Melkweg. Het onderzoek is geaccepteerd voor publicatie in The Astrophysical Journal.
\r\nWaarnemingen in de Melkweg hebben laten zien dat sterren ontstaan in de dichte kernen van reusachtige gaswolken, waar het gas temperaturen kan bereiken die laag genoeg zijn om de wolk onder invloed van zijn eigen zwaartekracht te doen samentrekken. Dezelfde omstandigheden stimuleren de vorming van moleculen die onmisbaar zijn voor het kunnen opsporen van gas in sterrenstelsels.
\r\nTot nu toe was het niet gelukt om afzonderlijke stervormingsgebieden buiten de Melkweg op te sporen. Andere sterrenstelsels zijn veel verder weg, waardoor ze veel kleiner lijken. Daarbij komt nog dat de stelsels die zich het dichtst bij de Melkweg bevinden maar weinig massa hebben en in een traag tempo nieuwe sterren vormen, wat de verrijking van hun gasvoorraad met zware elementen beperkt en de waarnemingen verder bemoeilijkt. Deze maagdelijke omstandigheden resulteren niet alleen in een gebrek aan moleculen, maar mogelijk ook in een omgeving waar zich minder makkelijk koud gas vormt, wat de vorming van sterren veel moeilijker maakt.
\r\nALMA heeft deze observationele beperking overwonnen door opnamen te maken die twee ordes van grootte scherper zijn dan doorgaans het geval is. Doelwit was het nabije, lichte sterrenstelsel NGC 6822, een klein sterrenstelsel op een afstand van 1,5 miljoen lichtjaar dat 500 keer zo weinig massa heeft als de Melkweg. De beelden van de stervormingsgebieden laten een overvloed aan kleine, dichte kernen zien, waarbij alleen de meest compacte exemplaren sporen van moleculen vertonen. Deze zijn veel minder omvangrijk dan stervormingsgebieden in onze Melkweg, zoals de Orionwolk.
\r\n“De uiterlijke verschillen tussen de sterren-vormende gaswolken in NGC 6822 en die in onze Melkweg zijn frappant,” merkt Andreas Schruba, die vanuit het MPE leiding gaf aan het onderzoeksteam, op. “De waargenomen moleculen zijn alleen te vinden in zeer kleine, dichte kernen, wat verklaart waarom ze bij eerdere waarnemingen vaak onopgemerkt bleven.”
\r\nDe hoge spectrale resolutie van ALMA leverde nog een tweede belangrijke ontdekking op. Geheel onverwacht blijken de dichte gaskernen, ondanks de verschillende verdeling van moleculen, dezelfde kinematica te vertonen als structuren van vergelijkbare afmetingen in onze Melkweg. “Uit de breedte van de moleculaire lijnen kunnen we de kinematische eigenschappen van het gas in deze kernen afleiden,” legt coauteur Ewine van Dishoeck uit. “Dat is het sterkste observationele bewijs tot nu toe dat de fysica van het stervormingsproces in deze lichte sterrenstelsels op die in onze Melkweg lijkt.”
\r\nDeze waarnemingen dragen daarmee in belangrijke mate bij aan een beter begrip van de vorming van sterren in lichte sterrenstelsels, die de bouwstenen zijn van zwaardere sterrenstelsels zoals de Melkweg. Ze kunnen als voorbeeld dienen voor de interpretatie van de minder detailrijke waarnemingen van verder weg staande sterrenstelsels.
Als je wilt weten in welk tempo er nieuwe sterren worden geboren in een ver sterrenstelsel, hoef je alleen maar de radiostraling van dat stelsel te meten. Die conclusie trekken radioastronomen in een artikel in The Astrophysical Journal, op basis van een onderzoek aan 52 uiteenlopende sterrenstelsels.
\r\nHet stervormingstempo in een sterrenstelsel is niet altijd gemakkelijk te achterhalen. Optische straling van pasgeboren sterren kan geabsorbeerd worden door stofwolken; infraroodwaarnemingen worden soms verstoord door andere effecten.
\r\nEen team onder leiding van Fatemeh Tabatabaei van het Spaanse IAC-instituut op Tenerife heeft nu ontdekt dat de hoeveelheid radiostraling in het frequentiegebied tussen 1 en 10 gigahertz een betrouwbare indicatie is voor het stervormingstempo in een sterrenstelsel.
\r\nDe astronomen gebruikten de 100-meter radiotelescoop in Effelsberg, bij Bonn, om de radiostraling van 52 stelsels op te meten en in kaart te brengen. De stelsels maakten deel uit van de KINGFISH-survey (Key Insights on Nearby Galaxies: a Far-Infrared Survey with Herschel); hun stervormingstempo was goed bekend.
\r\nRadiostraling wordt niet geabsorbeerd door interstellair gas en stof, en wordt uitgezonden door stervormingsgebieden, zware protosterren, en supernovaresten. Al met al blijkt de hoeveelheid radiostraling van een stelsel een nauwkeurige indicatie te vormen van de stervormingsactiviteit. (GS)
Als je wilt weten in welk tempo er nieuwe sterren worden geboren in een ver sterrenstelsel, hoef je alleen maar de radiostraling van dat stelsel te meten. Die conclusie trekken radioastronomen in een artikel in The Astrophysical Journal, op basis van een onderzoek aan 52 uiteenlopende sterrenstelsels.
\r\nHet stervormingstempo in een sterrenstelsel is niet altijd gemakkelijk te achterhalen. Optische straling van pasgeboren sterren kan geabsorbeerd worden door stofwolken; infraroodwaarnemingen worden soms verstoord door andere effecten.
\r\nEen team onder leiding van Fatemeh Tabatabaei van het Spaanse IAC-instituut op Tenerife heeft nu ontdekt dat de hoeveelheid radiostraling in het frequentiegebied tussen 1 en 10 gigahertz een betrouwbare indicatie is voor het stervormingstempo in een sterrenstelsel.
\r\nDe astronomen gebruikten de 100-meter radiotelescoop in Effelsberg, bij Bonn, om de radiostraling van 52 stelsels op te meten en in kaart te brengen. De stelsels maakten deel uit van de KINGFISH-survey (Key Insights on Nearby Galaxies: a Far-Infrared Survey with Herschel); hun stervormingstempo was goed bekend.
\r\nRadiostraling wordt niet geabsorbeerd door interstellair gas en stof, en wordt uitgezonden door stervormingsgebieden, zware protosterren, en supernovaresten. Al met al blijkt de hoeveelheid radiostraling van een stelsel een nauwkeurige indicatie te vormen van de stervormingsactiviteit. (GS)
Superzwaarlijvige sterren blijken óók te ontstaan in een proces met draaiende stofschijven, net als hun broertjes en zusjes met een ‘normaal’ gewicht. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van 24 onderzoekers, onder wie Floris van der Tak (SRON), die willen weten waarom niet alle sterren hetzelfde worden.
\r\nAls een zon-achtige ster geboren wordt uit een wolk gas en stof, valt het stof en gas niet rechtstreeks op de aangroeiende baby-ster. Stof dat in de buurt komt, gaat eerst als een schijf om deze protoster heen draaien en voegt zich dan via de schijf bij de ster.
\r\nMaar behalve de heel veel voorkomende sterren zoals onze zon, zijn er ook sterren uit veel zwaardere categorieën, waarbij het O-type de zwaarste categorie is. Zulke sterren zijn tenminste meer dan tien keer zo zwaar als onze zon.
\r\nDe onderzoekers vroegen zich af of ze ook ergens in het heelal de geboorte van deze zware types konden zien, en of er dan ook schijven omheen draaien. En wat dan de verschillen zijn in eigenschappen tussen de schijven van babyzonnen en die van hun zwaardere familieleden.
\r\nIn 2015 is de geboorte van een dergelijk zwaar O-type ster met een schijf eromheen al eens gezien. De 24 onderzoekers, onder leiding van Riccardo Cesaroni hebben er nu nog vier beschreven, en met de ALMA telescoop in Chili in infrarood licht bekeken. Zo konden ze ook hier de draaiende schijven zien.
\r\nDe zware schijven wogen zelf alleen al ongeveer de helft van hun protoster. Dat is veel: bij zonachtige sterren-in-spe weegt de schijf ongeveer 1 tot 10 procent van de protoster.
\r\n\"Zulk gewicht maakt de zware schijven bovendien instabiel vanwege hun eigen zwaartekracht. Misschien verklaart dit wel waarom dit type sterren zoveel zwaarder kan worden dan zonachtige sterren\", aldus Van der Tak.
\r\nDe onderzoekers publiceren hun resultaat in het gerenommeerde vakblad Astronomy & Astrophysics.
Superzwaarlijvige sterren blijken óók te ontstaan in een proces met draaiende stofschijven, net als hun broertjes en zusjes met een ‘normaal’ gewicht. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van 24 onderzoekers, onder wie Floris van der Tak (SRON), die willen weten waarom niet alle sterren hetzelfde worden.
\r\nAls een zon-achtige ster geboren wordt uit een wolk gas en stof, valt het stof en gas niet rechtstreeks op de aangroeiende baby-ster. Stof dat in de buurt komt, gaat eerst als een schijf om deze protoster heen draaien en voegt zich dan via de schijf bij de ster.
\r\nMaar behalve de heel veel voorkomende sterren zoals onze zon, zijn er ook sterren uit veel zwaardere categorieën, waarbij het O-type de zwaarste categorie is. Zulke sterren zijn tenminste meer dan tien keer zo zwaar als onze zon.
\r\nDe onderzoekers vroegen zich af of ze ook ergens in het heelal de geboorte van deze zware types konden zien, en of er dan ook schijven omheen draaien. En wat dan de verschillen zijn in eigenschappen tussen de schijven van babyzonnen en die van hun zwaardere familieleden.
\r\nIn 2015 is de geboorte van een dergelijk zwaar O-type ster met een schijf eromheen al eens gezien. De 24 onderzoekers, onder leiding van Riccardo Cesaroni hebben er nu nog vier beschreven, en met de ALMA telescoop in Chili in infrarood licht bekeken. Zo konden ze ook hier de draaiende schijven zien.
\r\nDe zware schijven wogen zelf alleen al ongeveer de helft van hun protoster. Dat is veel: bij zonachtige sterren-in-spe weegt de schijf ongeveer 1 tot 10 procent van de protoster.
\r\n\"Zulk gewicht maakt de zware schijven bovendien instabiel vanwege hun eigen zwaartekracht. Misschien verklaart dit wel waarom dit type sterren zoveel zwaarder kan worden dan zonachtige sterren\", aldus Van der Tak.
\r\nDe onderzoekers publiceren hun resultaat in het gerenommeerde vakblad Astronomy & Astrophysics.
Een internationaal team van astronomen is meer te weten gekomen over het ontstaansproces van zonachtige sterren. Dat is te danken aan waarnemingen van de gasschijf rond een jonge ster-in-wording, die met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) zijn gedaan.
Een van de grote vraagstukken in de astrofysica is hoe het ‘ineenstorten’ van een gaswolk kan leiden tot de vorming van een ster zoals onze zon. De kern van het probleem is dat het gas in de wolk een draaiing vertoont, die in een naar buiten gerichte kracht resulteert. Op grote afstand van de uiteindelijke ster wordt deze centrifugale kracht ruimschoots overwonnen door de aantrekkingskracht van de ster. Maar naarmate het gas dichter naar de ster toe spiraalt, wordt de centrifugale kracht groter.
Op zekere afstand van de ster zijn diens aantrekkingskracht en de centrifugale kracht met elkaar in evenwicht. Dat punt wordt de ‘centrifugale barrière’ genoemd. Gas kan alleen voorbij die grens komen als het impulsmoment – een maat voor de hoeveelheid draaibeweging – kwijtraakt.
Uit waarnemingen van gasmoleculen rond de protoster L1527 blijkt nu dat het gebied vlak buiten de centrifugale barrière een complex karakter vertoont. Er treedt daar een soort ‘verkeersopstopping’ op die ertoe leidt dat gas uit de platte schijf van gas rond de ster wordt getild. En bij dat proces verliest het gas een aanzienlijk deel van zijn impulsmoment.
Het waargenomen gedrag is in goede overeenstemming met de uitkomsten van berekeningen die de astronomen eerder hebben gedaan. Daarbij is uitgegaan van een eenvoudig ballistisch model, waarbij de gasdeeltjes als eenvoudige projectielen uit de schijf omhoog (of omlaag) worden geschoten. Meer is er kennelijk niet nodig om de centrifugale barrière te slechten. (EE)
Een internationaal team van astronomen is meer te weten gekomen over het ontstaansproces van zonachtige sterren. Dat is te danken aan waarnemingen van de gasschijf rond een jonge ster-in-wording, die met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) zijn gedaan.
Een van de grote vraagstukken in de astrofysica is hoe het ‘ineenstorten’ van een gaswolk kan leiden tot de vorming van een ster zoals onze zon. De kern van het probleem is dat het gas in de wolk een draaiing vertoont, die in een naar buiten gerichte kracht resulteert. Op grote afstand van de uiteindelijke ster wordt deze centrifugale kracht ruimschoots overwonnen door de aantrekkingskracht van de ster. Maar naarmate het gas dichter naar de ster toe spiraalt, wordt de centrifugale kracht groter.
Op zekere afstand van de ster zijn diens aantrekkingskracht en de centrifugale kracht met elkaar in evenwicht. Dat punt wordt de ‘centrifugale barrière’ genoemd. Gas kan alleen voorbij die grens komen als het impulsmoment – een maat voor de hoeveelheid draaibeweging – kwijtraakt.
Uit waarnemingen van gasmoleculen rond de protoster L1527 blijkt nu dat het gebied vlak buiten de centrifugale barrière een complex karakter vertoont. Er treedt daar een soort ‘verkeersopstopping’ op die ertoe leidt dat gas uit de platte schijf van gas rond de ster wordt getild. En bij dat proces verliest het gas een aanzienlijk deel van zijn impulsmoment.
Het waargenomen gedrag is in goede overeenstemming met de uitkomsten van berekeningen die de astronomen eerder hebben gedaan. Daarbij is uitgegaan van een eenvoudig ballistisch model, waarbij de gasdeeltjes als eenvoudige projectielen uit de schijf omhoog (of omlaag) worden geschoten. Meer is er kennelijk niet nodig om de centrifugale barrière te slechten. (EE)
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft een spectaculair infrarood-panorama gepresenteerd van de meest nabije grote sterrenfabriek die we kennen: de moleculaire wolk Orion A op ongeveer 1350 lichtjaar van de aarde. Het panorama is opgebouwd uit opnamen die gemaakt zijn met de infraroodsurveytelescoop VISTA van de ESO-sterrenwacht op Paranal, in het noorden van Chili. Het toont tal van jonge sterren en andere objecten die normaal gesproken verscholen zitten in wolken van stof.
Orion A is een van de twee reusachtige moleculaire wolken in het Orion Molecular Cloud Complex. De sterrenfabriek ligt ten zuiden van het bekende zwaard van Orion en strekt zich over ongeveer acht graden uit. Het bekendste onderdeel van dit complex is de Orionnevel.
In het kader van de zogeheten VISION-survey is dit stukje hemel ongekend grondig in beeld gebracht op nabij-infrarode golflengten. Dat heeft een catalogus van bijna 800.000 afzonderlijke sterren, jonge stellaire objecten en verre sterrenstelsels opgeleverd.
Nabij-infraroodlicht is onwaarneembaar voor het menselijk oog, maar biedt astronomen de mogelijkheid om objecten op te sporen die doorgaans verborgen blijven. Zeer jonge sterren die niet te zien zijn op zichtbare golflengten worden pas waarneembaar wanneer je ze op langere golflengten bekijkt – in het infrarood dus. In dat golflengtegebied is het stof dat deze sterren verhult min of meer transparant. (EE)
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft een spectaculair infrarood-panorama gepresenteerd van de meest nabije grote sterrenfabriek die we kennen: de moleculaire wolk Orion A op ongeveer 1350 lichtjaar van de aarde. Het panorama is opgebouwd uit opnamen die gemaakt zijn met de infraroodsurveytelescoop VISTA van de ESO-sterrenwacht op Paranal, in het noorden van Chili. Het toont tal van jonge sterren en andere objecten die normaal gesproken verscholen zitten in wolken van stof.
Orion A is een van de twee reusachtige moleculaire wolken in het Orion Molecular Cloud Complex. De sterrenfabriek ligt ten zuiden van het bekende zwaard van Orion en strekt zich over ongeveer acht graden uit. Het bekendste onderdeel van dit complex is de Orionnevel.
In het kader van de zogeheten VISION-survey is dit stukje hemel ongekend grondig in beeld gebracht op nabij-infrarode golflengten. Dat heeft een catalogus van bijna 800.000 afzonderlijke sterren, jonge stellaire objecten en verre sterrenstelsels opgeleverd.
Nabij-infraroodlicht is onwaarneembaar voor het menselijk oog, maar biedt astronomen de mogelijkheid om objecten op te sporen die doorgaans verborgen blijven. Zeer jonge sterren die niet te zien zijn op zichtbare golflengten worden pas waarneembaar wanneer je ze op langere golflengten bekijkt – in het infrarood dus. In dat golflengtegebied is het stof dat deze sterren verhult min of meer transparant. (EE)
De meeste sterren die nu in het heelal voorkomen, ontstonden miljarden jaren geleden. De kosmische geboortepiek van nieuwe sterren lag zo'n 10 miljard jaar in het verleden, toen het heelal nog maar een paar miljard jaar oud was. Dankzij gevoelige waarnemingen van de Amerikaanse Very Large Array radiotelescoop (VLA) en het internationale ALMA-observatorium zijn de geboorteplaatsen van die sterren nu in kaart gebracht.
\r\nOok nu nog bestaan er sterrenstelsels die een hoge stervormingsactiviteit vertonen. In zulke starburst-stelsels vindt de geboorte van nieuwe sterren vooral in relatief kleine, gelokaliseerde gebiedjes plaats. Dat blijkt tien miljard jaar geleden echter niet het geval te zijn geweest. Uit de VLA-waarnemingen - de gevoeligste die ooit zijn uitgevoerd - blijkt dat er indertijd vrijwel overal in de betreffende stelsels een hoge stervormingsactiviteit plaatsvond.
\r\nDe waarnemingen zijn verricht aan extreem ver verwijderde sterrenstelsels in het zogeheten Hubble Ultra Deep Field. Met de Hubble Space Telescope zijn in dit gebiedje aan de hemel veel zwakke, verre sterrenstelseltjes ontdekt, die grote hoeveelheden stof bevatten. Op de Hubble-foto's is dan ook niet te zien waar de meeste stervorming plaatsvindt in deze stelsels, die als gevolg van hun grote afstand waargenomen worden zoals ze er vele miljarden jaren geleden uitzagen.
\r\nMet de VLA zijn de gebieden van actieve stervorming in de verre stelsels nu voor het eerst wél in kaart gebracht - radiostraling dringt gemakkelijk door stof heen. Het ALMA-observatorium bracht bovendien de verdeling van koud moleculair gas in de verre stelsels aan het licht. De nieuwe resultaten zijn beschreven in een artikel in The Astrophysical Journal. (GS)
De meeste sterren die nu in het heelal voorkomen, ontstonden miljarden jaren geleden. De kosmische geboortepiek van nieuwe sterren lag zo'n 10 miljard jaar in het verleden, toen het heelal nog maar een paar miljard jaar oud was. Dankzij gevoelige waarnemingen van de Amerikaanse Very Large Array radiotelescoop (VLA) en het internationale ALMA-observatorium zijn de geboorteplaatsen van die sterren nu in kaart gebracht.
\r\nOok nu nog bestaan er sterrenstelsels die een hoge stervormingsactiviteit vertonen. In zulke starburst-stelsels vindt de geboorte van nieuwe sterren vooral in relatief kleine, gelokaliseerde gebiedjes plaats. Dat blijkt tien miljard jaar geleden echter niet het geval te zijn geweest. Uit de VLA-waarnemingen - de gevoeligste die ooit zijn uitgevoerd - blijkt dat er indertijd vrijwel overal in de betreffende stelsels een hoge stervormingsactiviteit plaatsvond.
\r\nDe waarnemingen zijn verricht aan extreem ver verwijderde sterrenstelsels in het zogeheten Hubble Ultra Deep Field. Met de Hubble Space Telescope zijn in dit gebiedje aan de hemel veel zwakke, verre sterrenstelseltjes ontdekt, die grote hoeveelheden stof bevatten. Op de Hubble-foto's is dan ook niet te zien waar de meeste stervorming plaatsvindt in deze stelsels, die als gevolg van hun grote afstand waargenomen worden zoals ze er vele miljarden jaren geleden uitzagen.
\r\nMet de VLA zijn de gebieden van actieve stervorming in de verre stelsels nu voor het eerst wél in kaart gebracht - radiostraling dringt gemakkelijk door stof heen. Het ALMA-observatorium bracht bovendien de verdeling van koud moleculair gas in de verre stelsels aan het licht. De nieuwe resultaten zijn beschreven in een artikel in The Astrophysical Journal. (GS)
Onderzoekers van onder meer het Nederlands Instituut voor Radioastronomie ASTRON en het Niels Bohr Instituut in Denemarken hebben de ALMA-telescoop gebruikt om de vroegste stadia in de vorming van een nieuw planetenstelsel te observeren. Zij hebben voor het eerst waargenomen hoe uit de draaiende wolk van gas en stof waaruit het planetenstelsel ontstaat sterke ‘wervelwinden’ opstijgen (Nature, 15 december).
Nieuwe planetenstelsels komen voort uit grote wolken van gas en stof, die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken en dichter worden. Hierdoor ontstaat uiteindelijk een hete gasbol in het midden: een ster. Rondom deze ster vormt zich een schijf, waarbinnen materiaal geleidelijk samenklontert tot planeten. Tijdens dat proces gaat de samentrekkende gaswolk steeds sneller draaien.
Bekend is dat pasgeboren sterren, zogeheten protosterren, gepaard gaan met wervelwinden. Deze winden spelen een rol bij het afvoeren van de rotatie-energie van de schijf rond de protoster. Ze zorgen ervoor dat de schijf afremt, waardoor het daarin aanwezige materiaal gemakkelijker naar de ster kan blijven stromen. Het ontstaan van deze wervelwinden was echter nog nooit waargenomen.
Met de ALMA-telescoop is nu een zeer jonge protoster op 450 lichtjaar van de aarde bekeken. De beelden laten zien hoe die wind als een tornado materiaal uit de planeten-vormende schijf optilt. Vooraf was gedacht dat de draaiende wind in het midden van de draaiende schijf ontstaat, maar de nieuwe waarnemingen tonen iets anders. Ze laten zien dat de draaiende wind de hele schijf omvat, in plaats van alleen het kleine gebiedje rondom de jonge ster. (EE)
Onderzoekers van onder meer het Nederlands Instituut voor Radioastronomie ASTRON en het Niels Bohr Instituut in Denemarken hebben de ALMA-telescoop gebruikt om de vroegste stadia in de vorming van een nieuw planetenstelsel te observeren. Zij hebben voor het eerst waargenomen hoe uit de draaiende wolk van gas en stof waaruit het planetenstelsel ontstaat sterke ‘wervelwinden’ opstijgen (Nature, 15 december).
Nieuwe planetenstelsels komen voort uit grote wolken van gas en stof, die onder invloed van hun eigen zwaartekracht samentrekken en dichter worden. Hierdoor ontstaat uiteindelijk een hete gasbol in het midden: een ster. Rondom deze ster vormt zich een schijf, waarbinnen materiaal geleidelijk samenklontert tot planeten. Tijdens dat proces gaat de samentrekkende gaswolk steeds sneller draaien.
Bekend is dat pasgeboren sterren, zogeheten protosterren, gepaard gaan met wervelwinden. Deze winden spelen een rol bij het afvoeren van de rotatie-energie van de schijf rond de protoster. Ze zorgen ervoor dat de schijf afremt, waardoor het daarin aanwezige materiaal gemakkelijker naar de ster kan blijven stromen. Het ontstaan van deze wervelwinden was echter nog nooit waargenomen.
Met de ALMA-telescoop is nu een zeer jonge protoster op 450 lichtjaar van de aarde bekeken. De beelden laten zien hoe die wind als een tornado materiaal uit de planeten-vormende schijf optilt. Vooraf was gedacht dat de draaiende wind in het midden van de draaiende schijf ontstaat, maar de nieuwe waarnemingen tonen iets anders. Ze laten zien dat de draaiende wind de hele schijf omvat, in plaats van alleen het kleine gebiedje rondom de jonge ster. (EE)
Met de Atacama Large Millimeter/submillimeter ARray (ALMA) in Chili zijn overtuigende aanwijzingen gevonden dat er twee gasvormige reuzenplaneten aan het ontstaan zijn in de gas- en stofschijf rond de jonge ster HD163296. De nieuwe waarnemingen zijn vandaag gepubliceerd in Physical Review Letters.
\r\nALMA vond eerder al concentrische lege zones in de protoplanetaire schijven rond jonge sterren. Die eerdere waarnemingen hadden echter uitsluitend betrekking op de verdeling van stofdeeltjes in de platte, ronddraaiende schijven. Voor het eerst zijn nu vergelijkbare structuren gevonden in de verdeling van gasmoleculen.
\r\nHD163296 is een 5 miljoen jaar oude ster die ongeveer twee keer zo zwaar is als de zon, op ca. 400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boogschutter. Hij wordt omgeven door een uitgestrekte protoplanetaire schijf die drie opvallende stofvrije zones vertoont, op afstanden van 60, 100 en 160 astronomische eenheden van de centrale ster (een astronomische eenheid is de afstand van de aarde tot de zon).
\r\nMetingen aan de millimeterstraling van koolmonoxide-moleculen heeft nu uitgewezen dat de buitenste twee stofvrije zones ook heel weinig gas bevatten. Dat kan eigenlijk alleen verklaard worden wanneer er in de twee zones reuzenplaneten vergelijkbaar met Saturnus aan het ontstaan zijn. De binnenste stofvrije zone bevat wél gas; deze 'opening' is mogelijk op een andere manier ontstaan.
\r\nDe nieuwe metingen vormen het sterkste bewijs tot nu toe voor het ontstaan van gasvormige reuzenplaneten in de protoplanetaire schijven van zeer jonge sterren. Blijkbaar kan het proces van planeetvorming al in een heel vroeg stadium op gang komen. (GS)
Met de Atacama Large Millimeter/submillimeter ARray (ALMA) in Chili zijn overtuigende aanwijzingen gevonden dat er twee gasvormige reuzenplaneten aan het ontstaan zijn in de gas- en stofschijf rond de jonge ster HD163296. De nieuwe waarnemingen zijn vandaag gepubliceerd in Physical Review Letters.
\r\nALMA vond eerder al concentrische lege zones in de protoplanetaire schijven rond jonge sterren. Die eerdere waarnemingen hadden echter uitsluitend betrekking op de verdeling van stofdeeltjes in de platte, ronddraaiende schijven. Voor het eerst zijn nu vergelijkbare structuren gevonden in de verdeling van gasmoleculen.
\r\nHD163296 is een 5 miljoen jaar oude ster die ongeveer twee keer zo zwaar is als de zon, op ca. 400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Boogschutter. Hij wordt omgeven door een uitgestrekte protoplanetaire schijf die drie opvallende stofvrije zones vertoont, op afstanden van 60, 100 en 160 astronomische eenheden van de centrale ster (een astronomische eenheid is de afstand van de aarde tot de zon).
\r\nMetingen aan de millimeterstraling van koolmonoxide-moleculen heeft nu uitgewezen dat de buitenste twee stofvrije zones ook heel weinig gas bevatten. Dat kan eigenlijk alleen verklaard worden wanneer er in de twee zones reuzenplaneten vergelijkbaar met Saturnus aan het ontstaan zijn. De binnenste stofvrije zone bevat wél gas; deze 'opening' is mogelijk op een andere manier ontstaan.
\r\nDe nieuwe metingen vormen het sterkste bewijs tot nu toe voor het ontstaan van gasvormige reuzenplaneten in de protoplanetaire schijven van zeer jonge sterren. Blijkbaar kan het proces van planeetvorming al in een heel vroeg stadium op gang komen. (GS)
Vorig jaar bleef hij door slechte weersomstandigheden aan de grond, maar nu gaat hij als het goed is wel de lucht in: de telescoop STO2, die onder een enorme NASA-ballon op veertig kilometer boven Antarctica twee weken lang waarnemingen moet gaan doen aan moleculaire wolken in het heelal, de geboorteplaats van sterren. De ‘lancering’ staat gepland voor donderdagavond 19 uur Nederlandse tijd. De sensoren in het hart van de telescoop zijn gebouwd door het Nederlandse ruimteonderzoeksinstituut SRON en de TU Delft.
De ballon zal opstijgen tot aan de rand van de ruimte, om daar ver-infraroodstraling uit het heelal te meten. Op een hoogte van 40 kilometer boven Antarctica is de lucht kristalhelder. Er is nauwelijks waterdamp, die elders in de atmosfeer dit soort straling juist vaak blokkeert.
De NASA-ballonnen die meetinstrumenten naar die hoogte brengen, maken gebruik van de circulaire poolwind (polar vortex), een stabiele luchtstroom waarop de ballon een of meer rondes van elk zo’n veertien dagen mee circuleert. Zo kunnen wetenschappers twee weken lang waarnemingen doen en zien ze daarna de ballon bijna op dezelfde plek weer terug.
[Update: de ballon met de STO2-telescoop is met succes gelanceerd.]
Vorig jaar bleef hij door slechte weersomstandigheden aan de grond, maar nu gaat hij als het goed is wel de lucht in: de telescoop STO2, die onder een enorme NASA-ballon op veertig kilometer boven Antarctica twee weken lang waarnemingen moet gaan doen aan moleculaire wolken in het heelal, de geboorteplaats van sterren. De ‘lancering’ staat gepland voor donderdagavond 19 uur Nederlandse tijd. De sensoren in het hart van de telescoop zijn gebouwd door het Nederlandse ruimteonderzoeksinstituut SRON en de TU Delft.
De ballon zal opstijgen tot aan de rand van de ruimte, om daar ver-infraroodstraling uit het heelal te meten. Op een hoogte van 40 kilometer boven Antarctica is de lucht kristalhelder. Er is nauwelijks waterdamp, die elders in de atmosfeer dit soort straling juist vaak blokkeert.
De NASA-ballonnen die meetinstrumenten naar die hoogte brengen, maken gebruik van de circulaire poolwind (polar vortex), een stabiele luchtstroom waarop de ballon een of meer rondes van elk zo’n veertien dagen mee circuleert. Zo kunnen wetenschappers twee weken lang waarnemingen doen en zien ze daarna de ballon bijna op dezelfde plek weer terug.
[Update: de ballon met de STO2-telescoop is met succes gelanceerd.]
Astronomen van de University of Notre Dame in Indiana hebben een populatie van tweede-generatiesterren geïdentificeerd: sterren die ontstaan zijn uit materiaal dat afkomstig is van de allereerste sterren die kort na de oerknal ontstonden. De tweede-generatiesterren zijn ook al extreem oud: naar schatting werden ze zo'n 13.5 miljard jaar geleden geboren, slechts 300 miljoen jaar na de oerknal. Volgens de astronomen bestaan er momenteel geen eerste-generatiesterren meer - die waren extreem zwaar en leefden maar kort.
\r\nDe tweede-generatiesterren zijn zogeheten CEMP-no sterren. 'CEMP' staat voor carbon-enhanced metal-poor; 'no' staat voor stikstof (N) en zuurstof (O). Het gaat om sterren die relatief veel koolstof (en daarnaast ook kleine hoeveelheden stikstof en zuurstof) bevatten, maar waarin verder vrijwel geen elementen voorkomen die zwaarder zijn dan helium. De CEMP-no sterren bevinden zich in de halo van het Melkwegstelsel, die voornamelijk extreem oude sterren bevat.
\r\nOp basis van een gedetailleerde spectroscopische analyse van 300 van deze halo-sterren hopen de astronomen informatie af te kunnen leiden over de evolutie en de massaverdeling van de allereerste sterren die kort na de oerknal ontstonden - de CEMP-no sterren zijn immers ontstaan uit materiaal dat de ruimte in werd geblazen bij de supernova-explosies van deze eerste-generatiesterren. (GS)
Astronomen van de University of Notre Dame in Indiana hebben een populatie van tweede-generatiesterren geïdentificeerd: sterren die ontstaan zijn uit materiaal dat afkomstig is van de allereerste sterren die kort na de oerknal ontstonden. De tweede-generatiesterren zijn ook al extreem oud: naar schatting werden ze zo'n 13.5 miljard jaar geleden geboren, slechts 300 miljoen jaar na de oerknal. Volgens de astronomen bestaan er momenteel geen eerste-generatiesterren meer - die waren extreem zwaar en leefden maar kort.
\r\nDe tweede-generatiesterren zijn zogeheten CEMP-no sterren. 'CEMP' staat voor carbon-enhanced metal-poor; 'no' staat voor stikstof (N) en zuurstof (O). Het gaat om sterren die relatief veel koolstof (en daarnaast ook kleine hoeveelheden stikstof en zuurstof) bevatten, maar waarin verder vrijwel geen elementen voorkomen die zwaarder zijn dan helium. De CEMP-no sterren bevinden zich in de halo van het Melkwegstelsel, die voornamelijk extreem oude sterren bevat.
\r\nOp basis van een gedetailleerde spectroscopische analyse van 300 van deze halo-sterren hopen de astronomen informatie af te kunnen leiden over de evolutie en de massaverdeling van de allereerste sterren die kort na de oerknal ontstonden - de CEMP-no sterren zijn immers ontstaan uit materiaal dat de ruimte in werd geblazen bij de supernova-explosies van deze eerste-generatiesterren. (GS)
Een röntgenbron in de buurt van Cygnus X-3 is de geboorteplaats van een nieuwe ster, zo blijkt uit waarnemingen gedaan met de Submillimeter Array op Mauna Kea in Hawaï.
\r\nCygnus X-3 is een bekende röntgenbron in het sterrenbeeld Zwaan, die uitvoerig is bestudeerd met het Chandra-röntgenobservatorium. Het is een compact object - neutronenster of zwart gat, overblijfsel van de dood van een zware ster - dat gas onttrekt aan een zware, begeleidende ster. In de accretieschijf rond het compacte object wordt veel röntgenstraling opgewekt.
\r\nIn 2003 ontdekte men met Chandra een veel zwakkere bron, dicht bij de Cygnus X-3. De bron was niet puntvorming maar wolkvormig. Ongeveer tien jaar later meldde men dat het een compacte gas- en stofwolk is, die de straling van de heldere bron weerkaatst. De wolk varieert in hetzelfde tempo in helderheid als de heldere bron, een duidelijk bewijs dat het een weerkaatsing betreft.
\r\nDe wolk is klein, minder dan 0,7 lichtjaar in diameter, en kreeg de bijnaam ‘Little Friend’, vanwege zijn nabijheid tot Cygnus X-3. Vermoed werd dat deze kleine wolk een zogeheten Bok-globule is: een compacte, moleculaire wolk waar een nieuwe ster wordt geboren. Het bewijs daarvoor is nu geleverd door waarnemingen op submillimetergolflengten. Daarmee kon koolmonoxide worden aangetoond in de wolk. Bovendien werden twee jets ontdekt die uit de wolk spuiten. Dit soort jets zijn een kenmerk voor pasgeboren sterren. De ontdekking is onlangs on-line gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters. (EM)
Een röntgenbron in de buurt van Cygnus X-3 is de geboorteplaats van een nieuwe ster, zo blijkt uit waarnemingen gedaan met de Submillimeter Array op Mauna Kea in Hawaï.
\r\nCygnus X-3 is een bekende röntgenbron in het sterrenbeeld Zwaan, die uitvoerig is bestudeerd met het Chandra-röntgenobservatorium. Het is een compact object - neutronenster of zwart gat, overblijfsel van de dood van een zware ster - dat gas onttrekt aan een zware, begeleidende ster. In de accretieschijf rond het compacte object wordt veel röntgenstraling opgewekt.
\r\nIn 2003 ontdekte men met Chandra een veel zwakkere bron, dicht bij de Cygnus X-3. De bron was niet puntvorming maar wolkvormig. Ongeveer tien jaar later meldde men dat het een compacte gas- en stofwolk is, die de straling van de heldere bron weerkaatst. De wolk varieert in hetzelfde tempo in helderheid als de heldere bron, een duidelijk bewijs dat het een weerkaatsing betreft.
\r\nDe wolk is klein, minder dan 0,7 lichtjaar in diameter, en kreeg de bijnaam ‘Little Friend’, vanwege zijn nabijheid tot Cygnus X-3. Vermoed werd dat deze kleine wolk een zogeheten Bok-globule is: een compacte, moleculaire wolk waar een nieuwe ster wordt geboren. Het bewijs daarvoor is nu geleverd door waarnemingen op submillimetergolflengten. Daarmee kon koolmonoxide worden aangetoond in de wolk. Bovendien werden twee jets ontdekt die uit de wolk spuiten. Dit soort jets zijn een kenmerk voor pasgeboren sterren. De ontdekking is onlangs on-line gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters. (EM)
Recente infrarood waarnemingen gedaan met de Gemini Sterrenwacht, NASA’s waarneemvliegtuig SOFIA, de Calar ALTO Sterrenwacht en ESO leveren bewijs dat de vorming van zware sterren op eenzelfde manier gebeurt als die van lichte sterren, maar dan wel veel gewelddadiger.
\r\nVan lichte sterren is bekend dat deze aangroeien vanuit een accrettieschijf rond de jonge ster. In deze schijf kunnen krachtige uitbarstingen optreden als verdichtingen (klonten) vanuit de schijf op de ster vallen. Tot op heden was dit nog niet gezien bij jonge, zware sterren en er werd daarom ook wel getwijfeld of zware sterren wel blijven aangroeien vanuit een schijf. Het werd waarschijnlijker geacht dat de sterke stralingsdruk van de jonge, zware ster de schijf zal vernietigen. Dit maakt het ontstaan van zware sterren echter raadselachtig: hoe groeien ze uit tot nog zwaardere sterren?
\r\nZware sterren zijn zeldzaam en daarom lastig te bestuderen. Jonge sterren zijn bovendien verstopt in de wolken waaruit zij ontstaan en alleen zichtbaar op infrarood golflengten. Bij de jonge ster S255IR NIRS 3, die twintig keer zwaarder is dan de zon en op een afstand staat van ruim 6000 lichtjaar, is nu onlangs een uitbarsting waargenomen. Deze kan worden verklaard met een grote klomp materiaal, mogelijk twee keer zwaarder dan Jupiter, die tot supersonische snelheden werd versneld door de accrettieschijf en vervolgens door de ster werd opgeslokt. Het resultaat is een uitbarsting die 16 maanden geleden begon, inmiddels over zijn hoogtepunt heen is, maar nog steeds voortduurt. Daarbij is net zoveel energie vrijgekomen als de zon in 100.000 jaar uitstraalt! Ofschoon op een veel grotere schaal dan bij lichte sterren, is dit een bewijs dat de vorming van lichte en zware sterren waarschijnlijk op dezelfde manier gebeurt. (EM)
Recente infrarood waarnemingen gedaan met de Gemini Sterrenwacht, NASA’s waarneemvliegtuig SOFIA, de Calar ALTO Sterrenwacht en ESO leveren bewijs dat de vorming van zware sterren op eenzelfde manier gebeurt als die van lichte sterren, maar dan wel veel gewelddadiger.
\r\nVan lichte sterren is bekend dat deze aangroeien vanuit een accrettieschijf rond de jonge ster. In deze schijf kunnen krachtige uitbarstingen optreden als verdichtingen (klonten) vanuit de schijf op de ster vallen. Tot op heden was dit nog niet gezien bij jonge, zware sterren en er werd daarom ook wel getwijfeld of zware sterren wel blijven aangroeien vanuit een schijf. Het werd waarschijnlijker geacht dat de sterke stralingsdruk van de jonge, zware ster de schijf zal vernietigen. Dit maakt het ontstaan van zware sterren echter raadselachtig: hoe groeien ze uit tot nog zwaardere sterren?
\r\nZware sterren zijn zeldzaam en daarom lastig te bestuderen. Jonge sterren zijn bovendien verstopt in de wolken waaruit zij ontstaan en alleen zichtbaar op infrarood golflengten. Bij de jonge ster S255IR NIRS 3, die twintig keer zwaarder is dan de zon en op een afstand staat van ruim 6000 lichtjaar, is nu onlangs een uitbarsting waargenomen. Deze kan worden verklaard met een grote klomp materiaal, mogelijk twee keer zwaarder dan Jupiter, die tot supersonische snelheden werd versneld door de accrettieschijf en vervolgens door de ster werd opgeslokt. Het resultaat is een uitbarsting die 16 maanden geleden begon, inmiddels over zijn hoogtepunt heen is, maar nog steeds voortduurt. Daarbij is net zoveel energie vrijgekomen als de zon in 100.000 jaar uitstraalt! Ofschoon op een veel grotere schaal dan bij lichte sterren, is dit een bewijs dat de vorming van lichte en zware sterren waarschijnlijk op dezelfde manier gebeurt. (EM)
Met infrarood- en microgolftelescopen kunnen we de vorming van nieuwe sterren uit samentrekkende gaswolken tegenwoordig steeds beter volgen, maar het ontstaan van zware sterren is letterlijk in nevelen gehuld: de gas- en stofwolk rond zo’n ster is te dicht om de ster in wording goed te kunnen zien. Onderzoekers hebben daarom zeer gedetailleerde computersimulaties gedaan met een Duitse supercomputer om inzicht te krijgen in het ontstaansproces.
\r\nNet als in eerdere simulaties zagen de onderzoekers hoe zich in een wolk een jonge, hete ster vormt met daaromheen een accretieschijf, waaruit de ster verder aangroeit. Maar deze nieuwe simulaties waren gedetailleerd genoeg om te laten zien hoe in die onstabiele schijf grote klonten ontstaan, die in hun geheel door de schijf migreren om uiteindelijk op de jonge ster vallen. De onderzoekers vergelijken met het gooien van een houtblok in de open haard: ineens ondergaat de ster een sterke helderheidsuitbarsting, waarbij hij even honderd duizend keer helderder kan stralen dan onze zon.
\r\nDit soort processen waren al bekend van de vorming van lichte sterren zoals de zon en van superzware sterren, die in het jonge heelal gevormd moeten zijn. Het lijkt er dus op dat dit proces plaats kan vinden bij de vorming van alle sterren. De klonten hoeven overigens niet altijd op de ster te vallen. Er kunnen ook zonachtige sterren uit ontstaan, die de zware ster begeleiden.
\r\nMet het inzicht verkregen uit deze simulaties wil men nu gerichter gaan zoeken met de Atacama Large Millimeter Array (ALMA) van ESO en de toekomstige E-ELT. (EM)
Met infrarood- en microgolftelescopen kunnen we de vorming van nieuwe sterren uit samentrekkende gaswolken tegenwoordig steeds beter volgen, maar het ontstaan van zware sterren is letterlijk in nevelen gehuld: de gas- en stofwolk rond zo’n ster is te dicht om de ster in wording goed te kunnen zien. Onderzoekers hebben daarom zeer gedetailleerde computersimulaties gedaan met een Duitse supercomputer om inzicht te krijgen in het ontstaansproces.
\r\nNet als in eerdere simulaties zagen de onderzoekers hoe zich in een wolk een jonge, hete ster vormt met daaromheen een accretieschijf, waaruit de ster verder aangroeit. Maar deze nieuwe simulaties waren gedetailleerd genoeg om te laten zien hoe in die onstabiele schijf grote klonten ontstaan, die in hun geheel door de schijf migreren om uiteindelijk op de jonge ster vallen. De onderzoekers vergelijken met het gooien van een houtblok in de open haard: ineens ondergaat de ster een sterke helderheidsuitbarsting, waarbij hij even honderd duizend keer helderder kan stralen dan onze zon.
\r\nDit soort processen waren al bekend van de vorming van lichte sterren zoals de zon en van superzware sterren, die in het jonge heelal gevormd moeten zijn. Het lijkt er dus op dat dit proces plaats kan vinden bij de vorming van alle sterren. De klonten hoeven overigens niet altijd op de ster te vallen. Er kunnen ook zonachtige sterren uit ontstaan, die de zware ster begeleiden.
\r\nMet het inzicht verkregen uit deze simulaties wil men nu gerichter gaan zoeken met de Atacama Large Millimeter Array (ALMA) van ESO en de toekomstige E-ELT. (EM)
De schijf van het spiraalstelsel IC 2163 vertoont twee opvallende ‘oogleden’ die uit grote opeenhopingen van gas en stof bestaan. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. De beide structuren zijn het gevolg van een kolossale galactische ‘tsunami’ die is ontstaan toen IC 2163 niet zo heel lang geleden langs een ander sterrenstelsel (NGC 2207) schampte (Astrophysical Journal, 4 november).
Met ALMA zijn gedetailleerde metingen gedaan van de beweging van het gas in het buitenste deel van de ‘oogleden’. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat dit gas zich met snelheden van meer dan 100 kilometer per seconde naar binnen spoedt, maar wel snel wordt afgeremd en turbulenter wordt. De astronomen vergelijken dit effect met een grote golf die met hoge snelheid op de kust afstormt, maar afremt naarmate het water minder diep wordt.
Door deze afremming ontstaan er ophopingen van gas in de oogleden, waarin grote aantallen nieuwe sterren worden geboren. Naar verwachting is dat – naar kosmische maatstaven – slechts een kortstondige fase in het bestaan van het sterrenstelsel. Computermodellen laten zien dat zulke galactische oogleden maar enkele tientallen miljoenen jaren kunnen bestaan.
IC 2163 en NGC 2207 staan op ongeveer 114 miljoen lichtjaar van de aarde in de richting van het sterrenbeeld Grote Hond. (EE)
De schijf van het spiraalstelsel IC 2163 vertoont twee opvallende ‘oogleden’ die uit grote opeenhopingen van gas en stof bestaan. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. De beide structuren zijn het gevolg van een kolossale galactische ‘tsunami’ die is ontstaan toen IC 2163 niet zo heel lang geleden langs een ander sterrenstelsel (NGC 2207) schampte (Astrophysical Journal, 4 november).
Met ALMA zijn gedetailleerde metingen gedaan van de beweging van het gas in het buitenste deel van de ‘oogleden’. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat dit gas zich met snelheden van meer dan 100 kilometer per seconde naar binnen spoedt, maar wel snel wordt afgeremd en turbulenter wordt. De astronomen vergelijken dit effect met een grote golf die met hoge snelheid op de kust afstormt, maar afremt naarmate het water minder diep wordt.
Door deze afremming ontstaan er ophopingen van gas in de oogleden, waarin grote aantallen nieuwe sterren worden geboren. Naar verwachting is dat – naar kosmische maatstaven – slechts een kortstondige fase in het bestaan van het sterrenstelsel. Computermodellen laten zien dat zulke galactische oogleden maar enkele tientallen miljoenen jaren kunnen bestaan.
IC 2163 en NGC 2207 staan op ongeveer 114 miljoen lichtjaar van de aarde in de richting van het sterrenbeeld Grote Hond. (EE)
De enorme zuilen van stof en gas in de Carinanevel hebben enorm te lijden onder de intense straling van de jonge, hete sterren in dit stervormingsgebied. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen met het MUSE-instrument van de Europese Very Large Telescope.
De stofzuilen in de Carinanevel zijn bekeken in het kader van een breder onderzoek van vergelijkbare structuren, waaronder de beroemde ‘Zuilen der schepping’ in de Adelaarnevel. Alles bij elkaar zijn tien van deze formaties waargenomen, en daarbij werd een duidelijk verband opgemerkt tussen de straling die door nabije zware sterren wordt uitgezonden en de structuren van de zuilen zelf.
Een van de wrange gevolgen van de vorming van een zware ster is dat deze de gaswolk waaruit hij is geboren onmiddellijk begint te verwoesten. Het idee dat zware sterren van grote invloed zijn op hun omgeving is niet nieuw: van zulke sterren is bekend dat zij enorme hoeveelheden krachtige, ioniserende straling uitzenden – straling die genoeg energie heeft om atomen van hun elektronen te ontdoen. Het is echter heel moeilijk om observationeel bewijs te verkrijgen over de wisselwerking tussen deze sterren en hun omgeving.
Het team heeft de uitwerking geanalyseerd die deze energierijke straling op de zuilen heeft: een proces, waarbij gas wordt geïoniseerd en zich vervolgens verspreidt, dat foto-evaporatie wordt genoemd. Door de gevolgen van de foto-evaporatie waar te nemen – waaronder het massaverlies van de zuilen – konden de veroorzakers worden aangewezen.
Overigens laat onze kennis over de ingewikkelde terugkoppelingsmechanismen tussen de sterren en de zuilen nog veel te wensen over. De zuilen mogen er dan massief uitzien, de wolken van stof en gas waaruit zij bestaan zijn in werkelijkheid erg ijl. Het is denkbaar dat de straling en de sterrenwinden van zware sterren ook betrokken zijn bij het ontstaan van verdichtingen in de zuilen, waaruit weer nieuwe sterren kunnen ontstaan. (EE)
De enorme zuilen van stof en gas in de Carinanevel hebben enorm te lijden onder de intense straling van de jonge, hete sterren in dit stervormingsgebied. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen met het MUSE-instrument van de Europese Very Large Telescope.
De stofzuilen in de Carinanevel zijn bekeken in het kader van een breder onderzoek van vergelijkbare structuren, waaronder de beroemde ‘Zuilen der schepping’ in de Adelaarnevel. Alles bij elkaar zijn tien van deze formaties waargenomen, en daarbij werd een duidelijk verband opgemerkt tussen de straling die door nabije zware sterren wordt uitgezonden en de structuren van de zuilen zelf.
Een van de wrange gevolgen van de vorming van een zware ster is dat deze de gaswolk waaruit hij is geboren onmiddellijk begint te verwoesten. Het idee dat zware sterren van grote invloed zijn op hun omgeving is niet nieuw: van zulke sterren is bekend dat zij enorme hoeveelheden krachtige, ioniserende straling uitzenden – straling die genoeg energie heeft om atomen van hun elektronen te ontdoen. Het is echter heel moeilijk om observationeel bewijs te verkrijgen over de wisselwerking tussen deze sterren en hun omgeving.
Het team heeft de uitwerking geanalyseerd die deze energierijke straling op de zuilen heeft: een proces, waarbij gas wordt geïoniseerd en zich vervolgens verspreidt, dat foto-evaporatie wordt genoemd. Door de gevolgen van de foto-evaporatie waar te nemen – waaronder het massaverlies van de zuilen – konden de veroorzakers worden aangewezen.
Overigens laat onze kennis over de ingewikkelde terugkoppelingsmechanismen tussen de sterren en de zuilen nog veel te wensen over. De zuilen mogen er dan massief uitzien, de wolken van stof en gas waaruit zij bestaan zijn in werkelijkheid erg ijl. Het is denkbaar dat de straling en de sterrenwinden van zware sterren ook betrokken zijn bij het ontstaan van verdichtingen in de zuilen, waaruit weer nieuwe sterren kunnen ontstaan. (EE)
Astronomen hebben voor het eerst een instabiele schijf rond een ster-in-wording zien uiteenvallen in een drievoudig stersysteem. De ontdekking is gedaan door een team onder leiding van John Tobin (Sterrewacht Leiden en University of Oklahoma) dat onder meer gebruik heeft gemaakt van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili (Nature, 27 oktober).
Meer dan de helft van de sterren wordt niet alleen geboren, maar heeft ten minste één begeleider. Er zijn twee theorieën over het achterliggende proces. De eerste theorie stelt dat door turbulentie in de grote moleculaire wolk waaruit een ster wordt geboren, materiaal samenklontert, wat tot de geboorte van meerdere sterren kan leiden. Volgens de tweede theorie veroorzaakt instabiliteit in de proto-stellaire schijf, het gas en stof rond de ster dat is overgebleven van de oorspronkelijke wolk, het uiteenvallen van materiaal in meerdere proto-sterren.
Voor de eerste theorie bestond als observationeel bewijs, en voor de tweede theorie nu dus ook. Dat blijkt uit waarnemingen van de piepjonge drievoudige protoster L1448 IRSB. Dit stersysteem, dat op een afstand 750 lichtjaar in het sterrenbeeld Perseus staat, is minder dan 150.000 jaar geleden gevormd.
De centrale jonge ster staat op 61 keer de afstand aarde-zon van de ene protoster en drie keer zo ver van de andere. Het drietal wordt omgeven door een schijf van materiaal die een spiraalvormige structuur vertoont. Dit kenmerk is een bewijs voor instabiliteit in de schijf. De ster die het verst weg staat is waarschijnlijk pas 10.000 tot 20.000 jaar oud.
Astronomen hebben voor het eerst een instabiele schijf rond een ster-in-wording zien uiteenvallen in een drievoudig stersysteem. De ontdekking is gedaan door een team onder leiding van John Tobin (Sterrewacht Leiden en University of Oklahoma) dat onder meer gebruik heeft gemaakt van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili (Nature, 27 oktober).
Meer dan de helft van de sterren wordt niet alleen geboren, maar heeft ten minste één begeleider. Er zijn twee theorieën over het achterliggende proces. De eerste theorie stelt dat door turbulentie in de grote moleculaire wolk waaruit een ster wordt geboren, materiaal samenklontert, wat tot de geboorte van meerdere sterren kan leiden. Volgens de tweede theorie veroorzaakt instabiliteit in de proto-stellaire schijf, het gas en stof rond de ster dat is overgebleven van de oorspronkelijke wolk, het uiteenvallen van materiaal in meerdere proto-sterren.
Voor de eerste theorie bestond als observationeel bewijs, en voor de tweede theorie nu dus ook. Dat blijkt uit waarnemingen van de piepjonge drievoudige protoster L1448 IRSB. Dit stersysteem, dat op een afstand 750 lichtjaar in het sterrenbeeld Perseus staat, is minder dan 150.000 jaar geleden gevormd.
De centrale jonge ster staat op 61 keer de afstand aarde-zon van de ene protoster en drie keer zo ver van de andere. Het drietal wordt omgeven door een schijf van materiaal die een spiraalvormige structuur vertoont. Dit kenmerk is een bewijs voor instabiliteit in de schijf. De ster die het verst weg staat is waarschijnlijk pas 10.000 tot 20.000 jaar oud.
Astronomen hebben een nieuwe kaart gemaakt van de verdeling van het neutrale waterstofgas in onze Melkweg. De kaart is gebaseerd op gegevens die verzameld zijn met de radiotelescopen van Effelsberg (Duitsland) en Parkes (Australië).
Het is niet voor het eerst dat het neutrale waterstofgas in de Melkweg in kaart is gebracht – de eerste kaarten, gemaakt met onder meer de radiotelescoop in Dwingeloo, stammen al uit de jaren ’50 – maar wel de meest detailrijke. Voor het project zijn meer dan een miljoen afzonderlijke waarnemingen gedaan, die ongeveer tien miljoen ‘beeldpunten’ hebben opgeleverd.
Daarmee is de resolutie van de kaart ongeveer vier keer zo groot als die van de in 2005 afgeronde Leiden-Argentine-Bonn-survey. Ook zijn op de nieuwe kaart veel zwakkere wolken van waterstofgas te zien.
Neutraal waterstofgas dient als ‘grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Kennis van de verdeling ervan vergroot dus het inzicht in de stervormingsprocessen binnen onze Melkweg. Maar ook astronomen die zich bezighouden met objecten buiten ons sterrenstelsel hebben er profijt van. Alle straling die we uit het verre heelal ontvangen is immers door dat gas heen gegaan. Dankzij de nieuwe gegevens kunnen astronomen hun waarnemingen daarvoor nog nauwkeuriger dan voorheen corrigeren.
Bij surveys als deze worden astronomen overigens in toenemende mate gehinderd door de ‘ruis’ van mobiele telefonie en andere aardse radiozenders. Daarom moesten de metingen stuk voor stuk worden opgeschoond met behulp van geavanceerde computeralgoritmen. Daarmee was zelfs meer tijd gemoeid dan met de eigenlijke waarnemingen. (EE)
Astronomen hebben een nieuwe kaart gemaakt van de verdeling van het neutrale waterstofgas in onze Melkweg. De kaart is gebaseerd op gegevens die verzameld zijn met de radiotelescopen van Effelsberg (Duitsland) en Parkes (Australië).
Het is niet voor het eerst dat het neutrale waterstofgas in de Melkweg in kaart is gebracht – de eerste kaarten, gemaakt met onder meer de radiotelescoop in Dwingeloo, stammen al uit de jaren ’50 – maar wel de meest detailrijke. Voor het project zijn meer dan een miljoen afzonderlijke waarnemingen gedaan, die ongeveer tien miljoen ‘beeldpunten’ hebben opgeleverd.
Daarmee is de resolutie van de kaart ongeveer vier keer zo groot als die van de in 2005 afgeronde Leiden-Argentine-Bonn-survey. Ook zijn op de nieuwe kaart veel zwakkere wolken van waterstofgas te zien.
Neutraal waterstofgas dient als ‘grondstof’ voor de vorming van nieuwe sterren. Kennis van de verdeling ervan vergroot dus het inzicht in de stervormingsprocessen binnen onze Melkweg. Maar ook astronomen die zich bezighouden met objecten buiten ons sterrenstelsel hebben er profijt van. Alle straling die we uit het verre heelal ontvangen is immers door dat gas heen gegaan. Dankzij de nieuwe gegevens kunnen astronomen hun waarnemingen daarvoor nog nauwkeuriger dan voorheen corrigeren.
Bij surveys als deze worden astronomen overigens in toenemende mate gehinderd door de ‘ruis’ van mobiele telefonie en andere aardse radiozenders. Daarom moesten de metingen stuk voor stuk worden opgeschoond met behulp van geavanceerde computeralgoritmen. Daarmee was zelfs meer tijd gemoeid dan met de eigenlijke waarnemingen. (EE)
Het bestaan van de interstellaire organische moleculen waaruit de bouwstenen van het leven zijn voortgekomen is niet te danken aan schokgolven, maar aan ultraviolet sterlicht. Dat concluderen wetenschappers uit gegevens die zijn verzameld met de Europese infraroodsatelliet Herschel.
De wetenschappers onderzochten de ‘koolstofhuishouding’ in de Orionnevel, het bekende stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. Daartoe brachten ze de hoeveelheden, temperaturen en snelheden van enkele eenvoudige koolwaterstofmoleculen en -ionen in kaart, waaronder CH en CH+. Deze laatste behoren tot de eerste moleculen en ionen die in de ruimte zijn ontdekt.
Bij eerder onderzoek van interstellaire moleculaire wolken in Orion ontdekten wetenschappers tot hun verrassing dat de daarin aanwezige CH+-ionen licht uitzonden in plaats van absorbeerden, wat zou betekenen dat ze warmer zijn dan het omringende gas. Voor de vorming van CH+ is echter veel energie nodig, en het ion is extreem reactief: het gaat heel makkelijk reacties aan met het alom aanwezige waterstof. Zowel de (relatief) hoge temperatuur als de hoge abundantie van CH+ was dus nogal raadselachtig.
Een mogelijk verklaring was dat CH+ ontstaat bij gebeurtenissen waarbij veel turbulentie optreedt, zoals de schokgolven van supernova-explosies. Deze zouden ertoe leiden dat atomen elektronen kwijtraken en in ionen veranderen.
Bij het nieuwe onderzoek kon echter geen verband worden aangetoond tussen zulke schokgolven en de verdeling van CH+ in de Orionnevel. De Herschel-gegevens laten zien dat het veel waarschijnlijker is dat de ionen zijn ontstaan door de inwerking van de intense ultraviolette straling van zeer jonge sterren in de Orionnevel. (EE)
Het bestaan van de interstellaire organische moleculen waaruit de bouwstenen van het leven zijn voortgekomen is niet te danken aan schokgolven, maar aan ultraviolet sterlicht. Dat concluderen wetenschappers uit gegevens die zijn verzameld met de Europese infraroodsatelliet Herschel.
De wetenschappers onderzochten de ‘koolstofhuishouding’ in de Orionnevel, het bekende stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. Daartoe brachten ze de hoeveelheden, temperaturen en snelheden van enkele eenvoudige koolwaterstofmoleculen en -ionen in kaart, waaronder CH en CH+. Deze laatste behoren tot de eerste moleculen en ionen die in de ruimte zijn ontdekt.
Bij eerder onderzoek van interstellaire moleculaire wolken in Orion ontdekten wetenschappers tot hun verrassing dat de daarin aanwezige CH+-ionen licht uitzonden in plaats van absorbeerden, wat zou betekenen dat ze warmer zijn dan het omringende gas. Voor de vorming van CH+ is echter veel energie nodig, en het ion is extreem reactief: het gaat heel makkelijk reacties aan met het alom aanwezige waterstof. Zowel de (relatief) hoge temperatuur als de hoge abundantie van CH+ was dus nogal raadselachtig.
Een mogelijk verklaring was dat CH+ ontstaat bij gebeurtenissen waarbij veel turbulentie optreedt, zoals de schokgolven van supernova-explosies. Deze zouden ertoe leiden dat atomen elektronen kwijtraken en in ionen veranderen.
Bij het nieuwe onderzoek kon echter geen verband worden aangetoond tussen zulke schokgolven en de verdeling van CH+ in de Orionnevel. De Herschel-gegevens laten zien dat het veel waarschijnlijker is dat de ionen zijn ontstaan door de inwerking van de intense ultraviolette straling van zeer jonge sterren in de Orionnevel. (EE)
Deense, Britse en Nederlandse sterrenkundigen hebben een dubbelster ontdekt die vergezeld wordt door drie ronddraaiende schijven van gas en stof waarin planeten kunnen ontstaan. De bijzondere ontdekking is gedaan met het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) en is vandaag gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Bij hun geboorte worden ze meestal omgeven door een platte, ronddraaiende schijf van materie waarin planeten kunnen samenklonteren. In het geval van een dubbelster (twee sterren die om elkaar heen draaien) komt het soms voor dat beide componenten van de dubbelster door zo'n protoplanetaire schijf worden omringd.
\r\nDe nieuwe ontdekking betreft de dubbelster IRS43, op ca. 400 lichtjaar afstand van de zon. De twee sterren zijn astronomisch gezien zeer jong: ongeveer 100.000 à 200.000 jaar oud. Qua massa en afmetingen zijn ze vergelijkbaar met onze zon. Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat beide sterren een protoplanetaire schijf hebben, in grootte vergelijkbaar met ons zonnestelsel. Daarnaast wordt het dubbelstersysteem op veel grotere afstand omringd door een derde, 'gemeenschappelijke' schijf. Ook hierin zou planeetvorming kunnen optreden.
\r\nDe drie schijven liggen opmerkelijk genoeg niet in hetzelfde vlak, maar zijn geheld ten opzichte van elkaar. Hoe het stelsel kan zijn ontstaan is vooralsnog een raadsel. Mogelijk is er sprake geweest van grote turbulentie in de oorspronkelijke gas- en stofwolk waaruit de dubbelster is geboren. (GS)
Deense, Britse en Nederlandse sterrenkundigen hebben een dubbelster ontdekt die vergezeld wordt door drie ronddraaiende schijven van gas en stof waarin planeten kunnen ontstaan. De bijzondere ontdekking is gedaan met het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) en is vandaag gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Bij hun geboorte worden ze meestal omgeven door een platte, ronddraaiende schijf van materie waarin planeten kunnen samenklonteren. In het geval van een dubbelster (twee sterren die om elkaar heen draaien) komt het soms voor dat beide componenten van de dubbelster door zo'n protoplanetaire schijf worden omringd.
\r\nDe nieuwe ontdekking betreft de dubbelster IRS43, op ca. 400 lichtjaar afstand van de zon. De twee sterren zijn astronomisch gezien zeer jong: ongeveer 100.000 à 200.000 jaar oud. Qua massa en afmetingen zijn ze vergelijkbaar met onze zon. Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat beide sterren een protoplanetaire schijf hebben, in grootte vergelijkbaar met ons zonnestelsel. Daarnaast wordt het dubbelstersysteem op veel grotere afstand omringd door een derde, 'gemeenschappelijke' schijf. Ook hierin zou planeetvorming kunnen optreden.
\r\nDe drie schijven liggen opmerkelijk genoeg niet in hetzelfde vlak, maar zijn geheld ten opzichte van elkaar. Hoe het stelsel kan zijn ontstaan is vooralsnog een raadsel. Mogelijk is er sprake geweest van grote turbulentie in de oorspronkelijke gas- en stofwolk waaruit de dubbelster is geboren. (GS)
De protoplanetaire schijf rond de jonge ster Elias 2-27 vertoont een duidelijke spiraalstructuur. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. De structuur vertoont opvallende overeenkomsten met de spiraalarmen van een sterrenstelsel, maar is vele malen kleiner (Science, 30 september).
Een protoplanetaire schijf bestaat uit gas en stof waaruit door samenklontering op enig moment planeten kunnen ontstaan. Aan de oppervlakte van sommige van deze schijven waren eerder al spiraalpatronen waargenomen, maar onduidelijk was of deze zich ook tot diep in de schijf voortzetten, waar de eigenlijke planeetvorming plaatsvindt. ALMA heeft nu voor het eerst diep in zo’n schijf gekeken en daarbij een duidelijk spiraalpatroon ontdekt.
Dicht bij de ster vertoont de protoplanetaire schijf van Elias 2-27 zich als een normale platte schijf die zich uitstrekt tot op een afstand die groter is dan de afstand zon-Neptunus (6 miljard km) in ons eigen zonnestelsel. Voorbij dat punt is een smalle lege gordel te zien, wat erop kan duiden dat hier een planeet (aan het) ontstaan is. Aan de buitenrand van de gordel ontspringen twee spiraalarmen die zich tot op meer dan 10 miljard kilometer van de ster uitstrekken.
Onduidelijk is nog hoe de spiraalstructuur is ontstaan. Mogelijk is deze het resultaat van de interactie tussen de protoplanetaire schijf en de planeet die zich daarin heeft gevormd. Maar misschien is het juist precies andersom, en zijn het structuren als deze die de vorming van planeten mogelijk maken.
Elias 2-27 bevindt zich in een stervormingsgebied op ongeveer 450 lichtjaar van de aarde. De ster heeft twee keer zo weinig massa als onze zon en is naar schatting pas een miljoen jaar oud. (EE)
De protoplanetaire schijf rond de jonge ster Elias 2-27 vertoont een duidelijke spiraalstructuur. Dat blijkt uit waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. De structuur vertoont opvallende overeenkomsten met de spiraalarmen van een sterrenstelsel, maar is vele malen kleiner (Science, 30 september).
Een protoplanetaire schijf bestaat uit gas en stof waaruit door samenklontering op enig moment planeten kunnen ontstaan. Aan de oppervlakte van sommige van deze schijven waren eerder al spiraalpatronen waargenomen, maar onduidelijk was of deze zich ook tot diep in de schijf voortzetten, waar de eigenlijke planeetvorming plaatsvindt. ALMA heeft nu voor het eerst diep in zo’n schijf gekeken en daarbij een duidelijk spiraalpatroon ontdekt.
Dicht bij de ster vertoont de protoplanetaire schijf van Elias 2-27 zich als een normale platte schijf die zich uitstrekt tot op een afstand die groter is dan de afstand zon-Neptunus (6 miljard km) in ons eigen zonnestelsel. Voorbij dat punt is een smalle lege gordel te zien, wat erop kan duiden dat hier een planeet (aan het) ontstaan is. Aan de buitenrand van de gordel ontspringen twee spiraalarmen die zich tot op meer dan 10 miljard kilometer van de ster uitstrekken.
Onduidelijk is nog hoe de spiraalstructuur is ontstaan. Mogelijk is deze het resultaat van de interactie tussen de protoplanetaire schijf en de planeet die zich daarin heeft gevormd. Maar misschien is het juist precies andersom, en zijn het structuren als deze die de vorming van planeten mogelijk maken.
Elias 2-27 bevindt zich in een stervormingsgebied op ongeveer 450 lichtjaar van de aarde. De ster heeft twee keer zo weinig massa als onze zon en is naar schatting pas een miljoen jaar oud. (EE)
Een team van Japanse astronomen heeft, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), ontdekt dat de zware, pasgeboren ster ST11 is omgeven door een ‘warme’, dichte massa van complexe moleculen. ST11 maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, een klein naburig sterrenstelsel.
Het is voor de eerst dat zo’n zogeheten warme moleculaire kern buiten onze Melkweg is opgespoord. Daarbij komt nog dat dit exemplaar in chemisch opzicht sterk afwijkt van vergelijkbare objecten in onze Melkweg. Dat kan erop wijzen dat de chemische processen die verspreid over het heelal plaatsvinden veel diverser zijn dan verwacht.
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat de moleculaire kern van ST11 opvallend weinig organische verbindingen, zoals methanol, bevat. De kernen in onze Melkweg zijn juist rijk aan dat soort moleculen. Mogelijk heeft dat te maken met de globale chemische samenstelling van de Grote Magelhaense Wolk, die relatief weinig elementen zwaarder dan waterstof en helium bevat.
Organische moleculen zijn van bijzondere betekenis, omdat sommige ervan betrokken zijn bij de vorming van prebiotische moleculen in de ruimte. Het gebrek aan dit soort moleculen in ons kleine buurstelsel kan dus van invloed zijn op de ontwikkeling van leven aldaar.
De aanduiding ‘warm’ moet je overigens ruim zien. De temperaturen van moleculaire kernen beginnen bij –173 graden Celsius. (EE)
Een team van Japanse astronomen heeft, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), ontdekt dat de zware, pasgeboren ster ST11 is omgeven door een ‘warme’, dichte massa van complexe moleculen. ST11 maakt deel uit van de Grote Magelhaense Wolk, een klein naburig sterrenstelsel.
Het is voor de eerst dat zo’n zogeheten warme moleculaire kern buiten onze Melkweg is opgespoord. Daarbij komt nog dat dit exemplaar in chemisch opzicht sterk afwijkt van vergelijkbare objecten in onze Melkweg. Dat kan erop wijzen dat de chemische processen die verspreid over het heelal plaatsvinden veel diverser zijn dan verwacht.
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat de moleculaire kern van ST11 opvallend weinig organische verbindingen, zoals methanol, bevat. De kernen in onze Melkweg zijn juist rijk aan dat soort moleculen. Mogelijk heeft dat te maken met de globale chemische samenstelling van de Grote Magelhaense Wolk, die relatief weinig elementen zwaarder dan waterstof en helium bevat.
Organische moleculen zijn van bijzondere betekenis, omdat sommige ervan betrokken zijn bij de vorming van prebiotische moleculen in de ruimte. Het gebrek aan dit soort moleculen in ons kleine buurstelsel kan dus van invloed zijn op de ontwikkeling van leven aldaar.
De aanduiding ‘warm’ moet je overigens ruim zien. De temperaturen van moleculaire kernen beginnen bij –173 graden Celsius. (EE)
Als eerbetoon aan de 50e verjaardag van de tv-serie Star Trek, die op 8 september 1966 zijn debuut beleefde, heeft NASA een bijzondere infraroodopname gepresenteerd die gemaakt is met de ruimtetelescoop Spitzer. Met een beetje fantasie zijn in de afgebeelde stervormingsgebieden twee versies van het beroemde ruimteschip USS Enterprise te herkennen.
De beide complexen van gas en stof staan te boek als IRAS 19340+2016 and IRAS19343+2026. IRAS was een Amerikaans/Brits/Nederlandse satelliet die in 1983 als eerste de complete hemel op infrarode golflengten in kaart bracht.
De nieuwe opnamen zijn gebaseerd op gegevens van twee omvangrijke infraroodsurveys die zijn uitgevoerd met de veel geavanceerdere Spitzer-ruimtetelescoop. (EE)
Als eerbetoon aan de 50e verjaardag van de tv-serie Star Trek, die op 8 september 1966 zijn debuut beleefde, heeft NASA een bijzondere infraroodopname gepresenteerd die gemaakt is met de ruimtetelescoop Spitzer. Met een beetje fantasie zijn in de afgebeelde stervormingsgebieden twee versies van het beroemde ruimteschip USS Enterprise te herkennen.
De beide complexen van gas en stof staan te boek als IRAS 19340+2016 and IRAS19343+2026. IRAS was een Amerikaans/Brits/Nederlandse satelliet die in 1983 als eerste de complete hemel op infrarode golflengten in kaart bracht.
De nieuwe opnamen zijn gebaseerd op gegevens van twee omvangrijke infraroodsurveys die zijn uitgevoerd met de veel geavanceerdere Spitzer-ruimtetelescoop. (EE)
Een internationaal team van astronomen, onder wie Davide Massari en Livia Origlia van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft ontdekt dat de bolvormige sterrenhoop Terzan 5 sterren van sterk uiteenlopende leeftijden bevat. Daarin onderscheidt hij zich van andere sterrenhopen, waarvan de sterren allemaal ongeveer even oud zijn.
Terzan 5 staat op een afstand van 19.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Boogschutter, in de richting van het Melkwegcentrum. Sinds zijn ontdekking, ruim veertig jaar geleden, staat hij te boek als een bolvormige sterrenhoop.
Bij het nieuwe onderzoek is ontdekt dat Terzan 5 uit twee soorten sterren bestaat die behalve in chemische samenstelling ook in leeftijd verschillen. Tussen de twee populaties gaapt een gat van ruwweg 7 miljard jaar. Dit grote leeftijdsverschil wijst erop dat de stervorming in Terzan 5 geen doorlopend proces is geweest, maar zich in twee afzonderlijke episoden heeft voltrokken.
De huidige theorieën over het ontstaan van sterrenstelsels gaan ervan uit dat de centrale verdikking van de Melkweg (de ‘bulge’) is ontstaan door interacties tussen enorme samenballingen van gas en sterren, waarbij sommige met elkaar samensmolten en andere uiteenvielen.
Zijn ongewone eigenschappen doen vermoeden dat Terzan 5 één van die gasrijke samenballingen is geweest. Daar waar de eigenschappen van Terzan 5 ongewoon zijn voor een bolvormige sterrenhoop, lijken ze namelijk sterk op die van de sterrenpopulatie in het hart van de Melkweg. Ook vertoont de sterrenhoop overeenkomsten met de reusachtige samenklonteringen van sterren en gas die in verre sterrenstelsels worden waargenomen. (EE)
Een internationaal team van astronomen, onder wie Davide Massari en Livia Origlia van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft ontdekt dat de bolvormige sterrenhoop Terzan 5 sterren van sterk uiteenlopende leeftijden bevat. Daarin onderscheidt hij zich van andere sterrenhopen, waarvan de sterren allemaal ongeveer even oud zijn.
Terzan 5 staat op een afstand van 19.000 lichtjaar in het sterrenbeeld Boogschutter, in de richting van het Melkwegcentrum. Sinds zijn ontdekking, ruim veertig jaar geleden, staat hij te boek als een bolvormige sterrenhoop.
Bij het nieuwe onderzoek is ontdekt dat Terzan 5 uit twee soorten sterren bestaat die behalve in chemische samenstelling ook in leeftijd verschillen. Tussen de twee populaties gaapt een gat van ruwweg 7 miljard jaar. Dit grote leeftijdsverschil wijst erop dat de stervorming in Terzan 5 geen doorlopend proces is geweest, maar zich in twee afzonderlijke episoden heeft voltrokken.
De huidige theorieën over het ontstaan van sterrenstelsels gaan ervan uit dat de centrale verdikking van de Melkweg (de ‘bulge’) is ontstaan door interacties tussen enorme samenballingen van gas en sterren, waarbij sommige met elkaar samensmolten en andere uiteenvielen.
Zijn ongewone eigenschappen doen vermoeden dat Terzan 5 één van die gasrijke samenballingen is geweest. Daar waar de eigenschappen van Terzan 5 ongewoon zijn voor een bolvormige sterrenhoop, lijken ze namelijk sterk op die van de sterrenpopulatie in het hart van de Melkweg. Ook vertoont de sterrenhoop overeenkomsten met de reusachtige samenklonteringen van sterren en gas die in verre sterrenstelsels worden waargenomen. (EE)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) is ontdekt dat sommige zware jonge sterren veel langer dan gedacht omgeven worden door relatief grote hoeveelheden gas. De verrassende waarnemingen, verricht in december 2013 en december 2014, zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
\r\nSterren ontstaan uit wolken van gas en stof. Die trekken samen onder hun eigen gewicht, beginnen daardoor sneller te roteren, en raken sterk afgeplat. Uit zulke protoplanetaire schijven kunnen al vrij snel de eerste bouwstenen voor de vorming van planeten ontstaan (rotsachtige planetoïden en ijzige komeetkernen).
\r\nIn een later stadium, wanneer het meeste gas uit de schijf is verdwenen (onder andere onder invloed van de straling van de ster), ontstaat een tweede-generatieschijf: een zogeheten puinschijf, die het gevolg is van onderlinge botsingen van planetoïden en kometen.
\r\nMet ALMA zijn nu 24 sterren bestudeerd in een stervormingsgebied in de sterrenbeelden Schorpioen en Centaur op enkele honderden lichtjaren afstand van de aarde. Tweederde van die jonge sterren (tussen vijf en tien miljoen jaar oud) zijn ongeveer even zwaar als de zon; de overige zijn tot twee maal zo zwaar.
\r\nVerrassend genoeg werd bij drie van de zware sterren ontdekt dat de puinschijven relatief rijk zijn aan koolmonoxidegas. De verwachting was juist dat het gas rond de zwaarste sterren sneller zou zijn verdwenen (onder invloed van de grotere hoeveelheid straling) dan bij lichte sterren zoals de zon.
\r\nOf er sprake is van gas dat nog achter is gebleven uit de protoplanetaire fase of gas dat is vrijgekomen bij de onderlinge botsingen van kleine, ijzige hemellichamen is niet bekend. Als de puinschijven van sommige zware sterren behalve koolmonxide ook andere gassen bevatten (met name waterstof, dat niet of nauwelijks te detecteren is), zou dat erop kunnen wijzen dat de vorming van gasvormige reuzenplaneten gedurende een langere periode kan plaatsvinden dan tot nu toe algemeen werd aangenomen. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) is ontdekt dat sommige zware jonge sterren veel langer dan gedacht omgeven worden door relatief grote hoeveelheden gas. De verrassende waarnemingen, verricht in december 2013 en december 2014, zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
\r\nSterren ontstaan uit wolken van gas en stof. Die trekken samen onder hun eigen gewicht, beginnen daardoor sneller te roteren, en raken sterk afgeplat. Uit zulke protoplanetaire schijven kunnen al vrij snel de eerste bouwstenen voor de vorming van planeten ontstaan (rotsachtige planetoïden en ijzige komeetkernen).
\r\nIn een later stadium, wanneer het meeste gas uit de schijf is verdwenen (onder andere onder invloed van de straling van de ster), ontstaat een tweede-generatieschijf: een zogeheten puinschijf, die het gevolg is van onderlinge botsingen van planetoïden en kometen.
\r\nMet ALMA zijn nu 24 sterren bestudeerd in een stervormingsgebied in de sterrenbeelden Schorpioen en Centaur op enkele honderden lichtjaren afstand van de aarde. Tweederde van die jonge sterren (tussen vijf en tien miljoen jaar oud) zijn ongeveer even zwaar als de zon; de overige zijn tot twee maal zo zwaar.
\r\nVerrassend genoeg werd bij drie van de zware sterren ontdekt dat de puinschijven relatief rijk zijn aan koolmonoxidegas. De verwachting was juist dat het gas rond de zwaarste sterren sneller zou zijn verdwenen (onder invloed van de grotere hoeveelheid straling) dan bij lichte sterren zoals de zon.
\r\nOf er sprake is van gas dat nog achter is gebleven uit de protoplanetaire fase of gas dat is vrijgekomen bij de onderlinge botsingen van kleine, ijzige hemellichamen is niet bekend. Als de puinschijven van sommige zware sterren behalve koolmonxide ook andere gassen bevatten (met name waterstof, dat niet of nauwelijks te detecteren is), zou dat erop kunnen wijzen dat de vorming van gasvormige reuzenplaneten gedurende een langere periode kan plaatsvinden dan tot nu toe algemeen werd aangenomen. (GS)
De stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel wordt beïinvloed door de omgeving waarin dat stelsel zich bevindt. In stelsels die deel uitmaken van grote clusters ontstaan bijvoorbeeld minder sterren dan in geïsoleerde sterrenstelsels. De oorzaak van dat effect is nog niet precies bekend, maar sterrenkundigen hebben nu wel ontdekt dat het in het jonge heelal ook al voorkwam, zij het in iets minder sterke mate.
\r\nOp basis van infraroodwaarnemingen met de Spitzer Space Telescope zijn honderden kandidaat-clusters ontdekt op grote afstand, waar je ook ver terugkijkt in de tijd. Spectroscopische metingen met de Keck-telescoop op Hawaii en de Very Large Telescope in Chili hebben nu van vier van deze kandidaat-clusters de afstand bepaald. Ze staan zo ver weg dat we terugkijken tot een periode waarin het heelal pas vier miljard jaar oud was.
\r\nIn de sterrenstelsels die zich in de verre, jonge clusters bevinden is de stervormingsactiviteit inderdaad geringer dan in geïsoleerde stelsels op dezelfde afstand. Maar het 'onderdrukkingseffect' is wel kleiner dan in het huidige heelal. De resultaten worden gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. (GS)
De stervormingsactiviteit in een sterrenstelsel wordt beïinvloed door de omgeving waarin dat stelsel zich bevindt. In stelsels die deel uitmaken van grote clusters ontstaan bijvoorbeeld minder sterren dan in geïsoleerde sterrenstelsels. De oorzaak van dat effect is nog niet precies bekend, maar sterrenkundigen hebben nu wel ontdekt dat het in het jonge heelal ook al voorkwam, zij het in iets minder sterke mate.
\r\nOp basis van infraroodwaarnemingen met de Spitzer Space Telescope zijn honderden kandidaat-clusters ontdekt op grote afstand, waar je ook ver terugkijkt in de tijd. Spectroscopische metingen met de Keck-telescoop op Hawaii en de Very Large Telescope in Chili hebben nu van vier van deze kandidaat-clusters de afstand bepaald. Ze staan zo ver weg dat we terugkijken tot een periode waarin het heelal pas vier miljard jaar oud was.
\r\nIn de sterrenstelsels die zich in de verre, jonge clusters bevinden is de stervormingsactiviteit inderdaad geringer dan in geïsoleerde stelsels op dezelfde afstand. Maar het 'onderdrukkingseffect' is wel kleiner dan in het huidige heelal. De resultaten worden gepubliceerd in Astronomy & Astrophysics. (GS)
De allerzwaarste sterren in het Melkwegstelsel zijn vermoedelijk op dezelfde manier ontstaan als lichtere sterren zoals de zon: uit een samentrekkende, afgeplatte, ronddraaiende schijf van gas en stof. Dat blijkt uit radiowaarnemingen van een zware protoster, die vandaag gepubliceerd zijn in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nZware sterren leven veel korter en zijn veel zeldzamer dan lichtere sterren. Ook hun geboorte voltrekt zich veel sneller: in hooguit 100.000 jaar. Daardoor is het moeilijk om de vorming van een zware ster te bestuderen: de kans dat je er één ziet tijdens zijn geboorteproces is klein, en omdat ze zeldzaam zijn, is het ook onwaarschijnlijk dat je er een aantreft op kleine afstand.
\r\nAstronomen van de Universiteit van Cambridge hebben nu een zware protoster ontdekt in een ondoorzichtige donkere stofwolk op een kleine 11.000 lichtjaar afstand van de aarde. De ster is bestudeerd met radiotelescopen op Hawaii en in de Verenigde Staten. Op radiogolflengten is het mogelijk om door het omringende stof heen te kijken. Uit de metingen blijkt dat de ster nu al 30 keer zo zwaar is als de zon, maar nog steeds materie uit zijn omgeving aantrekt en opslokt.
\r\nHet belangrijkste resultaat van de radiowaarnemingen is echter dat de ster omgeven wordt door een ronddraaiende schijf van gas en stof, die in het centrum een hogere rotatiesnelheid heeft dan aan de rand - precies zoals de materieschijf waaruit de zon en de planeten zijn ontstaan. Dat wijst erop dat de zware ster op dezelfde manier ontstaat als lichtere sterren zoals de zon.
\r\nDe schijf rond de zware protoster heeft een massa van minstens 2 à 3 zonsmassa's. Mogelijk is hij nog aanzienlijk zwaarder; het is volgens de onderzoekers niet uitgesloten dat hij in de toekomst zal fragmenteren, en dat er meerdere zware sterren uit ontstaan. Toekomstige waarnemingen met het ALMA-observatorium in Chili moeten meer details aan het licht brengen. (GS)
De allerzwaarste sterren in het Melkwegstelsel zijn vermoedelijk op dezelfde manier ontstaan als lichtere sterren zoals de zon: uit een samentrekkende, afgeplatte, ronddraaiende schijf van gas en stof. Dat blijkt uit radiowaarnemingen van een zware protoster, die vandaag gepubliceerd zijn in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nZware sterren leven veel korter en zijn veel zeldzamer dan lichtere sterren. Ook hun geboorte voltrekt zich veel sneller: in hooguit 100.000 jaar. Daardoor is het moeilijk om de vorming van een zware ster te bestuderen: de kans dat je er één ziet tijdens zijn geboorteproces is klein, en omdat ze zeldzaam zijn, is het ook onwaarschijnlijk dat je er een aantreft op kleine afstand.
\r\nAstronomen van de Universiteit van Cambridge hebben nu een zware protoster ontdekt in een ondoorzichtige donkere stofwolk op een kleine 11.000 lichtjaar afstand van de aarde. De ster is bestudeerd met radiotelescopen op Hawaii en in de Verenigde Staten. Op radiogolflengten is het mogelijk om door het omringende stof heen te kijken. Uit de metingen blijkt dat de ster nu al 30 keer zo zwaar is als de zon, maar nog steeds materie uit zijn omgeving aantrekt en opslokt.
\r\nHet belangrijkste resultaat van de radiowaarnemingen is echter dat de ster omgeven wordt door een ronddraaiende schijf van gas en stof, die in het centrum een hogere rotatiesnelheid heeft dan aan de rand - precies zoals de materieschijf waaruit de zon en de planeten zijn ontstaan. Dat wijst erop dat de zware ster op dezelfde manier ontstaat als lichtere sterren zoals de zon.
\r\nDe schijf rond de zware protoster heeft een massa van minstens 2 à 3 zonsmassa's. Mogelijk is hij nog aanzienlijk zwaarder; het is volgens de onderzoekers niet uitgesloten dat hij in de toekomst zal fragmenteren, en dat er meerdere zware sterren uit ontstaan. Toekomstige waarnemingen met het ALMA-observatorium in Chili moeten meer details aan het licht brengen. (GS)
Het merkwaardige object CX330, dat in 2009 is ontdekt door de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra, blijkt een wispelturige jonge ster te zijn. Dat volgt uit onderzoek van infraroodopnamen van het hemelgebied rond CX330. Die opnamen, gemaakt met de WISE-satelliet, laten zien dat het object omgeven is door warm stof.
Door een inventarisatie te maken van al bestaande gegevens van een hele reeks telescopen en satellieten, hebben astronomen ontdekt dat CX330 vanaf 2007 honderden keren helderder is geworden. Dat maakt het aannemelijk dat het om een jonge ster gaat, die bezig is om materie aan te trekken uit een omringende schijf van gas en stof.
Het vreemde is echter dat CX330 geen deel uitmaakt van een stervormingsgebied. Jonge sterren ontstaan doorgaans in groepen en voeden zich met het gas en stof van de kolossale interstellaire wolk waar ze deel van uitmaken. Maar CX330 is meer dan duizend lichtjaar verwijderd van de dichtstbijzijnde stellaire kraamkamer.
Hoe CX330 zo geïsoleerd is geraakt, is nog onduidelijk. Mogelijk heeft hij wel ooit deel uitgemaakt van een stervormingsgebied, maar is hij daar uit geslingerd. Heel waarschijnlijk lijkt dit scenario echter niet, omdat de ster naar schatting nog geen miljoen jaar oud is en nog druk doende is om zijn omringende schijf ‘op te eten’. Als hij in die korte tijd naar zijn huidige positie zou zijn gemigreerd, zou hij die schijf onderweg moeten zijn kwijtgeraakt.
Een andere mogelijkheid is dat CX330 op een andere manier is ontstaan dan de meeste andere sterren. Doorgaans ontstaan sterren uit kleine verdichtingen binnen één en dezelfde gaswolk, die vervolgens ‘vechten’ om de materie die in de wolk is achtergebleven. Er is echter ook een scenario denkbaar waarbij de wolk als geheel samentrekt tot één zware ster.
CX330 zou een voorbeeld van dat laatste scenario kunnen zijn. Daar moet dan wel weer bij worden opgemerkt dat zich in zijn naaste omgeving nog meer sterren bevinden, die gewoon nog niet zijn gedetecteerd. (EE)
Het merkwaardige object CX330, dat in 2009 is ontdekt door de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra, blijkt een wispelturige jonge ster te zijn. Dat volgt uit onderzoek van infraroodopnamen van het hemelgebied rond CX330. Die opnamen, gemaakt met de WISE-satelliet, laten zien dat het object omgeven is door warm stof.
Door een inventarisatie te maken van al bestaande gegevens van een hele reeks telescopen en satellieten, hebben astronomen ontdekt dat CX330 vanaf 2007 honderden keren helderder is geworden. Dat maakt het aannemelijk dat het om een jonge ster gaat, die bezig is om materie aan te trekken uit een omringende schijf van gas en stof.
Het vreemde is echter dat CX330 geen deel uitmaakt van een stervormingsgebied. Jonge sterren ontstaan doorgaans in groepen en voeden zich met het gas en stof van de kolossale interstellaire wolk waar ze deel van uitmaken. Maar CX330 is meer dan duizend lichtjaar verwijderd van de dichtstbijzijnde stellaire kraamkamer.
Hoe CX330 zo geïsoleerd is geraakt, is nog onduidelijk. Mogelijk heeft hij wel ooit deel uitgemaakt van een stervormingsgebied, maar is hij daar uit geslingerd. Heel waarschijnlijk lijkt dit scenario echter niet, omdat de ster naar schatting nog geen miljoen jaar oud is en nog druk doende is om zijn omringende schijf ‘op te eten’. Als hij in die korte tijd naar zijn huidige positie zou zijn gemigreerd, zou hij die schijf onderweg moeten zijn kwijtgeraakt.
Een andere mogelijkheid is dat CX330 op een andere manier is ontstaan dan de meeste andere sterren. Doorgaans ontstaan sterren uit kleine verdichtingen binnen één en dezelfde gaswolk, die vervolgens ‘vechten’ om de materie die in de wolk is achtergebleven. Er is echter ook een scenario denkbaar waarbij de wolk als geheel samentrekt tot één zware ster.
CX330 zou een voorbeeld van dat laatste scenario kunnen zijn. Daar moet dan wel weer bij worden opgemerkt dat zich in zijn naaste omgeving nog meer sterren bevinden, die gewoon nog niet zijn gedetecteerd. (EE)
Het HAWK-I infraroodinstrument van ESO’s Very Large Telescope (VLT) in Chili is gebruikt om dieper dan ooit tevoren in het hart van de Orionnevel te turen. Uit de spectaculaire opname blijkt dat zich hier ongeveer tien keer zoveel bruine dwergen en solitaire planeetachtige objecten bevinden dan tot nu toe werd aangenomen. Deze ontdekking roept grote twijfels op over het meest gangbare scenario voor de stervormingsgeschiedenis in Orion.
\r\nEen internationaal team heeft het grote vermogen van de HAWK-I infraroodcamera van ESO’s Very Large Telescope (VLT) benut om de Orionnevel dieper en uitgebreider dan ooit te onderzoeken. Dat heeft niet alleen een spectaculair mooie foto opgeleverd, maar ook het bestaan aan het licht gebracht van grote aantallen zwakke bruine dwergen en solitaire planeetachtige objecten. Het bestaan van deze lichte hemellichamen geeft inzicht in de spannende geschiedenis van de stervorming die zich binnen deze nevel heeft afgespeeld.
\r\nDe beroemde Orionnevel heeft een omvang van ongeveer 24 lichtjaar. Hij is vanaf de aarde met het blote oog waarneembaar als een wazig vlekje in het ‘zwaard’ van het sterrenbeeld Orion. Net als bij andere gasnevels van dit type wordt het gas van de Orionnevel tot gloeien gebracht door de ultraviolette straling van de vele hete sterren die hier zijn geboren.
\r\nOmdat de Orionnevel relatief dichtbij is, is hij een ideaal proefobject om meer te weten te komen over het stervormingsproces, bijvoorbeeld om vast te stellen hoeveel sterren van verschillende massa’s er worden gevormd.
\r\nHet opwindende van de nieuwe foto is de onverwacht grote rijkdom aan zeer lichte objecten. Dat wijst erop dat er in de Orionnevel naar verhouding veel meer objecten met weinig massa worden gevormd dan in nabijere en minder actieve stervormingsgebieden.
\r\nOm het stervormingsproces in gebieden zoals de Orionnevel te leren begrijpen, tellen astronomen hoeveel objecten van verschillende massa’s daarin ontstaan [3]. Bij eerder onderzoek bleken objecten met ongeveer vier keer zo weinig massa als onze zon het talrijkst te zijn. De ontdekking van een overvloed aan nieuwe objecten met nog veel geringere massa’s heeft nu een tweede piek in de verdeling van de aantallen opgeleverd.
\r\nDe waarnemingen doen ook vermoeden dat het aantal objecten van planetaire omvang wel eens veel groter zou kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht. De technologie om deze objecten routinematig te kunnen waarnemen bestaat nog niet, maar ESO’s European Extremely Large Telescope (E-ELT), die vanaf 2024 in bedrijf moet zijn, is mede voor dit doel ontworpen.
Het HAWK-I infraroodinstrument van ESO’s Very Large Telescope (VLT) in Chili is gebruikt om dieper dan ooit tevoren in het hart van de Orionnevel te turen. Uit de spectaculaire opname blijkt dat zich hier ongeveer tien keer zoveel bruine dwergen en solitaire planeetachtige objecten bevinden dan tot nu toe werd aangenomen. Deze ontdekking roept grote twijfels op over het meest gangbare scenario voor de stervormingsgeschiedenis in Orion.
\r\nEen internationaal team heeft het grote vermogen van de HAWK-I infraroodcamera van ESO’s Very Large Telescope (VLT) benut om de Orionnevel dieper en uitgebreider dan ooit te onderzoeken. Dat heeft niet alleen een spectaculair mooie foto opgeleverd, maar ook het bestaan aan het licht gebracht van grote aantallen zwakke bruine dwergen en solitaire planeetachtige objecten. Het bestaan van deze lichte hemellichamen geeft inzicht in de spannende geschiedenis van de stervorming die zich binnen deze nevel heeft afgespeeld.
\r\nDe beroemde Orionnevel heeft een omvang van ongeveer 24 lichtjaar. Hij is vanaf de aarde met het blote oog waarneembaar als een wazig vlekje in het ‘zwaard’ van het sterrenbeeld Orion. Net als bij andere gasnevels van dit type wordt het gas van de Orionnevel tot gloeien gebracht door de ultraviolette straling van de vele hete sterren die hier zijn geboren.
\r\nOmdat de Orionnevel relatief dichtbij is, is hij een ideaal proefobject om meer te weten te komen over het stervormingsproces, bijvoorbeeld om vast te stellen hoeveel sterren van verschillende massa’s er worden gevormd.
\r\nHet opwindende van de nieuwe foto is de onverwacht grote rijkdom aan zeer lichte objecten. Dat wijst erop dat er in de Orionnevel naar verhouding veel meer objecten met weinig massa worden gevormd dan in nabijere en minder actieve stervormingsgebieden.
\r\nOm het stervormingsproces in gebieden zoals de Orionnevel te leren begrijpen, tellen astronomen hoeveel objecten van verschillende massa’s daarin ontstaan [3]. Bij eerder onderzoek bleken objecten met ongeveer vier keer zo weinig massa als onze zon het talrijkst te zijn. De ontdekking van een overvloed aan nieuwe objecten met nog veel geringere massa’s heeft nu een tweede piek in de verdeling van de aantallen opgeleverd.
\r\nDe waarnemingen doen ook vermoeden dat het aantal objecten van planetaire omvang wel eens veel groter zou kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht. De technologie om deze objecten routinematig te kunnen waarnemen bestaat nog niet, maar ESO’s European Extremely Large Telescope (E-ELT), die vanaf 2024 in bedrijf moet zijn, is mede voor dit doel ontworpen.
Een stabiele, roterende schijf van gas en stof rond een pasgeboren ster - een zogeheten protoplanetaire schijf, waarin later planeten kunnen samenklonteren - kan eigenlijk alleen ontstaan wanneer de allerkleinste stofdeeltjes op de een of andere manier uit de schijf verwijderd worden. Dat blijkt uit gedetailleerd theoretisch onderzoek dat gepubliceerd is in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nBestaande theoretische modellen kunnen de vorming van stabiele, roterende protoplanetaire schijven moeilijk verklaren. Uit magnetohydrodynamische berekeningen volgt dat het samentrekken van een interstellaire gaswolk tot een ster gepaard gaat met het 'samentrekken' van het magnetisch veld in die wolk. Het resultaat is dat er impulsmoment vanuit het centrum van de schijf naar buiten wordt getransporteerd, waardoor er geen roterende schijf ontstaat.
\r\nIn de nieuwe berekeningen wordt rekening gehouden met niet-ideale magnetohydrodynamische eigenschappen, en worden gedetailleerdere modellen gebruikt om de ionisatie van de allerkleinste stofdeeltjes te beschrijven. Die deeltjes hebben afmetingen van minder dan een tiende micrometer; ze kunnen eenvoudig een elektrische lading krijgen door de absorptie van positief geladen atoomkernen (ionen) of negatief geladen elektronen. Daardoor blijven ze sterk 'gekoppeld' aan het magnetisch veld.
\r\nIn de dichtste delen van de samentrekkende gaswolk kunnen de allerkleinste deeltjes echter 'vastvriezen' op het oppervlak van grotere stofdeeltjes. Op die manier worden de kleinste deeltjes uit de wolk verwijderd; de nieuwe berekeningen laten zien dat de vorming van een stabiele, roterende schijf wél mogelijk is. (GS)
Een stabiele, roterende schijf van gas en stof rond een pasgeboren ster - een zogeheten protoplanetaire schijf, waarin later planeten kunnen samenklonteren - kan eigenlijk alleen ontstaan wanneer de allerkleinste stofdeeltjes op de een of andere manier uit de schijf verwijderd worden. Dat blijkt uit gedetailleerd theoretisch onderzoek dat gepubliceerd is in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nBestaande theoretische modellen kunnen de vorming van stabiele, roterende protoplanetaire schijven moeilijk verklaren. Uit magnetohydrodynamische berekeningen volgt dat het samentrekken van een interstellaire gaswolk tot een ster gepaard gaat met het 'samentrekken' van het magnetisch veld in die wolk. Het resultaat is dat er impulsmoment vanuit het centrum van de schijf naar buiten wordt getransporteerd, waardoor er geen roterende schijf ontstaat.
\r\nIn de nieuwe berekeningen wordt rekening gehouden met niet-ideale magnetohydrodynamische eigenschappen, en worden gedetailleerdere modellen gebruikt om de ionisatie van de allerkleinste stofdeeltjes te beschrijven. Die deeltjes hebben afmetingen van minder dan een tiende micrometer; ze kunnen eenvoudig een elektrische lading krijgen door de absorptie van positief geladen atoomkernen (ionen) of negatief geladen elektronen. Daardoor blijven ze sterk 'gekoppeld' aan het magnetisch veld.
\r\nIn de dichtste delen van de samentrekkende gaswolk kunnen de allerkleinste deeltjes echter 'vastvriezen' op het oppervlak van grotere stofdeeltjes. Op die manier worden de kleinste deeltjes uit de wolk verwijderd; de nieuwe berekeningen laten zien dat de vorming van een stabiele, roterende schijf wél mogelijk is. (GS)
Astronomen Aaron Smith, Volker Bromm en Avi Loeb denken op het spoor te zijn van een bijzonder zwart gat, dat vroeg in de geschiedenis van het heelal is ontstaan. Het object zou te vinden zijn in het meer dan 12 miljard lichtjaar verre sterrenstelsel CR7 (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 7 juli).
Het betreffende zwarte gat zou zijn ontstaan uit een samentrekkende kolossale ‘oerwolk’ van waterstof en helium. Onder normale omstandigheden fragmenteert zo’n gaswolk tijdens het samentrekken, waardoor meerderde sterren ontstaan. Maar berekeningen laten zien dat het gas in een omgeving met intense ultraviolette straling zo heet kan blijven, dat het nooit tot stervorming komt. Hierdoor zou de gaswolk direct samentrekken tot een zwart gat van ruwweg 100.000 zonsmassa’s.
Gaswolken en jonge zwarte gaten van dit kaliber zijn in het tegenwoordige heelal niet meer te vinden. Het meeste gas is gebruikt voor de vorming van sterren. En de zwarte gaten die in het centrum van de huidige sterrenstelsels te vinden zijn, hebben doorgaans flink meer massa doordat zij in de loop van de kosmische geschiedenis gaswolken en sterren hebben opgeslokt en met soortgenoten zijn gefuseerd.
Maar volgens de astronomen vertoont het stelsel CR7 precies de stralingseigenschappen die je verwacht als er een zwart gat van deze omvang in zijn kern zit. Het stelsel vertoont onder meer onverwacht heldere lijnen van waterstof en helium, wat erop wijst dat het aanwezige gas extreem heet is (100.000 kelvin). En om die temperatuur te kunnen bereiken heb je een intense bron van harde ultraviolette straling nodig.
Die bron zou een sterrenhoop van jonge, zware sterren kunnen zijn, maar ook een zwart gat van aanzienlijke massa. Computersimulaties laten zien dat de sterrenhoop-hypothese de waargenomen straling niet kan verklaren. Maar een zwart gat dat door ‘rechtstreekse ineenstorting’ is ontstaan, voldoet dus wel. (EE)
Astronomen Aaron Smith, Volker Bromm en Avi Loeb denken op het spoor te zijn van een bijzonder zwart gat, dat vroeg in de geschiedenis van het heelal is ontstaan. Het object zou te vinden zijn in het meer dan 12 miljard lichtjaar verre sterrenstelsel CR7 (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, 7 juli).
Het betreffende zwarte gat zou zijn ontstaan uit een samentrekkende kolossale ‘oerwolk’ van waterstof en helium. Onder normale omstandigheden fragmenteert zo’n gaswolk tijdens het samentrekken, waardoor meerderde sterren ontstaan. Maar berekeningen laten zien dat het gas in een omgeving met intense ultraviolette straling zo heet kan blijven, dat het nooit tot stervorming komt. Hierdoor zou de gaswolk direct samentrekken tot een zwart gat van ruwweg 100.000 zonsmassa’s.
Gaswolken en jonge zwarte gaten van dit kaliber zijn in het tegenwoordige heelal niet meer te vinden. Het meeste gas is gebruikt voor de vorming van sterren. En de zwarte gaten die in het centrum van de huidige sterrenstelsels te vinden zijn, hebben doorgaans flink meer massa doordat zij in de loop van de kosmische geschiedenis gaswolken en sterren hebben opgeslokt en met soortgenoten zijn gefuseerd.
Maar volgens de astronomen vertoont het stelsel CR7 precies de stralingseigenschappen die je verwacht als er een zwart gat van deze omvang in zijn kern zit. Het stelsel vertoont onder meer onverwacht heldere lijnen van waterstof en helium, wat erop wijst dat het aanwezige gas extreem heet is (100.000 kelvin). En om die temperatuur te kunnen bereiken heb je een intense bron van harde ultraviolette straling nodig.
Die bron zou een sterrenhoop van jonge, zware sterren kunnen zijn, maar ook een zwart gat van aanzienlijke massa. Computersimulaties laten zien dat de sterrenhoop-hypothese de waargenomen straling niet kan verklaren. Maar een zwart gat dat door ‘rechtstreekse ineenstorting’ is ontstaan, voldoet dus wel. (EE)
Japanse astronomen hebben met behulp van het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) een roterende ring van complexe organische moleculen ontdekt rond de pasgeboren protoster IRAS 16293-2422A. De middellijn van de ring is ongeveer vijftig maal zo groot als de middellijn van de aardbaan. Uit de waarnemingen aan de verdeling van methylformiaat (HCOOCH3) en carbonylsulfide (OCS), gepubliceerd in The Astrophysical Journal, blijkt overduidelijk dat complexe organische moleculen - de koolstofrijke bouwstenen van het leven - uit de interstellaire ruimte afkomstig zijn en niet pas ontstaan in de gas- en stofschijf rond pasgeboren sterren. Ze hechten zich aan interstellaire stofdeeltjes, en verdampen vervolgens weer aan de buitenzijde van de circumstellaire schijf - mogelijk onder invloed van verhitting door de protoster, of door de schok van invallend gas. Vergelijking van de nieuwe waarnemingen met eerdere metingen aan een andere protoster wijst uit dat de samenstelling van de organische moleculen sterk verschilt van ster tot ster. (GS)
Japanse astronomen hebben met behulp van het ALMA-observatorium in Noord-Chili (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) een roterende ring van complexe organische moleculen ontdekt rond de pasgeboren protoster IRAS 16293-2422A. De middellijn van de ring is ongeveer vijftig maal zo groot als de middellijn van de aardbaan. Uit de waarnemingen aan de verdeling van methylformiaat (HCOOCH3) en carbonylsulfide (OCS), gepubliceerd in The Astrophysical Journal, blijkt overduidelijk dat complexe organische moleculen - de koolstofrijke bouwstenen van het leven - uit de interstellaire ruimte afkomstig zijn en niet pas ontstaan in de gas- en stofschijf rond pasgeboren sterren. Ze hechten zich aan interstellaire stofdeeltjes, en verdampen vervolgens weer aan de buitenzijde van de circumstellaire schijf - mogelijk onder invloed van verhitting door de protoster, of door de schok van invallend gas. Vergelijking van de nieuwe waarnemingen met eerdere metingen aan een andere protoster wijst uit dat de samenstelling van de organische moleculen sterk verschilt van ster tot ster. (GS)
De helft van de stervormingsactiviteit in het heelal is getriggerd door 'kleine' botsingen van sterrenstelsels. Een 'kleine' botsing is de kosmische aanvaring tussen een relatief groot sterrenstelsel en een veel kleiner satellietstelsel. Zo'n begeleider zal na de botsing vaak door het grotere stelsel worden opgeslokt. In de nasleep van zulke versmeltingen ontstaan grote hoeveelheden nieuwe sterren.
\r\nDoor detailonderzoek aan de vervormingen van talloze sterrenstelsels in de Sloan Digital Sky Survey hebben astronomen nu ontdekt dat ongeveer vijftig procent van de stervormingsactiviteit in de afgelopen 10 à 12 miljard jaar in gang is gezet door dit soort kleine botsingen. Tot nu toe was het belang van deze kosmische verkeersongelukjes nooit goed onderkend; ze zijn veel minder opvallend en minder gemakkelijk te traceren dan de 'grote' botsingen en versmeltingen, van twee sterrenstelsels die ongeveer even groot en zwaar zijn. Het aantal kleine botsingen is echter veel groter, vanwege het simpele feit dat er in het heelal veel meer kleine sterrenstelseltjes voorkomen dan grote.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Nottingham. (GS)
De helft van de stervormingsactiviteit in het heelal is getriggerd door 'kleine' botsingen van sterrenstelsels. Een 'kleine' botsing is de kosmische aanvaring tussen een relatief groot sterrenstelsel en een veel kleiner satellietstelsel. Zo'n begeleider zal na de botsing vaak door het grotere stelsel worden opgeslokt. In de nasleep van zulke versmeltingen ontstaan grote hoeveelheden nieuwe sterren.
\r\nDoor detailonderzoek aan de vervormingen van talloze sterrenstelsels in de Sloan Digital Sky Survey hebben astronomen nu ontdekt dat ongeveer vijftig procent van de stervormingsactiviteit in de afgelopen 10 à 12 miljard jaar in gang is gezet door dit soort kleine botsingen. Tot nu toe was het belang van deze kosmische verkeersongelukjes nooit goed onderkend; ze zijn veel minder opvallend en minder gemakkelijk te traceren dan de 'grote' botsingen en versmeltingen, van twee sterrenstelsels die ongeveer even groot en zwaar zijn. Het aantal kleine botsingen is echter veel groter, vanwege het simpele feit dat er in het heelal veel meer kleine sterrenstelseltjes voorkomen dan grote.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Nottingham. (GS)
Astronomen hebben methanol opgespoord in de protoplanetaire schijf rond TW Hydrae, een nog geen 10 miljoen jaar oude, zonachtige ster in het sterrenbeeld Waterslang. Het is voor het eerst dat dit organische molecuul in de schijf rond zo’n jonge ster is aangetroffen.
Methanol staat bekend als ‘bouwsteen’ van complexere prebiotische moleculen, zoals de aminozuren, die aan de basis staan van het leven op onze planeet. Anders dan andere molecuulsoorten die in de ruimte zijn gedetecteerd, ontstaat methanol onder ijzige omstandigheden: in de ijsmanteltjes rond stofdeeltjes. De vorming van andere interstellaire moleculen voltrekt zich volledig in gasvormige toestand.
De aanwezigheid van methanol in de schijf rond TW Hydrae is een sterke aanwijzing dat zich al vroeg in het bestaan van een zonnestelsel-in-wording een veelheid aan chemische processen afspeelt.
De ontdekking is gedaan door een internationaal team van astronomen, onder leiding van Catherine Walsh (Sterrewacht Leiden). Daarbij is gebruik gemaakt van de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. (EE)
Astronomen hebben methanol opgespoord in de protoplanetaire schijf rond TW Hydrae, een nog geen 10 miljoen jaar oude, zonachtige ster in het sterrenbeeld Waterslang. Het is voor het eerst dat dit organische molecuul in de schijf rond zo’n jonge ster is aangetroffen.
Methanol staat bekend als ‘bouwsteen’ van complexere prebiotische moleculen, zoals de aminozuren, die aan de basis staan van het leven op onze planeet. Anders dan andere molecuulsoorten die in de ruimte zijn gedetecteerd, ontstaat methanol onder ijzige omstandigheden: in de ijsmanteltjes rond stofdeeltjes. De vorming van andere interstellaire moleculen voltrekt zich volledig in gasvormige toestand.
De aanwezigheid van methanol in de schijf rond TW Hydrae is een sterke aanwijzing dat zich al vroeg in het bestaan van een zonnestelsel-in-wording een veelheid aan chemische processen afspeelt.
De ontdekking is gedaan door een internationaal team van astronomen, onder leiding van Catherine Walsh (Sterrewacht Leiden). Daarbij is gebruik gemaakt van de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili. (EE)
De ster FU Orionis, die in 1936 materiaal uit zijn omringende schijf van gas en stof begon op te schrokken, is nog steeds niet uitgegeten. Dat blijkt uit infraroodwaarnemingen vanuit de ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA. Wel lijkt het erop dat zijn eetlust wat afneemt.
Tijdens zijn feestmaal in 1936, dat drie maanden duurde, werd de 1500 lichtjaar verre ster plots honderd keer zo helder als normaal. En de temperatuur in de hem omringende schijf – het restant van de gaswolk waaruit de ster is ontstaan – steeg daarbij tot 7000 graden. Hoewel zijn helderheid sindsdien geleidelijk is afgenomen, is FU Orionis nog steeds veel helderder dan vóór 1936.
Om te onderzoeken waar de ster zijn blijvend grote helderheid aan te danken heeft, hebben astronomen hem bekeken met de 2,5-meter telescoop van SOFIA, die is ondergebracht in een aangepaste Boeing 747. De daarbij verzamelde infraroodgegevens zijn vergeleken met waarnemingen die in 2004 zijn gedaan met de infraroodsatelliet Spitzer. Ook andere gegevens die in de loop van de tijd zijn gedaan, werden bij het onderzoek betrokken.
Een analyse van al deze gegevens laat zien dat de totale hoeveelheid energie die FU Orionis op zichtbare en infraroodgolflengten uitzendt de afgelopen twaalf jaar met ongeveer 13 procent is afgenomen. Daaruit kan worden afgeleid dat ongeveer 13 procent van het heetste materiaal rond de schijf verdwenen is.
Hieruit trekken astronomen de conclusie dat de ster nog steeds bezig is om het binnenste (en heetste) deel van de omringende schijf leeg te eten. Alles bij elkaar zou hij in de loop van de afgelopen tachtig jaar ongeveer 18 Jupiter-massa’s aan materie hebben verorberd.
Als FU Orionis zich blijft gedragen zoals computermodellen voorspellen, zal de voorraad heet materiaal pas over enkele eeuwen opraken. Naar verwachting zal de ster dan weer dezelfde aanblik vertonen als vóór 1936.
Vermoed wordt dat onze zon kort na haar ontstaan, ruim 4 miljard jaar geleden, net zulk gedrag heeft vertoond als FU Orionis, die nog maar een paar honderdduizend jaar oud is. Dat zou de verklaring kunnen zijn voor het feit dat bepaalde chemische elementen meer voorkomen op Mars dan op de aarde. Een plotselinge opleving van de zon zou de chemische samenstelling van het materiaal in haar onmiddellijke nabijheid hebben veranderd. (EE)
De ster FU Orionis, die in 1936 materiaal uit zijn omringende schijf van gas en stof begon op te schrokken, is nog steeds niet uitgegeten. Dat blijkt uit infraroodwaarnemingen vanuit de ‘vliegende sterrenwacht’ SOFIA. Wel lijkt het erop dat zijn eetlust wat afneemt.
Tijdens zijn feestmaal in 1936, dat drie maanden duurde, werd de 1500 lichtjaar verre ster plots honderd keer zo helder als normaal. En de temperatuur in de hem omringende schijf – het restant van de gaswolk waaruit de ster is ontstaan – steeg daarbij tot 7000 graden. Hoewel zijn helderheid sindsdien geleidelijk is afgenomen, is FU Orionis nog steeds veel helderder dan vóór 1936.
Om te onderzoeken waar de ster zijn blijvend grote helderheid aan te danken heeft, hebben astronomen hem bekeken met de 2,5-meter telescoop van SOFIA, die is ondergebracht in een aangepaste Boeing 747. De daarbij verzamelde infraroodgegevens zijn vergeleken met waarnemingen die in 2004 zijn gedaan met de infraroodsatelliet Spitzer. Ook andere gegevens die in de loop van de tijd zijn gedaan, werden bij het onderzoek betrokken.
Een analyse van al deze gegevens laat zien dat de totale hoeveelheid energie die FU Orionis op zichtbare en infraroodgolflengten uitzendt de afgelopen twaalf jaar met ongeveer 13 procent is afgenomen. Daaruit kan worden afgeleid dat ongeveer 13 procent van het heetste materiaal rond de schijf verdwenen is.
Hieruit trekken astronomen de conclusie dat de ster nog steeds bezig is om het binnenste (en heetste) deel van de omringende schijf leeg te eten. Alles bij elkaar zou hij in de loop van de afgelopen tachtig jaar ongeveer 18 Jupiter-massa’s aan materie hebben verorberd.
Als FU Orionis zich blijft gedragen zoals computermodellen voorspellen, zal de voorraad heet materiaal pas over enkele eeuwen opraken. Naar verwachting zal de ster dan weer dezelfde aanblik vertonen als vóór 1936.
Vermoed wordt dat onze zon kort na haar ontstaan, ruim 4 miljard jaar geleden, net zulk gedrag heeft vertoond als FU Orionis, die nog maar een paar honderdduizend jaar oud is. Dat zou de verklaring kunnen zijn voor het feit dat bepaalde chemische elementen meer voorkomen op Mars dan op de aarde. Een plotselinge opleving van de zon zou de chemische samenstelling van het materiaal in haar onmiddellijke nabijheid hebben veranderd. (EE)
Voor het eerst zijn wetenschappers erin geslaagd om een complex organisch molecuul in de interstellaire ruimte op te sporen dat ‘chiraliteit’ vertoont (Science, 14 juni). Deze asymmetrische moleculen, die een ‘linkshandige’ en een ‘rechtshandige’ variant hebben, spelen een belangrijke rol in allerlei biologische processen.
Het ontdekte molecuul, propeenoxide, bestaat uit 3 koolstof atomen, 6 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. Het is opgespoord in een enorm stervormingsgebied in het sterrenbeeld Boogschutter: Sagittarius B2.
Astronomen gaan ervan uit dat complexe moleculen als deze ontstaan in de ijslaagjes rond de stofdeeltjes die in grote aantallen in stervormingsgebieden worden aangetroffen. Zodra zich daar sterren hebben gevormd, verdampt het ijs en komen de moleculen in de omringende gaswolk terecht.
Tot nu toe zijn meer dan 180 moleculen in de ruimte gedetecteerd. In het geval van propeenoxide is overigens niet duidelijk of de zwakke straling die de grote Green Bank-radiotelescoop heeft opgevangen van afkomstig is van linkshandige of rechtshandige moleculen, of een mengsel daarvan. Levende organismen op aarde gebruiken van veel soorten ‘chirale moleculen’ maar één van beide varianten. (EE)
Voor het eerst zijn wetenschappers erin geslaagd om een complex organisch molecuul in de interstellaire ruimte op te sporen dat ‘chiraliteit’ vertoont (Science, 14 juni). Deze asymmetrische moleculen, die een ‘linkshandige’ en een ‘rechtshandige’ variant hebben, spelen een belangrijke rol in allerlei biologische processen.
Het ontdekte molecuul, propeenoxide, bestaat uit 3 koolstof atomen, 6 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. Het is opgespoord in een enorm stervormingsgebied in het sterrenbeeld Boogschutter: Sagittarius B2.
Astronomen gaan ervan uit dat complexe moleculen als deze ontstaan in de ijslaagjes rond de stofdeeltjes die in grote aantallen in stervormingsgebieden worden aangetroffen. Zodra zich daar sterren hebben gevormd, verdampt het ijs en komen de moleculen in de omringende gaswolk terecht.
Tot nu toe zijn meer dan 180 moleculen in de ruimte gedetecteerd. In het geval van propeenoxide is overigens niet duidelijk of de zwakke straling die de grote Green Bank-radiotelescoop heeft opgevangen van afkomstig is van linkshandige of rechtshandige moleculen, of een mengsel daarvan. Levende organismen op aarde gebruiken van veel soorten ‘chirale moleculen’ maar één van beide varianten. (EE)
Jonge sterren die kleiner en lichter zijn dan de zon produceren grote hoeveelheden röntgenstraling - genoeg om het ontstaan van planeten rond deze sterren te bemoeilijken of zelfs te verhinderen. Dat blijkt uit röntgenwaarnemingen van pasgeboren sterren in de TW Hydra-associatie - een groep van sterren met leeftijden van ca. 8 miljoen jaar op 160 lichtjaar afstand van de aarde.
\r\nPasgeboren sterren worden meestal omgeven door zogeheten protoplanetaire schijven: afgeplatte, ronddraaiende schijven van gas en stof waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. Uit de röntgenmetingen, verricht door het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory en de Europese röntgenmissies XMM-Newton en Rosat, blijkt nu dat jonge sterren die twee tot drie keer zo licht zijn als de zon veel röntgenstraling produceren - in verhouding aanzienlijk meer dan dwergsterretjes die tien keer zo licht zijn als de zon.
\r\nMetingen van de Amerikaanse infraroodkunstmaan WISE (Wide-field Infrared Survey Explorer) laten zien dat de sterren die relatief veel röntgenstraling uitzenden in veel gevallen ook niet langer omgeven worden door protoplanetaire schijven. Dat wijst erop dat die schijven eroderen en zelfs volledig kunnen verdwijnen onder invloed van de röntgenstraling.
\r\nIn hun speurtocht naar planeten bij andere sterren richten astronomen zich bij voorkeur op sterren die kleiner en lichter zijn dan de zon, omdat de aanwezigheid van planeten bij zulke sterren eenvoudiger is vast te stellen. Uit het nieuwe onderzoek blijkt echter dat er bij veel van die sterren helemaal nooit planeten kunnen ontstaan. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in The Astronomical Journal. (GS)
Jonge sterren die kleiner en lichter zijn dan de zon produceren grote hoeveelheden röntgenstraling - genoeg om het ontstaan van planeten rond deze sterren te bemoeilijken of zelfs te verhinderen. Dat blijkt uit röntgenwaarnemingen van pasgeboren sterren in de TW Hydra-associatie - een groep van sterren met leeftijden van ca. 8 miljoen jaar op 160 lichtjaar afstand van de aarde.
\r\nPasgeboren sterren worden meestal omgeven door zogeheten protoplanetaire schijven: afgeplatte, ronddraaiende schijven van gas en stof waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. Uit de röntgenmetingen, verricht door het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory en de Europese röntgenmissies XMM-Newton en Rosat, blijkt nu dat jonge sterren die twee tot drie keer zo licht zijn als de zon veel röntgenstraling produceren - in verhouding aanzienlijk meer dan dwergsterretjes die tien keer zo licht zijn als de zon.
\r\nMetingen van de Amerikaanse infraroodkunstmaan WISE (Wide-field Infrared Survey Explorer) laten zien dat de sterren die relatief veel röntgenstraling uitzenden in veel gevallen ook niet langer omgeven worden door protoplanetaire schijven. Dat wijst erop dat die schijven eroderen en zelfs volledig kunnen verdwijnen onder invloed van de röntgenstraling.
\r\nIn hun speurtocht naar planeten bij andere sterren richten astronomen zich bij voorkeur op sterren die kleiner en lichter zijn dan de zon, omdat de aanwezigheid van planeten bij zulke sterren eenvoudiger is vast te stellen. Uit het nieuwe onderzoek blijkt echter dat er bij veel van die sterren helemaal nooit planeten kunnen ontstaan. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in The Astronomical Journal. (GS)
Astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de zwakke radiostraling te meten van atomaire waterstof – het meest voorkomende element in het heelal – in een sterrenstelsel op bijna 5 miljard lichtjaar van de aarde. Daarmee is het bestaande afstandsrecord voor dit type waarnemingen met bijna een factor 2 verbeterd. De detectie is gedaan met de Amerikaanse Very Large Array (VLA).
De nieuwe waarnemingen zijn gedaan in het kader van een een grote VLA-survey, CHILES geheten, die onder leiding staat van de Nederlandse astronome Jacqueline van Gorkom van de Columbia Universiteit. Deze survey is specifiek gericht op het detecteren van atomaire waterstof in verre sterrenstelsels. Naar verwachting zal het nu gevestigde record dan ook niet lang standhouden: de recent gemoderniseerde VLA zou atomaire waterstof tot op afstanden van ongeveer 6 miljard lichtjaar moeten kunnen opsporen.
Waterstof is de grondstof voor de productie van nieuwe sterren. In de loop van hun bestaan trekken sterrenstelsels gas uit hun omgeving aan, dat uiteindelijk in sterren terechtkomt. Die sterren produceren op hun beurt sterrenwinden en supernova-explosies, die gas uit het sterrenstelsel wegblazen. Astronomen willen graag weten hoe deze processen zich in de loop van de miljarden jaren hebben ontwikkeld, en daartoe moeten sterrenstelsels op uiteenlopende afstanden worden waargenomen.
Het sterrenstelsel dat bij de recordwaarneming is onderzocht, COSMOS J100054, is een balkspiraalstelsel dat een kleiner stelsel als begeleider heeft. Het stelsel bevat ongeveer 100 miljard zonsmassa’s aan waterstof en produceert ongeveer 85 nieuwe sterren per jaar. (EE)
Astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de zwakke radiostraling te meten van atomaire waterstof – het meest voorkomende element in het heelal – in een sterrenstelsel op bijna 5 miljard lichtjaar van de aarde. Daarmee is het bestaande afstandsrecord voor dit type waarnemingen met bijna een factor 2 verbeterd. De detectie is gedaan met de Amerikaanse Very Large Array (VLA).
De nieuwe waarnemingen zijn gedaan in het kader van een een grote VLA-survey, CHILES geheten, die onder leiding staat van de Nederlandse astronome Jacqueline van Gorkom van de Columbia Universiteit. Deze survey is specifiek gericht op het detecteren van atomaire waterstof in verre sterrenstelsels. Naar verwachting zal het nu gevestigde record dan ook niet lang standhouden: de recent gemoderniseerde VLA zou atomaire waterstof tot op afstanden van ongeveer 6 miljard lichtjaar moeten kunnen opsporen.
Waterstof is de grondstof voor de productie van nieuwe sterren. In de loop van hun bestaan trekken sterrenstelsels gas uit hun omgeving aan, dat uiteindelijk in sterren terechtkomt. Die sterren produceren op hun beurt sterrenwinden en supernova-explosies, die gas uit het sterrenstelsel wegblazen. Astronomen willen graag weten hoe deze processen zich in de loop van de miljarden jaren hebben ontwikkeld, en daartoe moeten sterrenstelsels op uiteenlopende afstanden worden waargenomen.
Het sterrenstelsel dat bij de recordwaarneming is onderzocht, COSMOS J100054, is een balkspiraalstelsel dat een kleiner stelsel als begeleider heeft. Het stelsel bevat ongeveer 100 miljard zonsmassa’s aan waterstof en produceert ongeveer 85 nieuwe sterren per jaar. (EE)
Canadese radiosterrenkundigen hebben ontdekt dat de geboorte van nieuwe sterren letterlijk onder druk staat. Sterren ontstaan uit verdichtingen van gas en stof in uitgestrekte stervormingsgebieden zoals de Orionnevel. Wanneer zo'n 'kern' voldoende eigen zwaartekracht ontwikkelt, zal hij verder ineenstorten en kan er een ster (of een dubbelster of meervoudige ster) ontstaan. Waarnemingen met de Green Bank Telescope in West Virginia en met de James Clerk Maxwell Telescope op Hawaii hebben nu uitgewezen dat de kernen in de Orionnevel ook druk ondervinden van het omringende gas. Uit metingen aan de bewegingen van relatief koel gas blijkt dat het effect van die externe druk in de meeste gevallen zelfs groter is dan dat van de 'interne' zwaartekracht. (GS)
Canadese radiosterrenkundigen hebben ontdekt dat de geboorte van nieuwe sterren letterlijk onder druk staat. Sterren ontstaan uit verdichtingen van gas en stof in uitgestrekte stervormingsgebieden zoals de Orionnevel. Wanneer zo'n 'kern' voldoende eigen zwaartekracht ontwikkelt, zal hij verder ineenstorten en kan er een ster (of een dubbelster of meervoudige ster) ontstaan. Waarnemingen met de Green Bank Telescope in West Virginia en met de James Clerk Maxwell Telescope op Hawaii hebben nu uitgewezen dat de kernen in de Orionnevel ook druk ondervinden van het omringende gas. Uit metingen aan de bewegingen van relatief koel gas blijkt dat het effect van die externe druk in de meeste gevallen zelfs groter is dan dat van de 'interne' zwaartekracht. (GS)
Astronomen hebben een verklaring gevonden voor de mysterieuze galactische opwarming waar veel sterrenstelsels mee te kampen hebben. Deze opwarming zorgt ervoor dat de stelsels, die ‘rode geisers’ worden genoemd, geen nieuwe sterren kunnen produceren.
Het vermoeden bestond al dat de sleutel tot de verklaring gezocht moest worden bij de superzware zwarte gaten die in de kernen van bijna alle sterrenstelsels te vinden zijn. En nieuwe waarnemingen van het rode geiserstelsel Akira, waarvan de resultaten vandaag in Nature zijn gepubliceerd, lijken dat vermoeden te bevestigen.
Akira wordt begeleid door een normaal sterrenstelsel, dat Tetsuo is gedoopt. (Beide stelsels zijn vernoemd naar personages uit een Japanse mangastrip.) Uit de waarnemingen blijkt dat Akira gas aan Tetsuo onttrekt, en die gasstroom voorziet het centrale zwarte gat van Akira van brandstof.
In reactie hierop produceert het zwarte gat een krachtige ’sterrenwind’ die ervoor zorgt dat het gas in Akira zo heet blijft dat daaruit geen nieuwe sterren kunnen ontstaan. Voor stervorming is nu eenmaal koel gas nodig.
De aanduiding ‘rode geisers’ verwijst naar het feit dat de uitbarstingen van sterrenwind aan die van vulkanische geisers doen denken, en naar het gegeven dat het onvermogen om nieuwe sterren te vormen er uiteindelijk toe leidt dat een sterrenstelsel met uitsluitend oude, rode sterren achterblijft. (EE)
Astronomen hebben een verklaring gevonden voor de mysterieuze galactische opwarming waar veel sterrenstelsels mee te kampen hebben. Deze opwarming zorgt ervoor dat de stelsels, die ‘rode geisers’ worden genoemd, geen nieuwe sterren kunnen produceren.
Het vermoeden bestond al dat de sleutel tot de verklaring gezocht moest worden bij de superzware zwarte gaten die in de kernen van bijna alle sterrenstelsels te vinden zijn. En nieuwe waarnemingen van het rode geiserstelsel Akira, waarvan de resultaten vandaag in Nature zijn gepubliceerd, lijken dat vermoeden te bevestigen.
Akira wordt begeleid door een normaal sterrenstelsel, dat Tetsuo is gedoopt. (Beide stelsels zijn vernoemd naar personages uit een Japanse mangastrip.) Uit de waarnemingen blijkt dat Akira gas aan Tetsuo onttrekt, en die gasstroom voorziet het centrale zwarte gat van Akira van brandstof.
In reactie hierop produceert het zwarte gat een krachtige ’sterrenwind’ die ervoor zorgt dat het gas in Akira zo heet blijft dat daaruit geen nieuwe sterren kunnen ontstaan. Voor stervorming is nu eenmaal koel gas nodig.
De aanduiding ‘rode geisers’ verwijst naar het feit dat de uitbarstingen van sterrenwind aan die van vulkanische geisers doen denken, en naar het gegeven dat het onvermogen om nieuwe sterren te vormen er uiteindelijk toe leidt dat een sterrenstelsel met uitsluitend oude, rode sterren achterblijft. (EE)
Met de 10-meter Keck-I telescoop op Mauna Kea, Hawaii, zijn metingen verricht aan het 'metaalgehalte' van tientallen sterrenstelsels op 11 miljard lichtjaar afstand van de aarde. Met 'metalen' bedoelen sterrenkundigen alle elementen die zwaarder zijn dan waterstof en helium - elementen dus die in het binnenste van sterren zijn ontstaan bij kernfusiereacties, en die aan het einde van het leven van een ster weer terecht komen in het interstellaire medium.
\r\nUit de metingen, die gepubliceerd zijn in The Astrophysical Journal, blijkt dat de hoeveelheid zware elementen in de verre sterrenstelsel vijf maal zo gering is als in het huidige heelal. Dat is niet verwonderlijk: op zulke grote afstanden kijk je ook 11 miljard jaar terug in de tijd, tot een periode waarin de kosmos nog geen 3 miljard jaar oud was, dus toen waren er ook minder 'metalen' gevormd.
\r\nWél opmerkelijk is dat er geen relatie lijkt te bestaan tussen het metaalgehalte van de verre stelsels en de mate van stervormingsactiviteit. Alle stelsels bevatten in verhouding even veel zware elementen, of er nu heel veel of heel weinig nieuwe sterren in de stelsels ontstaan.
\r\nHoe dat komt is niet helemaal duidelijk. Mogelijk heeft het te maken met het feit dat de jonge sterrenstelsels nog niet helemaal zijn volgroeid, en er nog steeds veel toevoer plaatsvindt van gas uit het 'kosmische web' - het slierterige netwerk van ijl gas tussen de sterrenstelsels. (GS)
Met de 10-meter Keck-I telescoop op Mauna Kea, Hawaii, zijn metingen verricht aan het 'metaalgehalte' van tientallen sterrenstelsels op 11 miljard lichtjaar afstand van de aarde. Met 'metalen' bedoelen sterrenkundigen alle elementen die zwaarder zijn dan waterstof en helium - elementen dus die in het binnenste van sterren zijn ontstaan bij kernfusiereacties, en die aan het einde van het leven van een ster weer terecht komen in het interstellaire medium.
\r\nUit de metingen, die gepubliceerd zijn in The Astrophysical Journal, blijkt dat de hoeveelheid zware elementen in de verre sterrenstelsel vijf maal zo gering is als in het huidige heelal. Dat is niet verwonderlijk: op zulke grote afstanden kijk je ook 11 miljard jaar terug in de tijd, tot een periode waarin de kosmos nog geen 3 miljard jaar oud was, dus toen waren er ook minder 'metalen' gevormd.
\r\nWél opmerkelijk is dat er geen relatie lijkt te bestaan tussen het metaalgehalte van de verre stelsels en de mate van stervormingsactiviteit. Alle stelsels bevatten in verhouding even veel zware elementen, of er nu heel veel of heel weinig nieuwe sterren in de stelsels ontstaan.
\r\nHoe dat komt is niet helemaal duidelijk. Mogelijk heeft het te maken met het feit dat de jonge sterrenstelsels nog niet helemaal zijn volgroeid, en er nog steeds veel toevoer plaatsvindt van gas uit het 'kosmische web' - het slierterige netwerk van ijl gas tussen de sterrenstelsels. (GS)
Europese astronomen hebben de eerste resultaten gepubliceerd van het Hi-GAL project (Herschel infrared GALactic Plane Survey) - het meest omvangrijke waarnemingsprogramma van de Europese ruimtetelescoop Herschel. Herschel heeft gedurende vier jaar (2009-2013) metingen verricht op ver-infrarode en sub-millimetergolflengten. Op die relatief lange golflengten wordt straling gemeten van zeer koele objecten in het heelal, zoals donkere stofwolken en sterren-in-wording in verschillende stadia, van samentrekkende stofwolkjes tot verduisterde protosterren.
\r\nDe Hi-GAL-survey had tot doel om het Melkwegvlak gedetailleerd in kaart te brengen. Het eerste deel van de waarnemingsgegevens, in de richting van het Melkwegcentrum, is inmiddels geanalyseerd. De resultaten zijn in Astronomy & Astrophysics gepubliceerd in de vorm van 70 infrarood-'kaarten' met afmetingen van 2 bij 2 graden, en vijf catalogi met in totaal vele honderdduizenden waargenomen puntbronnen. Het tweede deel van de Hi-GAL-survey zal naar verwachting eind 2016 gepubliceerd worden.
\r\nDe ver-infraroodopnamen van Herschel bieden een verrassend nieuwe kijk op veel bekende stervormingsgebieden zoals onder andere de Adelaarnevel, die eerder gedetailleerd in beeld is gebracht door de Hubble Space Telescope. De Hi-GAL-catalogi zullen in de komende jaren een belangrijke bron van informatie vormen voor astronomen die onderzoek doen aan de geboorte van sterren. (GS)
Europese astronomen hebben de eerste resultaten gepubliceerd van het Hi-GAL project (Herschel infrared GALactic Plane Survey) - het meest omvangrijke waarnemingsprogramma van de Europese ruimtetelescoop Herschel. Herschel heeft gedurende vier jaar (2009-2013) metingen verricht op ver-infrarode en sub-millimetergolflengten. Op die relatief lange golflengten wordt straling gemeten van zeer koele objecten in het heelal, zoals donkere stofwolken en sterren-in-wording in verschillende stadia, van samentrekkende stofwolkjes tot verduisterde protosterren.
\r\nDe Hi-GAL-survey had tot doel om het Melkwegvlak gedetailleerd in kaart te brengen. Het eerste deel van de waarnemingsgegevens, in de richting van het Melkwegcentrum, is inmiddels geanalyseerd. De resultaten zijn in Astronomy & Astrophysics gepubliceerd in de vorm van 70 infrarood-'kaarten' met afmetingen van 2 bij 2 graden, en vijf catalogi met in totaal vele honderdduizenden waargenomen puntbronnen. Het tweede deel van de Hi-GAL-survey zal naar verwachting eind 2016 gepubliceerd worden.
\r\nDe ver-infraroodopnamen van Herschel bieden een verrassend nieuwe kijk op veel bekende stervormingsgebieden zoals onder andere de Adelaarnevel, die eerder gedetailleerd in beeld is gebracht door de Hubble Space Telescope. De Hi-GAL-catalogi zullen in de komende jaren een belangrijke bron van informatie vormen voor astronomen die onderzoek doen aan de geboorte van sterren. (GS)
Amerikaansen astronomen melden dat zij de helderste sterrenstelsels hebben waargenomen die ooit in het heelal zijn gezien. De details van de ontdekking van de ‘buitensporig heldere’ stelsels zijn verschenen in de online-editie van de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
De nu ontdekte stelsels, die ongeveer 10 miljard lichtjaar van ons verwijderd zijn, vormen de overtreffende trap in een reeks van sterrenstelsels die enorm veel infraroodstraling produceren. Er waren al stelsels bekend die in dat opzicht één tot tien biljoen keer zo helder zijn als onze zon. De ‘buitensporig heldere’ stelsels zijn nog eens tien keer zo helder.
Dat laatste is overigens niet geheel aan de stelsels zelf te danken, maar aan het zwaartekrachtslenseffect. Het licht van de stelsels wordt onderweg naar de aarde met ongeveer een factor 10 versterkt door de zwaartekrachtswerking van zware objecten.
Ook van zichzelf zijn de stelsels al erg helder. Een nadere analyse laat zien dat dit waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan hun enorme stervormingsactiviteit. Waar onze Melkweg hooguit een paar sterren per jaar produceert, lijken zijn verre soortgenoten ongeveer een ster per uur af te leveren.
De sterrenstelsels zijn oorspronkelijk opgespoord in surveygegevens van de Europese satellieten Planck en Herschel. Bij het vervolgonderzoek is gebruik gemaakt van de 50-meter Large Millimeter Telescope (LMT), een instrument dat gevoelig is voor de straling van stervormingsgebieden. De LMT staat op de top van een 4,5 kilometer hoge inactieve vulkaan in Mexico. (EE)
Amerikaansen astronomen melden dat zij de helderste sterrenstelsels hebben waargenomen die ooit in het heelal zijn gezien. De details van de ontdekking van de ‘buitensporig heldere’ stelsels zijn verschenen in de online-editie van de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
De nu ontdekte stelsels, die ongeveer 10 miljard lichtjaar van ons verwijderd zijn, vormen de overtreffende trap in een reeks van sterrenstelsels die enorm veel infraroodstraling produceren. Er waren al stelsels bekend die in dat opzicht één tot tien biljoen keer zo helder zijn als onze zon. De ‘buitensporig heldere’ stelsels zijn nog eens tien keer zo helder.
Dat laatste is overigens niet geheel aan de stelsels zelf te danken, maar aan het zwaartekrachtslenseffect. Het licht van de stelsels wordt onderweg naar de aarde met ongeveer een factor 10 versterkt door de zwaartekrachtswerking van zware objecten.
Ook van zichzelf zijn de stelsels al erg helder. Een nadere analyse laat zien dat dit waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan hun enorme stervormingsactiviteit. Waar onze Melkweg hooguit een paar sterren per jaar produceert, lijken zijn verre soortgenoten ongeveer een ster per uur af te leveren.
De sterrenstelsels zijn oorspronkelijk opgespoord in surveygegevens van de Europese satellieten Planck en Herschel. Bij het vervolgonderzoek is gebruik gemaakt van de 50-meter Large Millimeter Telescope (LMT), een instrument dat gevoelig is voor de straling van stervormingsgebieden. De LMT staat op de top van een 4,5 kilometer hoge inactieve vulkaan in Mexico. (EE)
Met de Gemini Planet Imager op de Gemini South Telescope op Cerro Pachón in Noord-Chili is het bestaan bevestigd van een relatief lege zone in de gas- en stofschijf rond de 8 miljoen jaar oude ster TW Hydrae, op 176 lichtjaar afstand van de aarde. Het bestaan van een lege zone in deze protoplanetaire schijf was eerder al gesuggereerd op basis van waarnemingen met de Hubble Space Telescope. De nabij-infraroodopnamen met de Gemini Planet Imager (GPI) - een camera die speciaal is ontworpen voor het waarnemen van zwakke structuren in de directe omgeving van heldere sterren - zijn echter veel gedetailleerder. De lege zone is ca. 750 miljoen kilometer breed en ligt op een afstand van 23 astronomische eenheden van de ster (1 AE is de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon, 150 miljoen kilometer), vergelijkbaar met de afstand van de planeet Uranus tot de zon. Hoe de donkere zone precies is ontstaan is nog niet met zekerheid bekend, maar een van de mogelijke verklaringen is de aanwezigheid van een reuzenplaneet, die met zijn zwaartekracht zijn baan heeft 'schoongeveegd'. De nieuwe GPI-waarnemingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Met de Gemini Planet Imager op de Gemini South Telescope op Cerro Pachón in Noord-Chili is het bestaan bevestigd van een relatief lege zone in de gas- en stofschijf rond de 8 miljoen jaar oude ster TW Hydrae, op 176 lichtjaar afstand van de aarde. Het bestaan van een lege zone in deze protoplanetaire schijf was eerder al gesuggereerd op basis van waarnemingen met de Hubble Space Telescope. De nabij-infraroodopnamen met de Gemini Planet Imager (GPI) - een camera die speciaal is ontworpen voor het waarnemen van zwakke structuren in de directe omgeving van heldere sterren - zijn echter veel gedetailleerder. De lege zone is ca. 750 miljoen kilometer breed en ligt op een afstand van 23 astronomische eenheden van de ster (1 AE is de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon, 150 miljoen kilometer), vergelijkbaar met de afstand van de planeet Uranus tot de zon. Hoe de donkere zone precies is ontstaan is nog niet met zekerheid bekend, maar een van de mogelijke verklaringen is de aanwezigheid van een reuzenplaneet, die met zijn zwaartekracht zijn baan heeft 'schoongeveegd'. De nieuwe GPI-waarnemingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Sterrenkundigen hebben ontdekt dat er twee manieren zijn om kosmische meerlingen ter wereld te brengen. Die meervoudige sterren blijken bovendien nog veel talrijker te zijn dan altijd al werd gedacht.
\r\nDe ontdekking werpt niet alleen nieuw licht op het geboorteproces van sterren, maar ook op dat van planeten: die klonteren samen uit stofdeeltjes die rond een pasgeboren ster cirkelen in een zogeheten protoplanetaire schijf.
\r\nOnze eigen zon is een eenling, maar veel andere sterren gaan in paren of trio’s door het leven. Er bestaan zelfs vier-, vijf- en zesvoudige sterren. Hoe die meervoudige sterren precies ontstaan was altijd een raadsel.
\r\nOnder leiding van de Leidse astronoom John Tobin zijn nu een kleine honderd babysterren in detail bestudeerd met de Very Large Array – een grote Amerikaanse radiosterrenwacht in New Mexico. Tobin en zijn collega’s brachten de afgeplatte schijven van gas en stof in kaart rond de pasgeboren sterren.
\r\nEr werden veel meervoudige sterren gevonden. Die bestaan soms uit een nauwe dubbelster, op grotere afstand vergezeld door een derde exemplaar. Maar die derde boreling blijkt dan óf relatief dichtbij de andere twee te staan (zo’n tien miljard kilometer) óf juist heel ver weg (op een paar honderd miljard kilometer afstand). Dat wijst erop dat zulke kosmische meerlingen op twee verschillende manieren ter wereld komen.
\r\nOp de 227ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Kissimmee, Florida, gaf Tobin eerder deze week tekst en uitleg. Sterren ontstaan uit samentrekkende ijle wolken van gas en stof. Soms valt zo’n turbulente wolk al in een vroeg stadium uiteen. Uit het ene fragment kan dan bijvoorbeeld een dubbelster ontstaan (al dan niet met planeten); het tweede fragment trekt verder samen tot een derde ster die er op grote afstand omheen draait, met zijn eigen protoplanetaire stofschijf.
\r\nMaar drielingsterren kunnen ook op een andere manier ontstaan. De wolk stort dan onder zijn eigen gewicht ineen tot een ster, omgeven door een dikke schijf van materie. Pas in een later stadium begint die uitgebreide schijf van gas en stof te fragmenteren, en ontstaat er een dubbelster die op vrij kleine afstand rond de oorspronkelijke ster cirkelt.
\r\nVolgens Tobin spelen dezelfde twee mechanismen een rol bij de geboorte van dubbelsterren en van vier-, vijf- en zesvoudige stelsels.
\r\nDe Very Large Array-metingen wijzen bovendien uit dat de stofdeeltjes in de schijven rond veel babysterren al aan het samenklonteren zijn tot grotere brokstukjes – de allereerste bouwstenen voor de geboorte van planeten.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Sterrenkundigen ontdekken hoe drielingsterren worden geboren", "pk_id": 38348, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Sterrenkundigen hebben ontdekt dat er twee manieren zijn om kosmische meerlingen ter wereld te brengen. Die meervoudige sterren blijken bovendien nog veel talrijker te zijn dan altijd al werd gedacht.
\r\nDe ontdekking werpt niet alleen nieuw licht op het geboorteproces van sterren, maar ook op dat van planeten: die klonteren samen uit stofdeeltjes die rond een pasgeboren ster cirkelen in een zogeheten protoplanetaire schijf.
\r\nOnze eigen zon is een eenling, maar veel andere sterren gaan in paren of trio’s door het leven. Er bestaan zelfs vier-, vijf- en zesvoudige sterren. Hoe die meervoudige sterren precies ontstaan was altijd een raadsel.
\r\nOnder leiding van de Leidse astronoom John Tobin zijn nu een kleine honderd babysterren in detail bestudeerd met de Very Large Array – een grote Amerikaanse radiosterrenwacht in New Mexico. Tobin en zijn collega’s brachten de afgeplatte schijven van gas en stof in kaart rond de pasgeboren sterren.
\r\nEr werden veel meervoudige sterren gevonden. Die bestaan soms uit een nauwe dubbelster, op grotere afstand vergezeld door een derde exemplaar. Maar die derde boreling blijkt dan óf relatief dichtbij de andere twee te staan (zo’n tien miljard kilometer) óf juist heel ver weg (op een paar honderd miljard kilometer afstand). Dat wijst erop dat zulke kosmische meerlingen op twee verschillende manieren ter wereld komen.
\r\nOp de 227ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Kissimmee, Florida, gaf Tobin eerder deze week tekst en uitleg. Sterren ontstaan uit samentrekkende ijle wolken van gas en stof. Soms valt zo’n turbulente wolk al in een vroeg stadium uiteen. Uit het ene fragment kan dan bijvoorbeeld een dubbelster ontstaan (al dan niet met planeten); het tweede fragment trekt verder samen tot een derde ster die er op grote afstand omheen draait, met zijn eigen protoplanetaire stofschijf.
\r\nMaar drielingsterren kunnen ook op een andere manier ontstaan. De wolk stort dan onder zijn eigen gewicht ineen tot een ster, omgeven door een dikke schijf van materie. Pas in een later stadium begint die uitgebreide schijf van gas en stof te fragmenteren, en ontstaat er een dubbelster die op vrij kleine afstand rond de oorspronkelijke ster cirkelt.
\r\nVolgens Tobin spelen dezelfde twee mechanismen een rol bij de geboorte van dubbelsterren en van vier-, vijf- en zesvoudige stelsels.
\r\nDe Very Large Array-metingen wijzen bovendien uit dat de stofdeeltjes in de schijven rond veel babysterren al aan het samenklonteren zijn tot grotere brokstukjes – de allereerste bouwstenen voor de geboorte van planeten.
", "slug": "sterrenkundigen-ontdekken-hoe-drielingsterren-word", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2016, 1, 7, 20, 37, 56], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2016-01-07 20:37:56", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Sterrenkundigen ontdekken hoe drielingsterren worden geboren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vla-radiotelescoop-onthult-nieuwe-details-over-ont/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Drielingen komen bij mensen niet zo vaak voor, maar in het heelal zijn ze veel talrijker: drie sterren die door hun onderlinge zwaartekracht bijeengehouden worden. Twee van de sterren in zo'n meervoudig systeem staan altijd dicht bij elkaar; de derde ster draait er op grotere afstand omheen. Dankzij nieuwe waarnemingen, verricht met de Amerikaanse Very Large Array-radiotelescoop (VLA), hebben astronomen nu meer inzicht verkregen in het geboorteproces van deze meervoudige sterren.
\r\nIn het kader van de VANDAM-survey (VLA Nascent Disk And Multiplicity) zijn een kleine honderd pasgeboren sterren bestudeerd in een groot stervormingsgebied op 750 lichtyjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. Een internationaal team van astronomen onder leiding van John Tobin van de Leidse Sterrewacht heeft nu ontdekt dat meervoudige sterren in twee groepen uiteenvallen. In de ene groep staat het nauwe dubbelpaar op relatief kleine afstand van de derde ster (gemiddeld ruim tien miljard kilometer, ofwel 75 keer de afstand tussen de aarde en de zon); in de andere groep is die afstand veel groter (gemiddeld bijna 500 miljard kilometer, ofwel 3000 keer de afstand aarde-zon).
\r\nTobin en zijn collega's denken dat de eerste groep ontstaat doordat de samentrekkende schijf van gas en stof rond de zich vormende ster fragmenteert, zodat er in die schijf een dubbelster kan ontstaan. De tweede groep zou ontstaan doordat de oorspronkelijke uitgestrekte wolk al in een eerder stadium fragmenteert onder invloed van turbulentie. In dat geval is er dus sprake van twee schijven, waarbij in de ene een dubbelster ontstaat en in de andere een enkelvoudige ster. Het lijkt erop zulke 'wijde' meervoudige sterren minder lang bij elkaar blijven: ze komen in verhouding vaker voor onder jongere protosterren dan onder de oudere exemplaren.
\r\nEen andere groep onderzoekers heeft in de resultaten van de VANDAM-survey ontdekt dat deze protoplanetaire schijven in veel gevallen groter zijn dan verwacht. Dat heeft mogelijk te maken met de oriëntatie van het magnetisch veld in zo'n schijf - als dat niet goed is 'uitgelijnd' met de rotatieas van de schijf, is de invloed op de rotatiesnelheid van de ster en op de afmetingen van de schijf minder sterk.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn vandaag gepresenteerd op de 227ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Kissimmee, Florida. (GS)
Drielingen komen bij mensen niet zo vaak voor, maar in het heelal zijn ze veel talrijker: drie sterren die door hun onderlinge zwaartekracht bijeengehouden worden. Twee van de sterren in zo'n meervoudig systeem staan altijd dicht bij elkaar; de derde ster draait er op grotere afstand omheen. Dankzij nieuwe waarnemingen, verricht met de Amerikaanse Very Large Array-radiotelescoop (VLA), hebben astronomen nu meer inzicht verkregen in het geboorteproces van deze meervoudige sterren.
\r\nIn het kader van de VANDAM-survey (VLA Nascent Disk And Multiplicity) zijn een kleine honderd pasgeboren sterren bestudeerd in een groot stervormingsgebied op 750 lichtyjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. Een internationaal team van astronomen onder leiding van John Tobin van de Leidse Sterrewacht heeft nu ontdekt dat meervoudige sterren in twee groepen uiteenvallen. In de ene groep staat het nauwe dubbelpaar op relatief kleine afstand van de derde ster (gemiddeld ruim tien miljard kilometer, ofwel 75 keer de afstand tussen de aarde en de zon); in de andere groep is die afstand veel groter (gemiddeld bijna 500 miljard kilometer, ofwel 3000 keer de afstand aarde-zon).
\r\nTobin en zijn collega's denken dat de eerste groep ontstaat doordat de samentrekkende schijf van gas en stof rond de zich vormende ster fragmenteert, zodat er in die schijf een dubbelster kan ontstaan. De tweede groep zou ontstaan doordat de oorspronkelijke uitgestrekte wolk al in een eerder stadium fragmenteert onder invloed van turbulentie. In dat geval is er dus sprake van twee schijven, waarbij in de ene een dubbelster ontstaat en in de andere een enkelvoudige ster. Het lijkt erop zulke 'wijde' meervoudige sterren minder lang bij elkaar blijven: ze komen in verhouding vaker voor onder jongere protosterren dan onder de oudere exemplaren.
\r\nEen andere groep onderzoekers heeft in de resultaten van de VANDAM-survey ontdekt dat deze protoplanetaire schijven in veel gevallen groter zijn dan verwacht. Dat heeft mogelijk te maken met de oriëntatie van het magnetisch veld in zo'n schijf - als dat niet goed is 'uitgelijnd' met de rotatieas van de schijf, is de invloed op de rotatiesnelheid van de ster en op de afmetingen van de schijf minder sterk.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn vandaag gepresenteerd op de 227ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Kissimmee, Florida. (GS)
Met de Amerikaanse Karl G. Jansky Very Large Array radiotelescoop (VLA) zijn sterk verdraaide magnetische velden ontdekt in de directe omgeving van een ster-in-wording. De protoster, NGC1333IRAS4A geheten, is pas 10.000 jaar oud; hij bevindt zich op ca. 750 lichtjaar afstand van de aarde. Gas en stof uit de omgeving van de ster wordt door de zwaartekracht naar binnen getrokken, waar het uiteindelijk deel zal gaan uitmaken van een afgeplatte, roterende schijf rond de protoster. Uit polarisatiewaarnemingen die met de VLA zijn verricht in 2013 en 2014 blijkt dat de magnetische velden in de omgeving van de protoster daarbij sterk verwrongen en verdraaid raken: de veldlijnen vertonen op kleine afstand van de ster-in-wording een compleet andere oriëntatie dan op grotere afstand.
\r\nDe metingen wijzen ook uit dat er rond de protoster veel stofdeeltjes voorkomen met afmetingen van millimeters en centimeters. Omdat NGC1333IRAS4A nog maar heel jong is, doet dat vermoeden dat het samenklonteringsproces in de directe omgeving van protosterren zich heel sel kan voltrekken. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Met de Amerikaanse Karl G. Jansky Very Large Array radiotelescoop (VLA) zijn sterk verdraaide magnetische velden ontdekt in de directe omgeving van een ster-in-wording. De protoster, NGC1333IRAS4A geheten, is pas 10.000 jaar oud; hij bevindt zich op ca. 750 lichtjaar afstand van de aarde. Gas en stof uit de omgeving van de ster wordt door de zwaartekracht naar binnen getrokken, waar het uiteindelijk deel zal gaan uitmaken van een afgeplatte, roterende schijf rond de protoster. Uit polarisatiewaarnemingen die met de VLA zijn verricht in 2013 en 2014 blijkt dat de magnetische velden in de omgeving van de protoster daarbij sterk verwrongen en verdraaid raken: de veldlijnen vertonen op kleine afstand van de ster-in-wording een compleet andere oriëntatie dan op grotere afstand.
\r\nDe metingen wijzen ook uit dat er rond de protoster veel stofdeeltjes voorkomen met afmetingen van millimeters en centimeters. Omdat NGC1333IRAS4A nog maar heel jong is, doet dat vermoeden dat het samenklonteringsproces in de directe omgeving van protosterren zich heel sel kan voltrekken. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Vandaag zijn twee SRON-onderzoekers aangekomen op Antarctica, waar ze een ballonmissie van de NASA voorbereiden. Half december tilt deze ballon infrarood-detectoren van SRON/TU Delft naar de stratosfeer, om daar vanaf de rand van de ruimte onderzoek te doen naar het ontstaan van sterren en planeten. Systems engineer Wouter Laauwen doet hier in blogs regelmatig verslag van.
\r\nOp een hoogte van 40 kilometer is de lucht boven Antarctica kristalhelder. Er is bijna geen waterdamp die de ver-infrarode straling uit de ruimte (ofwel terahertzstraling) blokkeert. De rand van de ruimte is daarom een perfecte omgeving om het ver-infrarode licht uit de ruimte op te vangen. Dit licht bevat veel informatie over het ontstaan van sterren en planeten uit gaswolken tussen de sterren. NASA gebruikt daarom super-hoge-druk-ballonnen om telescopen met ultragevoelige detectoren naar deze hoogte te brengen.
\r\nIn 2012 maakte het eerste Stratospheric Terahertz Observatory (STO) al een rondvlucht van veertien dagen boven Antarctica. Ook STO-2 gaat één of twee veertiendaagse rondvluchten maken boven de Zuidpool. STO-2 gaat op 40 km hoogte boven de Zuidpool cirkelen door gebruik te maken van de stabiele poolwind, en brengt dan een deel van de sterrenhemel in kaart. STO-2 is net als zijn voorganger uitgerust met een telescoop met een diameter van bijna 1 meter maar beschikt over gevoeliger detectoren op drie ultrakorte golflengtes, gebouwd door SRON en de TU Delft. Vooral de zogenoemde 4.7 terahertz-ontvanger is bijzonder. Sterrenkundigen kunnen nu voor eerst vanaf de rand van de ruimte infraroodstraling op deze specifieke frequentie meten.
\r\n\"Dat betekent dat STO-2 op dit gebied pionierswerk doet en als springplank kan fungeren voor toekomstige ruimtemissies,\" zegt SRON-teamleider Jian-Rong Gao. \"De levenscyclus van sterren en planeten stelt onderzoekers nog voor veel raadsels. Met de nieuwe infrarooddetectoren kunnen we ontbrekende stukjes van de puzzel vinden.\"\"We kunnen we nu atomair zuurstof meten: een lang gekoesterde wens van sterrenkundigen, \"zegt SRON-astronoom Floris van der Tak. \"De zuurstof-lijn vertelt ons welke plekken in de gaswolken tussen de sterren bijzonder warm zijn, opgewarmd door pasgevormde sterren. We kunnen zo dus de kraamkamers van nieuwe sterren direct opsporen.\"
\r\nMet de resultaten van dit onderzoek kunnen sterrenkundigen een model maken van de levenscyclus van sterren en planeten in onze Melkweg, dat we vervolgens kunnen toetsen aan andere sterrenstelsels. De wetenschappelijke leiding van de missie is in handen van de Universiteit van Arizona. De teams van prof. dr. Alexander Tielens (Universiteit Leiden) en prof. dr. Floris van der Tak (SRON/Rijksuniversiteit Groningen) dragen straks bij aan de internationale wetenschappelijke analyse van de waarnemingen. Het project wordt gefinancierd door NASA, NWO, SRON en de provincie Groningen.
Vandaag zijn twee SRON-onderzoekers aangekomen op Antarctica, waar ze een ballonmissie van de NASA voorbereiden. Half december tilt deze ballon infrarood-detectoren van SRON/TU Delft naar de stratosfeer, om daar vanaf de rand van de ruimte onderzoek te doen naar het ontstaan van sterren en planeten. Systems engineer Wouter Laauwen doet hier in blogs regelmatig verslag van.
\r\nOp een hoogte van 40 kilometer is de lucht boven Antarctica kristalhelder. Er is bijna geen waterdamp die de ver-infrarode straling uit de ruimte (ofwel terahertzstraling) blokkeert. De rand van de ruimte is daarom een perfecte omgeving om het ver-infrarode licht uit de ruimte op te vangen. Dit licht bevat veel informatie over het ontstaan van sterren en planeten uit gaswolken tussen de sterren. NASA gebruikt daarom super-hoge-druk-ballonnen om telescopen met ultragevoelige detectoren naar deze hoogte te brengen.
\r\nIn 2012 maakte het eerste Stratospheric Terahertz Observatory (STO) al een rondvlucht van veertien dagen boven Antarctica. Ook STO-2 gaat één of twee veertiendaagse rondvluchten maken boven de Zuidpool. STO-2 gaat op 40 km hoogte boven de Zuidpool cirkelen door gebruik te maken van de stabiele poolwind, en brengt dan een deel van de sterrenhemel in kaart. STO-2 is net als zijn voorganger uitgerust met een telescoop met een diameter van bijna 1 meter maar beschikt over gevoeliger detectoren op drie ultrakorte golflengtes, gebouwd door SRON en de TU Delft. Vooral de zogenoemde 4.7 terahertz-ontvanger is bijzonder. Sterrenkundigen kunnen nu voor eerst vanaf de rand van de ruimte infraroodstraling op deze specifieke frequentie meten.
\r\n\"Dat betekent dat STO-2 op dit gebied pionierswerk doet en als springplank kan fungeren voor toekomstige ruimtemissies,\" zegt SRON-teamleider Jian-Rong Gao. \"De levenscyclus van sterren en planeten stelt onderzoekers nog voor veel raadsels. Met de nieuwe infrarooddetectoren kunnen we ontbrekende stukjes van de puzzel vinden.\"\"We kunnen we nu atomair zuurstof meten: een lang gekoesterde wens van sterrenkundigen, \"zegt SRON-astronoom Floris van der Tak. \"De zuurstof-lijn vertelt ons welke plekken in de gaswolken tussen de sterren bijzonder warm zijn, opgewarmd door pasgevormde sterren. We kunnen zo dus de kraamkamers van nieuwe sterren direct opsporen.\"
\r\nMet de resultaten van dit onderzoek kunnen sterrenkundigen een model maken van de levenscyclus van sterren en planeten in onze Melkweg, dat we vervolgens kunnen toetsen aan andere sterrenstelsels. De wetenschappelijke leiding van de missie is in handen van de Universiteit van Arizona. De teams van prof. dr. Alexander Tielens (Universiteit Leiden) en prof. dr. Floris van der Tak (SRON/Rijksuniversiteit Groningen) dragen straks bij aan de internationale wetenschappelijke analyse van de waarnemingen. Het project wordt gefinancierd door NASA, NWO, SRON en de provincie Groningen.
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) is een jonge ster ontdekt die last heeft van ‘groeistuipen’. Het bewijs daarvoor bestaat uit een tweetal ‘jets’ van materie die regelmatige onderbrekingen vertonen. De ster, die bekendstaat als CARMA-7, maakt samen met tientallen soortgenoten deel uit van een stervormingsgebied op 1400 lichtjaar van de aarde.
Alle sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Tijdens het ontstaansproces vormt zich een platte, ronddraaiende accretieschijf rond de jonge ster van waaruit materie naar het steroppervlak stroomt. Onder invloed van het magnetische veld van de ster wordt een deel van die materie vanaf de polen van de ster terug de ruimte in geblazen. Hierdoor ontstaan twee bundels of jets, die waarneembaar zijn met radiotelescopen zoals ALMA.
Uit recent onderzoek blijkt dat de jets van CARMA-7 met grote regelmaat ‘aan’ en ‘uit’ gaan. Dat gaat heel snel: de overgang van de ene toestand naar de andere duurt maar een jaar of honderd (Nature, 5 november).
De opvallende jets van de ster, die ongeveer 2,5 biljoen kilometer lang zijn, geven indirect informatie over de omgeving van de accretieschijf. Van de schijf zelf is niets te zien: het vele gas en stof in de omgeving van de ster belemmert het zicht daarop. (EE)
Met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) is een jonge ster ontdekt die last heeft van ‘groeistuipen’. Het bewijs daarvoor bestaat uit een tweetal ‘jets’ van materie die regelmatige onderbrekingen vertonen. De ster, die bekendstaat als CARMA-7, maakt samen met tientallen soortgenoten deel uit van een stervormingsgebied op 1400 lichtjaar van de aarde.
Alle sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Tijdens het ontstaansproces vormt zich een platte, ronddraaiende accretieschijf rond de jonge ster van waaruit materie naar het steroppervlak stroomt. Onder invloed van het magnetische veld van de ster wordt een deel van die materie vanaf de polen van de ster terug de ruimte in geblazen. Hierdoor ontstaan twee bundels of jets, die waarneembaar zijn met radiotelescopen zoals ALMA.
Uit recent onderzoek blijkt dat de jets van CARMA-7 met grote regelmaat ‘aan’ en ‘uit’ gaan. Dat gaat heel snel: de overgang van de ene toestand naar de andere duurt maar een jaar of honderd (Nature, 5 november).
De opvallende jets van de ster, die ongeveer 2,5 biljoen kilometer lang zijn, geven indirect informatie over de omgeving van de accretieschijf. Van de schijf zelf is niets te zien: het vele gas en stof in de omgeving van de ster belemmert het zicht daarop. (EE)
Waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili laten zien dat de vorming van de zware ster AFGL 4176 net zo verloopt als die van lichte sterren. Niet alleen wordt de ster, net als jonge zonachtige sterren, gevoed vanuit een omringende schijf van materie, ook vertoont die draaiende schijf vergelijkbare eigenschappen (Astrophysical Journal Letters, 29 oktober).
Eerder was al vastgesteld dat jonge sterren met massa’s tot 18 zonsmassa’s door net zulke ‘nette’ materieschijven zijn omgeven als lichte sterren. Rond nog zwaardere sterren, zoals AFGL 4176 die 25 keer zoveel massa heeft als onze zon, waren tot nu toe alleen reusachtige, sterk opgezwollen structuren gezien, die meer op doughnuts leken dan op schijven.
Hierdoor was de indruk ontstaan dat de ‘groei’ van de allerzwaarste sterren veel chaotischer en dynamischer verloopt dan de geboorte van een lichte ster. Het leek er zelfs op dat er geen normale schijf aan te pas kwam.
Maar de ALMA-waarnemingen van AFGL 4176 laten zien dat zo’n zware ster wel degelijk door een normale schijf omgeven is – zij het een veel grotere. De ontdekte schijf is zeker tien keer zo groot en bevat honderd keer zoveel materie als de schijven die rond jonge sterren worden aangetroffen.
De ontdekking heeft een hele tijd op zich laten wachten, omdat de vorming van zware sterren veel sneller verloopt dan die van lichte sterren. Bovendien zijn zware sterren veel minder talrijk. Hierdoor moeten astronomen veel harder zoeken c.q. veel dieper de ruimte in kijken – om ze op te sporen. (EE)
Waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili laten zien dat de vorming van de zware ster AFGL 4176 net zo verloopt als die van lichte sterren. Niet alleen wordt de ster, net als jonge zonachtige sterren, gevoed vanuit een omringende schijf van materie, ook vertoont die draaiende schijf vergelijkbare eigenschappen (Astrophysical Journal Letters, 29 oktober).
Eerder was al vastgesteld dat jonge sterren met massa’s tot 18 zonsmassa’s door net zulke ‘nette’ materieschijven zijn omgeven als lichte sterren. Rond nog zwaardere sterren, zoals AFGL 4176 die 25 keer zoveel massa heeft als onze zon, waren tot nu toe alleen reusachtige, sterk opgezwollen structuren gezien, die meer op doughnuts leken dan op schijven.
Hierdoor was de indruk ontstaan dat de ‘groei’ van de allerzwaarste sterren veel chaotischer en dynamischer verloopt dan de geboorte van een lichte ster. Het leek er zelfs op dat er geen normale schijf aan te pas kwam.
Maar de ALMA-waarnemingen van AFGL 4176 laten zien dat zo’n zware ster wel degelijk door een normale schijf omgeven is – zij het een veel grotere. De ontdekte schijf is zeker tien keer zo groot en bevat honderd keer zoveel materie als de schijven die rond jonge sterren worden aangetroffen.
De ontdekking heeft een hele tijd op zich laten wachten, omdat de vorming van zware sterren veel sneller verloopt dan die van lichte sterren. Bovendien zijn zware sterren veel minder talrijk. Hierdoor moeten astronomen veel harder zoeken c.q. veel dieper de ruimte in kijken – om ze op te sporen. (EE)
Negen miljard jaar geleden waren sterrenstelsels efficiënter in het vormen van sterren dan nu. Tot die conclusie komen astronomen na onderzoek met de internationale ALMA-telescoop in het noorden van Chili (Astrophysical Journal Letters, 14 oktober).
Door de bank genomen produceert een sterrenstelsel meer sterren naarmate het meer massa heeft. Maar zo nu en dan vertoont een stelsel een opvallend groot aantal pas gevormde, helder stralende sterren. De oorzaak van zo’n ‘starburst’ is gewoonlijk een botsing met een ander sterrenstelsel, die ertoe leidt dat het aanwezige koude gas in beide stelsels in hoog tempo in nieuwe sterren wordt omgezet.
Astronomen vroegen zich al een tijdje af of zulke starbursts in het vroege heelal het gevolg waren van een overvloedige gasvoorraad of dat stelsels destijds efficiënter met het beschikbare gas omgingen. Om daar duidelijkheid over te krijgen, heeft een team van astronomen het gasgehalte van zeven starburst-stelsels op 9 miljard lichtjaar van de aarde onderzocht.
Uit de waarnemingen blijkt dat de hoeveelheid gas in deze stelsels al is afgenomen, hoewel ze nog steeds in hoog tempo nieuwe sterren produceren. Soortgelijke stelsels in onze kosmische achtertuin laten ook zo’n afname zien, maar die verloopt minder snel. Hieruit trekken de astronomen de conclusie dat sterrenstelsels die bovengemiddeld veel sterren produceren efficiënter met gas omspringen dan hun gemiddelde soortgenoten. (EE)
Negen miljard jaar geleden waren sterrenstelsels efficiënter in het vormen van sterren dan nu. Tot die conclusie komen astronomen na onderzoek met de internationale ALMA-telescoop in het noorden van Chili (Astrophysical Journal Letters, 14 oktober).
Door de bank genomen produceert een sterrenstelsel meer sterren naarmate het meer massa heeft. Maar zo nu en dan vertoont een stelsel een opvallend groot aantal pas gevormde, helder stralende sterren. De oorzaak van zo’n ‘starburst’ is gewoonlijk een botsing met een ander sterrenstelsel, die ertoe leidt dat het aanwezige koude gas in beide stelsels in hoog tempo in nieuwe sterren wordt omgezet.
Astronomen vroegen zich al een tijdje af of zulke starbursts in het vroege heelal het gevolg waren van een overvloedige gasvoorraad of dat stelsels destijds efficiënter met het beschikbare gas omgingen. Om daar duidelijkheid over te krijgen, heeft een team van astronomen het gasgehalte van zeven starburst-stelsels op 9 miljard lichtjaar van de aarde onderzocht.
Uit de waarnemingen blijkt dat de hoeveelheid gas in deze stelsels al is afgenomen, hoewel ze nog steeds in hoog tempo nieuwe sterren produceren. Soortgelijke stelsels in onze kosmische achtertuin laten ook zo’n afname zien, maar die verloopt minder snel. Hieruit trekken de astronomen de conclusie dat sterrenstelsels die bovengemiddeld veel sterren produceren efficiënter met gas omspringen dan hun gemiddelde soortgenoten. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat de ‘groei’ van jonge sterren sterke overeenkomsten vertoont met de manier waarop zwarte gaten en andere exotische objecten zich met materie uit hun omgeving voeden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat jonge sterren-in-wording net zulke lichtflikkeringen laten zien als de materie rond zwarte gaten (Science Advances, 13 oktober).
Zowel jonge sterren als zwarte gaten trekken materie uit hun omgeving aan. Deze materie voegt zich niet onmiddellijk bij het aantrekkende object, maar spiraalt daar geleidelijk naartoe. Daardoor vormt zich een zogeheten accretieschijf rond dat object.
De astronomen hebben vastgesteld dat de relatief koele accretieschijven rond jonge sterren hetzelfde gedrag vertonen als de ziedend hete accretieschijven rond witte dwergsterren en zwarte gaten. Daarbij is een direct verband ontdekt tussen de omvang van het centrale objet en het tempo van de (willekeurige) lichtfluctuaties van de omringende schijf.
Dat wijst erop dat de fysica van het accretieproces rond sterke uiteenlopende astronomische objecten dezelfde is. Factoren als leeftijd, temperatuur en zwaartekracht lijken nauwelijks een rol te spelen. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat de ‘groei’ van jonge sterren sterke overeenkomsten vertoont met de manier waarop zwarte gaten en andere exotische objecten zich met materie uit hun omgeving voeden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat jonge sterren-in-wording net zulke lichtflikkeringen laten zien als de materie rond zwarte gaten (Science Advances, 13 oktober).
Zowel jonge sterren als zwarte gaten trekken materie uit hun omgeving aan. Deze materie voegt zich niet onmiddellijk bij het aantrekkende object, maar spiraalt daar geleidelijk naartoe. Daardoor vormt zich een zogeheten accretieschijf rond dat object.
De astronomen hebben vastgesteld dat de relatief koele accretieschijven rond jonge sterren hetzelfde gedrag vertonen als de ziedend hete accretieschijven rond witte dwergsterren en zwarte gaten. Daarbij is een direct verband ontdekt tussen de omvang van het centrale objet en het tempo van de (willekeurige) lichtfluctuaties van de omringende schijf.
Dat wijst erop dat de fysica van het accretieproces rond sterke uiteenlopende astronomische objecten dezelfde is. Factoren als leeftijd, temperatuur en zwaartekracht lijken nauwelijks een rol te spelen. (EE)
Astronomen van de Universiteit van Hawaii hebben met behulp van de Gemini North-telescoop vijf pasgeboren wees-sterretjes gevonden. De sterren bevinden zich in de nabijheid van het stervormingscomplex HH24, op 1300 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion. HH24 is een gas- en stofwolk met een complexe structuur, waarin zich veel jonge sterren bevinden. Op een nieuwe foto van HH24, gemaakt met de Gemini-telescoop, zijn niet minder dan zes afzonderlijke jets (straalstromen) zichtbaar, die door de pasgeboren sterren de ruimte in worden geblazen. Op grotere afstand van de kern van het stervormingsgebied, waar de dichtheid van het gas en stof te laag is voor de vorming van sterren, hebben de astronomen echter ook een paar pasgeboren dwergsterren ontdekt. Het gaat zo goed als zeker om objecten die uit het stervormingsgebied de ruimte in zijn geslingerd als gevolg van zwaartekrachtsstoringen van andere sterren. Bij zo'n ontmoeting kan één ster met hoge snelheid weggeslingerd worden, terwijl twee andere in een kleine omloopbaan om elkaar heen blijven draaien. De asymmetrische verstoringen in één van de jets in HH24 zouden veroorzaakt kunnen zijn door de baanbeweging van zo'n nauwe dubbelster, aldus de astronomen. (GS)
Astronomen van de Universiteit van Hawaii hebben met behulp van de Gemini North-telescoop vijf pasgeboren wees-sterretjes gevonden. De sterren bevinden zich in de nabijheid van het stervormingscomplex HH24, op 1300 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion. HH24 is een gas- en stofwolk met een complexe structuur, waarin zich veel jonge sterren bevinden. Op een nieuwe foto van HH24, gemaakt met de Gemini-telescoop, zijn niet minder dan zes afzonderlijke jets (straalstromen) zichtbaar, die door de pasgeboren sterren de ruimte in worden geblazen. Op grotere afstand van de kern van het stervormingsgebied, waar de dichtheid van het gas en stof te laag is voor de vorming van sterren, hebben de astronomen echter ook een paar pasgeboren dwergsterren ontdekt. Het gaat zo goed als zeker om objecten die uit het stervormingsgebied de ruimte in zijn geslingerd als gevolg van zwaartekrachtsstoringen van andere sterren. Bij zo'n ontmoeting kan één ster met hoge snelheid weggeslingerd worden, terwijl twee andere in een kleine omloopbaan om elkaar heen blijven draaien. De asymmetrische verstoringen in één van de jets in HH24 zouden veroorzaakt kunnen zijn door de baanbeweging van zo'n nauwe dubbelster, aldus de astronomen. (GS)
Astronomen hebben met een spectrograaf op de Gemini North-telescoop in Hawaii waterdamp ontdekt in de binnendelen van de protoplanetaire schijf rond de ster DoAr 44. De watermoleculen bevinden zich op kleine afstand van de pasgeboren ster, in het gebied waarin aardeachtige planeten kunnen ontstaan.
\r\nWaterdamp is al eerder aangetroffen in protoplanetaire schijven, maar de vondst bij DoAr 44 was onverwacht. Het gaat hier namelijk om een zogeheten 'pre-transitionele' schijf, waarin een grote lege zone voorkomt, vermoedelijk als gevolg van de zwaartekrachtswerking van reeds gevormde planeten. Alleen op echt kleine afstand van de ster is nog een ring van gas en stof aanwezig.
\r\nDoordat watermoleculen gemakkelijk uiteenvallen onder invloed van de energierijike ultraviolette straling van de centrale ster, komt er in de binnendelen van zulke (pre-)transitionele schijven meestal geen waterdamp meer voor: de moleculen worden niet langer 'beschermd' door stofdeeltjes.
\r\nHoe het mogelijk is dat de binnendelen van de schijf rond DoAr 44 toch waterdamp bevatten, is nog niet helemaal duidelijk. Mogelijk is er sprake van materiaaltransport uit de meer naar buiten gelegen delen van de schijf. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Astronomen hebben met een spectrograaf op de Gemini North-telescoop in Hawaii waterdamp ontdekt in de binnendelen van de protoplanetaire schijf rond de ster DoAr 44. De watermoleculen bevinden zich op kleine afstand van de pasgeboren ster, in het gebied waarin aardeachtige planeten kunnen ontstaan.
\r\nWaterdamp is al eerder aangetroffen in protoplanetaire schijven, maar de vondst bij DoAr 44 was onverwacht. Het gaat hier namelijk om een zogeheten 'pre-transitionele' schijf, waarin een grote lege zone voorkomt, vermoedelijk als gevolg van de zwaartekrachtswerking van reeds gevormde planeten. Alleen op echt kleine afstand van de ster is nog een ring van gas en stof aanwezig.
\r\nDoordat watermoleculen gemakkelijk uiteenvallen onder invloed van de energierijike ultraviolette straling van de centrale ster, komt er in de binnendelen van zulke (pre-)transitionele schijven meestal geen waterdamp meer voor: de moleculen worden niet langer 'beschermd' door stofdeeltjes.
\r\nHoe het mogelijk is dat de binnendelen van de schijf rond DoAr 44 toch waterdamp bevatten, is nog niet helemaal duidelijk. Mogelijk is er sprake van materiaaltransport uit de meer naar buiten gelegen delen van de schijf. De nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Op z'n minst een groot deel van het materiaal waaruit in sterrenstelsels nieuwe sterren ontstaan is afkomstig uit het zogeheten 'kosmisch web'. Dat vermoeden bestond al langer, maar is nu voor het eerst op overtuigende wijze ondersteund door precisiemetingen aan enkele dwergsterrenstelsels.
\r\nHet kosmisch web is de driedimensionale draderige structuur van intergalactisch gas (en donkere materie) die betrekkelijk kort na de oerknal ontstond. Op de knooppunten van de filamenten in het kosmisch web, waar de dichtheid het hoogst is, ontstonden de sterrenstelsels.
\r\nAl lange tijd wordt aangenomen dat nieuwe sterren in die sterrenstelsels ontstaan uit relatief koel gas dat vanuit het kosmisch web de sterrenstelsels binnen stroomt. Sluitend bewijs daarvoor bestond echter nog niet.
\r\nMet de 10-meter Gran Telescopio Canarias op La Palma zijn nu gedetailleerde spectroscopische metingen verricht aan tien kleine dwergsterrenstelsels waarin gebieden met actieve stervorming voorkomen. Uit die metingen blijkt dat het gas in de gebieden waar de stervormingsactiviteit het hoogst is verhoudingsgewijs heel weinig zware elementen bevat - elementen zwaarder dan waterstof en helium. Dat wijst erop dat het gas inderdaad afkomstig is uit het kosmisch web, waar geen 'verontreiniging' met zware elementen heeft plaatsgevonden als gevolg van supernova-explosies.
\r\nUit de waarnemingen blijkt dat in negen van de tien onderzochte dwergsterrenstelsels sprake is van een relatief recente toestroom van koud gas met een 'primitieve' samenstelling. Precies in de gebieden waar dat gas het stelsel is binnengedrongen, blijkt de stervormingsactiviteit enkele tientallen malen zo hoog te zijn als in andere delen van de dwergstelsels.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Op z'n minst een groot deel van het materiaal waaruit in sterrenstelsels nieuwe sterren ontstaan is afkomstig uit het zogeheten 'kosmisch web'. Dat vermoeden bestond al langer, maar is nu voor het eerst op overtuigende wijze ondersteund door precisiemetingen aan enkele dwergsterrenstelsels.
\r\nHet kosmisch web is de driedimensionale draderige structuur van intergalactisch gas (en donkere materie) die betrekkelijk kort na de oerknal ontstond. Op de knooppunten van de filamenten in het kosmisch web, waar de dichtheid het hoogst is, ontstonden de sterrenstelsels.
\r\nAl lange tijd wordt aangenomen dat nieuwe sterren in die sterrenstelsels ontstaan uit relatief koel gas dat vanuit het kosmisch web de sterrenstelsels binnen stroomt. Sluitend bewijs daarvoor bestond echter nog niet.
\r\nMet de 10-meter Gran Telescopio Canarias op La Palma zijn nu gedetailleerde spectroscopische metingen verricht aan tien kleine dwergsterrenstelsels waarin gebieden met actieve stervorming voorkomen. Uit die metingen blijkt dat het gas in de gebieden waar de stervormingsactiviteit het hoogst is verhoudingsgewijs heel weinig zware elementen bevat - elementen zwaarder dan waterstof en helium. Dat wijst erop dat het gas inderdaad afkomstig is uit het kosmisch web, waar geen 'verontreiniging' met zware elementen heeft plaatsgevonden als gevolg van supernova-explosies.
\r\nUit de waarnemingen blijkt dat in negen van de tien onderzochte dwergsterrenstelsels sprake is van een relatief recente toestroom van koud gas met een 'primitieve' samenstelling. Precies in de gebieden waar dat gas het stelsel is binnengedrongen, blijkt de stervormingsactiviteit enkele tientallen malen zo hoog te zijn als in andere delen van de dwergstelsels.
\r\nDe nieuwe resultaten zijn gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft een kolossale cluster van sterrenstelsels ontdekt met een hart van jonge sterren. De ontdekking, gedaan met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, bewijst dat de grote sterrenstelsels die in de centra van grote clusters te vinden zijn, aanzienlijk kunnen groeien door gas te ‘stelen’ van andere sterrenstelsels.
Clusters zijn grote samenscholingen van sterrenstelsels die door de zwaartekracht bijeengehouden worden. De stelsels in het centrum van zo’n cluster bestaan doorgaans uit oude, koele en uitgeputte sterren.
Astronomen hebben nu echter ontdekt dat een reusachtig sterrenstelsel in het hart van de cluster SpARCS1049+56 zich niet aan deze regel houdt. Het stelsel produceert in hoog tempo nieuwe sterren. Vermoed wordt dat deze stellaire geboortegolf in gang is gezet doordat het reuzenstelsel een kleiner stelsel heeft opgeslokt dat rijk was aan gas – de ‘grondstof’ voor de vorming van sterren.
SpARCS1049+56 is 9,8 miljard lichtjaar van ons verwijderd. De cluster telt minstens 27 sterrenstelsels met een gezamenlijke massa van 400 biljoen zonsmassa’s. Het heldere reuzenstelsel in het hart van de cluster levert 800 nieuwe sterren per jaar af. Ter vergelijking: onze Melkweg produceert gemiddeld maar een of twee sterren per jaar. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft een kolossale cluster van sterrenstelsels ontdekt met een hart van jonge sterren. De ontdekking, gedaan met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, bewijst dat de grote sterrenstelsels die in de centra van grote clusters te vinden zijn, aanzienlijk kunnen groeien door gas te ‘stelen’ van andere sterrenstelsels.
Clusters zijn grote samenscholingen van sterrenstelsels die door de zwaartekracht bijeengehouden worden. De stelsels in het centrum van zo’n cluster bestaan doorgaans uit oude, koele en uitgeputte sterren.
Astronomen hebben nu echter ontdekt dat een reusachtig sterrenstelsel in het hart van de cluster SpARCS1049+56 zich niet aan deze regel houdt. Het stelsel produceert in hoog tempo nieuwe sterren. Vermoed wordt dat deze stellaire geboortegolf in gang is gezet doordat het reuzenstelsel een kleiner stelsel heeft opgeslokt dat rijk was aan gas – de ‘grondstof’ voor de vorming van sterren.
SpARCS1049+56 is 9,8 miljard lichtjaar van ons verwijderd. De cluster telt minstens 27 sterrenstelsels met een gezamenlijke massa van 400 biljoen zonsmassa’s. Het heldere reuzenstelsel in het hart van de cluster levert 800 nieuwe sterren per jaar af. Ter vergelijking: onze Melkweg produceert gemiddeld maar een of twee sterren per jaar. (EE)
In het dwergsterrenstelsel Wolf-Lundmark-Melotte (WLM) zijn dichte concentraties van koolstofmonoxidegas (CO) ontdekt die de vorming van groepen nieuwe sterren bevorderen. Dat verklaart waarom dit stelsel, ondanks zijn geringe omvang, toch diverse jonge, heldere sterrenhopen bevat (Nature, 10 september).
De dichte wolken CO-gas zijn ontdekt met de internationale ALMA-telescoop in het noorden van Chili, die gevoelig is voor straling met golflengten in de orde van millimeters. Dit instrument maakt veel scherpere beelden dan zijn voorgangers. Met die laatste was ook CO-gas in het WLM-stelsel gedetecteerd, maar daaruit bleek alleen dat het stelsel als geheel weinig CO bevat.
Dat laatste vormde een probleem, omdat zware elementen als koolstof (C) en zuurstof (O) een belangrijke rol spelen bij het stervormingsproces. Ze zorgen ervoor dat een gaswolk die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt de daarbij vrijkomende warmte kwijt kan. Als dat niet zo is, loopt de gasdruk in de wolk dermate hoog op dat de stervorming wordt geremd.
Het feit dat het WLM-stelsel wel degelijk jonge sterren bevat, gaf al aan dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn. Dat er toch stervorming optreedt blijkt simpelweg te komen doordat zich plaatselijk kleine concentraties van CO-gas hebben gevormd die bij eerder onderzoek over het hoofd zijn gezien. (EE)
In het dwergsterrenstelsel Wolf-Lundmark-Melotte (WLM) zijn dichte concentraties van koolstofmonoxidegas (CO) ontdekt die de vorming van groepen nieuwe sterren bevorderen. Dat verklaart waarom dit stelsel, ondanks zijn geringe omvang, toch diverse jonge, heldere sterrenhopen bevat (Nature, 10 september).
De dichte wolken CO-gas zijn ontdekt met de internationale ALMA-telescoop in het noorden van Chili, die gevoelig is voor straling met golflengten in de orde van millimeters. Dit instrument maakt veel scherpere beelden dan zijn voorgangers. Met die laatste was ook CO-gas in het WLM-stelsel gedetecteerd, maar daaruit bleek alleen dat het stelsel als geheel weinig CO bevat.
Dat laatste vormde een probleem, omdat zware elementen als koolstof (C) en zuurstof (O) een belangrijke rol spelen bij het stervormingsproces. Ze zorgen ervoor dat een gaswolk die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt de daarbij vrijkomende warmte kwijt kan. Als dat niet zo is, loopt de gasdruk in de wolk dermate hoog op dat de stervorming wordt geremd.
Het feit dat het WLM-stelsel wel degelijk jonge sterren bevat, gaf al aan dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn. Dat er toch stervorming optreedt blijkt simpelweg te komen doordat zich plaatselijk kleine concentraties van CO-gas hebben gevormd die bij eerder onderzoek over het hoofd zijn gezien. (EE)
Uit een survey met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop blijkt dat de massaverdeling van pasgeboren sterren in het Andromedastelsel (M31) vergelijkbaar is met die in onze Melkweg. M31 is een naburig spiraalstelsel dat een slag groter en ‘zwaarder’ is dan ons eigen stelsel.
Bij de survey, waaraan 30.000 ‘burgerwetenschappers’ hebben deelgenomen, zijn 2753 jonge hete sterrenhopen in M31 opgespoord. Astronomen hebben van deze sterrenhopen de zogeheten initiële massafunctie (IMF) bepaald: de percentages sterren van verschillende massa’s. Daartoe moesten bijna achtduizend Hubble-opnamen worden bestudeerd, waarop 117 miljoen sterren zijn vastgelegd.
Sterren ontstaan wanneer een grote wolk van moleculaire waterstof, stof en sporenelementen samentrekt. Daarbij valt de wolk in kleinere stukken uiteen, die elk honderden sterren voortbrengen. Die sterren hebben niet allemaal even massa: deze loopt uiteen van 1/12 zonsmassa tot een paar honderd zonsmassa’s.
Tot nu toe beschikten astronomen alleen over IMF-metingen van sterrenhopen binnen ons eigen sterrenstelsel. Het is voor het eerst dat ze deze gegevens hebben kunnen vergelijken met een grote inventarisatie van sterrenhopen die 2,5 miljoen lichtjaar van de aarde verwijderd zijn.
Het onderzoek laat zien dat de IMF’s van de vele sterrenhopen in M31 geen grote verschillen vertonen. Ze vertonen een uniforme verdeling van sterren – van kleine rode dwergen tot zware blauwe superreuzen. Dit ondanks het feit dat de sterrenhopen een factor 10 in massa kunnen verschillen.
Verrassend is dat de helderste en zwaarste sterren in de sterrenhopen 25 procent minder talrijk zijn dan uit eerder onderzoek leek te volgen. Dat lijkt een detail, maar astronomen gebruiken het licht van deze heldere sterren om de massa’s van sterrenhopen en sterrenstelsels te schatten. Het nieuwe resultaat wijst erop dat die schattingen naar boven toe moeten worden bijgesteld.
Ook impliceert het nieuwe onderzoek dat het jonge heelal minder zware elementen bevatte dan tot nu toe werd aangenomen. Minder zware sterren betekent immers dat er minder supernova-explosies zijn geweest waarbij de ruimte met zware elementen werd verrijkt. (EE)
Uit een survey met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop blijkt dat de massaverdeling van pasgeboren sterren in het Andromedastelsel (M31) vergelijkbaar is met die in onze Melkweg. M31 is een naburig spiraalstelsel dat een slag groter en ‘zwaarder’ is dan ons eigen stelsel.
Bij de survey, waaraan 30.000 ‘burgerwetenschappers’ hebben deelgenomen, zijn 2753 jonge hete sterrenhopen in M31 opgespoord. Astronomen hebben van deze sterrenhopen de zogeheten initiële massafunctie (IMF) bepaald: de percentages sterren van verschillende massa’s. Daartoe moesten bijna achtduizend Hubble-opnamen worden bestudeerd, waarop 117 miljoen sterren zijn vastgelegd.
Sterren ontstaan wanneer een grote wolk van moleculaire waterstof, stof en sporenelementen samentrekt. Daarbij valt de wolk in kleinere stukken uiteen, die elk honderden sterren voortbrengen. Die sterren hebben niet allemaal even massa: deze loopt uiteen van 1/12 zonsmassa tot een paar honderd zonsmassa’s.
Tot nu toe beschikten astronomen alleen over IMF-metingen van sterrenhopen binnen ons eigen sterrenstelsel. Het is voor het eerst dat ze deze gegevens hebben kunnen vergelijken met een grote inventarisatie van sterrenhopen die 2,5 miljoen lichtjaar van de aarde verwijderd zijn.
Het onderzoek laat zien dat de IMF’s van de vele sterrenhopen in M31 geen grote verschillen vertonen. Ze vertonen een uniforme verdeling van sterren – van kleine rode dwergen tot zware blauwe superreuzen. Dit ondanks het feit dat de sterrenhopen een factor 10 in massa kunnen verschillen.
Verrassend is dat de helderste en zwaarste sterren in de sterrenhopen 25 procent minder talrijk zijn dan uit eerder onderzoek leek te volgen. Dat lijkt een detail, maar astronomen gebruiken het licht van deze heldere sterren om de massa’s van sterrenhopen en sterrenstelsels te schatten. Het nieuwe resultaat wijst erop dat die schattingen naar boven toe moeten worden bijgesteld.
Ook impliceert het nieuwe onderzoek dat het jonge heelal minder zware elementen bevatte dan tot nu toe werd aangenomen. Minder zware sterren betekent immers dat er minder supernova-explosies zijn geweest waarbij de ruimte met zware elementen werd verrijkt. (EE)
Astronomen hebben het proces ontdekt dat ervoor zorgt dat de grootste elliptische sterrenstelsels in het heelal nog sterren maken, lang nadat hun sterproductie over het hoogtepunt heen is. De oorzaak blijkt te liggen bij de ‘jets’ van het superzware zwarte gat dat zich in het centrum van deze stelsels bevindt.
De werking van de jets – bundels van energierijke deeltjes – is tweeledig. Ze pompen veel energie in de halo – het ijle gasomhulsel – van het sterrenstelsel, waardoor het daarin aanwezige gas niet kan afkoelen en op het sterrenstelsel ’neerregenen’. Dat remt de stervorming in het stelsel sterk af.
Tegelijkertijd koelt een deel van het gas dat door de jets uit het centrum van het stelsel wordt weggeschoten voldoende af, om als koud gas terug te vallen. Hierdoor ontstaat een ‘poel’ van stervormingsgas in de omgeving van het centrale zwarte gat.
De jets en het terugvallende koele gas vormen een zelfregulerend systeem. Het gas voorziet de jets van nieuwe brandstof, maar als de jets te krachtig worden, produceren ze meer energie en koelt er minder gas af. Daardoor vermindert de aanvoer van brandstof en worden de jets zwakker.
Deze ontdekking, onderbouwt door computersimulaties en waarnemingen met onder meer de Hubble-ruimtetelescoop, verklaart waarom veel elliptische sterrenstelsels in het huidige heelal zo weinig nieuwe sterren produceren, terwijl er gas genoeg is. (EE)
Astronomen hebben het proces ontdekt dat ervoor zorgt dat de grootste elliptische sterrenstelsels in het heelal nog sterren maken, lang nadat hun sterproductie over het hoogtepunt heen is. De oorzaak blijkt te liggen bij de ‘jets’ van het superzware zwarte gat dat zich in het centrum van deze stelsels bevindt.
De werking van de jets – bundels van energierijke deeltjes – is tweeledig. Ze pompen veel energie in de halo – het ijle gasomhulsel – van het sterrenstelsel, waardoor het daarin aanwezige gas niet kan afkoelen en op het sterrenstelsel ’neerregenen’. Dat remt de stervorming in het stelsel sterk af.
Tegelijkertijd koelt een deel van het gas dat door de jets uit het centrum van het stelsel wordt weggeschoten voldoende af, om als koud gas terug te vallen. Hierdoor ontstaat een ‘poel’ van stervormingsgas in de omgeving van het centrale zwarte gat.
De jets en het terugvallende koele gas vormen een zelfregulerend systeem. Het gas voorziet de jets van nieuwe brandstof, maar als de jets te krachtig worden, produceren ze meer energie en koelt er minder gas af. Daardoor vermindert de aanvoer van brandstof en worden de jets zwakker.
Deze ontdekking, onderbouwt door computersimulaties en waarnemingen met onder meer de Hubble-ruimtetelescoop, verklaart waarom veel elliptische sterrenstelsels in het huidige heelal zo weinig nieuwe sterren produceren, terwijl er gas genoeg is. (EE)
De Leidse sterrenkundige Bram Ochsendorf heeft in zijn promotieonderzoek de invloed van zware sterren in het Oriongebied op hun omgeving in kaart gebracht. Het was al bekend dat de zware sterren in het Orioncomplex een reuzenbel in de ruimte tussen de sterren hebben geblazen, maar nu blijkt dat deze Orion-Eridanus-reuzenbel met een omvang van 45 bij 45 graden nog veel omvangrijker en ingewikkelder is dan werd gedacht. Het resultaat is deze week gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
In de Orion-Eridanus-reuzenbel verdampt materiaal van moleculaire wolken. Opeenvolgende supernova-explosies in het centrale deel van de reuzenbel vegen dit verdampte materiaal op in expanderende schillen en verplaatsen het vervolgens naar de buitenkant, waar het samensmelt met de buitenste rand van de bel en op deze manier de verdere expansie van de reuzenbel aandrijft. Hierdoor kan de reuzenbel tientallen miljoenen jaren lang doorgroeien.
De cyclus van stervorming, verdamping en schoonmaak van het centrale gedeelte van de reuzenbel door supernova’s gaat door totdat de moleculaire wolken compleet zijn verdampt of uiteengereten, waarna de aandrijvingskracht zal verdwijnen en de reuzenbel op zal gaan in het interstellaire medium (de materie en energie die zich tussen de sterren bevinden).
Ochsendorf heeft gegevens van verscheidene telescopen gecombineerd voor dit nieuwe beeld van de morfologie en evolutie van het Orion-gebied. Hij hoopt op 1 september te promoveren aan de Universiteit Leiden. Daarna gaat hij als postdoc aan de slag aan de Johns Hopkins Universiteit in Baltimore, VS.
De Leidse sterrenkundige Bram Ochsendorf heeft in zijn promotieonderzoek de invloed van zware sterren in het Oriongebied op hun omgeving in kaart gebracht. Het was al bekend dat de zware sterren in het Orioncomplex een reuzenbel in de ruimte tussen de sterren hebben geblazen, maar nu blijkt dat deze Orion-Eridanus-reuzenbel met een omvang van 45 bij 45 graden nog veel omvangrijker en ingewikkelder is dan werd gedacht. Het resultaat is deze week gepubliceerd in The Astrophysical Journal.
In de Orion-Eridanus-reuzenbel verdampt materiaal van moleculaire wolken. Opeenvolgende supernova-explosies in het centrale deel van de reuzenbel vegen dit verdampte materiaal op in expanderende schillen en verplaatsen het vervolgens naar de buitenkant, waar het samensmelt met de buitenste rand van de bel en op deze manier de verdere expansie van de reuzenbel aandrijft. Hierdoor kan de reuzenbel tientallen miljoenen jaren lang doorgroeien.
De cyclus van stervorming, verdamping en schoonmaak van het centrale gedeelte van de reuzenbel door supernova’s gaat door totdat de moleculaire wolken compleet zijn verdampt of uiteengereten, waarna de aandrijvingskracht zal verdwijnen en de reuzenbel op zal gaan in het interstellaire medium (de materie en energie die zich tussen de sterren bevinden).
Ochsendorf heeft gegevens van verscheidene telescopen gecombineerd voor dit nieuwe beeld van de morfologie en evolutie van het Orion-gebied. Hij hoopt op 1 september te promoveren aan de Universiteit Leiden. Daarna gaat hij als postdoc aan de slag aan de Johns Hopkins Universiteit in Baltimore, VS.
Uit waarnemingen met de Amerikaanse VLA-radiotelescoop blijkt dat jonge, onvolgroeide bruine dwergsterren jets van materie uitstoten. Deze ontdekking wijst erop dat bruine dwergen, die het midden houden tussen sterren en planeten, op dezelfde manier ontstaan als ‘normale’ sterren.
Bruine sterren hebben minder massa dan sterren, maar meer massa dan reuzenplaneten zoals Jupiter. Hun massa’s zijn te gering om de thermonucleaire reacties in gang te zetten die normale sterren van energie te voorzien. Het bestaan van bruine dwergen werd al vijftig jaar geleden voorspeld, maar de eerste werd pas in 1994 ontdekt.
De grote vraag was of het vormingsproces van bruine dwergen meer op dat van planeten of meer op dat van sterren zou lijken. Sterren ontstaan wanneer een enorme wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Rond de pas gevormde ster blijft dan een schijf van materie over, waarin zich uiteindelijk planeten kunnen vormen.
Een ster-in-wording blaast een deel van het gas dat hij verzamelt terug de ruimte in. De materieschijf rond de ster zorgt ervoor dat dit uitgestoten gas maar twee kanten op kan: omhoog of omlaag. Hierdoor ontstaan twee bundels of ‘jets’. Bij de vorming van planeten ontstaan zulke jets niet.
Nu bij vier jonge bruine dwergen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier, 450 lichtjaar van de aarde, jets zijn waargenomen, staat vrijwel vast dat hun ontstaansproces veel weg heeft van dat van gewone sterren. (EE)
Uit waarnemingen met de Amerikaanse VLA-radiotelescoop blijkt dat jonge, onvolgroeide bruine dwergsterren jets van materie uitstoten. Deze ontdekking wijst erop dat bruine dwergen, die het midden houden tussen sterren en planeten, op dezelfde manier ontstaan als ‘normale’ sterren.
Bruine sterren hebben minder massa dan sterren, maar meer massa dan reuzenplaneten zoals Jupiter. Hun massa’s zijn te gering om de thermonucleaire reacties in gang te zetten die normale sterren van energie te voorzien. Het bestaan van bruine dwergen werd al vijftig jaar geleden voorspeld, maar de eerste werd pas in 1994 ontdekt.
De grote vraag was of het vormingsproces van bruine dwergen meer op dat van planeten of meer op dat van sterren zou lijken. Sterren ontstaan wanneer een enorme wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Rond de pas gevormde ster blijft dan een schijf van materie over, waarin zich uiteindelijk planeten kunnen vormen.
Een ster-in-wording blaast een deel van het gas dat hij verzamelt terug de ruimte in. De materieschijf rond de ster zorgt ervoor dat dit uitgestoten gas maar twee kanten op kan: omhoog of omlaag. Hierdoor ontstaan twee bundels of ‘jets’. Bij de vorming van planeten ontstaan zulke jets niet.
Nu bij vier jonge bruine dwergen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier, 450 lichtjaar van de aarde, jets zijn waargenomen, staat vrijwel vast dat hun ontstaansproces veel weg heeft van dat van gewone sterren. (EE)
De nieuwe NOEMA-telescoop – de krachtigste radiotelescoop voor millimeterstraling op het noordelijk halfrond – heeft zijn eerste astronomische opname gemaakt. Deze geeft een duidelijk beeld van een voorheen onbekend stervormingsgebied in NGC 4194, twee botsende sterrenstelsels op meer dan 100 miljoen lichtjaar van de aarde.
Het ongeveer 500 lichtjaar grote gebied, dat rijk is aan pas gevormde zware sterren, bevindt zich in het centrum van het zogeheten ‘Oog van Medusa’ – het centrale gasrijke gebied van NGC 4194. Deze sterren zijn nog gehuld in de stofrijke gaswolken waarin ze geboren zijn en zijn daardoor niet waarneembaar in zichtbaar licht.
De botsende sterrenstelsels zijn al vaker met radiotelescopen bekeken, maar daarbij is het bestaan van dit gasrijke gebied in het ‘Oog’ niet opgemerkt. Bij die eerdere waarnemingen is steeds afgestemd op de frequentie van koolmonoxide – een molecuul dat het meest wordt gebruikt om moleculaire gaswolken op te sporen.
Met NOEMA is nu de straling van de moleculen waterstofcyanide (HCN) en formylium (HCO+) in kaart gebracht. De ontdekking toont aan dat er fasen in het stervormingsproces zijn die zich niet via de koolmonoxide-route laten opsporen.
NOEMA – de afkorting staat voor Northern Extended Millimeter Array – staat op het Plateau de Bure in de Franse Alpen. De telescoop bestaat momenteel uit zeven radioschotels met een middellijn van 15 meter. Uiteindelijk zullen dat er twaalf worden. (EE)
De nieuwe NOEMA-telescoop – de krachtigste radiotelescoop voor millimeterstraling op het noordelijk halfrond – heeft zijn eerste astronomische opname gemaakt. Deze geeft een duidelijk beeld van een voorheen onbekend stervormingsgebied in NGC 4194, twee botsende sterrenstelsels op meer dan 100 miljoen lichtjaar van de aarde.
Het ongeveer 500 lichtjaar grote gebied, dat rijk is aan pas gevormde zware sterren, bevindt zich in het centrum van het zogeheten ‘Oog van Medusa’ – het centrale gasrijke gebied van NGC 4194. Deze sterren zijn nog gehuld in de stofrijke gaswolken waarin ze geboren zijn en zijn daardoor niet waarneembaar in zichtbaar licht.
De botsende sterrenstelsels zijn al vaker met radiotelescopen bekeken, maar daarbij is het bestaan van dit gasrijke gebied in het ‘Oog’ niet opgemerkt. Bij die eerdere waarnemingen is steeds afgestemd op de frequentie van koolmonoxide – een molecuul dat het meest wordt gebruikt om moleculaire gaswolken op te sporen.
Met NOEMA is nu de straling van de moleculen waterstofcyanide (HCN) en formylium (HCO+) in kaart gebracht. De ontdekking toont aan dat er fasen in het stervormingsproces zijn die zich niet via de koolmonoxide-route laten opsporen.
NOEMA – de afkorting staat voor Northern Extended Millimeter Array – staat op het Plateau de Bure in de Franse Alpen. De telescoop bestaat momenteel uit zeven radioschotels met een middellijn van 15 meter. Uiteindelijk zullen dat er twaalf worden. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van gegevens van de infraroodsatelliet WISE, 400 stellaire kraamkamers ontdekt. Deze stervormingsgebieden zijn vervolgens gebruikt om een beter beeld te krijgen van de spiraalstructuur van onze Melkweg.
De onlangs door de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society gepubliceerde resultaten bevestigen nog eens dat ons sterrenstelsel vier spiraalarmen heeft. Deze armen zijn de plaatsen waar de meeste nieuwe sterren worden geboren. Ze zijn rijk aan gas en stof – de basisingrediënten van sterren.
De eerste aanwijzingen dat de Melkweg vier grote spiraalarmen heeft, werden in de jaren vijftig ontdekt met behulp van radiotelescopen. Maar in 2008 kwamen Amerikaanse sterrenkundigen – op basis van metingen met de infraroodruimtetelescoop Spitzer – tot de conclusie dat ons sterrenstelsel slechts twee grote spiraalarmen telt.
Latere waarnemingen brachten het aantal weer op vier. En dat is nu dus nog eens bevestigd. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van gegevens van de infraroodsatelliet WISE, 400 stellaire kraamkamers ontdekt. Deze stervormingsgebieden zijn vervolgens gebruikt om een beter beeld te krijgen van de spiraalstructuur van onze Melkweg.
De onlangs door de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society gepubliceerde resultaten bevestigen nog eens dat ons sterrenstelsel vier spiraalarmen heeft. Deze armen zijn de plaatsen waar de meeste nieuwe sterren worden geboren. Ze zijn rijk aan gas en stof – de basisingrediënten van sterren.
De eerste aanwijzingen dat de Melkweg vier grote spiraalarmen heeft, werden in de jaren vijftig ontdekt met behulp van radiotelescopen. Maar in 2008 kwamen Amerikaanse sterrenkundigen – op basis van metingen met de infraroodruimtetelescoop Spitzer – tot de conclusie dat ons sterrenstelsel slechts twee grote spiraalarmen telt.
Latere waarnemingen brachten het aantal weer op vier. En dat is nu dus nog eens bevestigd. (EE)
Planeten ontstaan door het samenklonteren van materiaal in protoplanetaire schijven - platte, ronddraaiende schijven van gas en stof rond pasgeboren sterren. Al lange tijd is bekend dat stofdeeltjes in protoplanetaire schijven groter zijn dan in de ijle interstellaire materie. Die stofkorrels klonteren vervolgens samen tot steeds grotere brokstukjes, rotsblokken en ijsklompen, planetesimalen en uiteindelijk tot (proto-)planeten.
\r\nAstronomen van de University of Victoria in British Columbia hebben nu echter aangetoond dat ook buiten protoplanetaire schijven - maar wel in de min of meer directe omgeving - al grote deeltjes voorkomen, mogelijk zelfs met afmetingen van één centimeter. Dat betekent dat de allereerste bouwstenen van planeten al veel eerder ontstaan dan tot nu toe altijd is aangenomen, namlijk al voordat het interstellaire stof zich ophoopt in een protoplanetaire schijf.
\r\nDe ontdekking was mogelijk door ver-infraroodmetingen van het Europese Herschel Space Observatory te combineren met submillimeterwaarnemingen van de James Clerk Maxwell Telescope op Maunakea, Hawaii. De nieuwe resultaten worden vandaag gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in Hamilton, Ontario. (GS)
Planeten ontstaan door het samenklonteren van materiaal in protoplanetaire schijven - platte, ronddraaiende schijven van gas en stof rond pasgeboren sterren. Al lange tijd is bekend dat stofdeeltjes in protoplanetaire schijven groter zijn dan in de ijle interstellaire materie. Die stofkorrels klonteren vervolgens samen tot steeds grotere brokstukjes, rotsblokken en ijsklompen, planetesimalen en uiteindelijk tot (proto-)planeten.
\r\nAstronomen van de University of Victoria in British Columbia hebben nu echter aangetoond dat ook buiten protoplanetaire schijven - maar wel in de min of meer directe omgeving - al grote deeltjes voorkomen, mogelijk zelfs met afmetingen van één centimeter. Dat betekent dat de allereerste bouwstenen van planeten al veel eerder ontstaan dan tot nu toe altijd is aangenomen, namlijk al voordat het interstellaire stof zich ophoopt in een protoplanetaire schijf.
\r\nDe ontdekking was mogelijk door ver-infraroodmetingen van het Europese Herschel Space Observatory te combineren met submillimeterwaarnemingen van de James Clerk Maxwell Telescope op Maunakea, Hawaii. De nieuwe resultaten worden vandaag gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in Hamilton, Ontario. (GS)
Franse astronomen hebben met de Hubble Space Telescope een groot, jong stervormingsgebied ontdekt in een sterrenstelsel op ca. 11 miljard lichtjaar afstand van de aarde. Met de Japanse Subaru-telescoop op Hawaii zijn gedetailleerde spectroscopische waarnemingen van het stervormingsgebied uitgevoerd. Uit de waarnemingen blijkt dat zulke gebieden een langere levensduur kunnen hebben dan tot nu toe algemeen werd aangenomen.
\r\nDe sterren in het stervormingsgebied zijn als gevolg van de grote afstand tot het sterrenstelsel niet afzonderlijk zichtbaar. Wel is de straling gedetecteerd van een kolossale gaswolk die geïoniseerd is geraakt door de energie van de pasgeboren sterren in het centrum. Naar schatting ontstaan er in het gebied ongeveer 30 nieuwe sterren per jaar, en is het minder dan tien miljoen jaar oud - veel jonger dan soortgelijke stervormingsgebieden in andere ver verwijderde sterrenstelsels.
\r\nUit computersimulaties blijkt dat zulke stervormingsgebieden via zwaartekrachtscontractie ontstaan uit instabiliteiten en turbulente bewegingen in het gas van gasrijke sterrenstelsels, en dat ze afmetingen kunnen hebben van enkele honderden lichtjaren. Statistische argumenten doen vermoeden dat dit soort gebieden een levensduur van 500 miljoen jaar kunnen hebben. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat ze al veel eerder vernietigd zouden worden door sterrenwinden en supernova-explosies van de zwaarste sterren die erin ontstaan.
\r\nIn Nature suggereren de astronomen dat dergelijke grote gaswolken in de loop van die lange levensduur naar het centrum van een sterrenstelsel kunnen migreren, en dat ze daar een belangrijke bijdrage leveren aan de groei van de centrale verdikking van het sterrenstelsel en het superzware zwarte gat in de kern. (GS)
Franse astronomen hebben met de Hubble Space Telescope een groot, jong stervormingsgebied ontdekt in een sterrenstelsel op ca. 11 miljard lichtjaar afstand van de aarde. Met de Japanse Subaru-telescoop op Hawaii zijn gedetailleerde spectroscopische waarnemingen van het stervormingsgebied uitgevoerd. Uit de waarnemingen blijkt dat zulke gebieden een langere levensduur kunnen hebben dan tot nu toe algemeen werd aangenomen.
\r\nDe sterren in het stervormingsgebied zijn als gevolg van de grote afstand tot het sterrenstelsel niet afzonderlijk zichtbaar. Wel is de straling gedetecteerd van een kolossale gaswolk die geïoniseerd is geraakt door de energie van de pasgeboren sterren in het centrum. Naar schatting ontstaan er in het gebied ongeveer 30 nieuwe sterren per jaar, en is het minder dan tien miljoen jaar oud - veel jonger dan soortgelijke stervormingsgebieden in andere ver verwijderde sterrenstelsels.
\r\nUit computersimulaties blijkt dat zulke stervormingsgebieden via zwaartekrachtscontractie ontstaan uit instabiliteiten en turbulente bewegingen in het gas van gasrijke sterrenstelsels, en dat ze afmetingen kunnen hebben van enkele honderden lichtjaren. Statistische argumenten doen vermoeden dat dit soort gebieden een levensduur van 500 miljoen jaar kunnen hebben. Tot nu toe werd altijd aangenomen dat ze al veel eerder vernietigd zouden worden door sterrenwinden en supernova-explosies van de zwaarste sterren die erin ontstaan.
\r\nIn Nature suggereren de astronomen dat dergelijke grote gaswolken in de loop van die lange levensduur naar het centrum van een sterrenstelsel kunnen migreren, en dat ze daar een belangrijke bijdrage leveren aan de groei van de centrale verdikking van het sterrenstelsel en het superzware zwarte gat in de kern. (GS)
Astronomen hebben ontdekt dat ‘verstikking’ de belangrijkste doodsoorzaak van sterrenstelsels is. Doordat de aanvoer van nieuw gas uit de omgeving wordt afgesneden, kunnen er op een gegeven moment geen nieuwe sterren meer worden geproduceerd (Nature, 14 mei).
Ongeveer de helft van alle sterrenstelsels in het heelal produceert nieuwe sterren. De andere helft doet dat niet. Het verschil tussen beide is dat ‘levende’ stelsels veel koud gas bevatten (voornamelijk waterstof) en ‘dode’ stelsels niet.
Er bestaan twee scenario’s die het sterven van sterrenstelsels kunnen verklaren. Volgens het ene scenario raken sterrenstelsels het koude gas dat nodig is voor de vorming van nieuwe sterren kwijt, bijvoorbeeld door de activiteit van het superzware zwarte gat in hun centrum. Het andere scenario stelt dat sterrenstelsels na een tijdje simpelweg geen gas meer uit hun omgeving kunnen aantrekken.
Om erachter welk scenario de overhand heeft, hebben de astronomen 26.000 gewone, relatief nabije sterrenstelsels onderzocht. Daarbij is met name gelet op het ‘metaalgehalte’ van de stelsels – de hoeveelheid elementen zwaarder dan helium. Die elementen worden gevormd door opeenvolgende generaties van sterren.
In het eerste scenario stopt de stervorming abrupt, en zou het metaalgehalte van het ‘overleden’ sterrenstelsel relatief laag moeten blijven. Bij verstikking blijft het metaalgehalte toenemen totdat de bestaande gasvoorraden verbruikt zijn. Dat proces duurt gemiddeld vier miljard jaar.
Uit het onderzoek blijkt dat het metaalgehalte van de meeste dode sterrenstelsels zodanig hoog is, dat scenario 1 niet van toepassing kan zijn. Ze zijn dus gestikt. (EE)
Astronomen hebben ontdekt dat ‘verstikking’ de belangrijkste doodsoorzaak van sterrenstelsels is. Doordat de aanvoer van nieuw gas uit de omgeving wordt afgesneden, kunnen er op een gegeven moment geen nieuwe sterren meer worden geproduceerd (Nature, 14 mei).
Ongeveer de helft van alle sterrenstelsels in het heelal produceert nieuwe sterren. De andere helft doet dat niet. Het verschil tussen beide is dat ‘levende’ stelsels veel koud gas bevatten (voornamelijk waterstof) en ‘dode’ stelsels niet.
Er bestaan twee scenario’s die het sterven van sterrenstelsels kunnen verklaren. Volgens het ene scenario raken sterrenstelsels het koude gas dat nodig is voor de vorming van nieuwe sterren kwijt, bijvoorbeeld door de activiteit van het superzware zwarte gat in hun centrum. Het andere scenario stelt dat sterrenstelsels na een tijdje simpelweg geen gas meer uit hun omgeving kunnen aantrekken.
Om erachter welk scenario de overhand heeft, hebben de astronomen 26.000 gewone, relatief nabije sterrenstelsels onderzocht. Daarbij is met name gelet op het ‘metaalgehalte’ van de stelsels – de hoeveelheid elementen zwaarder dan helium. Die elementen worden gevormd door opeenvolgende generaties van sterren.
In het eerste scenario stopt de stervorming abrupt, en zou het metaalgehalte van het ‘overleden’ sterrenstelsel relatief laag moeten blijven. Bij verstikking blijft het metaalgehalte toenemen totdat de bestaande gasvoorraden verbruikt zijn. Dat proces duurt gemiddeld vier miljard jaar.
Uit het onderzoek blijkt dat het metaalgehalte van de meeste dode sterrenstelsels zodanig hoog is, dat scenario 1 niet van toepassing kan zijn. Ze zijn dus gestikt. (EE)
In de Antennestelsels – twee met elkaar botsende sterrenstelsels op 50 miljoen lichtjaar van de aarde – is een omvangrijke, dichte wolk van gas ontdekt. Volgens astronomen zou dat wel eens de voorloper van een bolvormige sterrenhoop kunnen zijn.
Bolvormige sterrenhopen, of kortweg bolhopen, zijn samenballingen van honderdduizenden sterren. Doorgaans bestaan deze objecten, die rond veel sterrenstelsels worden aangetroffen, uit zeer oude sterren. Ze zijn ongeveer twaalf miljard jaar geleden gevormd, rond dezelfde tijd dat ook de eerste volwaardige sterrenstelsels ontstonden. Jongere exemplaren zijn heel schaars.
Maar bij waarnemingen met de ALMA-radiotelescoop in Chili lijkt nu dus een bolhoop te zijn opgespoord die nog niet eens ‘af’ is. De gaswolk bevat nog geen sterren, maar bevat 50 miljoen keer zoveel gas als onze zon. Materiaal genoeg dus voor de vorming van een forse sterrenhoop.
De astronomen die de ‘protosterrenhoop’ hebben ontdekt, denken dat het sterrenloze tijdperk ervan maar vrij kort duurt. Over een miljoen jaar kan de gaswolk al zijn samengetrokken tot een compacte verzameling sterren. (EE)
In de Antennestelsels – twee met elkaar botsende sterrenstelsels op 50 miljoen lichtjaar van de aarde – is een omvangrijke, dichte wolk van gas ontdekt. Volgens astronomen zou dat wel eens de voorloper van een bolvormige sterrenhoop kunnen zijn.
Bolvormige sterrenhopen, of kortweg bolhopen, zijn samenballingen van honderdduizenden sterren. Doorgaans bestaan deze objecten, die rond veel sterrenstelsels worden aangetroffen, uit zeer oude sterren. Ze zijn ongeveer twaalf miljard jaar geleden gevormd, rond dezelfde tijd dat ook de eerste volwaardige sterrenstelsels ontstonden. Jongere exemplaren zijn heel schaars.
Maar bij waarnemingen met de ALMA-radiotelescoop in Chili lijkt nu dus een bolhoop te zijn opgespoord die nog niet eens ‘af’ is. De gaswolk bevat nog geen sterren, maar bevat 50 miljoen keer zoveel gas als onze zon. Materiaal genoeg dus voor de vorming van een forse sterrenhoop.
De astronomen die de ‘protosterrenhoop’ hebben ontdekt, denken dat het sterrenloze tijdperk ervan maar vrij kort duurt. Over een miljoen jaar kan de gaswolk al zijn samengetrokken tot een compacte verzameling sterren. (EE)
Met het MUSE-instrument (Multi Unit Spectroscopic Explorer) op de Europese Very Large Telescope in Chili is voor het eerst een driedimensionaal beeld verkregen van de donkere stofpilaren in de Adelaarnevel, die beroemd zijn geworden als de 'Zuilen der schepping' dankzij Hubble-foto's uit 1995 en 2015. Daarbij is ook een beter beeld verkregen van de wijze waarop in de donkere stofkolommen nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nMUSE ontdekte dat het bovenste deel van de linker stofkolom zich op grotere afstand bevindt dan de andere drie, en enigszins naar ons toe helt. Het onderste deel van de linker kolom bevindt zich iets meer op de voorgrond, en net als de middelste en de rechter kolom helt hij een klein beetje van de aarde af.
\r\nDe stofpilaren ontstaan onder invloed van de energierijke straling van pasgeboren hete sterren die zich 'boven' het tafereel bevinden (buiten beeld). De stofwolken verdampen onder invloed van die straling, maar de kolommen liggen in de 'schaduw' van stofwolken met een hogere dichtheid. In de compactste delen van deze wolken kunnen nieuwe sterren ontstaan, maar veel tijd is daar niet meer voor, zo blijkt uit de MUSE-metingen: binnen ca. 3 miljoen jaar zullen ze volledig zijn verdampt. Wat dat betreft kunnen de 'Zuilen der schepping' misschien beter de 'Zuilen der vernietiging' genoemd worden. (GS)
Met het MUSE-instrument (Multi Unit Spectroscopic Explorer) op de Europese Very Large Telescope in Chili is voor het eerst een driedimensionaal beeld verkregen van de donkere stofpilaren in de Adelaarnevel, die beroemd zijn geworden als de 'Zuilen der schepping' dankzij Hubble-foto's uit 1995 en 2015. Daarbij is ook een beter beeld verkregen van de wijze waarop in de donkere stofkolommen nieuwe sterren kunnen ontstaan.
\r\nMUSE ontdekte dat het bovenste deel van de linker stofkolom zich op grotere afstand bevindt dan de andere drie, en enigszins naar ons toe helt. Het onderste deel van de linker kolom bevindt zich iets meer op de voorgrond, en net als de middelste en de rechter kolom helt hij een klein beetje van de aarde af.
\r\nDe stofpilaren ontstaan onder invloed van de energierijke straling van pasgeboren hete sterren die zich 'boven' het tafereel bevinden (buiten beeld). De stofwolken verdampen onder invloed van die straling, maar de kolommen liggen in de 'schaduw' van stofwolken met een hogere dichtheid. In de compactste delen van deze wolken kunnen nieuwe sterren ontstaan, maar veel tijd is daar niet meer voor, zo blijkt uit de MUSE-metingen: binnen ca. 3 miljoen jaar zullen ze volledig zijn verdampt. Wat dat betreft kunnen de 'Zuilen der schepping' misschien beter de 'Zuilen der vernietiging' genoemd worden. (GS)
Ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de Hubble Space Telescope is een recent gemaakt 'verjaardagsfoto' gepubliceerd die de ruimtetelescoop gemaakt heeft van een kolossaal stervormingsgebied op ca. 20.000 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Kiel. De foto toont de jonge sterrenhoop Westerlund 2, die ingebed ligt in een kosmische kraamkamer met de naam Gum 29. De foto is een compositie van opnamen die gemaakt zijn op nabij-infrarode golflengten door Hubble's Wide Field Camera 3 en zichtbaar-licht-foto's gemaakt zijn met Hubble's Advanced Camera for Surveys. De sterrenhoop meet ca. 6 bij 13 lichtjaar, bevat ongeveer 3000 sterren en is slechts twee miljoen jaar oud. Hubble werd op 24 april 1990 gelanceerd en heeft in de afgelopen kwart eeuw op vrijwel elk deelgebied van de astronomie revolutionaire resultaten geboekt. (GS)
Ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de Hubble Space Telescope is een recent gemaakt 'verjaardagsfoto' gepubliceerd die de ruimtetelescoop gemaakt heeft van een kolossaal stervormingsgebied op ca. 20.000 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Kiel. De foto toont de jonge sterrenhoop Westerlund 2, die ingebed ligt in een kosmische kraamkamer met de naam Gum 29. De foto is een compositie van opnamen die gemaakt zijn op nabij-infrarode golflengten door Hubble's Wide Field Camera 3 en zichtbaar-licht-foto's gemaakt zijn met Hubble's Advanced Camera for Surveys. De sterrenhoop meet ca. 6 bij 13 lichtjaar, bevat ongeveer 3000 sterren en is slechts twee miljoen jaar oud. Hubble werd op 24 april 1990 gelanceerd en heeft in de afgelopen kwart eeuw op vrijwel elk deelgebied van de astronomie revolutionaire resultaten geboekt. (GS)
De allereerste sterren in het heelal vertoonden extreem grote helderheidsuitbarstingen. Kleine groepen van protosterren in het pasgeboren heelal waren daardoor soms wel honderd miljoen maal zo lichtsterk als de zon. Dat blijkt uit modelberekeningen van astronomen van de University of Western Ontario in Canada, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nDe eerste generatie sterren ontstond uit samentrekken de wolken van waterstof- en heliumgas. Uit de Canadese modelberekeningen blijkt dat de zogheten zwaartekrachtscollaps van die wolken (waarin nog geen zwaardere elementen voorkwamen) zeer chaotisch moet zijn verlopen, met als gevolg dat er grote helderheidsvariaties optraden, vooral tijdens het protoster-stadium.
\r\nMet de James Webb Space Telescope, die eind 2018 gelanceerd wordt, zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om deze allereerste sterren daadwerkelijk waar te nemen. (GS)
De allereerste sterren in het heelal vertoonden extreem grote helderheidsuitbarstingen. Kleine groepen van protosterren in het pasgeboren heelal waren daardoor soms wel honderd miljoen maal zo lichtsterk als de zon. Dat blijkt uit modelberekeningen van astronomen van de University of Western Ontario in Canada, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society.
\r\nDe eerste generatie sterren ontstond uit samentrekken de wolken van waterstof- en heliumgas. Uit de Canadese modelberekeningen blijkt dat de zogheten zwaartekrachtscollaps van die wolken (waarin nog geen zwaardere elementen voorkwamen) zeer chaotisch moet zijn verlopen, met als gevolg dat er grote helderheidsvariaties optraden, vooral tijdens het protoster-stadium.
\r\nMet de James Webb Space Telescope, die eind 2018 gelanceerd wordt, zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om deze allereerste sterren daadwerkelijk waar te nemen. (GS)
Twee opnamen van een jonge, zware ster, gemaakt met een tussenpoos van achttien jaar, hebben gedetailleerde informatie opgeleverd over de vorming en ontwikkeling van dit object. De compacte bolvormige schil van heet gas rond de ster blijkt inmiddels te zijn veranderd in een langgerekte wolk (Science, 3 april).
De ster, die bekendstaat als W75N(B)-VLA 2, bevindt zich op zo’n 4200 lichtjaar van de aarde. Dat sterren als deze veel gas uitstoten was al langer bekend, maar tot nu toe was onduidelijk hoe die uitstroom zich ontwikkelt.
De twee opnamen, in 1996 en 2014 gemaakt met de VLA-radiotelescoop in de VS, laten een cruciale fase zien in de ontwikkeling van de uitstroom van W75N(B)-VLA 2. Ging het uitgestoten gas in 1996 nog alle kanten op, inmiddels is de uitstroom veel meer gebundeld.
Dat effect treedt op doordat de jonge ster is omgeven door een dikke ring van gas en stof. Het hete gas dat hij uitstoot botst na een tijdje tegen deze ring in, waardoor de uitstroom wordt afgeremd. Het gas dat de weg van de minste weerstand kiest – langs de polen van de ring, houdt zijn snelheid. Daardoor ontstaat de langgerekte vorm.
Tot de meest recente VLA-waarnemingen werd besloten nadat astronomen met het Europese VLBI-netwerk van radiotelescopen de oriëntatie hadden gemeten van het magnetische veld van het stervormingsgebied waar de zware, jonge ster deel van uitmaakt. Daaruit bleek dat het magnetische veld rond W75N(B)-VLA 2 zich begon te richten naar het globale magnetische veld in dit gebied.
Uit het feit dat de uitstroom van de ster dezelfde voorkeursrichting vertoont, leiden de astronomen af dat magnetische krachten een belangrijke rol spelen bij de vorming van deze ster. (EE)
Twee opnamen van een jonge, zware ster, gemaakt met een tussenpoos van achttien jaar, hebben gedetailleerde informatie opgeleverd over de vorming en ontwikkeling van dit object. De compacte bolvormige schil van heet gas rond de ster blijkt inmiddels te zijn veranderd in een langgerekte wolk (Science, 3 april).
De ster, die bekendstaat als W75N(B)-VLA 2, bevindt zich op zo’n 4200 lichtjaar van de aarde. Dat sterren als deze veel gas uitstoten was al langer bekend, maar tot nu toe was onduidelijk hoe die uitstroom zich ontwikkelt.
De twee opnamen, in 1996 en 2014 gemaakt met de VLA-radiotelescoop in de VS, laten een cruciale fase zien in de ontwikkeling van de uitstroom van W75N(B)-VLA 2. Ging het uitgestoten gas in 1996 nog alle kanten op, inmiddels is de uitstroom veel meer gebundeld.
Dat effect treedt op doordat de jonge ster is omgeven door een dikke ring van gas en stof. Het hete gas dat hij uitstoot botst na een tijdje tegen deze ring in, waardoor de uitstroom wordt afgeremd. Het gas dat de weg van de minste weerstand kiest – langs de polen van de ring, houdt zijn snelheid. Daardoor ontstaat de langgerekte vorm.
Tot de meest recente VLA-waarnemingen werd besloten nadat astronomen met het Europese VLBI-netwerk van radiotelescopen de oriëntatie hadden gemeten van het magnetische veld van het stervormingsgebied waar de zware, jonge ster deel van uitmaakt. Daaruit bleek dat het magnetische veld rond W75N(B)-VLA 2 zich begon te richten naar het globale magnetische veld in dit gebied.
Uit het feit dat de uitstroom van de ster dezelfde voorkeursrichting vertoont, leiden de astronomen af dat magnetische krachten een belangrijke rol spelen bij de vorming van deze ster. (EE)
Japanse onderzoekers hebben met behulp van het ALMA-observatorium in Chili gedetailleerde waarnemingen verricht aan een verre protoster: IRAS 16547-4247, op ca. 9500 lichtjaar afstand. Eerder waren bij deze protster al twee 'straalstromen' van gas gedetecteerd, zoals ze vaak worden gezien bij sterren-in-wording. Indertijd werd echter aangenomen dat het om een relatief licht object zou gaan.
\r\nUit de ALMA-waarnemingen blijkt echter dat het hier om een zware protoster gaat. Vermoedelijk is er zelfs sprake van de geboorte van een dubbelster. ALMA heeft metingen verricht aan de stofverdeling, en daaruit blijkt dat er twee concentraties zijn, met massa's van 10 tot 20 keer de massa van de zon. Metingen aan de verdeling van bepaalde moleculen laten zien dat er niet twee (tegenovergesteld gerichte) straalstromen zijn, maar twee paar straalstromen - ook dat doet vermoeden dat er een dubbelster aan het ontstaan is.
\r\nDaarnaast heeft ALMA een zandlopervormige structuur in kaart gebracht op basis van metingen aan methanolmoleculen (CH3OH). Methanol ontstaat normaalgesproken (in bevroren vorm) aan het oppervlak van stofdeeltjes, maar kan in de gasfase overgaan wanneer er sprake is van een temperatuurstijging. De protoster ligt overigens ingebed in een moleculaire wolk met een massa van ca. 1300 zonsmassa's.
\r\nDe ALMA-waarnemingen werpen nieuw licht op het ontstaansproces van zware sterren. Dat is nooit eerder in veel detail bestudeerd: zware sterren zijn veel zeldzamer dan lichtere sterren, en de stervormingsgebieden waarin dit soort reuzensterren ontstaan bevinden zich allemaal op grote afstanden van de aarde. (GS)
Japanse onderzoekers hebben met behulp van het ALMA-observatorium in Chili gedetailleerde waarnemingen verricht aan een verre protoster: IRAS 16547-4247, op ca. 9500 lichtjaar afstand. Eerder waren bij deze protster al twee 'straalstromen' van gas gedetecteerd, zoals ze vaak worden gezien bij sterren-in-wording. Indertijd werd echter aangenomen dat het om een relatief licht object zou gaan.
\r\nUit de ALMA-waarnemingen blijkt echter dat het hier om een zware protoster gaat. Vermoedelijk is er zelfs sprake van de geboorte van een dubbelster. ALMA heeft metingen verricht aan de stofverdeling, en daaruit blijkt dat er twee concentraties zijn, met massa's van 10 tot 20 keer de massa van de zon. Metingen aan de verdeling van bepaalde moleculen laten zien dat er niet twee (tegenovergesteld gerichte) straalstromen zijn, maar twee paar straalstromen - ook dat doet vermoeden dat er een dubbelster aan het ontstaan is.
\r\nDaarnaast heeft ALMA een zandlopervormige structuur in kaart gebracht op basis van metingen aan methanolmoleculen (CH3OH). Methanol ontstaat normaalgesproken (in bevroren vorm) aan het oppervlak van stofdeeltjes, maar kan in de gasfase overgaan wanneer er sprake is van een temperatuurstijging. De protoster ligt overigens ingebed in een moleculaire wolk met een massa van ca. 1300 zonsmassa's.
\r\nDe ALMA-waarnemingen werpen nieuw licht op het ontstaansproces van zware sterren. Dat is nooit eerder in veel detail bestudeerd: zware sterren zijn veel zeldzamer dan lichtere sterren, en de stervormingsgebieden waarin dit soort reuzensterren ontstaan bevinden zich allemaal op grote afstanden van de aarde. (GS)
Metingen aan de Kattepootnevel (NGC 6334), een groot stervormingsgebied op 5500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen, hebben uitgewezen dat magnetische velden zowel op grote als op kleine schaal een belangrijke invloed uitoefenen op stervormingsgebieden. De resultaten zijn vandaag online gepubliceerd in Nature. De Kattepootnevel bevat 200.000 maal zoveel gas als de zon; sommige nieuw gevormde sterren in de nevel zijn tientallen keren zo zwaar als de zon.
\r\nDoor met behulp van de Amerikaanse SubMillimeter Array (SMA) in Hawaii de polarisatie te bepalen van de submillimeterstraling die afkomstig is uit het stervormingsgebied, konden sterrenkundigen de oriëntatie van langgerekte stofdeeltjes achterhalen. Zulke 'naaldjes' richten zich naar het plaatselijke (zwakke) magneetveld. Er werd ontdekt dat die richting zowel op grote als op kleine schaal dezelfde is - van honderden lichtjaren tot een fractie van een lichtjaar. Dat betekent dat zwaartekrachtscontractie en turbulentie niet in staat zijn om de oriëntatie van magnetische velden ingrijpend te veranderen. De heersende magneetvelden spelen dus zowel op grote als op kleine schaal een belangrijke rol bij het proces van stervorming. (GS)
Metingen aan de Kattepootnevel (NGC 6334), een groot stervormingsgebied op 5500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Schorpioen, hebben uitgewezen dat magnetische velden zowel op grote als op kleine schaal een belangrijke invloed uitoefenen op stervormingsgebieden. De resultaten zijn vandaag online gepubliceerd in Nature. De Kattepootnevel bevat 200.000 maal zoveel gas als de zon; sommige nieuw gevormde sterren in de nevel zijn tientallen keren zo zwaar als de zon.
\r\nDoor met behulp van de Amerikaanse SubMillimeter Array (SMA) in Hawaii de polarisatie te bepalen van de submillimeterstraling die afkomstig is uit het stervormingsgebied, konden sterrenkundigen de oriëntatie van langgerekte stofdeeltjes achterhalen. Zulke 'naaldjes' richten zich naar het plaatselijke (zwakke) magneetveld. Er werd ontdekt dat die richting zowel op grote als op kleine schaal dezelfde is - van honderden lichtjaren tot een fractie van een lichtjaar. Dat betekent dat zwaartekrachtscontractie en turbulentie niet in staat zijn om de oriëntatie van magnetische velden ingrijpend te veranderen. De heersende magneetvelden spelen dus zowel op grote als op kleine schaal een belangrijke rol bij het proces van stervorming. (GS)
Veel sterrenstelsels blazen enorme hoeveelheden gas en stof uit hun kern weg. Nieuwe waarnemingen met de Japanse röntgensatelliet Suzaku bewijzen dat die uitstroom grotendeels wordt veroorzaakt door het superzware zwarte gat in het centrum van het sterrenstelsel (Nature, 26 maart).
Het nieuwe onderzoek draait om IRAS F11119+3257, een sterrenstelsel op 2,5 miljard lichtjaar afstand dat een actief superzwaar zwart gat in zijn centrum heeft. Dat laatste betekent dat het zwarte gat grote hoeveelheden gas aantrekt. Het toestromende gas wordt daarbij zo heet dat het intense straling gaat uitzenden.
Die straling veroorzaakt een krachtige ‘wind’ die het aanwezige gas uit de kern van het sterrenstelsel probeert te verdrijven. De Suzaku-waarnemingen laten zien dat die wind sterk genoeg is om het gas tot aan de randen van het stelsel te blazen.
Dat er een verband bestaat tussen de ‘winden’ van superzware zwarte gaten en de uitstroom van gas, was al theoretisch voorspeld. Maar IRAS F11119+3257 is het eerste stelsel waarbij tegelijkertijd de wind van een actief zwart gat en de grootschalige uitstroom van gas zijn waargenomen.
Volgens een alternatieve theorie zou de centrale wind van een sterrenstelsel ook door grote aantallen jonge, hete sterren kunnen worden veroorzaakt. De röntgenhelderheid van de kern van het onderzochte stelsel bewijst echter dat het daarin aanwezige zwarte gat de hoofdoorzaak moet zijn. (EE)
Veel sterrenstelsels blazen enorme hoeveelheden gas en stof uit hun kern weg. Nieuwe waarnemingen met de Japanse röntgensatelliet Suzaku bewijzen dat die uitstroom grotendeels wordt veroorzaakt door het superzware zwarte gat in het centrum van het sterrenstelsel (Nature, 26 maart).
Het nieuwe onderzoek draait om IRAS F11119+3257, een sterrenstelsel op 2,5 miljard lichtjaar afstand dat een actief superzwaar zwart gat in zijn centrum heeft. Dat laatste betekent dat het zwarte gat grote hoeveelheden gas aantrekt. Het toestromende gas wordt daarbij zo heet dat het intense straling gaat uitzenden.
Die straling veroorzaakt een krachtige ‘wind’ die het aanwezige gas uit de kern van het sterrenstelsel probeert te verdrijven. De Suzaku-waarnemingen laten zien dat die wind sterk genoeg is om het gas tot aan de randen van het stelsel te blazen.
Dat er een verband bestaat tussen de ‘winden’ van superzware zwarte gaten en de uitstroom van gas, was al theoretisch voorspeld. Maar IRAS F11119+3257 is het eerste stelsel waarbij tegelijkertijd de wind van een actief zwart gat en de grootschalige uitstroom van gas zijn waargenomen.
Volgens een alternatieve theorie zou de centrale wind van een sterrenstelsel ook door grote aantallen jonge, hete sterren kunnen worden veroorzaakt. De röntgenhelderheid van de kern van het onderzochte stelsel bewijst echter dat het daarin aanwezige zwarte gat de hoofdoorzaak moet zijn. (EE)
Met behulp van de Amerikaanse infrardoodruimtetelescoop Spitzer is een krachtige 'uitbarsting' waargenomen van een pasgevormde protoster. Volgens de onderzoekers gaat het zo goed als zeker om een plotselinge groeispurt, waarbij de ster-in-wording in korte tijd veel gas en stof uit zijn omgeving aantrekt.
\r\nDe protoster in kwestie, HOPS 383 geheten, bevindt zich op ca. 1400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion, in een stervormingsgebied waar veel nieuwe sterren worden geboren. Het is een protoster die zich nog in het vroegste evolutiestadium bevindt; vermoedelijk is hij niet ouder dan 150.000 jaar. De ster is behalve met Spitzer ook waargenomen door de ruimtetelescopen WISE en Herschel, en door de APEX-telescoop in Chili.
\r\nSinds 2006 is de protoster op infrarode golflengten snel helderder geworden; in 2008 zond hij 35 maal zoveel infrarode straling uit als een paar jaar daarvoor. Pas in 2014 werd de uitbarsting opgemerkt. Het gaat om warmtestraling van omringende stofwolken, die verhit worden door zichtbaar licht van de ster-in-wording. Dat zichtbare licht wordt echter door het stof geabsorbeerd, en is daardoor niet direct waarneembaar.
\r\nNooit eerder is zo'n krachtige uitbarsting waargenomen van zo'n jonge protoster, aldus de onderzoekers in The Astrophysical Journal. Vermoedelijk is de uitbarsting het gevolg van instabiliteiten in de schijf van gas en stof rond HOPS 383. Uit de restanten van die protoplanetaire schijf kunnen later planeten samenklonteren. (GS)
Met behulp van de Amerikaanse infrardoodruimtetelescoop Spitzer is een krachtige 'uitbarsting' waargenomen van een pasgevormde protoster. Volgens de onderzoekers gaat het zo goed als zeker om een plotselinge groeispurt, waarbij de ster-in-wording in korte tijd veel gas en stof uit zijn omgeving aantrekt.
\r\nDe protoster in kwestie, HOPS 383 geheten, bevindt zich op ca. 1400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion, in een stervormingsgebied waar veel nieuwe sterren worden geboren. Het is een protoster die zich nog in het vroegste evolutiestadium bevindt; vermoedelijk is hij niet ouder dan 150.000 jaar. De ster is behalve met Spitzer ook waargenomen door de ruimtetelescopen WISE en Herschel, en door de APEX-telescoop in Chili.
\r\nSinds 2006 is de protoster op infrarode golflengten snel helderder geworden; in 2008 zond hij 35 maal zoveel infrarode straling uit als een paar jaar daarvoor. Pas in 2014 werd de uitbarsting opgemerkt. Het gaat om warmtestraling van omringende stofwolken, die verhit worden door zichtbaar licht van de ster-in-wording. Dat zichtbare licht wordt echter door het stof geabsorbeerd, en is daardoor niet direct waarneembaar.
\r\nNooit eerder is zo'n krachtige uitbarsting waargenomen van zo'n jonge protoster, aldus de onderzoekers in The Astrophysical Journal. Vermoedelijk is de uitbarsting het gevolg van instabiliteiten in de schijf van gas en stof rond HOPS 383. Uit de restanten van die protoplanetaire schijf kunnen later planeten samenklonteren. (GS)
In het kleine nabije sterrenstelsel NGC 5253 is een kolossale gaswolk ontdekt waarin zich een miljoen sterren aan het vormen zijn. Tezamen produceren de sterren in deze ’supernevel’ een miljard keer zo veel licht als onze zon. Toch zijn ze niet waarneembaar op zichtbare golflengten: ze zitten verscholen in hun eigen hete gassen (Nature, 19 maart).
De sterrenhoop is ongeveer drie miljoen jaar oud, wat naar astronomische maatstaven heel jong is. De sterren zijn niet alleen omgeven door gas, maar ook door buitengewoon grote hoeveelheden stof: 15.000 zonsmassa’s aan elementen als koolstof en zuurstof.
Tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat sterrenhopen van dit kaliber alleen in de begintijd van het heelal werden gevormd. ‘Moderne’ sterrenhopen, zoals die ook nog in onze Melkweg ontstaan, zijn doorgaans vele malen kleiner.
NGC 5253 is wat dat betreft een buitenbeentje. Het dwergstelsel telt honderden grote sterrenhopen waarvan sommige nog heel jong zijn.
De supersterrenhoop telt 7000 zware ‘O-sterren’ – de helderste sterren die we kennen. Naar verwachting zullen vele daarvan binnen afzienbare tijd supernova-explosies ondergaan. Dat betekent dan ook het einde van de gaswolk: door de vele explosies zal het de interstellaire ruimte in worden geblazen. (EE)
In het kleine nabije sterrenstelsel NGC 5253 is een kolossale gaswolk ontdekt waarin zich een miljoen sterren aan het vormen zijn. Tezamen produceren de sterren in deze ’supernevel’ een miljard keer zo veel licht als onze zon. Toch zijn ze niet waarneembaar op zichtbare golflengten: ze zitten verscholen in hun eigen hete gassen (Nature, 19 maart).
De sterrenhoop is ongeveer drie miljoen jaar oud, wat naar astronomische maatstaven heel jong is. De sterren zijn niet alleen omgeven door gas, maar ook door buitengewoon grote hoeveelheden stof: 15.000 zonsmassa’s aan elementen als koolstof en zuurstof.
Tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat sterrenhopen van dit kaliber alleen in de begintijd van het heelal werden gevormd. ‘Moderne’ sterrenhopen, zoals die ook nog in onze Melkweg ontstaan, zijn doorgaans vele malen kleiner.
NGC 5253 is wat dat betreft een buitenbeentje. Het dwergstelsel telt honderden grote sterrenhopen waarvan sommige nog heel jong zijn.
De supersterrenhoop telt 7000 zware ‘O-sterren’ – de helderste sterren die we kennen. Naar verwachting zullen vele daarvan binnen afzienbare tijd supernova-explosies ondergaan. Dat betekent dan ook het einde van de gaswolk: door de vele explosies zal het de interstellaire ruimte in worden geblazen. (EE)
Vergeleken met de beschikbare hoeveelheden gas zouden sterrenstelsels die deel uitmaken van clusters veel meer sterren moeten produceren dan ze nu doen. Nieuw Amerikaans onderzoek zoekt de oorzaak bij hoge temperaturen en superzware zwarte gaten (Nature, 5 maart).
Sterrenstelsels vormen grote groepen: de clusters. Sommige van die clusters, zoals de Coma-cluster, zijn gevuld met gas dat een temperatuur van 100 miljoen graden heeft. Om beschikbaar te zijn voor de vorming van nieuwe sterren, zou dit gas moeten afkoelen. Maar dat duurt miljarden jaren.
In andere clusters, zoals de Perseus-cluster, is het gas tussen de stelsels met een temperatuur van enkele miljoenen graden relatief koel. Door afkoeling van dit gas vindt in deze clusters inderdaad stervorming plaats, maar niet op grote schaal.
Dat de stervorming in de hete clusters niet echt op gang komt, ligt voor de hand. Maar hoe zit het met de koele clusters?
Het onderzoek laat zien dat het gas in deze clusters weliswaar voldoende kan afkoelen om sterren te laten ontstaan, maar dat de materiedruppeltjes die bij dit condensatieproces worden gevormd deels ‘neerregenen’ op het superzware zwarte gat in de kern van het sterrenstelsel.
Dat zwarte gat blaast een flink deel van de opgevangen materie in de vorm van jets van hete materie terug de ruimte in. En dat zorgt ervoor dat het omringende gas weer zo heet wordt, dat de stervorming wordt geremd. (EE)
Vergeleken met de beschikbare hoeveelheden gas zouden sterrenstelsels die deel uitmaken van clusters veel meer sterren moeten produceren dan ze nu doen. Nieuw Amerikaans onderzoek zoekt de oorzaak bij hoge temperaturen en superzware zwarte gaten (Nature, 5 maart).
Sterrenstelsels vormen grote groepen: de clusters. Sommige van die clusters, zoals de Coma-cluster, zijn gevuld met gas dat een temperatuur van 100 miljoen graden heeft. Om beschikbaar te zijn voor de vorming van nieuwe sterren, zou dit gas moeten afkoelen. Maar dat duurt miljarden jaren.
In andere clusters, zoals de Perseus-cluster, is het gas tussen de stelsels met een temperatuur van enkele miljoenen graden relatief koel. Door afkoeling van dit gas vindt in deze clusters inderdaad stervorming plaats, maar niet op grote schaal.
Dat de stervorming in de hete clusters niet echt op gang komt, ligt voor de hand. Maar hoe zit het met de koele clusters?
Het onderzoek laat zien dat het gas in deze clusters weliswaar voldoende kan afkoelen om sterren te laten ontstaan, maar dat de materiedruppeltjes die bij dit condensatieproces worden gevormd deels ‘neerregenen’ op het superzware zwarte gat in de kern van het sterrenstelsel.
Dat zwarte gat blaast een flink deel van de opgevangen materie in de vorm van jets van hete materie terug de ruimte in. En dat zorgt ervoor dat het omringende gas weer zo heet wordt, dat de stervorming wordt geremd. (EE)
Braziliaanse astronomen hebben een opmerkelijke ontdekking gedaan: in een gaswolk die zich ver onder de schijf van de Melkweg bevindt, zijn twee sterrenhopen aangetroffen. Het is voor het eerst dat in dit verre buitengebied van de Melkweg jonge sterren zijn ontdekt (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Het overgrote deel van de sterren en gaswolken van de Melkweg bevinden zich in een betrekkelijk platte schijf. Maar de ruimte boven en onder die schijf is niet helemaal leeg.
Bij het doorspitten van gegevens van de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE hebben de astronomen een aantal grote gaswolken opgespoord die zich duizenden lichtjaren boven en onder de Melkwegschijf bevinden. Een van die gaswolken – HRK 81.4-77.8 – bevat twee jonge sterrenhopen.
De gaswolk is naar schatting ongeveer twee miljoen jaar oud en bevindt zich 16.000 lichtjaar onder de Melkwegschijf. Ter vergelijking de schijf zelf heeft een middellijn van ongeveer 100.000 lichtjaar.
Waar de gaswolk vandaan komt, is nog onduidelijk. Het zou om gas kunnen gaan dat door supernova-explosies uit de schijf is weggeblazen. Een andere mogelijkheid is dat het gas onttrokken is aan een van de kleine satellietstelsels van de Melkweg. (EE)
Braziliaanse astronomen hebben een opmerkelijke ontdekking gedaan: in een gaswolk die zich ver onder de schijf van de Melkweg bevindt, zijn twee sterrenhopen aangetroffen. Het is voor het eerst dat in dit verre buitengebied van de Melkweg jonge sterren zijn ontdekt (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Het overgrote deel van de sterren en gaswolken van de Melkweg bevinden zich in een betrekkelijk platte schijf. Maar de ruimte boven en onder die schijf is niet helemaal leeg.
Bij het doorspitten van gegevens van de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE hebben de astronomen een aantal grote gaswolken opgespoord die zich duizenden lichtjaren boven en onder de Melkwegschijf bevinden. Een van die gaswolken – HRK 81.4-77.8 – bevat twee jonge sterrenhopen.
De gaswolk is naar schatting ongeveer twee miljoen jaar oud en bevindt zich 16.000 lichtjaar onder de Melkwegschijf. Ter vergelijking de schijf zelf heeft een middellijn van ongeveer 100.000 lichtjaar.
Waar de gaswolk vandaan komt, is nog onduidelijk. Het zou om gas kunnen gaan dat door supernova-explosies uit de schijf is weggeblazen. Een andere mogelijkheid is dat het gas onttrokken is aan een van de kleine satellietstelsels van de Melkweg. (EE)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili is het geheim van zogeheten starburst-stelsels ontraadseld. Starburst-stelsels zijn sterrenstelsels waarin enorme geboortegolven van sterren voorkomen: in sommige ligt het tempo waarin gas wordt omgezet in sterren duizend maal zo hoog als in ons eigen Melkwegstelsel. Wat daar precies de oorzaak van is, was nooit echt duidelijk.
\r\nALMA (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) heeft nu gedetailleerde waarnemingen verricht aan het nabijgelegen starburst-stelsel NGC 253, op 11,5 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Sculptor (Beeldhouwerswerkplaats). Op de golflengten waarop ALMA werkt is de verdeling van allerlei moleculen in kaart te brengen. Daaruit kunnen de eigenschappen van stervormingsgebieden worden afgeleid.
\r\nDankzij ALMA's grote gezichtsscherpte zijn er in het binnenste deel van NGC 253 tien afzonderlijke grote stervormingsgebieden ontdekt. Maar de starburst-eigenschappen van het stelsel blijken niet uitsluitend bepaald te worden door het aantal grote stervormingsgebieden. Uit de ALMA-waarnemingen - onder andere aan de verdeling van koolmonixide (CO), waterstofcyanide (HCN) en nog zeldzamere moleculen als H13CO+ en H13CN - blijkt dat de stervormingsgebieden in het sterrenstelsel niet alleen talrijker zijn, maar ook veel meer gas en stof bevatten. Behalve de massa blijkt ook de dichtheid veel hoger te zijn dan normaal, en komen er sterkere turbulente bewegingen in voor.
\r\nDe volgende vraag is of er in starburst-stelsels zoals NGC 253 ook een ander type sterren geproduceerd wordt dan in 'gewone' stelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal en gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van de American Association for the Advancement of Science (AAAS) in San Jose, Californië. (GS)
Met het ALMA-observatorium in Noord-Chili is het geheim van zogeheten starburst-stelsels ontraadseld. Starburst-stelsels zijn sterrenstelsels waarin enorme geboortegolven van sterren voorkomen: in sommige ligt het tempo waarin gas wordt omgezet in sterren duizend maal zo hoog als in ons eigen Melkwegstelsel. Wat daar precies de oorzaak van is, was nooit echt duidelijk.
\r\nALMA (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) heeft nu gedetailleerde waarnemingen verricht aan het nabijgelegen starburst-stelsel NGC 253, op 11,5 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Sculptor (Beeldhouwerswerkplaats). Op de golflengten waarop ALMA werkt is de verdeling van allerlei moleculen in kaart te brengen. Daaruit kunnen de eigenschappen van stervormingsgebieden worden afgeleid.
\r\nDankzij ALMA's grote gezichtsscherpte zijn er in het binnenste deel van NGC 253 tien afzonderlijke grote stervormingsgebieden ontdekt. Maar de starburst-eigenschappen van het stelsel blijken niet uitsluitend bepaald te worden door het aantal grote stervormingsgebieden. Uit de ALMA-waarnemingen - onder andere aan de verdeling van koolmonixide (CO), waterstofcyanide (HCN) en nog zeldzamere moleculen als H13CO+ en H13CN - blijkt dat de stervormingsgebieden in het sterrenstelsel niet alleen talrijker zijn, maar ook veel meer gas en stof bevatten. Behalve de massa blijkt ook de dichtheid veel hoger te zijn dan normaal, en komen er sterkere turbulente bewegingen in voor.
\r\nDe volgende vraag is of er in starburst-stelsels zoals NGC 253 ook een ander type sterren geproduceerd wordt dan in 'gewone' stelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal en gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van de American Association for the Advancement of Science (AAAS) in San Jose, Californië. (GS)
Astronomen hebben een nieuwe, zeldzame klasse van dubbelsterren ontdekt: sterparen bestaande uit een volwassen ster en een stellaire ‘baby’. Het bestaan van de bijzondere dubbelsterren kwam aan het licht bij een systematische zoektocht naar ‘ongelijke’ dubbelsterren, dat wil zeggen dubbelsterren die bestaan uit sterren die sterk in massa verschillen.
Zulke dubbelsterren zijn niet gemakkelijk te herkennen, omdat de zwaarste van de twee zijn kleinere begeleider doorgaans compleet overstraalt. Om dat probleem te omzeilen heeft een team van astronomen een naburig sterrenstelsel – de Grote Magelhaense Wolk – onderzocht op zogeheten bedekkingsveranderlijke sterren.
Bedekkingsveranderlijken zijn om elkaar draaiende sterren die vanaf de aarde gezien om de beurt voor elkaar langs schuiven. Als de zwakkere van de twee sterren voor de helderste van de twee langs trekt, neemt de totale hoeveelheid licht die de dubbelster uitzendt duidelijk af.
Bij de analyse van duizenden van die bedekkingsveranderlijken werden achttien extreme exemplaren ontdekt. Het gaat daarbij om dubbelsterren die in een paar dagen om elkaar heen wentelen en ongeveer een factor zes in massa verschillen. De lichtere van de twee is één à twee keer zo zwaar als onze zon, de zwaardere zes tot zestien keer.
Opvallend genoeg blijkt de lichtere en zwakkere van de beide sterren schijngestalten te vertonen, net als onze maan. Dat wijst erop dat hijzelf niet veel licht uitzendt en simpelweg het licht van zijn grote buur weerkaatst.
Dat is een sterke aanwijzing dat het niet om volgroeide sterren gaat, maar om compacte gaswolken die nog bezig zijn om tot sterren samen te trekken. En dat verklaart meteen waarom deze dubbelsterren zo schaars zijn: de eindfase in de vorming van een ster duurt maar heel kort.
De resultaten van dit onderzoek worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Astronomen hebben een nieuwe, zeldzame klasse van dubbelsterren ontdekt: sterparen bestaande uit een volwassen ster en een stellaire ‘baby’. Het bestaan van de bijzondere dubbelsterren kwam aan het licht bij een systematische zoektocht naar ‘ongelijke’ dubbelsterren, dat wil zeggen dubbelsterren die bestaan uit sterren die sterk in massa verschillen.
Zulke dubbelsterren zijn niet gemakkelijk te herkennen, omdat de zwaarste van de twee zijn kleinere begeleider doorgaans compleet overstraalt. Om dat probleem te omzeilen heeft een team van astronomen een naburig sterrenstelsel – de Grote Magelhaense Wolk – onderzocht op zogeheten bedekkingsveranderlijke sterren.
Bedekkingsveranderlijken zijn om elkaar draaiende sterren die vanaf de aarde gezien om de beurt voor elkaar langs schuiven. Als de zwakkere van de twee sterren voor de helderste van de twee langs trekt, neemt de totale hoeveelheid licht die de dubbelster uitzendt duidelijk af.
Bij de analyse van duizenden van die bedekkingsveranderlijken werden achttien extreme exemplaren ontdekt. Het gaat daarbij om dubbelsterren die in een paar dagen om elkaar heen wentelen en ongeveer een factor zes in massa verschillen. De lichtere van de twee is één à twee keer zo zwaar als onze zon, de zwaardere zes tot zestien keer.
Opvallend genoeg blijkt de lichtere en zwakkere van de beide sterren schijngestalten te vertonen, net als onze maan. Dat wijst erop dat hijzelf niet veel licht uitzendt en simpelweg het licht van zijn grote buur weerkaatst.
Dat is een sterke aanwijzing dat het niet om volgroeide sterren gaat, maar om compacte gaswolken die nog bezig zijn om tot sterren samen te trekken. En dat verklaart meteen waarom deze dubbelsterren zo schaars zijn: de eindfase in de vorming van een ster duurt maar heel kort.
De resultaten van dit onderzoek worden binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft op ongeveer 800 lichtjaar van de aarde een viervoudige ster-in-wording ontdekt. Drie van de vier sterren zitten nog verstopt in gaswolken die deel uitmaken van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Perseus. Het is voor het eerst dat de vorming van een meervoudige ster in zo’n vroeg stadium is waargenomen (Nature, 12 februari).
Het stersysteem bestaat uit een jonge ster die zich nog in een vroeg ontwikkelingsstadium bevindt en drie gaswolken die onder invloed van de zwaartekracht bezig zijn om tot sterren samen te trekken. De astronomen hebben berekend dat dat laatste proces nog ongeveer 40.000 jaar zal duren. De vier (toekomstige) sterren bevatten ongeveer tien keer zo weinig massa als onze zon.
De berekeningen laten verder zien dat de twee sterren die zich het dichtst bij elkaar bevinden uiteindelijk een stabiele dubbelster zullen vormen. Waarschijnlijk zullen de beide andere sterren binnen afzienbare tijd – minder dan een miljoen jaar – uit het systeem ontsnappen. Maar er bestaat een kleine kans dat een van de twee bij de dubbelster blijft, waardoor er een drievoudige ster ontstaat.
Waarnemingen als deze moeten meer inzicht geven in de vorming van meervoudige sterren. Aangenomen wordt dat uit grote wolken van koel gas zowel enkelvoudige als meervoudige ontstaan. Maar waarom de ene ster alleen achterblijft (zoals onze zon), terwijl andere paren of drietallen vormen, is nog niet helemaal duidelijk.
Wel lijkt het nieuwe onderzoek de vraag te beantwoorden waarom jonge meervoudige sterren talrijker zijn dan hun oudere soortgenoten. Blijkbaar zijn veel pasgeboren meervoudige sterren simpelweg niet stabiel genoeg. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft op ongeveer 800 lichtjaar van de aarde een viervoudige ster-in-wording ontdekt. Drie van de vier sterren zitten nog verstopt in gaswolken die deel uitmaken van een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Perseus. Het is voor het eerst dat de vorming van een meervoudige ster in zo’n vroeg stadium is waargenomen (Nature, 12 februari).
Het stersysteem bestaat uit een jonge ster die zich nog in een vroeg ontwikkelingsstadium bevindt en drie gaswolken die onder invloed van de zwaartekracht bezig zijn om tot sterren samen te trekken. De astronomen hebben berekend dat dat laatste proces nog ongeveer 40.000 jaar zal duren. De vier (toekomstige) sterren bevatten ongeveer tien keer zo weinig massa als onze zon.
De berekeningen laten verder zien dat de twee sterren die zich het dichtst bij elkaar bevinden uiteindelijk een stabiele dubbelster zullen vormen. Waarschijnlijk zullen de beide andere sterren binnen afzienbare tijd – minder dan een miljoen jaar – uit het systeem ontsnappen. Maar er bestaat een kleine kans dat een van de twee bij de dubbelster blijft, waardoor er een drievoudige ster ontstaat.
Waarnemingen als deze moeten meer inzicht geven in de vorming van meervoudige sterren. Aangenomen wordt dat uit grote wolken van koel gas zowel enkelvoudige als meervoudige ontstaan. Maar waarom de ene ster alleen achterblijft (zoals onze zon), terwijl andere paren of drietallen vormen, is nog niet helemaal duidelijk.
Wel lijkt het nieuwe onderzoek de vraag te beantwoorden waarom jonge meervoudige sterren talrijker zijn dan hun oudere soortgenoten. Blijkbaar zijn veel pasgeboren meervoudige sterren simpelweg niet stabiel genoeg. (EE)
Burgerwetenschappers hebben raadselachtige objecten ontdekt in stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel. Vervolgonderzoek aan deze zogeheten 'gele bollen' wijst uit dat het vermoedelijk om pasgeboren zware sterren gaat.
\r\nInfraroodopnamen van het Melkwegstelsel, gemaakt door de Amerikaanse Spitzer Space Telescope, worden minutieus bestudeerd door deelnemers aan het Milky Way Project, een citizen science-project dat deel uitmaakt van Zooniverse. In een eerder stadium classificeerden de deelnemers op de Spitzer-foto's al enkele duizenden groene bellen met een rood centrum: holtes in de interstellaire materie die schoongeblazen zijn door de straling van pasgevormde zware sterren.
\r\nNu zijn er ook veel 'gele bollen' ontdekt, die vaak op de randen van de groene bellen blijken te liggen. Vervolgwaarnemingen aan deze objecten, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, doen vermoeden dat het gaat om de allervroegste levensfase van sterren die 10 tot 40 keer zo zwaar zijn als de zon.
\r\nDat de gele bollen vaak op de randen van de groene bellen blijken te liggen, wijst erop dat er sprake is van 'getriggerde stervorming': een jonge ster blaast een bel in de interstellaire materie, en uit de verdichtingen aan de rand van die bel kunnen weer nieuwe sterren ontstaan.
\r\nDe kleuren groen en geel zijn niet 'echt'. De waarnemingen van Spitzer zijn uitgevoerd op verschillende infraroodgolflengten, die op de foto's zijn omgezet in zichtbare kleuren. Daarbij wijst groen op de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, en rood op warm stof. Waar groen en rood elkaar overlappen ontstaat een gele kleur: in de gele bollen zijn de koolwaterstoffen nog niet weggeblazen door de sterren, die nog maar net zijn ontstaan uit het opgewarmde stof. (GS)
Burgerwetenschappers hebben raadselachtige objecten ontdekt in stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel. Vervolgonderzoek aan deze zogeheten 'gele bollen' wijst uit dat het vermoedelijk om pasgeboren zware sterren gaat.
\r\nInfraroodopnamen van het Melkwegstelsel, gemaakt door de Amerikaanse Spitzer Space Telescope, worden minutieus bestudeerd door deelnemers aan het Milky Way Project, een citizen science-project dat deel uitmaakt van Zooniverse. In een eerder stadium classificeerden de deelnemers op de Spitzer-foto's al enkele duizenden groene bellen met een rood centrum: holtes in de interstellaire materie die schoongeblazen zijn door de straling van pasgevormde zware sterren.
\r\nNu zijn er ook veel 'gele bollen' ontdekt, die vaak op de randen van de groene bellen blijken te liggen. Vervolgwaarnemingen aan deze objecten, gepubliceerd in The Astrophysical Journal, doen vermoeden dat het gaat om de allervroegste levensfase van sterren die 10 tot 40 keer zo zwaar zijn als de zon.
\r\nDat de gele bollen vaak op de randen van de groene bellen blijken te liggen, wijst erop dat er sprake is van 'getriggerde stervorming': een jonge ster blaast een bel in de interstellaire materie, en uit de verdichtingen aan de rand van die bel kunnen weer nieuwe sterren ontstaan.
\r\nDe kleuren groen en geel zijn niet 'echt'. De waarnemingen van Spitzer zijn uitgevoerd op verschillende infraroodgolflengten, die op de foto's zijn omgezet in zichtbare kleuren. Daarbij wijst groen op de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, en rood op warm stof. Waar groen en rood elkaar overlappen ontstaat een gele kleur: in de gele bollen zijn de koolwaterstoffen nog niet weggeblazen door de sterren, die nog maar net zijn ontstaan uit het opgewarmde stof. (GS)
Bijna twintig jaar nadat de Hubble Space Telescope een inmiddels iconische foto van de Adelaarnevel (M16) maakte, is vandaag een nieuwe Hubble-opname gepresenteerd van het stervormingsgebied, dat zich op een afstand van 6500 lichtjaar bevindt. Het nieuwe fotomozaïek (een combinatie van opnamen op zichtbare en ultraviolette golflengten, gemaakt met de Wide Field Camera 3) beslaat een veel groter deel aan de hemel en toont ook veel meer detail: in de loop van de afgelopen twintig jaar heeft Hubble veel gevoeliger camera's gekregen.
\r\nDe Hubble-opname uit 1995 kreeg de bijnaam 'The Pillars of Creation' ('zuilen van de schepping'): in de donkere stofkolommen worden nieuwe sterren geboren. De stofwolken eroderen onder invloed van de energierijke straling van hete, jonge sterren die zich op enige afstand 'boven' de zuilen bevinden (buiten beeld). De delen met de grootste dichtheid, op de foto zichtbaar als kleine, donkere 'kikkervisjes', bieden weerstand tegen dit proces van stralingsverdamping en vormen de kiemen van nieuwe sterren. Indertijd werden ze EGG's genoemd: evaporating gaseous globules.
\r\nOnderzoek aan de nieuwe foto's wijst uit dat het verdampingsproces relatief snel gaat. Dat betekent dat de zuilen een korte levensduur hebben van hooguit een paar miljoen jaar. Ze zijn ook extreem scherp begrensd. Vergelijking met de oude opname uit 1995 laat op sommige plaatsen subtiele veranderingen zien. Zo is een straalstroom van materie, weggeblazen door een pasgeboren ster, op de nieuwe opname ca. 100 miljard kilometer langer dan op de oude foto.
\r\nHubble heeft ook een infraroodopname van hetzelfde gebied gemaakt, waarop het stof veel doorzichtiger is, zodat protosterren in de stofpilaren zichtbaar zijn. Beide opnamen zijn vandaag gepresenteerd op de 225ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, ter gelegenheid van het feit dat het dit jaar (op 24 april) vijfentwintig jaar geleden is dat Hubble werd gelanceerd. (GS)
Bijna twintig jaar nadat de Hubble Space Telescope een inmiddels iconische foto van de Adelaarnevel (M16) maakte, is vandaag een nieuwe Hubble-opname gepresenteerd van het stervormingsgebied, dat zich op een afstand van 6500 lichtjaar bevindt. Het nieuwe fotomozaïek (een combinatie van opnamen op zichtbare en ultraviolette golflengten, gemaakt met de Wide Field Camera 3) beslaat een veel groter deel aan de hemel en toont ook veel meer detail: in de loop van de afgelopen twintig jaar heeft Hubble veel gevoeliger camera's gekregen.
\r\nDe Hubble-opname uit 1995 kreeg de bijnaam 'The Pillars of Creation' ('zuilen van de schepping'): in de donkere stofkolommen worden nieuwe sterren geboren. De stofwolken eroderen onder invloed van de energierijke straling van hete, jonge sterren die zich op enige afstand 'boven' de zuilen bevinden (buiten beeld). De delen met de grootste dichtheid, op de foto zichtbaar als kleine, donkere 'kikkervisjes', bieden weerstand tegen dit proces van stralingsverdamping en vormen de kiemen van nieuwe sterren. Indertijd werden ze EGG's genoemd: evaporating gaseous globules.
\r\nOnderzoek aan de nieuwe foto's wijst uit dat het verdampingsproces relatief snel gaat. Dat betekent dat de zuilen een korte levensduur hebben van hooguit een paar miljoen jaar. Ze zijn ook extreem scherp begrensd. Vergelijking met de oude opname uit 1995 laat op sommige plaatsen subtiele veranderingen zien. Zo is een straalstroom van materie, weggeblazen door een pasgeboren ster, op de nieuwe opname ca. 100 miljard kilometer langer dan op de oude foto.
\r\nHubble heeft ook een infraroodopname van hetzelfde gebied gemaakt, waarop het stof veel doorzichtiger is, zodat protosterren in de stofpilaren zichtbaar zijn. Beide opnamen zijn vandaag gepresenteerd op de 225ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, ter gelegenheid van het feit dat het dit jaar (op 24 april) vijfentwintig jaar geleden is dat Hubble werd gelanceerd. (GS)
Nieuwe waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijzen erop dat het superzware zwarte gat in de kern van een sterrenstelsel niet erg actief hoeft te zijn om de productie van nieuwe sterren stil te leggen.
Bekend was al dat de krachtige ‘jets’ (straalstromen) die door een superzwaar zwart gat worden geproduceerd zoveel gas uit een sterrenstelsel kunnen wegblazen, dat de vorming van nieuwe sterren wordt belemmerd. Maar waarnemingen van het stof en gas in het centrum van het stelsel NGC 1266 laten zien dat ook de minder krachtige jets van een relatief bescheiden zwart gat daartoe in staat zijn.
De jets van het centrale zwarte gat van NGC 1266 blijken zoveel turbulentie te veroorzaken in het omringende gas, dat dit nooit genoeg tot rust komt om tot sterren samen te trekken. De jets zijn niet krachtig genoeg om het gas zoveel snelheid te geven dat het uit het stelsel ontsnapt.
Het gebied dat met ALMA is bekeken bevat ongeveer 400 miljoen zonsmassa’s aan gas. Dat is honderd keer zoveel als in de grote moleculaire gaswolken in onze eigen Melkweg. Zonder turbulentie zou de stervorming in dit gebied vijftig keer sneller gaan dan nu het geval is. (EE)
Nieuwe waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijzen erop dat het superzware zwarte gat in de kern van een sterrenstelsel niet erg actief hoeft te zijn om de productie van nieuwe sterren stil te leggen.
Bekend was al dat de krachtige ‘jets’ (straalstromen) die door een superzwaar zwart gat worden geproduceerd zoveel gas uit een sterrenstelsel kunnen wegblazen, dat de vorming van nieuwe sterren wordt belemmerd. Maar waarnemingen van het stof en gas in het centrum van het stelsel NGC 1266 laten zien dat ook de minder krachtige jets van een relatief bescheiden zwart gat daartoe in staat zijn.
De jets van het centrale zwarte gat van NGC 1266 blijken zoveel turbulentie te veroorzaken in het omringende gas, dat dit nooit genoeg tot rust komt om tot sterren samen te trekken. De jets zijn niet krachtig genoeg om het gas zoveel snelheid te geven dat het uit het stelsel ontsnapt.
Het gebied dat met ALMA is bekeken bevat ongeveer 400 miljoen zonsmassa’s aan gas. Dat is honderd keer zoveel als in de grote moleculaire gaswolken in onze eigen Melkweg. Zonder turbulentie zou de stervorming in dit gebied vijftig keer sneller gaan dan nu het geval is. (EE)
Astronomen van drie Chinese instituten, onder wie de Nederlander Richard de Grijs, hebben ontdekt dat de sterren van de zware, relatief oude sterrenhoop NGC 1651 allemaal even oud zijn (Nature, 18 december). Dat is verrassend, omdat onderzoek van nog oudere sterrenhopen er juist op leek te wijzen dat de leeftijden van hun sterren enkele honderden miljoenen jaren kunnen verschillen.
Sterren beginnen hun bestaan als samentrekkende wolken van waterstofgas en stof. Zodra deze gaswolken compact en zwaar genoeg zijn, komen er fusiereacties in hun centrum op gang. Bij deze reacties komt de energie vrij die ervoor zorgt dat de ster gaat stralen. Miljarden jaren later, als hun voorraad waterstofgas opraakt, zwellen de sterren op en verandert hun temperatuur.
Eerdere waarnemingen van zware sterrenhopen hebben laten zien dat sterren die het einde van hun leven naderen relatief grote temperatuurverschillen vertonen. Hieruit werd afgeleid dat de leeftijden van hun sterren tot wel 300 miljoen jaar kunnen verschillen. Dat was verrassend, omdat aangenomen werd dat de vorming van een sterrenhoop hooguit tien miljoen jaar duurt.
Bij hun onderzoek van de twee miljard jaar oude sterrenhoop NGC 1651 hebben de astronomen niet alleen gekeken naar de temperatuur van sterren die bijna geen waterstof meer in hun kern hebben – zoals bij de eerdere waarnemingen, maar ook naar sterren die in een iets later evolutiestadium verkeren. Daarbij is vastgesteld dat de eerste groep sterren inderdaad flinke temperatuurverschillen vertoont, maar de tweede juist niet. Dat laatste wijst erop dat de sterren niet meer dan 80 miljoen jaar in leeftijd verschillen.
Volgens de onderzoekers zouden de grote temperatuursverschillen binnen de eerste groep wel eens het gevolg kunnen zijn van de rotatie van deze sterren. Twee even oude sterren met aanzienlijk verschillende rotatiesnelheden kunnen namelijk duidelijk verschillende temperaturen vertonen.
Anders gezegd: bij de leeftijdsbepaling van sterren in een sterrenhoop moet niet alleen naar de temperatuur van de sterren worden gekeken, maar ook naar de snelheid waarmee zij om hun as draaien. (EE)
Astronomen van drie Chinese instituten, onder wie de Nederlander Richard de Grijs, hebben ontdekt dat de sterren van de zware, relatief oude sterrenhoop NGC 1651 allemaal even oud zijn (Nature, 18 december). Dat is verrassend, omdat onderzoek van nog oudere sterrenhopen er juist op leek te wijzen dat de leeftijden van hun sterren enkele honderden miljoenen jaren kunnen verschillen.
Sterren beginnen hun bestaan als samentrekkende wolken van waterstofgas en stof. Zodra deze gaswolken compact en zwaar genoeg zijn, komen er fusiereacties in hun centrum op gang. Bij deze reacties komt de energie vrij die ervoor zorgt dat de ster gaat stralen. Miljarden jaren later, als hun voorraad waterstofgas opraakt, zwellen de sterren op en verandert hun temperatuur.
Eerdere waarnemingen van zware sterrenhopen hebben laten zien dat sterren die het einde van hun leven naderen relatief grote temperatuurverschillen vertonen. Hieruit werd afgeleid dat de leeftijden van hun sterren tot wel 300 miljoen jaar kunnen verschillen. Dat was verrassend, omdat aangenomen werd dat de vorming van een sterrenhoop hooguit tien miljoen jaar duurt.
Bij hun onderzoek van de twee miljard jaar oude sterrenhoop NGC 1651 hebben de astronomen niet alleen gekeken naar de temperatuur van sterren die bijna geen waterstof meer in hun kern hebben – zoals bij de eerdere waarnemingen, maar ook naar sterren die in een iets later evolutiestadium verkeren. Daarbij is vastgesteld dat de eerste groep sterren inderdaad flinke temperatuurverschillen vertoont, maar de tweede juist niet. Dat laatste wijst erop dat de sterren niet meer dan 80 miljoen jaar in leeftijd verschillen.
Volgens de onderzoekers zouden de grote temperatuursverschillen binnen de eerste groep wel eens het gevolg kunnen zijn van de rotatie van deze sterren. Twee even oude sterren met aanzienlijk verschillende rotatiesnelheden kunnen namelijk duidelijk verschillende temperaturen vertonen.
Anders gezegd: bij de leeftijdsbepaling van sterren in een sterrenhoop moet niet alleen naar de temperatuur van de sterren worden gekeken, maar ook naar de snelheid waarmee zij om hun as draaien. (EE)
Een nieuw, realistisch computermodel laat zien dat de activiteit van sterren – zoals supernova-explosies of zelfs maar het licht dat sterren uitzenden – een belangrijke rol speelt bij de vorming van nieuwe sterren. Het model verklaart waarom maar zo weinig van de beschikbare hoeveelheden gas in een sterrenstelsel in sterren wordt omgezet.
In de ruimte tussen de sterren bevinden zich enorme wolken van voornamelijk waterstofgas. Door samentrekking kunnen uit zulke wolken nieuwe sterren ontstaan. Maar, in strijd met de resultaten van veel computersimulaties, gebeurt dat lang niet altijd.
Op zoek naar een verklaring hebben astronomen in de VS en Canada een nieuw, fijnmazig computermodel voor de evolutie van sterrenstelsels ontwikkeld. In dat model wordt de invloed die reeds gevormde sterren op hun omgeving uitoefenen op realistische wijze nagebootst.
De nieuwe computersimulatie – Feedback in Realistic Environments (FIRE) – laat inderdaad zien dat slechts een paar procent van het beschikbare gas in sterren wordt omgezet. De met FIRE nagebootste sterrenstelsels vertonen een treffende overeenkomst met echte stelsels. (EE)
Een nieuw, realistisch computermodel laat zien dat de activiteit van sterren – zoals supernova-explosies of zelfs maar het licht dat sterren uitzenden – een belangrijke rol speelt bij de vorming van nieuwe sterren. Het model verklaart waarom maar zo weinig van de beschikbare hoeveelheden gas in een sterrenstelsel in sterren wordt omgezet.
In de ruimte tussen de sterren bevinden zich enorme wolken van voornamelijk waterstofgas. Door samentrekking kunnen uit zulke wolken nieuwe sterren ontstaan. Maar, in strijd met de resultaten van veel computersimulaties, gebeurt dat lang niet altijd.
Op zoek naar een verklaring hebben astronomen in de VS en Canada een nieuw, fijnmazig computermodel voor de evolutie van sterrenstelsels ontwikkeld. In dat model wordt de invloed die reeds gevormde sterren op hun omgeving uitoefenen op realistische wijze nagebootst.
De nieuwe computersimulatie – Feedback in Realistic Environments (FIRE) – laat inderdaad zien dat slechts een paar procent van het beschikbare gas in sterren wordt omgezet. De met FIRE nagebootste sterrenstelsels vertonen een treffende overeenkomst met echte stelsels. (EE)
Sterrenkundigen hebben voor het eerst een gedetailleerd beeld verkregen van de geboorte van een dubbelster. Onze eigen zon gaat alleen door het leven, maar de meeste sterren in het heelal maken deel uit van een dubbelstersysteem. Terwijl de geboorte van enkelvoudige sterren redelijk goed wordt begrepen, was niet bekend hoe dubbelsterren precies ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Met het internationale ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) zijn nu voor het eerst gedetailleerde waarnemingen verricht aan de directe omgeving van een dubbelster-in-wording.
\r\nEen team van voornamelijk Japanse astronomen deed met ALMA metingen aan de baby-dubbelster L1551 NE, op 460 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Stier. Voor het eerst is structuur ontdekt in de gas- en stofschijf rond de twee protosterren. In een artikel dat eind november in The Astrophysical Journal verscheen, laten de astronomen zien dat de waargenomen structuur goed te verklaren is met spiraalarmen die ontspringen aan beide sterren. In de ruimte tussen de spiraalarmen is sprake van een tragere rotatie van het gas, zodat materiaal daar naar de twee sterren toe kan vallen. (GS)
Sterrenkundigen hebben voor het eerst een gedetailleerd beeld verkregen van de geboorte van een dubbelster. Onze eigen zon gaat alleen door het leven, maar de meeste sterren in het heelal maken deel uit van een dubbelstersysteem. Terwijl de geboorte van enkelvoudige sterren redelijk goed wordt begrepen, was niet bekend hoe dubbelsterren precies ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Met het internationale ALMA-observatorium (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) zijn nu voor het eerst gedetailleerde waarnemingen verricht aan de directe omgeving van een dubbelster-in-wording.
\r\nEen team van voornamelijk Japanse astronomen deed met ALMA metingen aan de baby-dubbelster L1551 NE, op 460 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Stier. Voor het eerst is structuur ontdekt in de gas- en stofschijf rond de twee protosterren. In een artikel dat eind november in The Astrophysical Journal verscheen, laten de astronomen zien dat de waargenomen structuur goed te verklaren is met spiraalarmen die ontspringen aan beide sterren. In de ruimte tussen de spiraalarmen is sprake van een tragere rotatie van het gas, zodat materiaal daar naar de twee sterren toe kan vallen. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat het compacte sterrenstelsel SDSS J0905+57 enorme hoeveelheden waterstofgas wegblaast. Het gas wordt verdreven met snelheden van miljoenen kilometers per uur. Oorzaak: de hevige druk die wordt uitgeoefend door de straling van sterren die in hoog tempo in het centrum van het stelsel worden gevormd (Nature, 4 december).
De ‘gasuitstoot’, die ontdekt is met IRAM, een radiotelescoop in de Franse Alpen, heeft grote gevolgen voor de toekomst van het sterrenstelsel. Voor de vorming van nieuwe sterren is waterstof nodig. Door dit gas weg te blazen, graaft het stelsel dus zijn eigen graf.
Dat sterrenstelsels gas kwijtraken was al langer bekend. Maar dat betrof warm, geïoniseerd gas. Dat een betrekkelijk klein stelsel een miljard zonsmassa’s aan koud gas tienduizenden lichtjaren de ruimte in kan blazen is een nieuwe ontdekking. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat het compacte sterrenstelsel SDSS J0905+57 enorme hoeveelheden waterstofgas wegblaast. Het gas wordt verdreven met snelheden van miljoenen kilometers per uur. Oorzaak: de hevige druk die wordt uitgeoefend door de straling van sterren die in hoog tempo in het centrum van het stelsel worden gevormd (Nature, 4 december).
De ‘gasuitstoot’, die ontdekt is met IRAM, een radiotelescoop in de Franse Alpen, heeft grote gevolgen voor de toekomst van het sterrenstelsel. Voor de vorming van nieuwe sterren is waterstof nodig. Door dit gas weg te blazen, graaft het stelsel dus zijn eigen graf.
Dat sterrenstelsels gas kwijtraken was al langer bekend. Maar dat betrof warm, geïoniseerd gas. Dat een betrekkelijk klein stelsel een miljard zonsmassa’s aan koud gas tienduizenden lichtjaren de ruimte in kan blazen is een nieuwe ontdekking. (EE)
Twee Australische astronomen zijn erin geslaagd om de zwakke radiostraling te detecteren van atomair waterstofgas in sterrenstelsels op drie miljard lichtjaar van de aarde. Daarmee is het vorige afstandsrecord van 500 miljoen lichtjaar ruimschoots overtroffen (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Atomair waterstof is de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren. Bij hun onderzoek, dat gedaan is met de 305 meter grote Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico, hebben de astronomen het waterstofgehalte van bijna veertig sterrenstelsels gemeten. Daarbij is een populatie van relatief nabije sterrenstelsels ontdekt die enorme hoeveelheden atomair waterstofgas bevatten: 20 tot 80 miljard maal de massa van onze zon.
In het verleden, toen het heelal nog jong was, waren zulke gasrijke stelsels talrijk. Maar in het huidige heelal zijn ze schaars. Een sterrenstelsel als onze Melkweg bevat tien keer zo weinig atomair waterstofgas. (EE)
Twee Australische astronomen zijn erin geslaagd om de zwakke radiostraling te detecteren van atomair waterstofgas in sterrenstelsels op drie miljard lichtjaar van de aarde. Daarmee is het vorige afstandsrecord van 500 miljoen lichtjaar ruimschoots overtroffen (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Atomair waterstof is de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren. Bij hun onderzoek, dat gedaan is met de 305 meter grote Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico, hebben de astronomen het waterstofgehalte van bijna veertig sterrenstelsels gemeten. Daarbij is een populatie van relatief nabije sterrenstelsels ontdekt die enorme hoeveelheden atomair waterstofgas bevatten: 20 tot 80 miljard maal de massa van onze zon.
In het verleden, toen het heelal nog jong was, waren zulke gasrijke stelsels talrijk. Maar in het huidige heelal zijn ze schaars. Een sterrenstelsel als onze Melkweg bevat tien keer zo weinig atomair waterstofgas. (EE)
Dat de oranje ringen op deze foto langgerekte ellipsen zijn, komt doordat we er schuin op kijken. In werkelijkheid is de kosmische stofschijf volmaakt rond. Nog een geluk dat we hem niet precies van opzij zien – dan zouden al die heldere en donkere ringen niet zichtbaar zijn. Samen wekken ze de indruk van een groot hemels dartboard.
\r\nIn de roos, exact in het midden van het binnenste gele schijfje, zit een pasgeboren ster: HL Tauri. Hooguit één miljoen jaar oud is-ie. En onzichtbaar, want op de golflengte van 1,3 millimeter waarop deze opname is gemaakt, wordt de ster overstraald door de microgolfstraling van stofkorrels. En nee, het stof is niet geel of oranje – de kleuren zijn gebruikt om de intensiteit van de straling mee aan te geven. Hoe verder naar buiten, hoe lager de temperatuur en hoe minder stof.
\r\nDat HL Tauri door een stofschijf wordt omgeven was geen verrassing. Dat daar zo veel structuur in voorkomt wél. Die lege, donkere zones – een stuk of acht – worden gecreëerd door even zo veel zware planeten. Tenminste, dat is de standaardtheorie; de computersimulaties zien er net zo uit als deze ‘echte’ foto.
\r\nMaar gek is het wel. De schijf van HL Tauri is drie keer zo groot als ons eigen zonnestelsel. Hoe kunnen er in zo’n korte tijd op zulke grote afstanden zo veel zware planeten ontstaan? Of zouden de ringen ook op een andere manier gevormd kunnen worden? Behalve stof draait er enorm veel gas rond de ster; misschien is er sprake van stromingspatronen of dichtheidsgolven?
\r\nAls dát zo is, cirkelen er geen planeten in de lege zones, maar moeten ze nog ontstaan, en dan juist in de ringen, waar de stofdichtheid hoger is. Wie weet vertelt HL Tauri ons ook iets over het geboorteproces van ons eigen planetenstelsel.
\r\nDe ster staat op 450 lichtjaar afstand van de aarde. Zelfs de Hubble Space Telescope krijgt de stofschijf niet zo scherp in beeld. De opname is gemaakt met ALMA – een netwerk van 66 radioschotels, op 5000 meter hoogte in Noord-Chili. Een echte foto is het trouwens ook niet; het beeld is gereconstrueerd op basis van honderden interferentiepatronen.
\r\nDie reconstructie gaat nooit helemaal vlekkeloos. Linksboven het midden is een brede, donkere zone te zien, alsof het smalle ringetje daar niet helemaal doorloopt. Precies er tegenover, rechtsonder, lijkt de lege zone ook wat breder. Moeilijk voorstelbaar dat díe structuren echt zijn, in een continu ronddraaiende stofschijf. Onvolkomenheden in de beeldreconstructie waarschijnlijk, net als de radiale, ‘spaak’-achtige patronen linksonder.
\r\nVoor de heldere ringen en de donkere zones geldt dat in ieder geval zeker níet. Die zijn echt. En nooit eerder zo gedetailleerd in beeld gebracht. Je staat hier oog in oog met de geboorte van een ander zonnestelsel, hoe die geboorte zich ook precies voltrekt.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zware bevalling", "pk_id": 36803, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Dat de oranje ringen op deze foto langgerekte ellipsen zijn, komt doordat we er schuin op kijken. In werkelijkheid is de kosmische stofschijf volmaakt rond. Nog een geluk dat we hem niet precies van opzij zien – dan zouden al die heldere en donkere ringen niet zichtbaar zijn. Samen wekken ze de indruk van een groot hemels dartboard.
\r\nIn de roos, exact in het midden van het binnenste gele schijfje, zit een pasgeboren ster: HL Tauri. Hooguit één miljoen jaar oud is-ie. En onzichtbaar, want op de golflengte van 1,3 millimeter waarop deze opname is gemaakt, wordt de ster overstraald door de microgolfstraling van stofkorrels. En nee, het stof is niet geel of oranje – de kleuren zijn gebruikt om de intensiteit van de straling mee aan te geven. Hoe verder naar buiten, hoe lager de temperatuur en hoe minder stof.
\r\nDat HL Tauri door een stofschijf wordt omgeven was geen verrassing. Dat daar zo veel structuur in voorkomt wél. Die lege, donkere zones – een stuk of acht – worden gecreëerd door even zo veel zware planeten. Tenminste, dat is de standaardtheorie; de computersimulaties zien er net zo uit als deze ‘echte’ foto.
\r\nMaar gek is het wel. De schijf van HL Tauri is drie keer zo groot als ons eigen zonnestelsel. Hoe kunnen er in zo’n korte tijd op zulke grote afstanden zo veel zware planeten ontstaan? Of zouden de ringen ook op een andere manier gevormd kunnen worden? Behalve stof draait er enorm veel gas rond de ster; misschien is er sprake van stromingspatronen of dichtheidsgolven?
\r\nAls dát zo is, cirkelen er geen planeten in de lege zones, maar moeten ze nog ontstaan, en dan juist in de ringen, waar de stofdichtheid hoger is. Wie weet vertelt HL Tauri ons ook iets over het geboorteproces van ons eigen planetenstelsel.
\r\nDe ster staat op 450 lichtjaar afstand van de aarde. Zelfs de Hubble Space Telescope krijgt de stofschijf niet zo scherp in beeld. De opname is gemaakt met ALMA – een netwerk van 66 radioschotels, op 5000 meter hoogte in Noord-Chili. Een echte foto is het trouwens ook niet; het beeld is gereconstrueerd op basis van honderden interferentiepatronen.
\r\nDie reconstructie gaat nooit helemaal vlekkeloos. Linksboven het midden is een brede, donkere zone te zien, alsof het smalle ringetje daar niet helemaal doorloopt. Precies er tegenover, rechtsonder, lijkt de lege zone ook wat breder. Moeilijk voorstelbaar dat díe structuren echt zijn, in een continu ronddraaiende stofschijf. Onvolkomenheden in de beeldreconstructie waarschijnlijk, net als de radiale, ‘spaak’-achtige patronen linksonder.
\r\nVoor de heldere ringen en de donkere zones geldt dat in ieder geval zeker níet. Die zijn echt. En nooit eerder zo gedetailleerd in beeld gebracht. Je staat hier oog in oog met de geboorte van een ander zonnestelsel, hoe die geboorte zich ook precies voltrekt.
", "slug": "zware-bevalling", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2014, 11, 15, 12, 33, 27], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2014-11-15 12:33:27", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Zware bevalling"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sterfabrieken-graven-hun-eigen-graf/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben, met behulp van de ruimtetelescopen Hubble en Chandra, jonge, zware sterrenstelsels ontdekt die in zo'n hoog tempo nieuwe sterren produceren, dat ze hun eigen graf graven. De stortvloed aan nieuwe sterren produceert zo'n hevige 'wind' dat het gas waaruit toekomstige sterren zouden kunnen ontstaan uit de stelsels weggeblazen wordt.
Eerdere waarnemingen hadden al laten zien dat zulke sterrenstelsels gas met snelheden van enkele miljoenen kilometers per uur de ruimte in blazen. Vermoed werd dat de superzware zwarte gaten in de kernen van deze stelsels verantwoordelijk waren voor deze gasuitstroom.
Maar een analyse van twaalf botsende sterrenstelsels waarbij het einde van de actieve stervormingsfase nadert, heeft nu laten zien dat het de sterren zelf zijn die hun stelsels laten uitdoven. Dat gebeurde toen het heelal ongeveer de helft van zijn huidige leeftijd van 13,7 miljard jaar had bereikt.
De onderzochte sterrenstelsels bevatten evenveel massa als onze Melkweg, maar pakken deze samen in een veel kleiner gebied. De kleinste stelsels in het onderzoek zijn maar ongeveer 650 lichtjaar groot. (Ter vergelijking: de diameter van de Melkweg bedraagt 100.000 tot 120.000 lichtjaar.)
In dat relatief kleine stukje ruimte produceren de stelsels een paar honderd 'zonnen' per jaar (de Melkweg maar één). Zo'n snelle productie van nieuwe sterren ontstaat waarschijnlijk wanneer twee gasrijke sterrenstelsels met elkaar in botsing komen. Dat leidt ertoe dat er veel gas naar het centrum van de samensmeltende stelsels stroomt, waardoor ter plaatse gemakkelijk nieuwe sterren kunnen ontstaan.
De combinatie van de hevige deeltjeswinden van zware, kortlevende sterren en de daaropvolgende supernova-explosies zorgt ervoor dat het resterende gas uit de stelsels wordt verdreven. Daardoor komt er binnen enkele tientallen miljoenen jaren een einde aan de stellaire geboortegolf. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de ruimtetelescopen Hubble en Chandra, jonge, zware sterrenstelsels ontdekt die in zo'n hoog tempo nieuwe sterren produceren, dat ze hun eigen graf graven. De stortvloed aan nieuwe sterren produceert zo'n hevige 'wind' dat het gas waaruit toekomstige sterren zouden kunnen ontstaan uit de stelsels weggeblazen wordt.
Eerdere waarnemingen hadden al laten zien dat zulke sterrenstelsels gas met snelheden van enkele miljoenen kilometers per uur de ruimte in blazen. Vermoed werd dat de superzware zwarte gaten in de kernen van deze stelsels verantwoordelijk waren voor deze gasuitstroom.
Maar een analyse van twaalf botsende sterrenstelsels waarbij het einde van de actieve stervormingsfase nadert, heeft nu laten zien dat het de sterren zelf zijn die hun stelsels laten uitdoven. Dat gebeurde toen het heelal ongeveer de helft van zijn huidige leeftijd van 13,7 miljard jaar had bereikt.
De onderzochte sterrenstelsels bevatten evenveel massa als onze Melkweg, maar pakken deze samen in een veel kleiner gebied. De kleinste stelsels in het onderzoek zijn maar ongeveer 650 lichtjaar groot. (Ter vergelijking: de diameter van de Melkweg bedraagt 100.000 tot 120.000 lichtjaar.)
In dat relatief kleine stukje ruimte produceren de stelsels een paar honderd 'zonnen' per jaar (de Melkweg maar één). Zo'n snelle productie van nieuwe sterren ontstaat waarschijnlijk wanneer twee gasrijke sterrenstelsels met elkaar in botsing komen. Dat leidt ertoe dat er veel gas naar het centrum van de samensmeltende stelsels stroomt, waardoor ter plaatse gemakkelijk nieuwe sterren kunnen ontstaan.
De combinatie van de hevige deeltjeswinden van zware, kortlevende sterren en de daaropvolgende supernova-explosies zorgt ervoor dat het resterende gas uit de stelsels wordt verdreven. Daardoor komt er binnen enkele tientallen miljoenen jaren een einde aan de stellaire geboortegolf. (EE)
Voor het eerst is een wetenschappelijk artikel gebaseerd op waarnemingen die verricht zijn met de nieuwe Large Millimeter Telescope Alfonso Serrano (LMT) op de 4600 meter hoge bergtop Sierra Negra in Centraal-Mexico. Het gaat om metingen van de millimeterstraling van ver verwijderde sterrenstelsels. Uit die waarnemingen kan afgeleid worden hoeveel koud moleculair gas er in die stelsels voorkomt - een maat voor het aantal sterren dat er in de stelsels kan ontstaan. De resultaten zijn online gepubliceerd en verschijnen op 10 december in The Astrophysical Journal.
\r\nDe LMT is een grote radioschotel die uiteindelijk een middellijn van 50 meter moet krijgen. Momenteel kunnen waarnemingen verricht worden met een antenne die 32,5 meter in middellijn is.
\r\nDe verre sterrenstelsels bevatten ook veel stof, dat infraroodstraling uitzendt doordat het van binnenuit wordt opgewarmd - hetzij door geboortegolven van nieuwe sterren, hetzij door energie afkomstig uit de kern van het stelsel, waarin zich dan een actief zwart gat zou bevinden.
\r\nAstronomen van de Universiteit van Massachusetts in Amherst hebben een methode ontwikkeld om de bijdrage van een zogeheten active galactic nucleus (AGN) aan de opwarming van het stof te bepalen, door zorgvuldig de spectrale energieverdeling van de infraroodstraling te analyseren. Op die manier kan achterhaald worden wat de bijdrage van pasgeboren sterren is aan de stofopwarming. Uit de nieuwe resultaten blijkt dat er een vaste relatie lijkt te bestaan tussen de hoeveelheden moleculair gas in een sterrenstelsel en de opwarming van stof door jonge sterren.
\r\nOp basis van die relatie kan de hoeveelheid gas in een stelsel indirect afgeleid worden uit de infraroodstraling van het stof, die veel eenvoudiger te meten is. (GS)
Voor het eerst is een wetenschappelijk artikel gebaseerd op waarnemingen die verricht zijn met de nieuwe Large Millimeter Telescope Alfonso Serrano (LMT) op de 4600 meter hoge bergtop Sierra Negra in Centraal-Mexico. Het gaat om metingen van de millimeterstraling van ver verwijderde sterrenstelsels. Uit die waarnemingen kan afgeleid worden hoeveel koud moleculair gas er in die stelsels voorkomt - een maat voor het aantal sterren dat er in de stelsels kan ontstaan. De resultaten zijn online gepubliceerd en verschijnen op 10 december in The Astrophysical Journal.
\r\nDe LMT is een grote radioschotel die uiteindelijk een middellijn van 50 meter moet krijgen. Momenteel kunnen waarnemingen verricht worden met een antenne die 32,5 meter in middellijn is.
\r\nDe verre sterrenstelsels bevatten ook veel stof, dat infraroodstraling uitzendt doordat het van binnenuit wordt opgewarmd - hetzij door geboortegolven van nieuwe sterren, hetzij door energie afkomstig uit de kern van het stelsel, waarin zich dan een actief zwart gat zou bevinden.
\r\nAstronomen van de Universiteit van Massachusetts in Amherst hebben een methode ontwikkeld om de bijdrage van een zogeheten active galactic nucleus (AGN) aan de opwarming van het stof te bepalen, door zorgvuldig de spectrale energieverdeling van de infraroodstraling te analyseren. Op die manier kan achterhaald worden wat de bijdrage van pasgeboren sterren is aan de stofopwarming. Uit de nieuwe resultaten blijkt dat er een vaste relatie lijkt te bestaan tussen de hoeveelheden moleculair gas in een sterrenstelsel en de opwarming van stof door jonge sterren.
\r\nOp basis van die relatie kan de hoeveelheid gas in een stelsel indirect afgeleid worden uit de infraroodstraling van het stof, die veel eenvoudiger te meten is. (GS)
Turbulentie in ijl gas belemmert het ontstaan van nieuwe sterren. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met NASA's Chandra X-ray Observatory dat vandaag gepubliceerd is in de online editie van Nature.
\r\nChandra registreert de energierijke röntgenstraling van het hete, ijle gas in clusters van sterrenstelsels. Normaalgesproken zou je verwachten dat het gas in de loop van de tijd afkoelt, vervolgens onder invloed van de zwaartekracht in de afzonderlijke sterrenstelsels valt, en daar aanleiding geeft tot de geboorte van grote aantallen nieuwe sterren. In werkelijkheid blijkt die stervorming echter niet in de verwachte mate op gang te komen, doordat het clustergas een veel te hoge temperatuur behoudt.
\r\nEerder was al aangetoond dat dat op de een of andere manier veroorzaakt wordt door de invloed van superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels, die bundels van straling en elektrisch geladen deeltjes de ruimte in blazen. De nieuwe Chandra-waarnemingen laten nu zien dat daarbij ook op grote schaal turbulente bewegingen in het gas optreden. Die turbulentie dumpt zoveel energie in het ijle gas dat het niet voldoende kan afkoelen om op termijn tot de vorming van veel nieuwe sterren te leiden. De conclusies zijn gebaseerd op röntgenwaarnemingen aan de Perseus- en de Virgo-cluster, waarin golfachtige patronen zijn ontdekt die het resultaat zijn van grootschalige turbulentie. (GS)
Turbulentie in ijl gas belemmert het ontstaan van nieuwe sterren. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met NASA's Chandra X-ray Observatory dat vandaag gepubliceerd is in de online editie van Nature.
\r\nChandra registreert de energierijke röntgenstraling van het hete, ijle gas in clusters van sterrenstelsels. Normaalgesproken zou je verwachten dat het gas in de loop van de tijd afkoelt, vervolgens onder invloed van de zwaartekracht in de afzonderlijke sterrenstelsels valt, en daar aanleiding geeft tot de geboorte van grote aantallen nieuwe sterren. In werkelijkheid blijkt die stervorming echter niet in de verwachte mate op gang te komen, doordat het clustergas een veel te hoge temperatuur behoudt.
\r\nEerder was al aangetoond dat dat op de een of andere manier veroorzaakt wordt door de invloed van superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels, die bundels van straling en elektrisch geladen deeltjes de ruimte in blazen. De nieuwe Chandra-waarnemingen laten nu zien dat daarbij ook op grote schaal turbulente bewegingen in het gas optreden. Die turbulentie dumpt zoveel energie in het ijle gas dat het niet voldoende kan afkoelen om op termijn tot de vorming van veel nieuwe sterren te leiden. De conclusies zijn gebaseerd op röntgenwaarnemingen aan de Perseus- en de Virgo-cluster, waarin golfachtige patronen zijn ontdekt die het resultaat zijn van grootschalige turbulentie. (GS)
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Woojin Kwon van SRON Groningen, is er voor het eerst in geslaagd om het magnetisch veld in de gas- en stofschijf rond een jonge ster in beeld te brengen. De vorm van het veld was een grote verrassing. De ontdekking lijkt erop te duiden dat magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de vorming van planetenstelsels als het onze, en dat dit proces ingewikkelder is dan tot nu toe werd aangenomen (Nature, 23 oktober).
Sterren vormen zich in de koude en dichte kernen van moleculaire wolken. Als de kern ineenstort tot een nieuwe jonge ster (een protoster) vormt zich een schijf van gas en stof rond de ster. Uit deze ‘accretieschijf’ vormen zich uiteindelijk planeten. Maar in de vroege stadia zorgt de accretieschijf ervoor dat de ster massa kan opnemen. Sterrenkundigen nemen aan dat deze ‘accretie’ wordt gereguleerd door magnetische velden.
In de huidige theorieën kunnen deze magnetisch velden verschillende vormen aannemen: toroïdaal (circulaire velden in de disk) of poloïdaal (velden die worden opgewekt aan de polen van de protoster). Sterrenkundigen konden deze aanname ondanks talloze waarnemingen echter niet bevestigen.
De sterrenkundigen deden daarom nieuwe waarnemingen met de Combined Array for Research in Millimeter-wave Astronomy (CARMA) in California (VS). Ze probeerden de vorm te bepalen van magnetische velden in de accretieschijf van de ster HL Tau, behorend tot een klasse van heel jonge sterren die zich nog in de fase van ineenstorting bevinden (T Tauri-sterren). HL Tau staat 450 lichtjaar van de aarde.
Met CARMA is het inderdaad gelukt het magnetische veld van deze ster in beeld te brengen. Het gevonden veld is duidelijk meer toroïdaal dan poloïdaal, maar verrassend genoeg is het eigenlijk geen van beide. En dat past niet in de theoretisch modellen tot nu toe zijn gehanteerd.
Een internationaal team van sterrenkundigen, onder wie Woojin Kwon van SRON Groningen, is er voor het eerst in geslaagd om het magnetisch veld in de gas- en stofschijf rond een jonge ster in beeld te brengen. De vorm van het veld was een grote verrassing. De ontdekking lijkt erop te duiden dat magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de vorming van planetenstelsels als het onze, en dat dit proces ingewikkelder is dan tot nu toe werd aangenomen (Nature, 23 oktober).
Sterren vormen zich in de koude en dichte kernen van moleculaire wolken. Als de kern ineenstort tot een nieuwe jonge ster (een protoster) vormt zich een schijf van gas en stof rond de ster. Uit deze ‘accretieschijf’ vormen zich uiteindelijk planeten. Maar in de vroege stadia zorgt de accretieschijf ervoor dat de ster massa kan opnemen. Sterrenkundigen nemen aan dat deze ‘accretie’ wordt gereguleerd door magnetische velden.
In de huidige theorieën kunnen deze magnetisch velden verschillende vormen aannemen: toroïdaal (circulaire velden in de disk) of poloïdaal (velden die worden opgewekt aan de polen van de protoster). Sterrenkundigen konden deze aanname ondanks talloze waarnemingen echter niet bevestigen.
De sterrenkundigen deden daarom nieuwe waarnemingen met de Combined Array for Research in Millimeter-wave Astronomy (CARMA) in California (VS). Ze probeerden de vorm te bepalen van magnetische velden in de accretieschijf van de ster HL Tau, behorend tot een klasse van heel jonge sterren die zich nog in de fase van ineenstorting bevinden (T Tauri-sterren). HL Tau staat 450 lichtjaar van de aarde.
Met CARMA is het inderdaad gelukt het magnetische veld van deze ster in beeld te brengen. Het gevonden veld is duidelijk meer toroïdaal dan poloïdaal, maar verrassend genoeg is het eigenlijk geen van beide. En dat past niet in de theoretisch modellen tot nu toe zijn gehanteerd.
Sterrenkundigen hebben ontdekt hoe superzware zwarte gaten in de kernen van grote elliptische sterrenstelsels een effectieve rem kunnen zetten op de vorming van nieuwe sterren in die stelsels. Normaalgesproken kan een sterrenstelsel heet gas uit zijn omgeving aantrekken. Dat gas koelt vervolgens af, waarna er onder invloed van de zwaartekracht dichtheidsconcentraties in kunnen ontstaan waaruit nieuwe sterren worden geboren. In veel grote elliptische stelsels blijkt het interstellaire gas echter een zeer hoge temperatuur te hebben (zo hoog dat er röntgenstraling wordt uitgezonden), waardoor de vorming van nieuwe sterren tot stilstand komt.
\r\nUit metingen die verricht zijn met verschillende radio- en submillimetertelescopen op aarde en door de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel blijkt nu dat de hoge temperatuur van het gas veroorzaakt wordt door straalstromen van energierijke elektrisch geladen deeltjes die radiostraling produceren. De straalstromen worden vanuit de directe omgeving van het superzware zwarte gat in twee tegenovergestelde richtingen de ruimte in geblazen. De resultaten zijn gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Sterrenkundigen hebben ontdekt hoe superzware zwarte gaten in de kernen van grote elliptische sterrenstelsels een effectieve rem kunnen zetten op de vorming van nieuwe sterren in die stelsels. Normaalgesproken kan een sterrenstelsel heet gas uit zijn omgeving aantrekken. Dat gas koelt vervolgens af, waarna er onder invloed van de zwaartekracht dichtheidsconcentraties in kunnen ontstaan waaruit nieuwe sterren worden geboren. In veel grote elliptische stelsels blijkt het interstellaire gas echter een zeer hoge temperatuur te hebben (zo hoog dat er röntgenstraling wordt uitgezonden), waardoor de vorming van nieuwe sterren tot stilstand komt.
\r\nUit metingen die verricht zijn met verschillende radio- en submillimetertelescopen op aarde en door de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel blijkt nu dat de hoge temperatuur van het gas veroorzaakt wordt door straalstromen van energierijke elektrisch geladen deeltjes die radiostraling produceren. De straalstromen worden vanuit de directe omgeving van het superzware zwarte gat in twee tegenovergestelde richtingen de ruimte in geblazen. De resultaten zijn gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft twee nabije sterrenstelsels onderzocht die weinig elementen zwaarder dan helium bevatten. Uit het onderzoek blijkt dat de stervorming in de twee stelsels heel traag verloopt (Nature, 16 oktober).
De twee traag groeiende sterrenstelsels, Sextans A en ESO 146-G14, bevinden zich respectievelijk op ongeveer 4,5 miljoen en 70 miljoen lichtjaar van de aarde.
Uit waarnemingen met de infraroodsatelliet Herschel en enkele radiotelescopen blijkt dat de twee stelsels behoorlijke hoeveelheden gas bevatten – de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren. Maar gegevens van twee andere satellieten, Spitzer en Galex, laten zien dat de stervorming desondanks tien keer zo langzaam verloopt als in ‘normale’ sterrenstelsels.
Heel erg verrassend is die ontdekking eigenlijk niet. De geboorte van een ster begint namelijk met een gaswolk die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Tijdens dat proces wordt het gas heet, wat verdere samentrekking tegengaat. Zware elementen zorgen ervoor dat de overtollige warmte van een samentrekkende gaswolk zo snel wordt uitgestraald, dat de samentrekking kan uitmonden in de geboorte van een nieuwe ster.
Omdat de twee nabije sterrenstelsels qua chemische samenstelling veel overeenkomsten vertonen met de eerste sterrenstelsels in het heelal, kan hieruit worden geconcludeerd dat de stervorming in het vroege heelal een moeizaam proces moet zijn geweest. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft twee nabije sterrenstelsels onderzocht die weinig elementen zwaarder dan helium bevatten. Uit het onderzoek blijkt dat de stervorming in de twee stelsels heel traag verloopt (Nature, 16 oktober).
De twee traag groeiende sterrenstelsels, Sextans A en ESO 146-G14, bevinden zich respectievelijk op ongeveer 4,5 miljoen en 70 miljoen lichtjaar van de aarde.
Uit waarnemingen met de infraroodsatelliet Herschel en enkele radiotelescopen blijkt dat de twee stelsels behoorlijke hoeveelheden gas bevatten – de grondstof voor de vorming van nieuwe sterren. Maar gegevens van twee andere satellieten, Spitzer en Galex, laten zien dat de stervorming desondanks tien keer zo langzaam verloopt als in ‘normale’ sterrenstelsels.
Heel erg verrassend is die ontdekking eigenlijk niet. De geboorte van een ster begint namelijk met een gaswolk die onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Tijdens dat proces wordt het gas heet, wat verdere samentrekking tegengaat. Zware elementen zorgen ervoor dat de overtollige warmte van een samentrekkende gaswolk zo snel wordt uitgestraald, dat de samentrekking kan uitmonden in de geboorte van een nieuwe ster.
Omdat de twee nabije sterrenstelsels qua chemische samenstelling veel overeenkomsten vertonen met de eerste sterrenstelsels in het heelal, kan hieruit worden geconcludeerd dat de stervorming in het vroege heelal een moeizaam proces moet zijn geweest. (EE)
Astronomen hebben een enorme cluster van sterrenstelsels op meer dan tien miljard lichtjaar van de aarde onderzocht. Daarbij is ontdekt dat de stervorming in deze verre cluster, die nog in 'aanbouw' is, op onverwachte plaatsen optreedt.
Clusters zijn de grootste objecten in het heelal die door de zwaartekracht bijeengehouden worden, maar hun vorming wordt niet goed begrepen. Een ver voorbeeld van zo'n cluster is de samenscholing van sterrenstelsels rond het zogeheten Spinnenwebstelsel.
De Spinnenwebcluster wordt al meer dan twintig jaar met 'gewone' telescopen onderzocht. Maar nu is hij voor het eerst ook uitgebreid bekeken met APEX: een telescoop in het noorden van Chili die gevoelig is voor (sub)millimeterstraling. Anders dan zichtbaar licht laat deze straling zich niet tegenhouden door de dichte stofwolken waar de stervormingsgebieden in jonge sterrenstelsels vaak achter schuilgaan.
Met APEX zijn tal van stervormingsgebieden in de Spinnenwebcluster ontdekt. Verwacht werd dat deze stervorming vooral zou plaatsvinden in de lange filamenten van gas die de afzonderlijke sterrenstelsels met elkaar verbinden. Maar verrassend genoeg bleek die stervorming vooral op één plek geconcentreerd te zijn, en dat gebied is niet eens gecentreerd rond het Spinnenwebstelsel, die in het hart van de cluster-in-wording staat.
Om dit mysterie te kunnen oplossen, zijn meer waarnemingen nodig. De astronomen zijn dan ook van plan om ook de veel grotere (sub)millimetertelescoop ALMA op de Spinnenwebcluster te richten. (EE)
Astronomen hebben een enorme cluster van sterrenstelsels op meer dan tien miljard lichtjaar van de aarde onderzocht. Daarbij is ontdekt dat de stervorming in deze verre cluster, die nog in 'aanbouw' is, op onverwachte plaatsen optreedt.
Clusters zijn de grootste objecten in het heelal die door de zwaartekracht bijeengehouden worden, maar hun vorming wordt niet goed begrepen. Een ver voorbeeld van zo'n cluster is de samenscholing van sterrenstelsels rond het zogeheten Spinnenwebstelsel.
De Spinnenwebcluster wordt al meer dan twintig jaar met 'gewone' telescopen onderzocht. Maar nu is hij voor het eerst ook uitgebreid bekeken met APEX: een telescoop in het noorden van Chili die gevoelig is voor (sub)millimeterstraling. Anders dan zichtbaar licht laat deze straling zich niet tegenhouden door de dichte stofwolken waar de stervormingsgebieden in jonge sterrenstelsels vaak achter schuilgaan.
Met APEX zijn tal van stervormingsgebieden in de Spinnenwebcluster ontdekt. Verwacht werd dat deze stervorming vooral zou plaatsvinden in de lange filamenten van gas die de afzonderlijke sterrenstelsels met elkaar verbinden. Maar verrassend genoeg bleek die stervorming vooral op één plek geconcentreerd te zijn, en dat gebied is niet eens gecentreerd rond het Spinnenwebstelsel, die in het hart van de cluster-in-wording staat.
Om dit mysterie te kunnen oplossen, zijn meer waarnemingen nodig. De astronomen zijn dan ook van plan om ook de veel grotere (sub)millimetertelescoop ALMA op de Spinnenwebcluster te richten. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft een sterrenstelsel opgespoord dat in een uitzonderlijk hoog tempo nieuwe sterren produceert. Het stelsel, dat ongeveer drie miljard lichtjaar van ons verwijderd is, vertoont veel van de eigenschappen die nodig waren om het heelal na de oerknal transparant te maken (Science Express, 9 oktober).
Een paar honderdduizend jaar na de oerknal was het heelal zo ver afgekoeld dat protonen en elektronen zich konden samenvoegen tot neutraal waterstofgas. Dat gas absorbeerde de straling van de eerste sterren, waardoor het in feite volkomen donker was in het heelal. Pas toen na ongeveer een miljard jaar de ultraviolette straling van de sterren de waterstof weer had geïoniseerd, kreeg het licht van sterren en sterrenstelsels vrij spel.
Wat zich precies heeft afgespeeld aan het einde van het ‘donkere tijdperk’ zal wel altijd onduidelijk blijven. Maar de ontdekking van sterrenstelsels als J0921+4509 kan wel een tipje van de sluier helpen oplichten.
Waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop laten zien dat de stervormingsgebieden in J0921+4509 zijn gehuld in dichte wolken van neutraal waterstofgas. Maar via gaten in dat gas, waarschijnlijk veroorzaakt door de hevige sterwinden, lekt toch bijna een kwart van de ultraviolette straling van de pas gevormde jonge sterren naar buiten.
De omstandigheden in en rond J0921+4509 lijken dus vergelijkbaar met die aan het einde van het kosmische donkere tijdperk. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft een sterrenstelsel opgespoord dat in een uitzonderlijk hoog tempo nieuwe sterren produceert. Het stelsel, dat ongeveer drie miljard lichtjaar van ons verwijderd is, vertoont veel van de eigenschappen die nodig waren om het heelal na de oerknal transparant te maken (Science Express, 9 oktober).
Een paar honderdduizend jaar na de oerknal was het heelal zo ver afgekoeld dat protonen en elektronen zich konden samenvoegen tot neutraal waterstofgas. Dat gas absorbeerde de straling van de eerste sterren, waardoor het in feite volkomen donker was in het heelal. Pas toen na ongeveer een miljard jaar de ultraviolette straling van de sterren de waterstof weer had geïoniseerd, kreeg het licht van sterren en sterrenstelsels vrij spel.
Wat zich precies heeft afgespeeld aan het einde van het ‘donkere tijdperk’ zal wel altijd onduidelijk blijven. Maar de ontdekking van sterrenstelsels als J0921+4509 kan wel een tipje van de sluier helpen oplichten.
Waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop laten zien dat de stervormingsgebieden in J0921+4509 zijn gehuld in dichte wolken van neutraal waterstofgas. Maar via gaten in dat gas, waarschijnlijk veroorzaakt door de hevige sterwinden, lekt toch bijna een kwart van de ultraviolette straling van de pas gevormde jonge sterren naar buiten.
De omstandigheden in en rond J0921+4509 lijken dus vergelijkbaar met die aan het einde van het kosmische donkere tijdperk. (EE)
In Sagittarius B2, een omvangrijk stervormingsgebied nabij het centrum van onze Melkweg, is de organische verbinding isopropylcyanide gedetecteerd. Het molecuul – het grootste dat tot nu toe in een stervormingsgebied is aangetroffen – is opgespoord met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili (Science, 26 september).
Isopropylcyanide is een naaste verwante van het al eerder ontdekte n-propylcyanide. Beide moleculen bestaan uit vier koolstofatomen, zeven waterstofatomen en één stikstofatoom. Het verschil tussen de twee is dat isopropylcyanide geen lineair molecuul is, maar een zijtak vertoont.
Door die vertakte vorm vertoont isopropylcyanide van alle moleculen die in de interstellaire ruimte zijn opgespoord nog de meeste overeenkomst met de complexe organische moleculen die in meteorieten zijn aangetroffen. Bij deze laatste gaat het bijvoorbeeld om aminozuren (de bouwstenen van eiwitten).
Modelberekeningen laten zien dat moleculen als deze in of op de ijskorstjes rond interstellaire stofdeeltjes kunnen worden gevormd. Vermoed wordt dat ook aminozuren op deze manier ontstaan. (EE)
In Sagittarius B2, een omvangrijk stervormingsgebied nabij het centrum van onze Melkweg, is de organische verbinding isopropylcyanide gedetecteerd. Het molecuul – het grootste dat tot nu toe in een stervormingsgebied is aangetroffen – is opgespoord met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili (Science, 26 september).
Isopropylcyanide is een naaste verwante van het al eerder ontdekte n-propylcyanide. Beide moleculen bestaan uit vier koolstofatomen, zeven waterstofatomen en één stikstofatoom. Het verschil tussen de twee is dat isopropylcyanide geen lineair molecuul is, maar een zijtak vertoont.
Door die vertakte vorm vertoont isopropylcyanide van alle moleculen die in de interstellaire ruimte zijn opgespoord nog de meeste overeenkomst met de complexe organische moleculen die in meteorieten zijn aangetroffen. Bij deze laatste gaat het bijvoorbeeld om aminozuren (de bouwstenen van eiwitten).
Modelberekeningen laten zien dat moleculen als deze in of op de ijskorstjes rond interstellaire stofdeeltjes kunnen worden gevormd. Vermoed wordt dat ook aminozuren op deze manier ontstaan. (EE)
De grote chemische overeenkomsten tussen de sterren van dezelfde sterrenhoop is het gevolg van turbulente mengprocessen in de gaswolk waaruit zij zijn ontstaan. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn uitgevoerd door Amerikaanse astronomen. De resultaten laten zien dat zelfs de sterren van sterrenhopen die kort na hun ontstaan ‘uiteendrijven’ dezelfde chemische vingerafdruk zullen vertonen (Nature, 31 augustus).
Bij de computersimulaties lieten de astronomen twee stromen van interstellair gas van verschillende chemische samenstelling met elkaar in botsing komen. De daaruit voortkomende gaswolk stort in de loop van een paar miljoen jaar in onder zijn eigen zwaartekracht, waardoor een sterrenhoop ontstaat.
Tot verrassing van de astronomen vermengden de beide gasstromen zich razendsnel. Hierdoor had de uiteindelijke wolk al voordat hij goed en wel tot sterren begon samen te trekken een uniforme samenstelling.
Dit betekent dat de chemische vingerafdrukken van sterren kunnen worden gebruikt om de sterren van een uiteengedreven sterrenhoop op te sporen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor onze zon en haar zusjes, die waarschijnlijk al na een paar miljoen jaar na hun geboorte uit elkaar gingen. (EE)
De grote chemische overeenkomsten tussen de sterren van dezelfde sterrenhoop is het gevolg van turbulente mengprocessen in de gaswolk waaruit zij zijn ontstaan. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn uitgevoerd door Amerikaanse astronomen. De resultaten laten zien dat zelfs de sterren van sterrenhopen die kort na hun ontstaan ‘uiteendrijven’ dezelfde chemische vingerafdruk zullen vertonen (Nature, 31 augustus).
Bij de computersimulaties lieten de astronomen twee stromen van interstellair gas van verschillende chemische samenstelling met elkaar in botsing komen. De daaruit voortkomende gaswolk stort in de loop van een paar miljoen jaar in onder zijn eigen zwaartekracht, waardoor een sterrenhoop ontstaat.
Tot verrassing van de astronomen vermengden de beide gasstromen zich razendsnel. Hierdoor had de uiteindelijke wolk al voordat hij goed en wel tot sterren begon samen te trekken een uniforme samenstelling.
Dit betekent dat de chemische vingerafdrukken van sterren kunnen worden gebruikt om de sterren van een uiteengedreven sterrenhoop op te sporen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor onze zon en haar zusjes, die waarschijnlijk al na een paar miljoen jaar na hun geboorte uit elkaar gingen. (EE)
Rotsachtige planeten zoals de aarde ontstaan door het samenklonteren van deeltjes kleiner dan zandkorreltjes. Dat is althans de theorie. Waarnemingen met de Green Bank-radiotelescoop hebben nu echter laten zien dat filamenten van gas in de omgeving van de bekende Orionnevel veel deeltjes bevatten die honderd tot duizend keer groter zijn. Astronomen denken dat deze linten van grof rotsachtig materiaal wel eens een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de vorming van planeten.
\r\nDe filamenten zijn aangetroffen in het noordelijke deel van het grote stervormingsgebied op ongeveer 1500 lichtjaar van de aarde, waar de Orionnevel deel van uitmaakt. Ze vertonen talrijke verdichtingen, waar gas en stof op het punt staan om tot sterren samen te trekken. Aangenomen wordt dat dit gebied binnen een miljoen jaar in een nieuwe sterrenhoop zal zijn veranderd. De filamenten zijn ruwweg tien lichtjaar lang.
\r\nDe deeltjes in de filamenten zijn niet veel groter dan een centimeter, maar dat is ongelooflijk groot voor zo’n jong stervormingsgebied. Onduidelijk is nog of de kiezelgrote deeltjes in de filamenten zelf zijn ontstaan of dat ze elders in de interstellaire ruimte zijn gevormd. (EE)
Rotsachtige planeten zoals de aarde ontstaan door het samenklonteren van deeltjes kleiner dan zandkorreltjes. Dat is althans de theorie. Waarnemingen met de Green Bank-radiotelescoop hebben nu echter laten zien dat filamenten van gas in de omgeving van de bekende Orionnevel veel deeltjes bevatten die honderd tot duizend keer groter zijn. Astronomen denken dat deze linten van grof rotsachtig materiaal wel eens een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de vorming van planeten.
\r\nDe filamenten zijn aangetroffen in het noordelijke deel van het grote stervormingsgebied op ongeveer 1500 lichtjaar van de aarde, waar de Orionnevel deel van uitmaakt. Ze vertonen talrijke verdichtingen, waar gas en stof op het punt staan om tot sterren samen te trekken. Aangenomen wordt dat dit gebied binnen een miljoen jaar in een nieuwe sterrenhoop zal zijn veranderd. De filamenten zijn ruwweg tien lichtjaar lang.
\r\nDe deeltjes in de filamenten zijn niet veel groter dan een centimeter, maar dat is ongelooflijk groot voor zo’n jong stervormingsgebied. Onduidelijk is nog of de kiezelgrote deeltjes in de filamenten zelf zijn ontstaan of dat ze elders in de interstellaire ruimte zijn gevormd. (EE)
De eerste zwarte gaten in het heelal danken hun grote omvang aan het vele dichte, koude gas in hun omgeving. Tot die conclusie komen wetenschappers van Yale University en het Weizmann Institute in Israël (Science, 8 augustus).
Al jaren zoeken astronomen naar een verklaring voor het feit dat er nog geen miljard jaar na de oerknal al quasars bestonden. Quasars zijn de extreem heldere kernen van sterrenstelsels, die hun energie ontlenen aan een zwart gat dat zich met materie voedt. Hun grote helderheid wijst erop dat de zwarte gaten in kwestie een miljoen keer zoveel massa hebben als de zon.
Aangenomen wordt dat die kolossale zwarte gaten zijn ontstaan uit de restanten die overbleven nadat de eerste sterren waren opgebrand. Maar onduidelijk is nog hoe ze vervolgens zo snel in massa konden toenemen. Rond een zwart gat dat materie opslokt vormt zich namelijk een schijf van hete materie die zó intens straalt, dat de verdere aanvoer van materie tegengehouden.
Volgens wetenschappers Priyamvada Natarajan en Tal Alexander moet de oorzaak worden gezocht bij het vele gas dat aanwezig was in de stervormingsgebieden waarin zich de eerste sterren vormden. Dit dichte, koele gas schermde de intens stralende ‘accretieschijven’ af, waardoor er materie naar de zwarte gaten kon blijven stromen. (EE)
De eerste zwarte gaten in het heelal danken hun grote omvang aan het vele dichte, koude gas in hun omgeving. Tot die conclusie komen wetenschappers van Yale University en het Weizmann Institute in Israël (Science, 8 augustus).
Al jaren zoeken astronomen naar een verklaring voor het feit dat er nog geen miljard jaar na de oerknal al quasars bestonden. Quasars zijn de extreem heldere kernen van sterrenstelsels, die hun energie ontlenen aan een zwart gat dat zich met materie voedt. Hun grote helderheid wijst erop dat de zwarte gaten in kwestie een miljoen keer zoveel massa hebben als de zon.
Aangenomen wordt dat die kolossale zwarte gaten zijn ontstaan uit de restanten die overbleven nadat de eerste sterren waren opgebrand. Maar onduidelijk is nog hoe ze vervolgens zo snel in massa konden toenemen. Rond een zwart gat dat materie opslokt vormt zich namelijk een schijf van hete materie die zó intens straalt, dat de verdere aanvoer van materie tegengehouden.
Volgens wetenschappers Priyamvada Natarajan en Tal Alexander moet de oorzaak worden gezocht bij het vele gas dat aanwezig was in de stervormingsgebieden waarin zich de eerste sterren vormden. Dit dichte, koele gas schermde de intens stralende ‘accretieschijven’ af, waardoor er materie naar de zwarte gaten kon blijven stromen. (EE)
De Europese ruimtevaartorganisatie ESA heeft een foto van het sterrenstelsel M33 (het Driehoekstelsel) gepubliceerd, gemaakt door de ruimtetelescoop Herschel op ver-infraroodgolflengten. Het stelsel is na het Andromedastelsel het dichtstbijzijnde grote sterrenstelsel in het heelal; de afstand bedraagt ca. 3 miljoen lichtjaar. Het is met een lichtsterke verrekijker al zichtbaar in het kleine sterrenbeeld Driehoek.
\r\nOp de Herschel-foto, die samengesteld is uit opnames op drie verschillende infraroodgolflengten (70, 100 en 160 micrometer) heeft het spiraalstelsel een 'vlokkerig' uiterlijk: de meeste ver-infraroodstraling is afkomstig van uitgestrekte wolken van koel gas en stof waarin grote hoeveelheden nieuwe sterren ontstaan. Met name het kolossale stervormingsgebied NGC 604 (linksboven) is opvallend. (GS)
De Europese ruimtevaartorganisatie ESA heeft een foto van het sterrenstelsel M33 (het Driehoekstelsel) gepubliceerd, gemaakt door de ruimtetelescoop Herschel op ver-infraroodgolflengten. Het stelsel is na het Andromedastelsel het dichtstbijzijnde grote sterrenstelsel in het heelal; de afstand bedraagt ca. 3 miljoen lichtjaar. Het is met een lichtsterke verrekijker al zichtbaar in het kleine sterrenbeeld Driehoek.
\r\nOp de Herschel-foto, die samengesteld is uit opnames op drie verschillende infraroodgolflengten (70, 100 en 160 micrometer) heeft het spiraalstelsel een 'vlokkerig' uiterlijk: de meeste ver-infraroodstraling is afkomstig van uitgestrekte wolken van koel gas en stof waarin grote hoeveelheden nieuwe sterren ontstaan. Met name het kolossale stervormingsgebied NGC 604 (linksboven) is opvallend. (GS)
Dankzij het astrochemische softwarepakket KROME zijn Duitse en Deense onderzoekers erin geslaagd om het ontstaan van de oudst bekende ster in het Melkwegstelsel succesvol te simuleren. De ster, SMSS J031300.36-670839.3 geheten, bevat vrijwel geen zwaardere elementen dan waterstof en helium en moet tot de zogeheten 'eerste generatie-sterren' behoren. De oude ster bevat echter wel een bepaalde hoeveelheid koolstof, vermoedelijk door 'verontreiniging' met materiaal dat door de supernova-explosie van een andere, veel zwaardere ster de ruimte in is geblazen.
\r\nUit de computersimulaties, die gedetailleerd rekening houden met hydrodynamische gasbewegingen en met de scheikundige samenstelling van het gas, blijkt dat de aanwezigheid van kleine hoeveelheden koolstof er al toe kan leiden dat gaswolken snel afkoelen, waardoor ze gemakkelijker fragmenteren en aanleiding geven tot de vorming van lichte sterren, zoals SMSS J031300.36-670839.3.
\r\nDe resultaten van de computersimulaties zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
Dankzij het astrochemische softwarepakket KROME zijn Duitse en Deense onderzoekers erin geslaagd om het ontstaan van de oudst bekende ster in het Melkwegstelsel succesvol te simuleren. De ster, SMSS J031300.36-670839.3 geheten, bevat vrijwel geen zwaardere elementen dan waterstof en helium en moet tot de zogeheten 'eerste generatie-sterren' behoren. De oude ster bevat echter wel een bepaalde hoeveelheid koolstof, vermoedelijk door 'verontreiniging' met materiaal dat door de supernova-explosie van een andere, veel zwaardere ster de ruimte in is geblazen.
\r\nUit de computersimulaties, die gedetailleerd rekening houden met hydrodynamische gasbewegingen en met de scheikundige samenstelling van het gas, blijkt dat de aanwezigheid van kleine hoeveelheden koolstof er al toe kan leiden dat gaswolken snel afkoelen, waardoor ze gemakkelijker fragmenteren en aanleiding geven tot de vorming van lichte sterren, zoals SMSS J031300.36-670839.3.
\r\nDe resultaten van de computersimulaties zijn gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters. (GS)
De Hubble-ruimtetelescoop heeft een opname gemaakt van twee elliptische sterrenstelsels die bezig zijn om samen te smelten. Het tweetal staat in het hart van de cluster SDSS J1531+3414. Dit hemelgebied is al eerder waargenomen, maar deze Hubble-opname is de eerste die de samensmeltende stelsels als afzonderlijke objecten laat zien.
Rond de kernen van de beide stelsels is een keten van jonge supersterrenhopen te zien. Dat is opmerkelijk omdat doorgaans wordt aangenomen dat elliptische sterrenstelsel weinig of geen gas bevatten. En zonder gas kan er geen stervorming optreden.
Onduidelijk is nog of het gas toch afkomstig is uit de beide sterrenstelsels zelf. Het zou ook afkomstig kunnen zijn uit de directe omgeving van het tweetal. De ruimte tussen de stelsels van een cluster is namelijk niet leeg, maar gevuld met ijl, superheet gas. Het is mogelijk dat bij de botsing een schokgolf is ontstaan die het intergalactische gas voldoende deed afkoelen om stervorming mogelijk te maken.
De keten van sterrenhopen strekt zich uit over een afstand van 100.000 lichtjaar – ruwweg de middellijn van onze eigen Melkweg. De botsende sterrenstelsels zijn elk ongeveer drie keer zo groot. (EE)
De Hubble-ruimtetelescoop heeft een opname gemaakt van twee elliptische sterrenstelsels die bezig zijn om samen te smelten. Het tweetal staat in het hart van de cluster SDSS J1531+3414. Dit hemelgebied is al eerder waargenomen, maar deze Hubble-opname is de eerste die de samensmeltende stelsels als afzonderlijke objecten laat zien.
Rond de kernen van de beide stelsels is een keten van jonge supersterrenhopen te zien. Dat is opmerkelijk omdat doorgaans wordt aangenomen dat elliptische sterrenstelsel weinig of geen gas bevatten. En zonder gas kan er geen stervorming optreden.
Onduidelijk is nog of het gas toch afkomstig is uit de beide sterrenstelsels zelf. Het zou ook afkomstig kunnen zijn uit de directe omgeving van het tweetal. De ruimte tussen de stelsels van een cluster is namelijk niet leeg, maar gevuld met ijl, superheet gas. Het is mogelijk dat bij de botsing een schokgolf is ontstaan die het intergalactische gas voldoende deed afkoelen om stervorming mogelijk te maken.
De keten van sterrenhopen strekt zich uit over een afstand van 100.000 lichtjaar – ruwweg de middellijn van onze eigen Melkweg. De botsende sterrenstelsels zijn elk ongeveer drie keer zo groot. (EE)
De geboorte van sterren blijkt chaotischer te verlopen dan algemeen wordt aangenomen, zeker wanneer er sprake is van de vorming van een dubbelster. Dat concluderen Japanse onderzoekers in Astrophysical Journal Letters op basis van recente waarnemingen met het ALMA-observatorium in Noord-Chili.
\r\nALMA - een telescopenpark dat waarnemingen verricht op millimeter- en submillimetergolflengten - werd ingezet voor closeup-waarnemingen van MC27/L1521F, een stervormingsgebied op ca. 450 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Stier. Eerder was al ontdekt dat zich in deze compacte gas- en stofwolk een zogeheten protoster bevindt; de warmtestraling daarvan is waargenomen met de infraroodruimtetelescoop Spitzer.
\r\nDe detailwaarnemingen van ALMA laten nu zien dat de directe omgeving van de protoster een chaotisch tafereel is van naar buiten gerichte gasstromen ('outflows'), getijdenslierten van tientallen miljarden kilometers lengte, en verdichtingen in het omringende interstellaire materiaal. In een van die verdichtingen, op kleine afstand van de protoster, blijkt de gasdichtheid zo hoog te zijn dat het niet lang kan duren voordat ook hier een protoster ontstaat.
\r\nUit onderzoek aan de 'straalstromen' van de reeds bestaande protoster volgt dat deze niet ouder kan zijn dan hooguit tweehonderd jaar. Het ziet er dan ook naar uit dat de Japanse sterrenkundigen getuige zijn van de geboorte van een tweelingster, op het moment dat de eerstgeborene net ter wereld is gekomen, terwijl de bevalling van nummer twee op het punt van beginnen staat. (GS)
De geboorte van sterren blijkt chaotischer te verlopen dan algemeen wordt aangenomen, zeker wanneer er sprake is van de vorming van een dubbelster. Dat concluderen Japanse onderzoekers in Astrophysical Journal Letters op basis van recente waarnemingen met het ALMA-observatorium in Noord-Chili.
\r\nALMA - een telescopenpark dat waarnemingen verricht op millimeter- en submillimetergolflengten - werd ingezet voor closeup-waarnemingen van MC27/L1521F, een stervormingsgebied op ca. 450 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Stier. Eerder was al ontdekt dat zich in deze compacte gas- en stofwolk een zogeheten protoster bevindt; de warmtestraling daarvan is waargenomen met de infraroodruimtetelescoop Spitzer.
\r\nDe detailwaarnemingen van ALMA laten nu zien dat de directe omgeving van de protoster een chaotisch tafereel is van naar buiten gerichte gasstromen ('outflows'), getijdenslierten van tientallen miljarden kilometers lengte, en verdichtingen in het omringende interstellaire materiaal. In een van die verdichtingen, op kleine afstand van de protoster, blijkt de gasdichtheid zo hoog te zijn dat het niet lang kan duren voordat ook hier een protoster ontstaat.
\r\nUit onderzoek aan de 'straalstromen' van de reeds bestaande protoster volgt dat deze niet ouder kan zijn dan hooguit tweehonderd jaar. Het ziet er dan ook naar uit dat de Japanse sterrenkundigen getuige zijn van de geboorte van een tweelingster, op het moment dat de eerstgeborene net ter wereld is gekomen, terwijl de bevalling van nummer twee op het punt van beginnen staat. (GS)
Door de akoestische trillingen in jonge sterren te meten kunnen de ‘baby’s’ onder de sterren worden onderscheiden van de ‘pubers’. Dat blijkt uit waarnemingen van een internationaal onderzoeksteam onder leiding van sterrenkundige Konstanze Zwintz van het Instituut voor Sterrenkunde van de KU Leuven (Science, 4 juli).
Sterren ontstaan doorgaans in groepen. Dat gebeurt wanneer een deel van grote wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Tijdens hun embryonale fase blijven de jonge sterren krimpen: hun kern wordt compacter en heter tot de temperatuur hoog genoeg oploopt om kernfusiereacties op te starten. Vanaf dat moment zijn de sterren volwassen en blijven ze een hele tijd stabiel.
Het is niet zo eenvoudig om de leeftijd van een embryonale ster te bepalen. De sterrenhoop waarvan ze deel uitmaken bevat behalve jonge sterren immers ook iets oudere sterren. Wel goed meetbaar zijn de trillingen die de sterren van nature vertonen. Theoretisch was al voorspeld dat de ‘echografie’ van jonge sterren een ander patroon laten zien dan oudere sterren, en metingen met de Canadese satelliet MOST en de Europese satelliet CoRoT hebben dat nu bevestigd.
Met de beide satellieten is gekeken naar het gedrag van jonge sterren in de sterrenhoop NGC 2264. Uit de waarnemingen volgt dat de allerjongste sterren tragere trillingen vertonen dan sterren die bijna volwassen zijn. De massa van de ster speelt een grote rol bij deze ontwikkeling: sterren met een kleinere massa evolueren trager. De zwaarste sterren groeien sneller op en verouderen sneller. (EE)
Door de akoestische trillingen in jonge sterren te meten kunnen de ‘baby’s’ onder de sterren worden onderscheiden van de ‘pubers’. Dat blijkt uit waarnemingen van een internationaal onderzoeksteam onder leiding van sterrenkundige Konstanze Zwintz van het Instituut voor Sterrenkunde van de KU Leuven (Science, 4 juli).
Sterren ontstaan doorgaans in groepen. Dat gebeurt wanneer een deel van grote wolk van gas en stof onder invloed van zijn eigen zwaartekracht samentrekt. Tijdens hun embryonale fase blijven de jonge sterren krimpen: hun kern wordt compacter en heter tot de temperatuur hoog genoeg oploopt om kernfusiereacties op te starten. Vanaf dat moment zijn de sterren volwassen en blijven ze een hele tijd stabiel.
Het is niet zo eenvoudig om de leeftijd van een embryonale ster te bepalen. De sterrenhoop waarvan ze deel uitmaken bevat behalve jonge sterren immers ook iets oudere sterren. Wel goed meetbaar zijn de trillingen die de sterren van nature vertonen. Theoretisch was al voorspeld dat de ‘echografie’ van jonge sterren een ander patroon laten zien dan oudere sterren, en metingen met de Canadese satelliet MOST en de Europese satelliet CoRoT hebben dat nu bevestigd.
Met de beide satellieten is gekeken naar het gedrag van jonge sterren in de sterrenhoop NGC 2264. Uit de waarnemingen volgt dat de allerjongste sterren tragere trillingen vertonen dan sterren die bijna volwassen zijn. De massa van de ster speelt een grote rol bij deze ontwikkeling: sterren met een kleinere massa evolueren trager. De zwaarste sterren groeien sneller op en verouderen sneller. (EE)
Met de Wide Field Imager van de 2,2-meter MPG-ESO-telescoop op de Europese La Silla-sterrenwacht in Chili is een gedetailleerde opname gemaakt van Gum 15, een groot stervormingsgebied op ca. 3000 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen). Het HII-gebied (HII is geïoniseerd waterstofgas) wordt tot lichten gebracht door de energierijke straling van pasgeboren sterren, zoals HD 74804, de heldere ster in het midden van de foto, die deel uitmaakt van de sterrenhoop Collinder 197. Diezelfde sterren zullen met hun krachtige sterrenwinden de nevel uiteindelijk ook verwoesten. Behalve gloeiend gas is er op de foto ook donker stof zichtbaar. (GS)
Met de Wide Field Imager van de 2,2-meter MPG-ESO-telescoop op de Europese La Silla-sterrenwacht in Chili is een gedetailleerde opname gemaakt van Gum 15, een groot stervormingsgebied op ca. 3000 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen). Het HII-gebied (HII is geïoniseerd waterstofgas) wordt tot lichten gebracht door de energierijke straling van pasgeboren sterren, zoals HD 74804, de heldere ster in het midden van de foto, die deel uitmaakt van de sterrenhoop Collinder 197. Diezelfde sterren zullen met hun krachtige sterrenwinden de nevel uiteindelijk ook verwoesten. Behalve gloeiend gas is er op de foto ook donker stof zichtbaar. (GS)
Astronomen, onder wie Carsten Dominik van de Universiteit van Amsterdam, hebben een mogelijke verklaring gevonden voor de aanwezigheid van een bepaald chemisch element in meteorieten. Met ESA’s infraroodsatelliet Herschel hebben ze een stervormingsbied ontdekt waarin compleet andere chemische verhoudingen heersen dan in de andere embryonale sterren die tot nu toe onderzocht zijn. De vermoedelijke oorzaak daarvan, een hoogenergetische sterrenwind, was 4,5 miljard jaar geleden mogelijk ook actief bij onze eigen zon.
Het gaat om OMC2 FIR4, een kraamkamer van nieuwe sterren, nog ingebed in een wolk van gas en stof in de buurt van de Orionnevel. In die kramer blijkt de verhouding tussen twee chemische stoffen – eentje gebaseerd op koolstof en zuurstof, de andere op stikstof – sterk af te wijken van elders.
Normaal gesproken wordt het stikstofhoudende molecuul in zo’n stervormingsgebied snel afgebroken. Daardoor is het koolstof/zuurstof-houdende molecuul doorgaans veel overvloediger aanwezig. Merkwaardig genoeg is dit in OMC2 FIR4 niet het geval. Dat wijst erop dat hier een krachtige wind van energierijke deeltjes in het spel is, die beide stoffen afbreekt.
De onderzoekers vermoeden dat ook onze zon in haar jeugd zo’n hoogenergetische sterrenwind had. In meteorieten – de kosmische boodschappers uit de jeugd van ons zonnestelsel — zijn sporen aanwezig die erop duiden dat deze gesteenten ooit beryllium-10 bevatten. Dat atoom wordt niet aangemaakt door sterren, zelfs niet bij supernova-explosies. Maar als ook onze nog jonge zon een hevige sterrenwind heeft geproduceerd, kan dat hebben geleid tot de vorming van beryllium-10.
Astronomen, onder wie Carsten Dominik van de Universiteit van Amsterdam, hebben een mogelijke verklaring gevonden voor de aanwezigheid van een bepaald chemisch element in meteorieten. Met ESA’s infraroodsatelliet Herschel hebben ze een stervormingsbied ontdekt waarin compleet andere chemische verhoudingen heersen dan in de andere embryonale sterren die tot nu toe onderzocht zijn. De vermoedelijke oorzaak daarvan, een hoogenergetische sterrenwind, was 4,5 miljard jaar geleden mogelijk ook actief bij onze eigen zon.
Het gaat om OMC2 FIR4, een kraamkamer van nieuwe sterren, nog ingebed in een wolk van gas en stof in de buurt van de Orionnevel. In die kramer blijkt de verhouding tussen twee chemische stoffen – eentje gebaseerd op koolstof en zuurstof, de andere op stikstof – sterk af te wijken van elders.
Normaal gesproken wordt het stikstofhoudende molecuul in zo’n stervormingsgebied snel afgebroken. Daardoor is het koolstof/zuurstof-houdende molecuul doorgaans veel overvloediger aanwezig. Merkwaardig genoeg is dit in OMC2 FIR4 niet het geval. Dat wijst erop dat hier een krachtige wind van energierijke deeltjes in het spel is, die beide stoffen afbreekt.
De onderzoekers vermoeden dat ook onze zon in haar jeugd zo’n hoogenergetische sterrenwind had. In meteorieten – de kosmische boodschappers uit de jeugd van ons zonnestelsel — zijn sporen aanwezig die erop duiden dat deze gesteenten ooit beryllium-10 bevatten. Dat atoom wordt niet aangemaakt door sterren, zelfs niet bij supernova-explosies. Maar als ook onze nog jonge zon een hevige sterrenwind heeft geproduceerd, kan dat hebben geleid tot de vorming van beryllium-10.
Het is ongetwijfeld een van de beroemdste astronomische foto’s die ooit zijn gemaakt – de Hubble-opname van de ‘Zuilen van de schepping’. Nieuwe computersimulaties laten zien hoe zulke zuilen van interstellair gas en stof tot stand komen.
Sterren die meer dan zestien keer zo ‘zwaar’ zijn als de zon leven kort, maar hevig. Tijdens hun stabiele fase hebben ze een oppervlaktetemperatuur van meer dan 30.000 graden en produceren ze intense ultraviolette straling en een krachtige ‘wind’ van deeltjes.
Deze factoren hebben een grote uitwerking op hun omgeving. Het daar aanwezige interstellaire gas wordt verhit, waardoor bellen ontstaan die zich als sneeuwschuiven een weg banen door het omringende koelere materiaal. Hierdoor ontstaan opeenhopingen van gas waaruit weer nieuwe sterren ontstaan.
Scott Balfour, astronoom aan Cardiff University, heeft dit scenario uitgewerkt tot een computermodel. Uit de modelberekeningen blijkt dat het ‘sneeuwschuifproces’ niet altijd even gladjes verloopt. De bellen die de zware sterren veroorzaken kunnen blijven uitdijen, maar soms stokt de uitdijing of trekken de bellen juist weer samen.
Alleen wanneer de uitdijing van de bellen tot stilstand komt kunnen grote aantallen nieuwe sterren ontstaan. En zelfs dan gebeurt dat alleen onder heel specifieke omstandigheden. De rol die zware, hete sterren spelen bij de vorming van volgende generaties van sterren steekt dus veel ingewikkelder in elkaar dan gedacht.
Dat Balfour op de goede weg is met zijn computermodel blijkt uit het feit dat de heldere randen en zuilen op de beroemde Hubble-foto netjes reproduceert. De resultaten worden vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Portsmouth. (EE)
Het is ongetwijfeld een van de beroemdste astronomische foto’s die ooit zijn gemaakt – de Hubble-opname van de ‘Zuilen van de schepping’. Nieuwe computersimulaties laten zien hoe zulke zuilen van interstellair gas en stof tot stand komen.
Sterren die meer dan zestien keer zo ‘zwaar’ zijn als de zon leven kort, maar hevig. Tijdens hun stabiele fase hebben ze een oppervlaktetemperatuur van meer dan 30.000 graden en produceren ze intense ultraviolette straling en een krachtige ‘wind’ van deeltjes.
Deze factoren hebben een grote uitwerking op hun omgeving. Het daar aanwezige interstellaire gas wordt verhit, waardoor bellen ontstaan die zich als sneeuwschuiven een weg banen door het omringende koelere materiaal. Hierdoor ontstaan opeenhopingen van gas waaruit weer nieuwe sterren ontstaan.
Scott Balfour, astronoom aan Cardiff University, heeft dit scenario uitgewerkt tot een computermodel. Uit de modelberekeningen blijkt dat het ‘sneeuwschuifproces’ niet altijd even gladjes verloopt. De bellen die de zware sterren veroorzaken kunnen blijven uitdijen, maar soms stokt de uitdijing of trekken de bellen juist weer samen.
Alleen wanneer de uitdijing van de bellen tot stilstand komt kunnen grote aantallen nieuwe sterren ontstaan. En zelfs dan gebeurt dat alleen onder heel specifieke omstandigheden. De rol die zware, hete sterren spelen bij de vorming van volgende generaties van sterren steekt dus veel ingewikkelder in elkaar dan gedacht.
Dat Balfour op de goede weg is met zijn computermodel blijkt uit het feit dat de heldere randen en zuilen op de beroemde Hubble-foto netjes reproduceert. De resultaten worden vandaag gepresenteerd op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Portsmouth. (EE)
Met de Japanse infrarood-ruimtetelescoop Akari is ontdekt dat er in stervormingsgebieden ook ijs kan voorkomen op plaatsen waar zich relatief weinig gas en stof bevindt. IJs kan zich afzetten op kleine stofdeeltjes in koele gas- en stofwolken waaruit nieuwe sterren worden geboren. De temperatuur in zulke wolken is vaak niet hoger dan 10 graden boven het absolute nulpunt (-263 graden Celsius), en de druk is er extreem gering. Onder die omstandigheden spelen zicj bijzondere scheikundige processen af, waarbij uiteindelijk relatief complexe koolwaterstoffen kunnen ontstaan.
\r\nOp basis van meetresultaten van Akari, die waarnemingen verrichtte van 2006 tot 2011, is nu in 28 stervormingsgebieden de verdeling van zowel gas en stof als ijs in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat er ook ijs voorkomt op plaatsen waar weinig gas en stof wordt aangetroffen. Dat kan van invloed zijn op het ontstaan van sterren en planeten. Helen Fraser van de Open University presenteert de nieuwe metingen vandaag op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Portsmouth. (GS)
Met de Japanse infrarood-ruimtetelescoop Akari is ontdekt dat er in stervormingsgebieden ook ijs kan voorkomen op plaatsen waar zich relatief weinig gas en stof bevindt. IJs kan zich afzetten op kleine stofdeeltjes in koele gas- en stofwolken waaruit nieuwe sterren worden geboren. De temperatuur in zulke wolken is vaak niet hoger dan 10 graden boven het absolute nulpunt (-263 graden Celsius), en de druk is er extreem gering. Onder die omstandigheden spelen zicj bijzondere scheikundige processen af, waarbij uiteindelijk relatief complexe koolwaterstoffen kunnen ontstaan.
\r\nOp basis van meetresultaten van Akari, die waarnemingen verrichtte van 2006 tot 2011, is nu in 28 stervormingsgebieden de verdeling van zowel gas en stof als ijs in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat er ook ijs voorkomt op plaatsen waar weinig gas en stof wordt aangetroffen. Dat kan van invloed zijn op het ontstaan van sterren en planeten. Helen Fraser van de Open University presenteert de nieuwe metingen vandaag op de National Astronomy Meeting van de Royal Astronomical Society in Portsmouth. (GS)
Ze mogen dan klein zijn, dwergstelsels blijken een onverwacht grote rol te hebben gespeeld in de vroege geschiedenis van het heelal. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop, waarvan de resultaten vandaag in The Astrophysical Journal zijn gepubliceerd.
Hoewel veel sterrenstelsels in het heelal nog steeds nieuwe sterren produceren, zijn de meeste sterren acht tot twaalf miljard jaar geleden ontstaan. Bij het nieuwe onderzoek is speciaal gekeken naar kleine sterrenstelsels in het vroege heelal die in hoog tempo nieuwe sterren vormen – zogeheten starburststelsels.
Het is voor het eerst dat zulke kleine starburststelsels op afstanden van meer dan acht miljard lichtjaar onder de loep zijn genomen. Weliswaar werd al vermoed dat zulke dwergstelsels een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de eerste stellaire geboortegolven, maar hoe groot die bijdrage was, is lang onduidelijk gebleven.
De kleine sterfabrieken blijken zo snel nieuwe sterren te hebben geproduceerd, dat hun stellaire massa in slechts 150 miljoen jaar – een ‘lang weekend’ naar kosmische maatstaven – verdubbelde. Normale sterrenstelsels doen daar doorgaans één tot drie miljard jaar over. (EE)
Ze mogen dan klein zijn, dwergstelsels blijken een onverwacht grote rol te hebben gespeeld in de vroege geschiedenis van het heelal. Dat blijkt uit nieuw onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop, waarvan de resultaten vandaag in The Astrophysical Journal zijn gepubliceerd.
Hoewel veel sterrenstelsels in het heelal nog steeds nieuwe sterren produceren, zijn de meeste sterren acht tot twaalf miljard jaar geleden ontstaan. Bij het nieuwe onderzoek is speciaal gekeken naar kleine sterrenstelsels in het vroege heelal die in hoog tempo nieuwe sterren vormen – zogeheten starburststelsels.
Het is voor het eerst dat zulke kleine starburststelsels op afstanden van meer dan acht miljard lichtjaar onder de loep zijn genomen. Weliswaar werd al vermoed dat zulke dwergstelsels een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de eerste stellaire geboortegolven, maar hoe groot die bijdrage was, is lang onduidelijk gebleven.
De kleine sterfabrieken blijken zo snel nieuwe sterren te hebben geproduceerd, dat hun stellaire massa in slechts 150 miljoen jaar – een ‘lang weekend’ naar kosmische maatstaven – verdubbelde. Normale sterrenstelsels doen daar doorgaans één tot drie miljard jaar over. (EE)
Verreweg de meeste zware sterren gaan niet in hun eentje door het leven, maar hebben een vrijwel even zware begeleider. Dat blijkt uit een jarenlang waarnemingsprogramma dat is uitgevoerd door astronomen van de Ruhr-Universität Bochum op de RUB-sterrenwacht op Cerro Armazones in Chili. De sterrenkundigen hielden ca. 800 zware sterren in het oog. Uit periodieke variaties in hun spectrum konden ze afleiden dat 90 procent van de sterren meervoudig is. In de meeste gevallen blijken de componenten van de zware dubbelsterren min of meer dezelfde massa te hebben. Dat betekent dat ze als dubbelster moeten zijn geboren. (GS)
Verreweg de meeste zware sterren gaan niet in hun eentje door het leven, maar hebben een vrijwel even zware begeleider. Dat blijkt uit een jarenlang waarnemingsprogramma dat is uitgevoerd door astronomen van de Ruhr-Universität Bochum op de RUB-sterrenwacht op Cerro Armazones in Chili. De sterrenkundigen hielden ca. 800 zware sterren in het oog. Uit periodieke variaties in hun spectrum konden ze afleiden dat 90 procent van de sterren meervoudig is. In de meeste gevallen blijken de componenten van de zware dubbelsterren min of meer dezelfde massa te hebben. Dat betekent dat ze als dubbelster moeten zijn geboren. (GS)
In sterrenstelsels die zich in het centrum van een cluster bevinden, verloopt de vorming van nieuwe sterren trager dan in meer geïsoleerde stelsels. Dat was al langer bekend, maar Canadase astronomen hebben nu aangetoond dat dat niet te maken heeft met een verschil in de hoeveelheid beschikbaar gas. Eerder was wel gesuggereerd dat sterrenstelsels in het centrum van een cluster een groot deel van hun itnerstellair gas kwijtgeraakt zouden kunnen zijn door de zwaartekrachtsinvloed van naburige stelsels, of door de 'eroderende' werking van het ijle, hete gas in de cluster. Angus Mok van McMaster University in Toronto heeft nu echter laten zien dat stelsels in het centrum van de Virgo-cluster normale hoeveelheden koel interstellair gas bevatten - iets wat alleen goed in kaart te brengen is met metingen op millimeter- en submillimetergolflengten. Dat betekent dat er een andere reden moet zijn waarom de vorming van nieuwe sterren er toch trager plaatsvindt dan in meer naar buiten gelegen stelsels. Het raadsel is dus nog niet opgelost. De nieuwe metingen zijn vandaag gepresenteerd op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society in Québec. (GS)
In sterrenstelsels die zich in het centrum van een cluster bevinden, verloopt de vorming van nieuwe sterren trager dan in meer geïsoleerde stelsels. Dat was al langer bekend, maar Canadase astronomen hebben nu aangetoond dat dat niet te maken heeft met een verschil in de hoeveelheid beschikbaar gas. Eerder was wel gesuggereerd dat sterrenstelsels in het centrum van een cluster een groot deel van hun itnerstellair gas kwijtgeraakt zouden kunnen zijn door de zwaartekrachtsinvloed van naburige stelsels, of door de 'eroderende' werking van het ijle, hete gas in de cluster. Angus Mok van McMaster University in Toronto heeft nu echter laten zien dat stelsels in het centrum van de Virgo-cluster normale hoeveelheden koel interstellair gas bevatten - iets wat alleen goed in kaart te brengen is met metingen op millimeter- en submillimetergolflengten. Dat betekent dat er een andere reden moet zijn waarom de vorming van nieuwe sterren er toch trager plaatsvindt dan in meer naar buiten gelegen stelsels. Het raadsel is dus nog niet opgelost. De nieuwe metingen zijn vandaag gepresenteerd op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society in Québec. (GS)
Astronomen hebben samenballingen van kosmisch gas en stof ontdekt die zó dicht zijn dat ze niet alleen ondoordringbaar zijn voor zichtbaar licht, maar ook voor bijna alle infraroodstraling. De samenballingen maken deel uit van een grote gaswolk op ongeveer 16.000 lichtjaar van de aarde.
Uit gegevens die verkregen zijn met de infraroodsatelliet Spitzer volgt dat de gaswolk binnen een gebied van ongeveer vijftig lichtjaar 70.000 zonsmassa’s aan materie bevat. Waarschijnlijk zullen de daarin aanwezige samenballingen verder samentrekken tot een nieuwe sterrenhoop van hete, zware sterren. (EE)
Astronomen hebben samenballingen van kosmisch gas en stof ontdekt die zó dicht zijn dat ze niet alleen ondoordringbaar zijn voor zichtbaar licht, maar ook voor bijna alle infraroodstraling. De samenballingen maken deel uit van een grote gaswolk op ongeveer 16.000 lichtjaar van de aarde.
Uit gegevens die verkregen zijn met de infraroodsatelliet Spitzer volgt dat de gaswolk binnen een gebied van ongeveer vijftig lichtjaar 70.000 zonsmassa’s aan materie bevat. Waarschijnlijk zullen de daarin aanwezige samenballingen verder samentrekken tot een nieuwe sterrenhoop van hete, zware sterren. (EE)
Astronomen hebben het vlak van onze Melkweg opnieuw in kaart gebracht en daarbij een groot aantal koude, dichte wolken van gas en stof ontdekt. Kennelijk gaat het om de geboorteplaatsen van sterren die beduidend meer massa hebben dan de zon.
Zware sterren ontstaan in de koudste gebieden van de Melkweg – diep in het inwendige van stofomhulsels die zo dicht zijn dat ze de straling van de sterren-in-wording vrijwel geheel absorberen. Om zulke objecten te kunnen opsporen, moet op golflengten worden waargenomen die langer zijn dan die van zichtbaar licht of infraroodstraling.
Bij hun onderzoek hebben de astronomen gebruik gemaakt van de APEX-telescoop. Deze staat op een hoogvlakte in het noorden van Chili, 5100 meter boven zeeniveau. Dat is een van de weinige plaatsen ter wereld van waaruit de langgolvige straling van koude objecten – zogeheten submillimeterstraling – goed waarneembaar is.
Een statistische analyse van de verzamelde gegevens laat zien dat het ontstaansproces van deze sterren maar heel kort duurt: gemiddeld slechts 75.000 jaar. Zware sterren ontstaan dus veel sneller dan lichte sterren zoals onze zon. (EE)
Astronomen hebben het vlak van onze Melkweg opnieuw in kaart gebracht en daarbij een groot aantal koude, dichte wolken van gas en stof ontdekt. Kennelijk gaat het om de geboorteplaatsen van sterren die beduidend meer massa hebben dan de zon.
Zware sterren ontstaan in de koudste gebieden van de Melkweg – diep in het inwendige van stofomhulsels die zo dicht zijn dat ze de straling van de sterren-in-wording vrijwel geheel absorberen. Om zulke objecten te kunnen opsporen, moet op golflengten worden waargenomen die langer zijn dan die van zichtbaar licht of infraroodstraling.
Bij hun onderzoek hebben de astronomen gebruik gemaakt van de APEX-telescoop. Deze staat op een hoogvlakte in het noorden van Chili, 5100 meter boven zeeniveau. Dat is een van de weinige plaatsen ter wereld van waaruit de langgolvige straling van koude objecten – zogeheten submillimeterstraling – goed waarneembaar is.
Een statistische analyse van de verzamelde gegevens laat zien dat het ontstaansproces van deze sterren maar heel kort duurt: gemiddeld slechts 75.000 jaar. Zware sterren ontstaan dus veel sneller dan lichte sterren zoals onze zon. (EE)
Een team van Franse astrofysici heeft een geavanceerde computersimulatie uitgevoerd van de botsing tussen de zogeheten Antenne-stelsels. Het nieuwe model laat zien waarom zulke botsingen worden gevolgd door ‘starburst’ – grote geboortegolven van sterren (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Sterren ontstaan wanneer het gas in een sterrenstelsel een zodanige dichtheid krijgt dat het onder invloed van zijn eigen zwaartekracht kan samentrekken. Bij een botsing tussen twee sterrenstelsels wordt dit gas echter zodanig in beroering gebracht, dat je zou verwachten dat stervorming juist wordt tegengewerkt. In de praktijk blijkt dat echter niet het geval te zijn – integendeel.
De nieuwe computersimulatie laat zien waarom dat zo is. Wanneer twee stelsels met elkaar in botsing komen, veranderen de turbulenties in het galactische gas van karakter. In plaats van te wervelen komt het gas in een toestand waarin eerder samenpersing optreedt. Daardoor ontstaat een overschot aan gas van hoge dichtheid dat in beide stelsels tot hevige stervorming leidt. (EE)
Een team van Franse astrofysici heeft een geavanceerde computersimulatie uitgevoerd van de botsing tussen de zogeheten Antenne-stelsels. Het nieuwe model laat zien waarom zulke botsingen worden gevolgd door ‘starburst’ – grote geboortegolven van sterren (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Sterren ontstaan wanneer het gas in een sterrenstelsel een zodanige dichtheid krijgt dat het onder invloed van zijn eigen zwaartekracht kan samentrekken. Bij een botsing tussen twee sterrenstelsels wordt dit gas echter zodanig in beroering gebracht, dat je zou verwachten dat stervorming juist wordt tegengewerkt. In de praktijk blijkt dat echter niet het geval te zijn – integendeel.
De nieuwe computersimulatie laat zien waarom dat zo is. Wanneer twee stelsels met elkaar in botsing komen, veranderen de turbulenties in het galactische gas van karakter. In plaats van te wervelen komt het gas in een toestand waarin eerder samenpersing optreedt. Daardoor ontstaat een overschot aan gas van hoge dichtheid dat in beide stelsels tot hevige stervorming leidt. (EE)
Gegevens die zijn verzameld met de röntgensatelliet Chandra en verschillende infraroodtelescopen laten zien dat het meest eenvoudige model voor de vorming van sterrenhopen niet voldoet.
Sterrenhopen ontstaan als een grote wolk van gas en stof samentrekt. Volgens het basismodel trekt het centrum van de wolk materiaal aan uit zijn omgeving, totdat de dichtheid ter plaatse groot genoeg wordt om sterren te laten ontstaan. Deze gang van zaken impliceert dat de sterren in het hart van de sterrenhoop het eerst worden geboren, en dus het oudst zijn.
De nieuwe gegevens geven echter een ander beeld. In twee stervormingsgebieden waarin zonachtige sterren ontstaan, NGC 2014 in het hart van de Vlamnevel en de sterrenhoop in de Orionnevel, zijn juist de sterren aan de rand het oudst.
Dat betekent dat het ontstaan van een sterrenhoop ingewikkelder verloopt dan gedacht. Een mogelijke verklaring is dat zich in het hart van de sterrenhoop simpelweg zo veel gas en stof bevindt, dat de stervorming daar langer doorgaat dan in de ijlere buitendelen.
Een andere mogelijkheid is dat oudere sterren meer tijd hebben gehad om – bijvoorbeeld door onderlinge interacties – uit het hart van de sterrenhoop te ontsnappen. Ook zijn de waarnemingen verklaarbaar als jonge sterren na hun geboorte naar het centrum migreren. (EE)
Gegevens die zijn verzameld met de röntgensatelliet Chandra en verschillende infraroodtelescopen laten zien dat het meest eenvoudige model voor de vorming van sterrenhopen niet voldoet.
Sterrenhopen ontstaan als een grote wolk van gas en stof samentrekt. Volgens het basismodel trekt het centrum van de wolk materiaal aan uit zijn omgeving, totdat de dichtheid ter plaatse groot genoeg wordt om sterren te laten ontstaan. Deze gang van zaken impliceert dat de sterren in het hart van de sterrenhoop het eerst worden geboren, en dus het oudst zijn.
De nieuwe gegevens geven echter een ander beeld. In twee stervormingsgebieden waarin zonachtige sterren ontstaan, NGC 2014 in het hart van de Vlamnevel en de sterrenhoop in de Orionnevel, zijn juist de sterren aan de rand het oudst.
Dat betekent dat het ontstaan van een sterrenhoop ingewikkelder verloopt dan gedacht. Een mogelijke verklaring is dat zich in het hart van de sterrenhoop simpelweg zo veel gas en stof bevindt, dat de stervorming daar langer doorgaat dan in de ijlere buitendelen.
Een andere mogelijkheid is dat oudere sterren meer tijd hebben gehad om – bijvoorbeeld door onderlinge interacties – uit het hart van de sterrenhoop te ontsnappen. Ook zijn de waarnemingen verklaarbaar als jonge sterren na hun geboorte naar het centrum migreren. (EE)
Astronomen hebben een nieuwe manier gevonden om het tempo te voorspellen waarin een moleculaire gaswolk – een stellaire kraamkamer – nieuwe sterren produceert. Daarbij is een nieuwe techniek gebruikt om de driedimensionale structuur van zo’n gaswolk te reconstrueren (Science, 11 april).
Stervorming vindt plaats in enorme wolken van interstellaire gas en stof. Als er binnen zo’n moleculaire wolk plekken ontstaan waar de dichtheid groot genoeg is, trekken deze onder invloed van hun eigen zwaartekracht vanzelf verder samen. Zodra temperatuur en druk in het hart van zo’n verdichting hoog genoeg zijn om kernfusiereacties te laten plaatsvinden, is de ster ‘geboren’.
Het stervormingsproces wordt dus vooral bepaald door de dichtheidsverdeling binnen een moleculaire wolk. Maar bij de meeste wolken is die verdeling niet goed bekend.
Nu hebben drie astronomen echter een methode bedacht om de dichtheidsverschillen binnen een moleculaire wolk op eenvoudige wijze in kaart te brengen. Daarbij maken ze gebruik van het feit dat licht van verre sterren dat door de wolk heen schijnt, door het in de wolk aanwezige stof wordt afgezwakt.
De astronomen hebben deze zogeheten extinctie benut om van zestien nabije moleculaire wolken de dichtheidsverschillen te bepalen. Vervolgens berekenden ze met behulp van computermodellen hoeveel sterren er in dergelijke wolken zouden moeten ontstaan, en vergeleken de uitkomsten de waargenomen aantallen pasgeboren sterren.
Op manier is ontdekt dat alleen die delen van gaswolk tot sterren samentrekken waar de dichtheid de drempel van 5000 waterstofmoleculen per kubieke centimeter overschrijdt. Deze waargenomen drempelwaarde ligt aanzienlijk lager dan de theoretisch voorspelde ‘kritische dichtheid’. Anders gezegd: stervorming komt sneller op gang dan gedacht. (EE)
Astronomen hebben een nieuwe manier gevonden om het tempo te voorspellen waarin een moleculaire gaswolk – een stellaire kraamkamer – nieuwe sterren produceert. Daarbij is een nieuwe techniek gebruikt om de driedimensionale structuur van zo’n gaswolk te reconstrueren (Science, 11 april).
Stervorming vindt plaats in enorme wolken van interstellaire gas en stof. Als er binnen zo’n moleculaire wolk plekken ontstaan waar de dichtheid groot genoeg is, trekken deze onder invloed van hun eigen zwaartekracht vanzelf verder samen. Zodra temperatuur en druk in het hart van zo’n verdichting hoog genoeg zijn om kernfusiereacties te laten plaatsvinden, is de ster ‘geboren’.
Het stervormingsproces wordt dus vooral bepaald door de dichtheidsverdeling binnen een moleculaire wolk. Maar bij de meeste wolken is die verdeling niet goed bekend.
Nu hebben drie astronomen echter een methode bedacht om de dichtheidsverschillen binnen een moleculaire wolk op eenvoudige wijze in kaart te brengen. Daarbij maken ze gebruik van het feit dat licht van verre sterren dat door de wolk heen schijnt, door het in de wolk aanwezige stof wordt afgezwakt.
De astronomen hebben deze zogeheten extinctie benut om van zestien nabije moleculaire wolken de dichtheidsverschillen te bepalen. Vervolgens berekenden ze met behulp van computermodellen hoeveel sterren er in dergelijke wolken zouden moeten ontstaan, en vergeleken de uitkomsten de waargenomen aantallen pasgeboren sterren.
Op manier is ontdekt dat alleen die delen van gaswolk tot sterren samentrekken waar de dichtheid de drempel van 5000 waterstofmoleculen per kubieke centimeter overschrijdt. Deze waargenomen drempelwaarde ligt aanzienlijk lager dan de theoretisch voorspelde ‘kritische dichtheid’. Anders gezegd: stervorming komt sneller op gang dan gedacht. (EE)
Het stof in protoplanetaire schijven – de schijven van gas en stof rond jonge sterren waarin zich planeten kunnen vormen – is vaak heel ongelijkmatig verdeeld. Tot die conclusie komen astronomen die met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) naar twee van die schijven hebben gekeken.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat het hart van de protoplanetaire schijven rond de sterren SR 21 en SAO 206462 heel weinig stof bevat. De buitenste delen van de schijven vertonen daarentegen juist grote stofconcentraties, die genoeg materiaal bevatten om planeten van het kaliber Jupiter te vormen.
Volgens de astronomen kan dat erop wijzen dat er in het buitenste deel van de schijven wervelingen optreden. Deze zouden de stofdeeltjes en gasatomen in de schijf bijeendrijven, waardoor ze gemakkelijker kunnen samenklonteren. Anderzijds vertoont een van de schijven in een ander golflengtegebied – het infrarood – een opvallende spiraalstructuur die niet goed binnen het wervelingmodel past. (EE)
Het stof in protoplanetaire schijven – de schijven van gas en stof rond jonge sterren waarin zich planeten kunnen vormen – is vaak heel ongelijkmatig verdeeld. Tot die conclusie komen astronomen die met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) naar twee van die schijven hebben gekeken.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat het hart van de protoplanetaire schijven rond de sterren SR 21 en SAO 206462 heel weinig stof bevat. De buitenste delen van de schijven vertonen daarentegen juist grote stofconcentraties, die genoeg materiaal bevatten om planeten van het kaliber Jupiter te vormen.
Volgens de astronomen kan dat erop wijzen dat er in het buitenste deel van de schijven wervelingen optreden. Deze zouden de stofdeeltjes en gasatomen in de schijf bijeendrijven, waardoor ze gemakkelijker kunnen samenklonteren. Anderzijds vertoont een van de schijven in een ander golflengtegebied – het infrarood – een opvallende spiraalstructuur die niet goed binnen het wervelingmodel past. (EE)
Ruim een maand voor tijd is de 'verjaardagsfoto' van de Hubble Space Telescope vrijgegeven. De ruimtetelescoop werd op 24 april 1990 gelanceerd. Elk jaar rond die datum wordt een bijzondere foto gepresenteerd. Dit jaar gebeurt dat ruim een maand te vroeg, in verband met een grote Hubble-conferentie in Rome.
\r\nOp de foto, gemaakt op infrarode golflengten door de Wide Field Camera 3, is een klein detail zichtbaar van het stervormingsgebied NGC 2174, bijgenaamd de 'Apekop-nevel'. Deze gas- en stofwolk, waarin vele honderden nieuwe sterren worden geboren, bevindt zich op 6400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion. Eerder maakte Hubble al een foto van hetzelfde gebied in zichtbaar licht. (GS)
Ruim een maand voor tijd is de 'verjaardagsfoto' van de Hubble Space Telescope vrijgegeven. De ruimtetelescoop werd op 24 april 1990 gelanceerd. Elk jaar rond die datum wordt een bijzondere foto gepresenteerd. Dit jaar gebeurt dat ruim een maand te vroeg, in verband met een grote Hubble-conferentie in Rome.
\r\nOp de foto, gemaakt op infrarode golflengten door de Wide Field Camera 3, is een klein detail zichtbaar van het stervormingsgebied NGC 2174, bijgenaamd de 'Apekop-nevel'. Deze gas- en stofwolk, waarin vele honderden nieuwe sterren worden geboren, bevindt zich op 6400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion. Eerder maakte Hubble al een foto van hetzelfde gebied in zichtbaar licht. (GS)
Zware, hete sterren verhinderen de vorming van planetenstelsels bij lichtere sterren in hun omgeving. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen die zijn verricht met ALMA (Atacama Large Millimeter and submillimeter Array), een netwerk van 66 schotelantennes op 5000 meter hoogte in de Chileense Atacama-woestijn.
\r\nPlanetenstelsel ontstaan uit ronddraaiende schijven van gas en stof rond pasgeboren sterren. Zulke protoplanetaire schijven (protoplanetary disks, of kortweg proplyds) zijn door de Hubble Space Telescope onder andere ontdekt in de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op ruim duizend lichtjaar afstand.
\r\nDe Hubble-waarnemingen deden al vermoeden dat sommige van de proplyds last hebben van zware, hete reuzensterren in hun directe omgeving: de energierijke ultraviolette straling van deze zogeheten O-sterren blaast het gas en stof in de naburige schijf in één richting weg, zodat er uiteindelijk misschien onvoldoende materiaal overblijft voor de vorming van planeten.
\r\nMet ALMA is nu bevestigd dat dat inderdaad het geval is. Op de lange golflengten waarop ALMA waarneemt, kunnen sterrenkundigen vrij nauwkeurig meten hoe veel stof ze bevatten. ALMA heeft een paar honderd extra proplyds in de Orionnevel ontdekt, en uit de massabepalingen blijkt dat de schijven die zich dicht bij een O-ster bevinden, veel minder materie bevatten dan de schijven op grotere afstanden.
\r\nIn Astrophysical Journal rapporteert het onderzoeksteam dat de hoeveelheid massa op afstanden van minder dan 0,1 lichtjaar (ca. één biljoen kilometer) kleiner is dan een halve Jupitermassa. Proplyds op grotere afstanden bevatten soms wel tachtig Jupitermassa's aan materie. (GS)
Zware, hete sterren verhinderen de vorming van planetenstelsels bij lichtere sterren in hun omgeving. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen die zijn verricht met ALMA (Atacama Large Millimeter and submillimeter Array), een netwerk van 66 schotelantennes op 5000 meter hoogte in de Chileense Atacama-woestijn.
\r\nPlanetenstelsel ontstaan uit ronddraaiende schijven van gas en stof rond pasgeboren sterren. Zulke protoplanetaire schijven (protoplanetary disks, of kortweg proplyds) zijn door de Hubble Space Telescope onder andere ontdekt in de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op ruim duizend lichtjaar afstand.
\r\nDe Hubble-waarnemingen deden al vermoeden dat sommige van de proplyds last hebben van zware, hete reuzensterren in hun directe omgeving: de energierijke ultraviolette straling van deze zogeheten O-sterren blaast het gas en stof in de naburige schijf in één richting weg, zodat er uiteindelijk misschien onvoldoende materiaal overblijft voor de vorming van planeten.
\r\nMet ALMA is nu bevestigd dat dat inderdaad het geval is. Op de lange golflengten waarop ALMA waarneemt, kunnen sterrenkundigen vrij nauwkeurig meten hoe veel stof ze bevatten. ALMA heeft een paar honderd extra proplyds in de Orionnevel ontdekt, en uit de massabepalingen blijkt dat de schijven die zich dicht bij een O-ster bevinden, veel minder materie bevatten dan de schijven op grotere afstanden.
\r\nIn Astrophysical Journal rapporteert het onderzoeksteam dat de hoeveelheid massa op afstanden van minder dan 0,1 lichtjaar (ca. één biljoen kilometer) kleiner is dan een halve Jupitermassa. Proplyds op grotere afstanden bevatten soms wel tachtig Jupitermassa's aan materie. (GS)
Astronomen die zich bezighouden met het ontstaan van sterren worstelen al tientallen jaren met de vraag waarom babysterren meer infraroodstraling uitzenden dan verwacht. Nieuwe computerberekeningen hebben een mogelijke verklaring opgeleverd.
Pasgeboren sterren zijn omgeven door een schijf van restmateriaal, waaruit later planeten kunnen ontstaan. Deze schijf wordt door de ster opgewarmd en gloeit daardoor in het infrarood. Waarnemingen met infraroodsatellieten zoals IRAS (jaren tachtig) en Spitzer (nu) laten echter zien dat dit niet álle infraroodstraling kan verklaren.
Nieuwe driedimensionale modellen van planeetvormende schijven bieden mogelijk uitkomst. De modellen geven aan dat ook gas en stof dat door reusachtige magnetische lussen uit de schijf omhoog wordt getild sterlicht absorbeert. De berekende hoeveelheid infraroodstraling die daarbij vrijkomt is voldoende om het hele overschot te kunnen verklaren.
Het idee dat planeetvormende schijven zijn gehuld in een soort atmosfeer van gas en stof is niet nieuw, maar het is voor het eerst dat deze in verband wordt gebracht met het overschot aan infraroodstraling dat jonge sterren produceren. (EE)
Astronomen die zich bezighouden met het ontstaan van sterren worstelen al tientallen jaren met de vraag waarom babysterren meer infraroodstraling uitzenden dan verwacht. Nieuwe computerberekeningen hebben een mogelijke verklaring opgeleverd.
Pasgeboren sterren zijn omgeven door een schijf van restmateriaal, waaruit later planeten kunnen ontstaan. Deze schijf wordt door de ster opgewarmd en gloeit daardoor in het infrarood. Waarnemingen met infraroodsatellieten zoals IRAS (jaren tachtig) en Spitzer (nu) laten echter zien dat dit niet álle infraroodstraling kan verklaren.
Nieuwe driedimensionale modellen van planeetvormende schijven bieden mogelijk uitkomst. De modellen geven aan dat ook gas en stof dat door reusachtige magnetische lussen uit de schijf omhoog wordt getild sterlicht absorbeert. De berekende hoeveelheid infraroodstraling die daarbij vrijkomt is voldoende om het hele overschot te kunnen verklaren.
Het idee dat planeetvormende schijven zijn gehuld in een soort atmosfeer van gas en stof is niet nieuw, maar het is voor het eerst dat deze in verband wordt gebracht met het overschot aan infraroodstraling dat jonge sterren produceren. (EE)
Nieuwe opnamen van de Smithsonian’s Submillimeter Array (SMA) laten zien wat zich afspeelt in de Slangnevel – een bijna honderd lichtjaar lange, S-vormige wolk van gas en stof in het sterrenbeeld Slangendrager. De nevel blijkt een echte stellaire kraamkamer te zijn (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Op opnamen van de Spitzer-ruimtetelescoop, die het heelal op infrarode golflengten waarneemt, steekt de Slangnevel als een donkere sliert af tegen de sterrenrijke achtergrond. Die ondoorzichtigheid wijst erop dat de dichtheid van het gas en stof in de nevel groot genoeg is om de vorming van (zware) sterren mogelijk te maken.
Telescopen zoals de SMA, die straling opvangen die het midden houdt tussen radio- en infraroodstraling, stellen astronomen in staat om door het stof van zo’n nevel heen te kijken. Op die manier zijn op twee specifieke plekken in de Slangnevel in totaal 23 kosmische ‘kiemen’ ontdekt: zwak gloeiende vlekjes waarin uiteindelijk één of misschien enkele sterren worden geboren.
De kiemen hebben afmetingen van een paar honderd miljard kilometer en bevatten 5 tot 25 zonsmassa’s aan materie. De sterren die daarin ontstaan moeten dus aan de zware kant zijn. Tot nu toe werd aangenomen dat zulke zware sterren in eenzaamheid geboren worden, maar dat lijkt dus toch niet het geval te zijn. (EE)
Nieuwe opnamen van de Smithsonian’s Submillimeter Array (SMA) laten zien wat zich afspeelt in de Slangnevel – een bijna honderd lichtjaar lange, S-vormige wolk van gas en stof in het sterrenbeeld Slangendrager. De nevel blijkt een echte stellaire kraamkamer te zijn (Monthly Notices of the Royal Astronomical Society).
Op opnamen van de Spitzer-ruimtetelescoop, die het heelal op infrarode golflengten waarneemt, steekt de Slangnevel als een donkere sliert af tegen de sterrenrijke achtergrond. Die ondoorzichtigheid wijst erop dat de dichtheid van het gas en stof in de nevel groot genoeg is om de vorming van (zware) sterren mogelijk te maken.
Telescopen zoals de SMA, die straling opvangen die het midden houdt tussen radio- en infraroodstraling, stellen astronomen in staat om door het stof van zo’n nevel heen te kijken. Op die manier zijn op twee specifieke plekken in de Slangnevel in totaal 23 kosmische ‘kiemen’ ontdekt: zwak gloeiende vlekjes waarin uiteindelijk één of misschien enkele sterren worden geboren.
De kiemen hebben afmetingen van een paar honderd miljard kilometer en bevatten 5 tot 25 zonsmassa’s aan materie. De sterren die daarin ontstaan moeten dus aan de zware kant zijn. Tot nu toe werd aangenomen dat zulke zware sterren in eenzaamheid geboren worden, maar dat lijkt dus toch niet het geval te zijn. (EE)
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft ontdekt dat de elliptische reuzenstelsels in het (relatief) nabije heelal flinke hoeveelheden koud gas bevatten. Gegevens van andere instrumenten wijzen erop dat het toch niet tot stervorming komt, omdat de ‘jets’ van het centrale superzware zwarte gat van deze stelsels het gas in beroering houden.
Elliptische reuzenstelsels vertonen geen stervormingsactiviteit en bestaan vrijwel geheel uit lichte, rode sterren. Tot nu toe werd aangenomen dat deze ‘rode en dode’ stelsels weinig koud gas bevatten – de cruciale grondstof voor nieuwe sterren. Vermoed werd dat de stelsels het koude gas op de een of andere manier zijn kwijtgeraakt of dat simpelweg al het beschikbare gas voor de productie van nieuwe sterren is gebruikt.
Maar nieuwe gegevens van Herschel, die in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn gepubliceerd, trekken dat beeld in twijfel. Anders dan gedacht bevatten zes van de acht onderzochte elliptische reuzenstelsels overvloedige hoeveelheden koud gas. En dat roept natuurlijk de vraag op waarom er in deze stelsels geen nieuwe sterren worden geboren.
Waarnemingen met optische telescopen en met de röntgensatelliet Chandra laten zien dat de zes stelsels die rijk zijn aan koud gas ook veel heet gas bevatten, dat bezig is om af te koelen. Maar op de een of andere manier koelt dit gas nooit voldoende af om te condenseren en sterren te vormen.
De oorzaak hiervan wordt gezocht bij het centrale superzware zwarte gat dat in de stelsels huist. Bij de zes stelsels die veel koud gas bevatten is dat zwarte gat niet erg actief. Bij de andere twee juist wel: deze stoten een krachtige straal van zeer energierijke deeltjes uit. Dat wijst erop dat deze ‘jets’ het vermogen hebben om het koude gas van een sterrenstelsel op te warmen of het zelfs uit het stelsel weg te blazen. (EE)
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft ontdekt dat de elliptische reuzenstelsels in het (relatief) nabije heelal flinke hoeveelheden koud gas bevatten. Gegevens van andere instrumenten wijzen erop dat het toch niet tot stervorming komt, omdat de ‘jets’ van het centrale superzware zwarte gat van deze stelsels het gas in beroering houden.
Elliptische reuzenstelsels vertonen geen stervormingsactiviteit en bestaan vrijwel geheel uit lichte, rode sterren. Tot nu toe werd aangenomen dat deze ‘rode en dode’ stelsels weinig koud gas bevatten – de cruciale grondstof voor nieuwe sterren. Vermoed werd dat de stelsels het koude gas op de een of andere manier zijn kwijtgeraakt of dat simpelweg al het beschikbare gas voor de productie van nieuwe sterren is gebruikt.
Maar nieuwe gegevens van Herschel, die in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn gepubliceerd, trekken dat beeld in twijfel. Anders dan gedacht bevatten zes van de acht onderzochte elliptische reuzenstelsels overvloedige hoeveelheden koud gas. En dat roept natuurlijk de vraag op waarom er in deze stelsels geen nieuwe sterren worden geboren.
Waarnemingen met optische telescopen en met de röntgensatelliet Chandra laten zien dat de zes stelsels die rijk zijn aan koud gas ook veel heet gas bevatten, dat bezig is om af te koelen. Maar op de een of andere manier koelt dit gas nooit voldoende af om te condenseren en sterren te vormen.
De oorzaak hiervan wordt gezocht bij het centrale superzware zwarte gat dat in de stelsels huist. Bij de zes stelsels die veel koud gas bevatten is dat zwarte gat niet erg actief. Bij de andere twee juist wel: deze stoten een krachtige straal van zeer energierijke deeltjes uit. Dat wijst erop dat deze ‘jets’ het vermogen hebben om het koude gas van een sterrenstelsel op te warmen of het zelfs uit het stelsel weg te blazen. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft, met behulp van een submillimetertelescoop op Antarctica, een grote wolk van moleculair gas in de Melkweg ontdekt. De gaswolk – ongeveer 250 lichtjaar lang en vijftien lichtjaar breed – heeft een massa van ongeveer 40.000 zonsmassa’s. Hij bevindt zich op ongeveer 15.000 lichtjaar van de aarde.
Grote moleculaire wolken zijn de kraamkamers van sterren. De nu ontdekte wolk, die de aanduiding G328 heeft gekregen, vertoont de eerste tekenen van stervorming, maar bevat nog geen volwaardige sterren.
Verder onderzoek moet uitwijzen hoe de langgerekte gaswolk is ontstaan. Volgens één theorie zou het een aaneenschakeling van kleine gaswolken kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is dat het filament een concentratie van moleculair gas is die deel uitmaakt van een veel grotere wolk van atomair gas.
G328 is opgespoord met de High Elevation Antarctic Terahertz-telescoop (HEAT), een autonoom werkend instrument dat wordt gebruikt om de gaswolken in de Melkweg in kaart te brengen. HEAT staat op Ridge A, een van de koudste en droogste plekken op aarde.
Het bericht over de ontdekking is gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft, met behulp van een submillimetertelescoop op Antarctica, een grote wolk van moleculair gas in de Melkweg ontdekt. De gaswolk – ongeveer 250 lichtjaar lang en vijftien lichtjaar breed – heeft een massa van ongeveer 40.000 zonsmassa’s. Hij bevindt zich op ongeveer 15.000 lichtjaar van de aarde.
Grote moleculaire wolken zijn de kraamkamers van sterren. De nu ontdekte wolk, die de aanduiding G328 heeft gekregen, vertoont de eerste tekenen van stervorming, maar bevat nog geen volwaardige sterren.
Verder onderzoek moet uitwijzen hoe de langgerekte gaswolk is ontstaan. Volgens één theorie zou het een aaneenschakeling van kleine gaswolken kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is dat het filament een concentratie van moleculair gas is die deel uitmaakt van een veel grotere wolk van atomair gas.
G328 is opgespoord met de High Elevation Antarctic Terahertz-telescoop (HEAT), een autonoom werkend instrument dat wordt gebruikt om de gaswolken in de Melkweg in kaart te brengen. HEAT staat op Ridge A, een van de koudste en droogste plekken op aarde.
Het bericht over de ontdekking is gepubliceerd in The Astrophysical Journal. (EE)
Sterren ontstaan door het samentrekken van interstellair gas en stof. En rond sterren-in-wording vormt zich een schijf van gas en stof waaruit uiteindelijk planeten kunnen ontstaan. Je zou haast zeggen dat de chemische samenstelling van die schijf gelijk is aan die van het omringende gas. Nieuw onderzoek met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), waarvan de resultaten deze week in Nature zijn gepubliceerd, laat echter zien dat dat niet zo is.
Met ALMA is gekeken naar L1527, een bekende ‘babyster’ in het sterrenbeeld Stier die al met tal van telescopen onderzocht is. Infraroodopnamen van de Spitzer-ruimtetelescoop laten zien dat er vanaf de polen van L1527 gas wordt weggeblazen, waardoor twee openingen in de omringende gaswolk zijn ontstaan. Zo’n bipolaire uitstroom van gas wijst er op dat de ster is omringd door een schijf van materie.
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat de schijf van L1527 een middellijn van 150 miljard kilometer heeft – vijfhonderd keer de middellijn van de aardbaan. Deze schijf vertoont een duidelijke scheiding. Het buitenste deel heeft een temperatuur van 240 tot 250 graden onder nul en bevat duidelijk waarneembare hoeveelheden van een bepaald soort koolwaterstofmoleculen. Maar op ongeveer 15 miljard kilometer van de ster verandert dat abrupt: daar maken de koolwaterstoffen plaats voor zwavelmonoxide die twintig tot dertig graden warmer is.
Computersimulaties laten zien dat die drastische verandering van de chemische samenstelling in de schijf ontstaat doordat de verdere instroom van gas vanuit de omringende gaswolk op die plek wordt tegengehouden door de middelpuntvliedende kracht. Deze grens wordt de ‘centrifugale barrière’ genoemd. Gas dat op die barrière stuit, warmt op. En daarbij verdampt het bevroren zwavelmonoxide dat zich aan het oppervlak van koude stofdeeltjes had gehecht weer tot gas.
Dat er aanzienlijke chemische verschillen kunnen bestaan tussen het gas binnen de centrifugale barrière, waar de uiteindelijk planeetvorming plaatsvindt, en het interstellaire gas komt als een verrassing. En volgens de astronomen die dit hebben ontdekt is er bij het onderzoek van het vormingsproces van planeten tot nu toe weinig rekening gehouden met dit aspect. (EE)
Sterren ontstaan door het samentrekken van interstellair gas en stof. En rond sterren-in-wording vormt zich een schijf van gas en stof waaruit uiteindelijk planeten kunnen ontstaan. Je zou haast zeggen dat de chemische samenstelling van die schijf gelijk is aan die van het omringende gas. Nieuw onderzoek met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), waarvan de resultaten deze week in Nature zijn gepubliceerd, laat echter zien dat dat niet zo is.
Met ALMA is gekeken naar L1527, een bekende ‘babyster’ in het sterrenbeeld Stier die al met tal van telescopen onderzocht is. Infraroodopnamen van de Spitzer-ruimtetelescoop laten zien dat er vanaf de polen van L1527 gas wordt weggeblazen, waardoor twee openingen in de omringende gaswolk zijn ontstaan. Zo’n bipolaire uitstroom van gas wijst er op dat de ster is omringd door een schijf van materie.
Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat de schijf van L1527 een middellijn van 150 miljard kilometer heeft – vijfhonderd keer de middellijn van de aardbaan. Deze schijf vertoont een duidelijke scheiding. Het buitenste deel heeft een temperatuur van 240 tot 250 graden onder nul en bevat duidelijk waarneembare hoeveelheden van een bepaald soort koolwaterstofmoleculen. Maar op ongeveer 15 miljard kilometer van de ster verandert dat abrupt: daar maken de koolwaterstoffen plaats voor zwavelmonoxide die twintig tot dertig graden warmer is.
Computersimulaties laten zien dat die drastische verandering van de chemische samenstelling in de schijf ontstaat doordat de verdere instroom van gas vanuit de omringende gaswolk op die plek wordt tegengehouden door de middelpuntvliedende kracht. Deze grens wordt de ‘centrifugale barrière’ genoemd. Gas dat op die barrière stuit, warmt op. En daarbij verdampt het bevroren zwavelmonoxide dat zich aan het oppervlak van koude stofdeeltjes had gehecht weer tot gas.
Dat er aanzienlijke chemische verschillen kunnen bestaan tussen het gas binnen de centrifugale barrière, waar de uiteindelijk planeetvorming plaatsvindt, en het interstellaire gas komt als een verrassing. En volgens de astronomen die dit hebben ontdekt is er bij het onderzoek van het vormingsproces van planeten tot nu toe weinig rekening gehouden met dit aspect. (EE)
Astronomen hebben met de röntgensatelliet Chandra en een aantal andere telescopen een van de meest actieve zwarte gaten in het heelal onderzocht. De ‘jets’ van het zwarte gat hebben enorme gaten geblazen in het hete gas in de omgeving, en zo de vorming van biljoenen sterren verhinderd.
De grote hoeveelheid heet gas in het centrum van de cluster RX J1532 is merkwaardig. Heet gas dat röntgenstraling uitzendt zou moeten afkoelen, en het dichte gas in het hart van een cluster het snelst. Dit afgekoelde gas zou vervolgens naar het centrale sterrenstelsel moeten stromen en onderweg grote aantallen nieuwe sterren vormen. Maar dat is hier niet gebeurd.
De Chandra-opnamen laten zien waarom de stervorming in RX J1532 spaak loopt. Aan weerszijden van het centrale sterrenstelsel vertoont het hete gas een ongeveer 100.000 lichtjaar grote holte. De twee gasarme gebieden liggen in het verlengde van de jets van het stelsel – de bundels van materie die uit de directe omgeving van het zwarte gat wordt weggeblazen. De schokgolven die de jets veroorzaken drijven niet alleen het gas uiteen, maar houden het ook heet – te heet voor stervorming.
Jets ontlenen hun energie aan materie die naar een zwart gat toe stroomt. Daar is in dit geval echter geen spoor van te bekennen. Volgens de astronomen is dat verklaarbaar als het zwarte gat in het centrale stelsel van RX J1532 extreem zwaar is: meer dan 10 miljard zonsmassa’s. Zo’n zwart gat heeft relatief weinig materie nodig om krachtige jets te produceren.
Een andere mogelijkheid is dat het zwarte gat een massa van ‘slechts’ ongeveer een miljard zonsmassa’s heeft en heel snel om zijn as tolt. Ook dat laatste maakt de jets krachtiger. (EE)
Astronomen hebben met de röntgensatelliet Chandra en een aantal andere telescopen een van de meest actieve zwarte gaten in het heelal onderzocht. De ‘jets’ van het zwarte gat hebben enorme gaten geblazen in het hete gas in de omgeving, en zo de vorming van biljoenen sterren verhinderd.
De grote hoeveelheid heet gas in het centrum van de cluster RX J1532 is merkwaardig. Heet gas dat röntgenstraling uitzendt zou moeten afkoelen, en het dichte gas in het hart van een cluster het snelst. Dit afgekoelde gas zou vervolgens naar het centrale sterrenstelsel moeten stromen en onderweg grote aantallen nieuwe sterren vormen. Maar dat is hier niet gebeurd.
De Chandra-opnamen laten zien waarom de stervorming in RX J1532 spaak loopt. Aan weerszijden van het centrale sterrenstelsel vertoont het hete gas een ongeveer 100.000 lichtjaar grote holte. De twee gasarme gebieden liggen in het verlengde van de jets van het stelsel – de bundels van materie die uit de directe omgeving van het zwarte gat wordt weggeblazen. De schokgolven die de jets veroorzaken drijven niet alleen het gas uiteen, maar houden het ook heet – te heet voor stervorming.
Jets ontlenen hun energie aan materie die naar een zwart gat toe stroomt. Daar is in dit geval echter geen spoor van te bekennen. Volgens de astronomen is dat verklaarbaar als het zwarte gat in het centrale stelsel van RX J1532 extreem zwaar is: meer dan 10 miljard zonsmassa’s. Zo’n zwart gat heeft relatief weinig materie nodig om krachtige jets te produceren.
Een andere mogelijkheid is dat het zwarte gat een massa van ‘slechts’ ongeveer een miljard zonsmassa’s heeft en heel snel om zijn as tolt. Ook dat laatste maakt de jets krachtiger. (EE)
Tijdens de 223ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Washington, DC, is een nieuwe Hubble-opname gepresenteerd van het sterrenstelsel Messier 83 in het sterrenbeeld Waterslang. Met een afstand van 15 miljoen lichtjaar is dat een van de grootste balkspiraalstelsels in onze omgeving. Het is bovendien een merkwaardig stelsel, waarin opvallend veel supernova-explosies plaatsvinden en dat een dubbele kern lijkt te hebben.
Dat laatste betekent niet dat er twee superzware zwarte gaten in het hart van Messier 83 schuilgaan. Waarschijnlijk gaat het om één zwart gat, dat omringd is door een scheve schijf van sterren die om het zwarte gat heen draaien. Hierdoor ontstaat de indruk van een dubbele kern.
De Hubble-opname zal worden gebruikt voor het ‘citizen science project’ STAR DATE: M83, dat komende maandag van start gaat. Het hoofddoel van dit project is om de leeftijden te schatten van de ongeveer drieduizend, vaak heel jonge sterrenhopen in het stelsel. Amateurwetenschappers zullen die schattingen doen door te letten op de aan- of afwezigheid van het roze licht van waterstofgas, de scherpte van de afzonderlijke sterren en de kleuren van de sterrenhopen. Ook worden de afmetingen van de sterrenhopen gemeten en andere opvallende objecten in M83 opgespoord. (EE)
Tijdens de 223ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Washington, DC, is een nieuwe Hubble-opname gepresenteerd van het sterrenstelsel Messier 83 in het sterrenbeeld Waterslang. Met een afstand van 15 miljoen lichtjaar is dat een van de grootste balkspiraalstelsels in onze omgeving. Het is bovendien een merkwaardig stelsel, waarin opvallend veel supernova-explosies plaatsvinden en dat een dubbele kern lijkt te hebben.
Dat laatste betekent niet dat er twee superzware zwarte gaten in het hart van Messier 83 schuilgaan. Waarschijnlijk gaat het om één zwart gat, dat omringd is door een scheve schijf van sterren die om het zwarte gat heen draaien. Hierdoor ontstaat de indruk van een dubbele kern.
De Hubble-opname zal worden gebruikt voor het ‘citizen science project’ STAR DATE: M83, dat komende maandag van start gaat. Het hoofddoel van dit project is om de leeftijden te schatten van de ongeveer drieduizend, vaak heel jonge sterrenhopen in het stelsel. Amateurwetenschappers zullen die schattingen doen door te letten op de aan- of afwezigheid van het roze licht van waterstofgas, de scherpte van de afzonderlijke sterren en de kleuren van de sterrenhopen. Ook worden de afmetingen van de sterrenhopen gemeten en andere opvallende objecten in M83 opgespoord. (EE)
Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe, haarscherpe foto gemaakt van de Tarantulanevel, een groot stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk – een klein buurstelsel van de Melkweg. De foto is opgebouwd uit (infrarood)opnamen die gemaakt zijn voor het Hubble Tarantula Treasury Project.
De Tarantulanevel is een grote wolk waterstofgas waarin nieuwe sterren worden geboren. In het hart ervan bevindt zich de heldere sterrenhoop R136, die tot begin jaren tachtig van de afgelopen eeuw voor een kolossale ster werd aangezien. Later bleek het om een compacte verzameling van duizenden sterren te gaan, waaronder een aantal zeer zware exemplaren. Uiteindelijk zal R136 zich waarschijnlijk ontwikkelen tot een bolvormige sterrenhoop: een samenballing van oude sterren die om het centrum van de Grote Magelhaense Wolk draait.
Bij het Hubble Tarantula Treasury Project wordt de stellaire bevolking van de Tarantulanevel in kaart gebracht. Deze waarnemingen moeten meer inzicht geven in de structuur van dit bijzondere stervormingsgebied. (EE)
Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuwe, haarscherpe foto gemaakt van de Tarantulanevel, een groot stervormingsgebied in de Grote Magelhaense Wolk – een klein buurstelsel van de Melkweg. De foto is opgebouwd uit (infrarood)opnamen die gemaakt zijn voor het Hubble Tarantula Treasury Project.
De Tarantulanevel is een grote wolk waterstofgas waarin nieuwe sterren worden geboren. In het hart ervan bevindt zich de heldere sterrenhoop R136, die tot begin jaren tachtig van de afgelopen eeuw voor een kolossale ster werd aangezien. Later bleek het om een compacte verzameling van duizenden sterren te gaan, waaronder een aantal zeer zware exemplaren. Uiteindelijk zal R136 zich waarschijnlijk ontwikkelen tot een bolvormige sterrenhoop: een samenballing van oude sterren die om het centrum van de Grote Magelhaense Wolk draait.
Bij het Hubble Tarantula Treasury Project wordt de stellaire bevolking van de Tarantulanevel in kaart gebracht. Deze waarnemingen moeten meer inzicht geven in de structuur van dit bijzondere stervormingsgebied. (EE)
Bij waarnemingen met de VLA-radiotelescoop in de VS is bij twee zeer jonge sterren een begeleider ontdekt. Deze ontdekking bevestigt de theorie dat dubbelsterren worden geboren uit één en dezelfde schijf van gas en stof.
Bekend is dat ongeveer de helft van alle zonachtige sterren minstens één stellaire begeleider heeft. Zulke dubbelsterren zouden kunnen ontstaan wanneer twee sterren, na afzonderlijk te zijn ontstaan, elkaar ‘invangen’. Maar de kans dat zoiets gebeurt, is veel te klein om de grote aantallen meervoudige sterren te kunnen verklaren.
Het leek daarom al waarschijnlijk dat verreweg de meeste dubbelsterren ontstaan wanneer de schijven van gas en stof waaruit sterren worden geboren in een vroeg stadium in stukken uiteenvallen. Maar de enige manier om daar uitsluitsel over te krijgen is om zulke dubbelsterren-in-wording op heterdaad te betrappen. En bij twee protosterren in het sterrenbeeld Cepheus is dat nu gelukt. (EE)
Bij waarnemingen met de VLA-radiotelescoop in de VS is bij twee zeer jonge sterren een begeleider ontdekt. Deze ontdekking bevestigt de theorie dat dubbelsterren worden geboren uit één en dezelfde schijf van gas en stof.
Bekend is dat ongeveer de helft van alle zonachtige sterren minstens één stellaire begeleider heeft. Zulke dubbelsterren zouden kunnen ontstaan wanneer twee sterren, na afzonderlijk te zijn ontstaan, elkaar ‘invangen’. Maar de kans dat zoiets gebeurt, is veel te klein om de grote aantallen meervoudige sterren te kunnen verklaren.
Het leek daarom al waarschijnlijk dat verreweg de meeste dubbelsterren ontstaan wanneer de schijven van gas en stof waaruit sterren worden geboren in een vroeg stadium in stukken uiteenvallen. Maar de enige manier om daar uitsluitsel over te krijgen is om zulke dubbelsterren-in-wording op heterdaad te betrappen. En bij twee protosterren in het sterrenbeeld Cepheus is dat nu gelukt. (EE)
Planeten ontstaan in de schijf van gas en stof rond een ster-in-wording, maar wanneer en hoe zo’n protoplanetaire schijf ontstaat is nog steeds een mysterie. Een team van astronomen, onder leiding van de Leidse promovenda Nadia Murillo en hoogleraar Ewine van Dishoeck, heeft met de ALMA-radiotelescoop de jongste protoplanetaire schijf ooit opgespoord. Deze schijf is jonger dan op basis van de meeste modellen mogelijk wordt geacht.
De astronomen hebben ALMA gebruikt om de driedubbele ster-in-wording VLA1623 te onderzoeken, die zich in het stervormingsgebied rond de ster Rho Ophiuchus (sterrenbeeld Slangendrager) bevindt. In de richting van VLA1623A, een jong object dat nog steeds gehuld is in een dichte cocon van stof en gas, is een schijfstructuur waargenomen. De straal van deze schijf is ongeveer vijf keer zo groot als de straal van de omloopbaan van de planeet Neptunus. Maar de centrale protoster is vijf keer lichter dan onze zon: dat wijst erop dat hij nog in de groei is.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat het gas in de schijf rond VLA1623A ‘kepleriaans’ roteert. Dat wil zeggen: de binnenste regionen draaien sneller om de ster dan de buitenste – net zoals de binnenste planeten van ons zonnestelsel sneller rond de zon draaien dan de buitenste. In kepleriaanse schijven ontstaan waarschijnlijk planeten met stabiele banen. De ontdekking van zo’n schijf in het stadium waarin de protoster nog diep in zijn geboortewolk verscholen zit, levert inzicht op in het ontstaansproces van planeten.
Computermodellen voorspellen dat kepleriaanse schijven niet kunnen ontstaan in de eerste fasen van stervorming. De grote kepleriaanse schijf van VLA1623A bewijst echter het tegendeel. Dat wijst erop dat er factoren een rol spelen waarmee deze modellen onvoldoende rekening houden. Recent onderzoek wijst er bijvoorbeeld op dat een verkeerde uitlijning van het magnetisch veld en de rotatieassen, of turbulentie, het ontstaan van schijven bevordert. (EE)
Planeten ontstaan in de schijf van gas en stof rond een ster-in-wording, maar wanneer en hoe zo’n protoplanetaire schijf ontstaat is nog steeds een mysterie. Een team van astronomen, onder leiding van de Leidse promovenda Nadia Murillo en hoogleraar Ewine van Dishoeck, heeft met de ALMA-radiotelescoop de jongste protoplanetaire schijf ooit opgespoord. Deze schijf is jonger dan op basis van de meeste modellen mogelijk wordt geacht.
De astronomen hebben ALMA gebruikt om de driedubbele ster-in-wording VLA1623 te onderzoeken, die zich in het stervormingsgebied rond de ster Rho Ophiuchus (sterrenbeeld Slangendrager) bevindt. In de richting van VLA1623A, een jong object dat nog steeds gehuld is in een dichte cocon van stof en gas, is een schijfstructuur waargenomen. De straal van deze schijf is ongeveer vijf keer zo groot als de straal van de omloopbaan van de planeet Neptunus. Maar de centrale protoster is vijf keer lichter dan onze zon: dat wijst erop dat hij nog in de groei is.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat het gas in de schijf rond VLA1623A ‘kepleriaans’ roteert. Dat wil zeggen: de binnenste regionen draaien sneller om de ster dan de buitenste – net zoals de binnenste planeten van ons zonnestelsel sneller rond de zon draaien dan de buitenste. In kepleriaanse schijven ontstaan waarschijnlijk planeten met stabiele banen. De ontdekking van zo’n schijf in het stadium waarin de protoster nog diep in zijn geboortewolk verscholen zit, levert inzicht op in het ontstaansproces van planeten.
Computermodellen voorspellen dat kepleriaanse schijven niet kunnen ontstaan in de eerste fasen van stervorming. De grote kepleriaanse schijf van VLA1623A bewijst echter het tegendeel. Dat wijst erop dat er factoren een rol spelen waarmee deze modellen onvoldoende rekening houden. Recent onderzoek wijst er bijvoorbeeld op dat een verkeerde uitlijning van het magnetisch veld en de rotatieassen, of turbulentie, het ontstaan van schijven bevordert. (EE)
Het bestaan van zware sterren – sterren met minstens acht keer zoveel massa als de zon – is een intrigerend vraagstuk. Waarom zijn zij zo groot geworden, terwijl de grote meerderheid van alle sterren in de Melkweg aanzienlijk kleiner is? Op zoek naar een verklaring heeft een internationaal team van astronomen de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) op de kernen van enkele van de donkerste, koudste en meest compacte gaswolken in onze Melkweg gericht.
De dichtheid van deze kernen is zo groot dat ze – onder invloed van de zwaartekracht – eigenlijk al tot zonachtige sterren samengetrokken zouden moeten zijn. Uit de ALMA-waarnemingen blijkt echter dat dit niet is gebeurd: de gaswolken zijn koud, dus van sterren kan (nog) geen sprake zijn.
Volgens de astronomen wijst dit erop dat de samentrekking van de gaswolken wordt belemmerd door een tegenkracht: het is bijvoorbeeld denkbaar dat ze worden ‘gestut’ door sterke magnetische velden. Dat zou ervoor zorgen dat het vormingsproces van de sterren-in-wording zo langzaam gaat dat ze de kans krijgen om veel massa te verzamelen.
De nieuwe ALMA-waarnemingen laten dus zien dat een zware ster in feite op precies dezelfde manier ontstaat als een lichte, zonachtige ster. Het verschil in massa wordt uitsluitend bepaald door de omvang van de gaswolk waaruit de ster is voortgekomen. (EE)
Het bestaan van zware sterren – sterren met minstens acht keer zoveel massa als de zon – is een intrigerend vraagstuk. Waarom zijn zij zo groot geworden, terwijl de grote meerderheid van alle sterren in de Melkweg aanzienlijk kleiner is? Op zoek naar een verklaring heeft een internationaal team van astronomen de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) op de kernen van enkele van de donkerste, koudste en meest compacte gaswolken in onze Melkweg gericht.
De dichtheid van deze kernen is zo groot dat ze – onder invloed van de zwaartekracht – eigenlijk al tot zonachtige sterren samengetrokken zouden moeten zijn. Uit de ALMA-waarnemingen blijkt echter dat dit niet is gebeurd: de gaswolken zijn koud, dus van sterren kan (nog) geen sprake zijn.
Volgens de astronomen wijst dit erop dat de samentrekking van de gaswolken wordt belemmerd door een tegenkracht: het is bijvoorbeeld denkbaar dat ze worden ‘gestut’ door sterke magnetische velden. Dat zou ervoor zorgen dat het vormingsproces van de sterren-in-wording zo langzaam gaat dat ze de kans krijgen om veel massa te verzamelen.
De nieuwe ALMA-waarnemingen laten dus zien dat een zware ster in feite op precies dezelfde manier ontstaat als een lichte, zonachtige ster. Het verschil in massa wordt uitsluitend bepaald door de omvang van de gaswolk waaruit de ster is voortgekomen. (EE)
Met de Smithsonian Submillimeter Array (SMA) op Mauna Kea, Hawaii, zijn gedetailleerde waarnemingen verricht van het stervormingsgebied W49A, op 36.000 lichtjaar afstand van de aarde, aan de andere kant van het Melkwegcentrum. Niet eerder is deze kolossale stellaire kraamkamer zo goed in beeld gebracht.
\r\nW49A is een uitgestrekte wolk van gas en stof die ca. één miljoen keer zoveel materie bevat als de zon. De dichtheid in het centrale deel van de wolk is uitzonderlijk hoog; uit de SMA-metingen (gepubliceerd in Astrophyiscal Journal) blijkt dat zich hier een gigantische sterrenhoop aan het vormen is die ca. honderdduizend sterren bevat in een gebied met een middellijn van slechts tien lichtjaar. Ook zijn 'rivieren' van koel gas in kaart gebracht waarlangs materie in de richting van het centrum van het stervormingsgebied beweegt, met snelheden van ca. 2 kilometer per seconde.
\r\nW49A produceert ongeveer honderd maal zoveel energie als de beroemde (en veel nabijere) Orionnevel, maar doordat de sterrenfabriek verduisterd wordt door kosmische stofwolken, kan hij alleen waargenomen worden op infrarode en (sub-)millimetergolflengten. (GS)
Met de Smithsonian Submillimeter Array (SMA) op Mauna Kea, Hawaii, zijn gedetailleerde waarnemingen verricht van het stervormingsgebied W49A, op 36.000 lichtjaar afstand van de aarde, aan de andere kant van het Melkwegcentrum. Niet eerder is deze kolossale stellaire kraamkamer zo goed in beeld gebracht.
\r\nW49A is een uitgestrekte wolk van gas en stof die ca. één miljoen keer zoveel materie bevat als de zon. De dichtheid in het centrale deel van de wolk is uitzonderlijk hoog; uit de SMA-metingen (gepubliceerd in Astrophyiscal Journal) blijkt dat zich hier een gigantische sterrenhoop aan het vormen is die ca. honderdduizend sterren bevat in een gebied met een middellijn van slechts tien lichtjaar. Ook zijn 'rivieren' van koel gas in kaart gebracht waarlangs materie in de richting van het centrum van het stervormingsgebied beweegt, met snelheden van ca. 2 kilometer per seconde.
\r\nW49A produceert ongeveer honderd maal zoveel energie als de beroemde (en veel nabijere) Orionnevel, maar doordat de sterrenfabriek verduisterd wordt door kosmische stofwolken, kan hij alleen waargenomen worden op infrarode en (sub-)millimetergolflengten. (GS)
In tegenstelling tot wat altijd werd aangenomen, blijken moleculaire wolken in de spiraalarmen van sterrenstelsels geen geïsoleerde structuren te zijn. Een uitgebreide waarnemingscampagne van het Draaikolkstelsel, op 23 miljoen lichtjaar afstand, uitgevoerd met het Franse IRAM-observatorium voor millimeterastronomie, laat zien dat de ca. 1500 in kaart gebrachte moleculaire wolken liggen ingebed in een relatief dichte 'mist' van moleculair waterstofgas die de gehele schijf van het stelsel vult.
\r\nMoleculaire wolken (Giant Molecular Clouds of GMC's) zijn grote interstellaire concentraties van koel moleculair gas, waaronder waterstof en koolmonoxide. Ze zijn een paar duizend tot een paar miljoen keer zo zwaar als de zon. Onder invloed van hun eigen zwaartekracht storten ze af en toe ineen, wat kan leiden tot de vorming van een groot aantal nieuwe sterren.
\r\nAltijd is aangenomen dat moleculaire wolken vrij geïsoleerd liggen in de ijle interstellaire ruimte. Dat blijkt - in elk geval voor het Draaikolkstelsel - niet het geval te zijn. De wisselwerking tussen de wolk zelf, de omringende moleculaire mist en de verdichtingen in de schijf die het gevolg zijn van het passeren van een spiraalarm (een soort dichtheidsgolf) zullen van grote invloed zijn op de evolutie van de wolk, en op de vraag of er al dan niet grootschalige stervorming zal optreden. (GS)
In tegenstelling tot wat altijd werd aangenomen, blijken moleculaire wolken in de spiraalarmen van sterrenstelsels geen geïsoleerde structuren te zijn. Een uitgebreide waarnemingscampagne van het Draaikolkstelsel, op 23 miljoen lichtjaar afstand, uitgevoerd met het Franse IRAM-observatorium voor millimeterastronomie, laat zien dat de ca. 1500 in kaart gebrachte moleculaire wolken liggen ingebed in een relatief dichte 'mist' van moleculair waterstofgas die de gehele schijf van het stelsel vult.
\r\nMoleculaire wolken (Giant Molecular Clouds of GMC's) zijn grote interstellaire concentraties van koel moleculair gas, waaronder waterstof en koolmonoxide. Ze zijn een paar duizend tot een paar miljoen keer zo zwaar als de zon. Onder invloed van hun eigen zwaartekracht storten ze af en toe ineen, wat kan leiden tot de vorming van een groot aantal nieuwe sterren.
\r\nAltijd is aangenomen dat moleculaire wolken vrij geïsoleerd liggen in de ijle interstellaire ruimte. Dat blijkt - in elk geval voor het Draaikolkstelsel - niet het geval te zijn. De wisselwerking tussen de wolk zelf, de omringende moleculaire mist en de verdichtingen in de schijf die het gevolg zijn van het passeren van een spiraalarm (een soort dichtheidsgolf) zullen van grote invloed zijn op de evolutie van de wolk, en op de vraag of er al dan niet grootschalige stervorming zal optreden. (GS)
De aanwezigheid van stofdeeltjes in moleculaire wolken waaruit sterren ontstaan, verandert de verdeling van de beginmassa’s van sterren. De fragmentatie en ineenstorting van de wolk verloopt zodanig dat er relatief veel zware sterren worden gevormd. Dit blijkt uit simulaties door de Groningse astronoom Seyit Hocuk, in samenwerking met collega’s Stephanie Cazaux en Marco Spaans, waarbij voor het eerst stofdeeltjes zijn betrokken. De resultaten van het onderzoek worden op 23 januari online gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society Letters.
\r\nHocuk en zijn collega’s hebben voor het eerst 3D-simulaties uitgevoerd van de fragmentatie en ineenstorting van een bolvormige moleculaire wolk met stofdeeltjes. Op het oppervlak van deze stofdeeltjes kunnen chemische reacties plaatsvinden die van invloed zijn op de chemische samenstelling en de temperatuur van de wolk.
\r\nUit de simulaties blijkt dat met name het vastvriezen van koolstofmonoxidemoleculen op het oppervlak van stofdeeltjes ertoe leidt dat de wolk niet efficiënt kan afkoelen. Door de hogere temperatuur vertraagt de ineenstorting van lokale gasverdichtingen en hoopt meer materie zich op. Zodra ze een kritieke dichtheid hebben bereikt, koelen ze snel af, krimpen ze gemakkelijk ineen en ontstaan relatief veel sterren met hogere beginmassa's.
De aanwezigheid van stofdeeltjes in moleculaire wolken waaruit sterren ontstaan, verandert de verdeling van de beginmassa’s van sterren. De fragmentatie en ineenstorting van de wolk verloopt zodanig dat er relatief veel zware sterren worden gevormd. Dit blijkt uit simulaties door de Groningse astronoom Seyit Hocuk, in samenwerking met collega’s Stephanie Cazaux en Marco Spaans, waarbij voor het eerst stofdeeltjes zijn betrokken. De resultaten van het onderzoek worden op 23 januari online gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society Letters.
\r\nHocuk en zijn collega’s hebben voor het eerst 3D-simulaties uitgevoerd van de fragmentatie en ineenstorting van een bolvormige moleculaire wolk met stofdeeltjes. Op het oppervlak van deze stofdeeltjes kunnen chemische reacties plaatsvinden die van invloed zijn op de chemische samenstelling en de temperatuur van de wolk.
\r\nUit de simulaties blijkt dat met name het vastvriezen van koolstofmonoxidemoleculen op het oppervlak van stofdeeltjes ertoe leidt dat de wolk niet efficiënt kan afkoelen. Door de hogere temperatuur vertraagt de ineenstorting van lokale gasverdichtingen en hoopt meer materie zich op. Zodra ze een kritieke dichtheid hebben bereikt, koelen ze snel af, krimpen ze gemakkelijk ineen en ontstaan relatief veel sterren met hogere beginmassa's.
Waarnemingen met de dit voorjaar uitgeschakelde Europese infraroodsatelliet Herschel tonen aan dat de omgeving waarin sterren worden geboren medebepalend is voor hun ‘geboortegewicht’. Sommige sterren-in-wording liggen als het ware aan een ‘infuus’ van gas en bereiken daardoor een grotere massa dan hun soortgenoten elders.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van interstellair gas. In één zo’n wolk kunnen honderden sterren worden geboren, met massa’s die uiteenlopen van minder dan één zonsmassa tot vele tientallen zonsmassa’s.
De Herschel-waarnemingen laten zien dat de stervormingsgebieden in ons Melkweg wemelen van de filamenten: buisvormige structuren van gas en stof die zich over tientallen lichtjaren kunnen uitstrekken. Hoewel het bestaan van dergelijke structuren al jaren bekend was, was Herschel de eerste satelliet die hun eigenschappen nauwkeurig kon onderzoeken.
Hoewel nog onduidelijk is hoe de filamenten ontstaan, kan uit onderzoek van het stervormingsgebied L1641 in het sterrenbeeld Orion al wel worden geconcludeerd dat de sterren die binnen zo’n filament worden geboren gemiddeld zwaarder zijn dan de sterren elders in dezelfde gaswolk. Volgens de astronomen die dat hebben vastgesteld, komt dit doordat sterren die in een filament worden geboren simpelweg meer gas tot hun beschikking hebben. (EE)
Waarnemingen met de dit voorjaar uitgeschakelde Europese infraroodsatelliet Herschel tonen aan dat de omgeving waarin sterren worden geboren medebepalend is voor hun ‘geboortegewicht’. Sommige sterren-in-wording liggen als het ware aan een ‘infuus’ van gas en bereiken daardoor een grotere massa dan hun soortgenoten elders.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van interstellair gas. In één zo’n wolk kunnen honderden sterren worden geboren, met massa’s die uiteenlopen van minder dan één zonsmassa tot vele tientallen zonsmassa’s.
De Herschel-waarnemingen laten zien dat de stervormingsgebieden in ons Melkweg wemelen van de filamenten: buisvormige structuren van gas en stof die zich over tientallen lichtjaren kunnen uitstrekken. Hoewel het bestaan van dergelijke structuren al jaren bekend was, was Herschel de eerste satelliet die hun eigenschappen nauwkeurig kon onderzoeken.
Hoewel nog onduidelijk is hoe de filamenten ontstaan, kan uit onderzoek van het stervormingsgebied L1641 in het sterrenbeeld Orion al wel worden geconcludeerd dat de sterren die binnen zo’n filament worden geboren gemiddeld zwaarder zijn dan de sterren elders in dezelfde gaswolk. Volgens de astronomen die dat hebben vastgesteld, komt dit doordat sterren die in een filament worden geboren simpelweg meer gas tot hun beschikking hebben. (EE)
Planeten ontstaan uit de schijven van gas en stof rond sterren-in-wording. De ALMA-submillimetertelescoop en de infraroodsatelliet Herschel hebben een voorbeeld van zo’n ‘planetaire bouwplaats’ in beeld gebracht. Uit de waarnemingen blijkt dat de schijf rond de ster HD 21997 een vreemde samenstelling vertoont: hij bevat zowel gas dat is overgebleven van de vorming van de ster zelf als stof dat is vrijgekomen bij botsingen tussen planetesimalen (planetaire bouwstenen).
Kort na zijn ontstaan is een ster zoals onze zon omgeven door een schijf van stof en gas. Binnen die schijf komt een proces op gang waarbij stofdeeltjes samenklonteren tot kilometers grote brokken gesteente: planetesimalen. Deze laatste klonteren verder samen tot volwaardige planeten of blijven achter als zelfstandige planetoïden en kometen.
De bestaande modellen voor planeetvorming voorspellen dat zodra het planetesimalenstadium is bereikt, de schijf geen grote hoeveelheden gas meer bevat. Een deel ervan is naar de ster toe gestroomd, een deel wordt opgenomen door grote gasplaneten-in-wording en de rest wordt door de intense straling van de jonge ster de ruimte in geblazen. Dat proces zou ongeveer tien miljoen jaar moeten duren.
Maar nu heeft een internationaal team van astronomen, onder wie Attila Juhász en Markus Schmalzl van de Leidse Sterrewacht, ontdekt dat de schijf rond de ongeveer dertig miljoen jaar oude ster HD 21997 niet alleen veel oergas bevat, maar ook stof dat bij botsingen tussen planetesimalen is ontstaan. Het stof bevindt zich in een gordel waarvan de binnenste begrenzing op 8 miljard kilometer van de ster ligt. De gordel van gas begint veel dichter bij de ster.
Het feit dat de gordels van gas en stof niet precies samenvallen wijst erop dat zij niet door één en hetzelfde fysische mechanisme zijn ontstaan. Hoe de hybride structuur van de schijf rond HD 21997 dan wél tot stand is gekomen, is vooralsnog een raadsel. (EE)
Planeten ontstaan uit de schijven van gas en stof rond sterren-in-wording. De ALMA-submillimetertelescoop en de infraroodsatelliet Herschel hebben een voorbeeld van zo’n ‘planetaire bouwplaats’ in beeld gebracht. Uit de waarnemingen blijkt dat de schijf rond de ster HD 21997 een vreemde samenstelling vertoont: hij bevat zowel gas dat is overgebleven van de vorming van de ster zelf als stof dat is vrijgekomen bij botsingen tussen planetesimalen (planetaire bouwstenen).
Kort na zijn ontstaan is een ster zoals onze zon omgeven door een schijf van stof en gas. Binnen die schijf komt een proces op gang waarbij stofdeeltjes samenklonteren tot kilometers grote brokken gesteente: planetesimalen. Deze laatste klonteren verder samen tot volwaardige planeten of blijven achter als zelfstandige planetoïden en kometen.
De bestaande modellen voor planeetvorming voorspellen dat zodra het planetesimalenstadium is bereikt, de schijf geen grote hoeveelheden gas meer bevat. Een deel ervan is naar de ster toe gestroomd, een deel wordt opgenomen door grote gasplaneten-in-wording en de rest wordt door de intense straling van de jonge ster de ruimte in geblazen. Dat proces zou ongeveer tien miljoen jaar moeten duren.
Maar nu heeft een internationaal team van astronomen, onder wie Attila Juhász en Markus Schmalzl van de Leidse Sterrewacht, ontdekt dat de schijf rond de ongeveer dertig miljoen jaar oude ster HD 21997 niet alleen veel oergas bevat, maar ook stof dat bij botsingen tussen planetesimalen is ontstaan. Het stof bevindt zich in een gordel waarvan de binnenste begrenzing op 8 miljard kilometer van de ster ligt. De gordel van gas begint veel dichter bij de ster.
Het feit dat de gordels van gas en stof niet precies samenvallen wijst erop dat zij niet door één en hetzelfde fysische mechanisme zijn ontstaan. Hoe de hybride structuur van de schijf rond HD 21997 dan wél tot stand is gekomen, is vooralsnog een raadsel. (EE)
Groningse sterrenkundigen vierden onlangs een mooi record: er zijn nu honderd wetenschappelijke publicaties met een Groningse auteur over resultaten van de Herschel-ruimtetelescoop. Het bereiken van dit record viel samen met de grote conferentie ‘The Universe Explored by Herschel’ die vorige week bij ESA/ESTEC (Noordwijk) plaats vond.
\r\nRuim 350 sterrenkundigen vanuit de hele wereld kwamen daar bijeen om de ontdekkingen van de infraroodruimtetelescoop te bespreken. Groningse onderzoekers zijn daarbij dus heel succesvol geweest, want van de 770 tot dusver gepubliceerde artikelen zijn er nu 100 met een Groningse auteur of co-auteur.
\r\nHerschel - de grootste telescoop in de ruimte - was de vierde Cornerstone-missie uit het Horizons 2000 programma van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Herschel werd gelanceerd in mei 2009 vanuit Frans Guyana met drie wetenschappelijke instrumenten aan boord: HIFI, ontwikkeld en gebouwd door het Nederlandse SRON Netherlands Institute for Space Research in Groningen/Utrecht, PACS, gebouwd onder Duitse leiding en SPIRE, onder Britse leiding.
\r\nHerschel heeft nagenoeg vlekkeloos gewerkt tot 29 april van dit jaar en daarmee de geplande levensduur van 3,5 jaar ruim overtroffen. Op de conferentie in Noordwijk werden de nieuwste ontdekkingen met Herschel gerapporteerd, op alle terreinen van de astronomie. Daaronder zijn studies van de planeten en asteroïden in ons zonnestelsel, van geboortegronden van planeten rond andere sterren, van de geboorte- en sterfteprocessen van sterren, van de Melkweg en buurstelsels van de Melkweg, van verre quasars en van de vroegste sterrenstelsels zoals die ontstonden in het jonge heelal.
Groningse sterrenkundigen vierden onlangs een mooi record: er zijn nu honderd wetenschappelijke publicaties met een Groningse auteur over resultaten van de Herschel-ruimtetelescoop. Het bereiken van dit record viel samen met de grote conferentie ‘The Universe Explored by Herschel’ die vorige week bij ESA/ESTEC (Noordwijk) plaats vond.
\r\nRuim 350 sterrenkundigen vanuit de hele wereld kwamen daar bijeen om de ontdekkingen van de infraroodruimtetelescoop te bespreken. Groningse onderzoekers zijn daarbij dus heel succesvol geweest, want van de 770 tot dusver gepubliceerde artikelen zijn er nu 100 met een Groningse auteur of co-auteur.
\r\nHerschel - de grootste telescoop in de ruimte - was de vierde Cornerstone-missie uit het Horizons 2000 programma van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Herschel werd gelanceerd in mei 2009 vanuit Frans Guyana met drie wetenschappelijke instrumenten aan boord: HIFI, ontwikkeld en gebouwd door het Nederlandse SRON Netherlands Institute for Space Research in Groningen/Utrecht, PACS, gebouwd onder Duitse leiding en SPIRE, onder Britse leiding.
\r\nHerschel heeft nagenoeg vlekkeloos gewerkt tot 29 april van dit jaar en daarmee de geplande levensduur van 3,5 jaar ruim overtroffen. Op de conferentie in Noordwijk werden de nieuwste ontdekkingen met Herschel gerapporteerd, op alle terreinen van de astronomie. Daaronder zijn studies van de planeten en asteroïden in ons zonnestelsel, van geboortegronden van planeten rond andere sterren, van de geboorte- en sterfteprocessen van sterren, van de Melkweg en buurstelsels van de Melkweg, van verre quasars en van de vroegste sterrenstelsels zoals die ontstonden in het jonge heelal.
Op 12 oktober is, op 93-jarige leeftijd, de Amerikaanse astronoom George Herbig overleden. Herbig werkte lang voor de Lick-sterrenwacht, waar hij het ontstaan van nieuwe sterren en de eigenschappen van pasgeboren sterren onderzocht. Zijn bijdragen aan dit onderzoeksgebied zijn talrijk.
Herbig ontdekte dat zogeheten T Tauri-sterren ongeveer dezelfde massa hebben als de zon, maar zich in andere opzichten – magnetische activiteit en spectrale kenmerken – duidelijk van onze ster onderscheiden. Ook spoorde hij een categorie van zwaardere jonge sterren op die nu Herbig Aa- en Be-sterren worden genoemd.
Maar het bekendst is waarschijnlijk Herbigs ontdekking, samen met collega Guillermo Haro, van de Herbig-Haro-objecten: heldere nevels die ontstaan doordat jonge sterren bundels van gas wegblazen die in botsing komen met het gas in de omgeving. In 1980 werd Herbig voor zijn bijdragen aan de astronomie beloond met de prestigieuze Bruce Medal. (EE)
Op 12 oktober is, op 93-jarige leeftijd, de Amerikaanse astronoom George Herbig overleden. Herbig werkte lang voor de Lick-sterrenwacht, waar hij het ontstaan van nieuwe sterren en de eigenschappen van pasgeboren sterren onderzocht. Zijn bijdragen aan dit onderzoeksgebied zijn talrijk.
Herbig ontdekte dat zogeheten T Tauri-sterren ongeveer dezelfde massa hebben als de zon, maar zich in andere opzichten – magnetische activiteit en spectrale kenmerken – duidelijk van onze ster onderscheiden. Ook spoorde hij een categorie van zwaardere jonge sterren op die nu Herbig Aa- en Be-sterren worden genoemd.
Maar het bekendst is waarschijnlijk Herbigs ontdekking, samen met collega Guillermo Haro, van de Herbig-Haro-objecten: heldere nevels die ontstaan doordat jonge sterren bundels van gas wegblazen die in botsing komen met het gas in de omgeving. In 1980 werd Herbig voor zijn bijdragen aan de astronomie beloond met de prestigieuze Bruce Medal. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een wolk van ‘warm’ moleculair gas ontdekt rond een zeer jonge ster. De warme wolk is ongeveer tien keer zo groot als die rond vergelijkbare babysterren.
Sterren ontstaan in zeer koude (260 graden onder nul) wolken van gas en stof. In zulke wolken komen verdichtingen voor die infrarood-donkere wolken worden genoemd. Aangenomen wordt dat dát de plaatsen zijn waar nieuwe sterren worden geboren.
Een protoster is nog omgeven door de wolk van gas en stof waaruit hij is ontstaan, en warmt deze van binnenuit op. Hierdoor kan de temperatuur in het hart van de wolk oplopen tot 160 graden onder nul. Astronomen spreken dan al van een ‘warme kern’.
Met ALMA is nu een infrarood-donkere wolk in het sterrenbeeld Arend waargenomen die een warme kern met een temperatuur van 140 graden onder nul bevat. De afmetingen van de kern worden geschat op 300 bij 800 astronomische eenheden (1 AE = 150 miljoen kilometer). En dat is uitzonderlijk groot.
De grote omvang van de warme kern wijst erop dat de daarin aanwezige babyster veel meer energie produceert dan gebruikelijk is. Omdat protosterren straling produceren door de zwaartekrachtsenergie van de materie die naar hen toe valt om te zetten in warmte-energie, kan dat betekenen dat in dit geval uitzonderlijk veel gas en stof naar de ster-in-wording stroomt. Een andere mogelijkheid is dat in de warme kern meer dan één babyster schuilgaat. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA), een wolk van ‘warm’ moleculair gas ontdekt rond een zeer jonge ster. De warme wolk is ongeveer tien keer zo groot als die rond vergelijkbare babysterren.
Sterren ontstaan in zeer koude (260 graden onder nul) wolken van gas en stof. In zulke wolken komen verdichtingen voor die infrarood-donkere wolken worden genoemd. Aangenomen wordt dat dát de plaatsen zijn waar nieuwe sterren worden geboren.
Een protoster is nog omgeven door de wolk van gas en stof waaruit hij is ontstaan, en warmt deze van binnenuit op. Hierdoor kan de temperatuur in het hart van de wolk oplopen tot 160 graden onder nul. Astronomen spreken dan al van een ‘warme kern’.
Met ALMA is nu een infrarood-donkere wolk in het sterrenbeeld Arend waargenomen die een warme kern met een temperatuur van 140 graden onder nul bevat. De afmetingen van de kern worden geschat op 300 bij 800 astronomische eenheden (1 AE = 150 miljoen kilometer). En dat is uitzonderlijk groot.
De grote omvang van de warme kern wijst erop dat de daarin aanwezige babyster veel meer energie produceert dan gebruikelijk is. Omdat protosterren straling produceren door de zwaartekrachtsenergie van de materie die naar hen toe valt om te zetten in warmte-energie, kan dat betekenen dat in dit geval uitzonderlijk veel gas en stof naar de ster-in-wording stroomt. Een andere mogelijkheid is dat in de warme kern meer dan één babyster schuilgaat. (EE)
De jets van het superzware zwarte gat in de kern van het sterrenstelsel 4C12.50 blazen het gas uit dit stelsel weg. Dat volgt uit een internationaal onderzoek onder leiding van Raffaella Morganti (ASTRON, Rijksuniversiteit Groningen), waarvan de resultaten op 6 september in het tijdschrift Science verschijnen.
Voor astronomen was het een raadsel waarom zoveel sterrenstelsels bijna door hun gasvoorraad heen zijn en nauwelijks meer nieuwe sterren vormen. Bekend was wel dat er veel gas uit deze stelsels wegstroomt, maar de oorzaak hiervan was onbekend. Het vermoeden dat jets – de straalstromen van plasma die door het centrale superzware zwarte gat worden weggeschoten – het gas verdrijven is nu bevestigd met waarnemingen door een wereldwijd netwerk van radiotelescopen.
Met dit zogeheten VLBI-netwerk is heel nauwkeurig gekeken naar de kern van het sterrenstelsel 4C12.50. Dankzij deze waarnemingen is het voor het eerst gelukt om de gasuitstroom van dit stelsel te lokaliseren, en om vast te stellen dat grote hoeveelheden gas met een snelheid van 1000 kilometer per seconde de kern van het stelsel verlaten.
Ondanks de enorme duw die het gas van de jets krijgt, is de temperatuur ervan laag. Dat resultaat kwam nogal onverwacht, maar het verklaart wel waarom de stervorming van zo’n stelsel stilvalt: voor de vorming van nieuwe sterren is vooral koud gas nodig, en juist dat gas wordt door de jet verdreven. (EE)
De jets van het superzware zwarte gat in de kern van het sterrenstelsel 4C12.50 blazen het gas uit dit stelsel weg. Dat volgt uit een internationaal onderzoek onder leiding van Raffaella Morganti (ASTRON, Rijksuniversiteit Groningen), waarvan de resultaten op 6 september in het tijdschrift Science verschijnen.
Voor astronomen was het een raadsel waarom zoveel sterrenstelsels bijna door hun gasvoorraad heen zijn en nauwelijks meer nieuwe sterren vormen. Bekend was wel dat er veel gas uit deze stelsels wegstroomt, maar de oorzaak hiervan was onbekend. Het vermoeden dat jets – de straalstromen van plasma die door het centrale superzware zwarte gat worden weggeschoten – het gas verdrijven is nu bevestigd met waarnemingen door een wereldwijd netwerk van radiotelescopen.
Met dit zogeheten VLBI-netwerk is heel nauwkeurig gekeken naar de kern van het sterrenstelsel 4C12.50. Dankzij deze waarnemingen is het voor het eerst gelukt om de gasuitstroom van dit stelsel te lokaliseren, en om vast te stellen dat grote hoeveelheden gas met een snelheid van 1000 kilometer per seconde de kern van het stelsel verlaten.
Ondanks de enorme duw die het gas van de jets krijgt, is de temperatuur ervan laag. Dat resultaat kwam nogal onverwacht, maar het verklaart wel waarom de stervorming van zo’n stelsel stilvalt: voor de vorming van nieuwe sterren is vooral koud gas nodig, en juist dat gas wordt door de jet verdreven. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de Subaru-telescoop op Hawaï de stofschijf rond de jonge ster RY Tauri onderzocht. Uit analyse van de gegevens blijkt dat deze schijf is omgeven door een ‘donzige’ laag. Waarschijnlijk bestaat deze laag uit materiaal dat is overgebleven uit de tijd dat er nog stof en gas op de schijf ‘neerdwarrelde’.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van gas en stof. Rond de uiteindelijke ster blijft doorgaans een schijf van restmateriaal achter, waar nog een hele tijd materie naartoe blijft vallen. Door samenklontering van de materie in de schijf kunnen later planeten ontstaan.
Het lijkt erop dat de schijf rond RY Tau in een vroeger ontwikkelingsstadium verkeert dan de meeste andere protoplanetaire schijven die de afgelopen jaren bij jonge sterren zijn ontdekt. Bij die zijn althans doorgaans geen ‘donzige’ lagen te zien. Of dat komt doordat de schijfvorming bij RY Tau trager verloopt dan normaal, is nog onduidelijk.
RY Tau staat op een afstand van ongeveer 460 lichtjaar in het sterrenbeeld Stier en is pas ongeveer een half miljoen jaar oud. Zijn schijf heeft een diameter van 20 miljard kilometer – ongeveer tweemaal de middellijn van de omloopbaan van de planeet Neptunus. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van de Subaru-telescoop op Hawaï de stofschijf rond de jonge ster RY Tauri onderzocht. Uit analyse van de gegevens blijkt dat deze schijf is omgeven door een ‘donzige’ laag. Waarschijnlijk bestaat deze laag uit materiaal dat is overgebleven uit de tijd dat er nog stof en gas op de schijf ‘neerdwarrelde’.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van gas en stof. Rond de uiteindelijke ster blijft doorgaans een schijf van restmateriaal achter, waar nog een hele tijd materie naartoe blijft vallen. Door samenklontering van de materie in de schijf kunnen later planeten ontstaan.
Het lijkt erop dat de schijf rond RY Tau in een vroeger ontwikkelingsstadium verkeert dan de meeste andere protoplanetaire schijven die de afgelopen jaren bij jonge sterren zijn ontdekt. Bij die zijn althans doorgaans geen ‘donzige’ lagen te zien. Of dat komt doordat de schijfvorming bij RY Tau trager verloopt dan normaal, is nog onduidelijk.
RY Tau staat op een afstand van ongeveer 460 lichtjaar in het sterrenbeeld Stier en is pas ongeveer een half miljoen jaar oud. Zijn schijf heeft een diameter van 20 miljard kilometer – ongeveer tweemaal de middellijn van de omloopbaan van de planeet Neptunus. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili, indrukwekkend beeldmateriaal verkregen van het materiaal dat van een pasgeboren ster wegstroomt. Daarbij hebben zij ontdekt dat de ‘jets’ van dit object, dat Herbig-Haro 46/47 heet, nog energierijker zijn dan tot nu toe werd gedacht.
Jonge sterren stoten materiaal uit met snelheden tot wel een miljoen kilometer per uur. Wanneer dit materiaal in botsing komt met het gas in de omgeving, begint het te gloeien: zo ontstaat een zogeheten Herbig-Haro-object. Een spectaculair voorbeeld van zo’n object is Herbig-Haro 46/47, dat zich op een afstand van ongeveer 1400 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Zeilen bevindt.
De nieuwe ALMA-opnamen geven een gedetailleerd beeld van de twee jets van Herbig-Haro 46/47, waarvan de ene op de aarde afkomt en de andere precies de tegenovergestelde kant op gaat. Die tweede jet was op eerdere opnamen, gemaakt in zichtbaar licht, bijna niet te zien vanwege de dichte stofwolken rond de pasgeboren ster.
Op de detailrijke nieuwe beelden is ook nog een derde jet ontdekt, die bijna haaks op de beide andere staat. Deze hoort waarschijnlijk bij een kleine begeleider van de ster-in-wording in het hart van Herbig-Haro 46/47. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in het noorden van Chili, indrukwekkend beeldmateriaal verkregen van het materiaal dat van een pasgeboren ster wegstroomt. Daarbij hebben zij ontdekt dat de ‘jets’ van dit object, dat Herbig-Haro 46/47 heet, nog energierijker zijn dan tot nu toe werd gedacht.
Jonge sterren stoten materiaal uit met snelheden tot wel een miljoen kilometer per uur. Wanneer dit materiaal in botsing komt met het gas in de omgeving, begint het te gloeien: zo ontstaat een zogeheten Herbig-Haro-object. Een spectaculair voorbeeld van zo’n object is Herbig-Haro 46/47, dat zich op een afstand van ongeveer 1400 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Zeilen bevindt.
De nieuwe ALMA-opnamen geven een gedetailleerd beeld van de twee jets van Herbig-Haro 46/47, waarvan de ene op de aarde afkomt en de andere precies de tegenovergestelde kant op gaat. Die tweede jet was op eerdere opnamen, gemaakt in zichtbaar licht, bijna niet te zien vanwege de dichte stofwolken rond de pasgeboren ster.
Op de detailrijke nieuwe beelden is ook nog een derde jet ontdekt, die bijna haaks op de beide andere staat. Deze hoort waarschijnlijk bij een kleine begeleider van de ster-in-wording in het hart van Herbig-Haro 46/47. (EE)
Britse en Amerikaanse astronomen hebben onderzocht in hoeverre een quasar het hem omringende sterrenstelsel beïnvloedt. De uitwerking van de intense straling die deze objecten uitzenden blijkt tot op vele duizenden lichtjaren – tot aan de uiterste begrenzing van hun moederstelsel – ‘voelbaar’ te zijn.
Elk volgroeid sterrenstelsel heeft een kolossaal zwart gat in zijn kern, dat – indien voorradig – gas uit zijn omgeving kan opslokken. Bij dat proces komt enorm veel energie vrij in de vorm van straling op alle mogelijke golflengten, van radio- tot gammastraling. Een kern met zo'n actief zwart gat wordt ‘quasar’ genoemd.
Tot nu toe was niet helemaal duidelijk in welke mate zo’n quasar invloed uitoefent op zijn omgeving. Het Brits/Amerikaanse onderzoek, gebaseerd op waarnemingen met de Southern African Large Telescope en de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE, laat nu zien dat de quasarstraling al het gas in het omringende stelsel in aangeslagen toestand brengt. Hierdoor licht het gas op zoals het gas in een tl-buis.
De gevolgen hiervan kunnen groot zijn. Gas dat onder invloed van de quasar wordt verhit en oplicht is minder goed in staat om samen te trekken en nieuwe sterren te vormen. Het nieuwe onderzoek laat zien dat deze rem op de stervorming zich niet beperkt tot de naaste omgeving van de quasar, maar zich waarschijnlijk over het hele omringende stelsel uitstrekt. (EE)
Britse en Amerikaanse astronomen hebben onderzocht in hoeverre een quasar het hem omringende sterrenstelsel beïnvloedt. De uitwerking van de intense straling die deze objecten uitzenden blijkt tot op vele duizenden lichtjaren – tot aan de uiterste begrenzing van hun moederstelsel – ‘voelbaar’ te zijn.
Elk volgroeid sterrenstelsel heeft een kolossaal zwart gat in zijn kern, dat – indien voorradig – gas uit zijn omgeving kan opslokken. Bij dat proces komt enorm veel energie vrij in de vorm van straling op alle mogelijke golflengten, van radio- tot gammastraling. Een kern met zo'n actief zwart gat wordt ‘quasar’ genoemd.
Tot nu toe was niet helemaal duidelijk in welke mate zo’n quasar invloed uitoefent op zijn omgeving. Het Brits/Amerikaanse onderzoek, gebaseerd op waarnemingen met de Southern African Large Telescope en de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE, laat nu zien dat de quasarstraling al het gas in het omringende stelsel in aangeslagen toestand brengt. Hierdoor licht het gas op zoals het gas in een tl-buis.
De gevolgen hiervan kunnen groot zijn. Gas dat onder invloed van de quasar wordt verhit en oplicht is minder goed in staat om samen te trekken en nieuwe sterren te vormen. Het nieuwe onderzoek laat zien dat deze rem op de stervorming zich niet beperkt tot de naaste omgeving van de quasar, maar zich waarschijnlijk over het hele omringende stelsel uitstrekt. (EE)
Nieuwe waarnemingen met de ALMA-telescoop in Chili laten zien dat het nabije Sculptorstelsel (NGC 253) in hoog tempo moleculair gas – de grondstof voor toekomstige generaties van sterren – verliest. Deze ontdekking kan helpen verklaren waarom de meeste sterrenstelsels in het heelal zo’n bescheiden omvang hebben (Nature, 25 juli).
NGC 253 is een spiraalstelsel op een afstand van ongeveer 11,5 miljoen lichtjaar. Het is het meest nabije ‘starburststelsel’ – een sterrenstelsel dat in hoog tempo nieuwe sterren produceert – aan de zuidelijke hemel. Met ALMA zijn opzwellende zuilen van koud, dicht gas bij NGC 253 ontdekt die het hart van het stelsel ontvluchten.
Het gas wordt verdreven door de intense sterrenwind – een aanhoudende stroom van snelle atomen – van de vele jonge sterren in NGC 253. Het gaat daarbij om aanzienlijke hoeveelheden: bijna tien zonsmassa's per jaar. En dat is meer dan het stelsel momenteel aan nieuwe sterren produceert. In het huidige tempo zou NGC 253 binnen 60 miljoen jaar door zijn gasvoorraad heen zijn.
Of het ook werkelijk zover komt is nog onduidelijk. Want hoewel het gas met snelheden van 150 duizend tot bijna 1 miljoen kilometer per uur wordt weggeblazen, is dat misschien onvoldoende snel om aan de aantrekkingskracht van NGC 253 te ontsnappen. Het is mogelijk dat het gas over vele miljoenen jaren ‘terugvalt’ naar de schijf van het stelsel en een nieuwe episode van stervorming in gang zet.
Volgens de astronomen die de ontdekking hebben gedaan, is het echter aannemelijk dat de afvoer van gas bij sommige sterrenstelsels zó groot is, dat de productie van nieuwe sterren compleet stilvalt. En dat zou kunnen verklaren waarom er zo weinig extreem zware sterrenstelsels zijn in het heelal. (EE)
Nieuwe waarnemingen met de ALMA-telescoop in Chili laten zien dat het nabije Sculptorstelsel (NGC 253) in hoog tempo moleculair gas – de grondstof voor toekomstige generaties van sterren – verliest. Deze ontdekking kan helpen verklaren waarom de meeste sterrenstelsels in het heelal zo’n bescheiden omvang hebben (Nature, 25 juli).
NGC 253 is een spiraalstelsel op een afstand van ongeveer 11,5 miljoen lichtjaar. Het is het meest nabije ‘starburststelsel’ – een sterrenstelsel dat in hoog tempo nieuwe sterren produceert – aan de zuidelijke hemel. Met ALMA zijn opzwellende zuilen van koud, dicht gas bij NGC 253 ontdekt die het hart van het stelsel ontvluchten.
Het gas wordt verdreven door de intense sterrenwind – een aanhoudende stroom van snelle atomen – van de vele jonge sterren in NGC 253. Het gaat daarbij om aanzienlijke hoeveelheden: bijna tien zonsmassa's per jaar. En dat is meer dan het stelsel momenteel aan nieuwe sterren produceert. In het huidige tempo zou NGC 253 binnen 60 miljoen jaar door zijn gasvoorraad heen zijn.
Of het ook werkelijk zover komt is nog onduidelijk. Want hoewel het gas met snelheden van 150 duizend tot bijna 1 miljoen kilometer per uur wordt weggeblazen, is dat misschien onvoldoende snel om aan de aantrekkingskracht van NGC 253 te ontsnappen. Het is mogelijk dat het gas over vele miljoenen jaren ‘terugvalt’ naar de schijf van het stelsel en een nieuwe episode van stervorming in gang zet.
Volgens de astronomen die de ontdekking hebben gedaan, is het echter aannemelijk dat de afvoer van gas bij sommige sterrenstelsels zó groot is, dat de productie van nieuwe sterren compleet stilvalt. En dat zou kunnen verklaren waarom er zo weinig extreem zware sterrenstelsels zijn in het heelal. (EE)
Nieuwe waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter array (ALMA) hebben een ongekend beeld opgeleverd van het inwendige van een donkere wolk van gas en stof. Daarin is een stellaire ‘baarmoeder’ ontdekt die meer dan vijfhonderd keer zoveel massa bevat als de zon – de grootste die ooit in de Melkweg is waargenomen. In deze baarmoeder is een embryonale ster bezig om zich te voeden met materiaal uit de omgeving. De ster kan uiteindelijk honderd keer zo zwaar worden als onze zon.
De stellaire embryo is ontdekt in SDC335.579-0.292, een donkere wolk op ongeveer 11.000 lichtjaar van de aarde. Met gewone telescopen is niet te zien wat zich binnen deze wolk afspeelt: koel, donker stof ontneemt het zicht. ALMA doet echter waarnemingen in een golflengtegebied waarin dwars door het stof heen kan worden gekeken.
Voor de vorming van sterren die zo zwaar zijn als het exemplaar dat nu door ALMA is opgespoord bestaan twee theorieën. Volgens de ene valt een donkere moederwolk in stukken uiteen, waarna verscheidene kleinere kernen ontstaan die elk voor zich samentrekken en uiteindelijk sterren vormen. De andere is dramatischer van aard: de wolk begint als geheel samen te trekken, en uit de materie die in hoog tempo naar het centrum stroomt ontstaan een of meer stellaire kolossen.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat er enorme hoeveelheden gas naar het compacte centrum van SDC335.579-0.292 stromen. Het lijkt er dus op dat zware sterren ontstaan uit donkere wolken die als geheel samentrekken, zonder te fragmenteren. (EE)
Nieuwe waarnemingen met de Atacama Large Millimeter/submillimeter array (ALMA) hebben een ongekend beeld opgeleverd van het inwendige van een donkere wolk van gas en stof. Daarin is een stellaire ‘baarmoeder’ ontdekt die meer dan vijfhonderd keer zoveel massa bevat als de zon – de grootste die ooit in de Melkweg is waargenomen. In deze baarmoeder is een embryonale ster bezig om zich te voeden met materiaal uit de omgeving. De ster kan uiteindelijk honderd keer zo zwaar worden als onze zon.
De stellaire embryo is ontdekt in SDC335.579-0.292, een donkere wolk op ongeveer 11.000 lichtjaar van de aarde. Met gewone telescopen is niet te zien wat zich binnen deze wolk afspeelt: koel, donker stof ontneemt het zicht. ALMA doet echter waarnemingen in een golflengtegebied waarin dwars door het stof heen kan worden gekeken.
Voor de vorming van sterren die zo zwaar zijn als het exemplaar dat nu door ALMA is opgespoord bestaan twee theorieën. Volgens de ene valt een donkere moederwolk in stukken uiteen, waarna verscheidene kleinere kernen ontstaan die elk voor zich samentrekken en uiteindelijk sterren vormen. De andere is dramatischer van aard: de wolk begint als geheel samen te trekken, en uit de materie die in hoog tempo naar het centrum stroomt ontstaan een of meer stellaire kolossen.
De ALMA-waarnemingen laten zien dat er enorme hoeveelheden gas naar het compacte centrum van SDC335.579-0.292 stromen. Het lijkt er dus op dat zware sterren ontstaan uit donkere wolken die als geheel samentrekken, zonder te fragmenteren. (EE)
Australische radioastronomen hebben op ruim tien miljard lichtjaar afstand voldoende koud moleculair waterstofgas gevonden voor de vorming van vele tientallen miljarden sterren. De kolossale gasvoorraden zijn aangetroffen in een groep proto-sterrenstelsels die eerder al door de Hubble Space Telescope is gefotografeerd en 'the Spiderweb' (het Spinnenweb) wordt genoemd. De protostelsels worden waargenomen zoals ze eruitzagen toen het heelal slechts drie miljard jaar oud was.
\r\nKoud moleculair waterstofgas (H2) kan niet eenvoudig worden waargenomen. In plaats daarvan verrichtten de Australische astronomen metingen aa koolmonoxidegas, met behulp van de Australia Telescope Compact Array (ATCA) in Narrabri, New South Wales. Uit de gemeten hoeveelheid koolmonoxide (CO) kan berekend worden hoeveel moleculair waterstof er moet zijn. Het gaat om ca. zestig miljard zonsmassa's, verspreid over een gebied van 250.000 lichtjaar groot - genoeg voor een veertig miljoen jaar durende periode van intensieve stervorming.
\r\nMet dezelfde telescoop werden ook in twee andere verre sterrenstelsels metingen verricht aan de hoeveelheid koud interstellair gas. Daarbij maakten de astronomen handig gebruik van zwaartekrachtslenzen: het licht van de verre sterrenstelsels wordt versterkt door de zwaartekracht van dichterbij gelegen stelsels, waardoor het beter te bestuderen is. (GS)
Australische radioastronomen hebben op ruim tien miljard lichtjaar afstand voldoende koud moleculair waterstofgas gevonden voor de vorming van vele tientallen miljarden sterren. De kolossale gasvoorraden zijn aangetroffen in een groep proto-sterrenstelsels die eerder al door de Hubble Space Telescope is gefotografeerd en 'the Spiderweb' (het Spinnenweb) wordt genoemd. De protostelsels worden waargenomen zoals ze eruitzagen toen het heelal slechts drie miljard jaar oud was.
\r\nKoud moleculair waterstofgas (H2) kan niet eenvoudig worden waargenomen. In plaats daarvan verrichtten de Australische astronomen metingen aa koolmonoxidegas, met behulp van de Australia Telescope Compact Array (ATCA) in Narrabri, New South Wales. Uit de gemeten hoeveelheid koolmonoxide (CO) kan berekend worden hoeveel moleculair waterstof er moet zijn. Het gaat om ca. zestig miljard zonsmassa's, verspreid over een gebied van 250.000 lichtjaar groot - genoeg voor een veertig miljoen jaar durende periode van intensieve stervorming.
\r\nMet dezelfde telescoop werden ook in twee andere verre sterrenstelsels metingen verricht aan de hoeveelheid koud interstellair gas. Daarbij maakten de astronomen handig gebruik van zwaartekrachtslenzen: het licht van de verre sterrenstelsels wordt versterkt door de zwaartekracht van dichterbij gelegen stelsels, waardoor het beter te bestuderen is. (GS)
Op 7 juni 2011 vertoonde de zon een enorme uitbarsting waarbij vele tonnen aan heet plasma de ruimte in werden geblazen. Een deel van dat hete gas viel terug naar het zonsoppervlak, waar vervolgens heldere flitsen van ultraviolette straling optraden. Volgens wetenschappers van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics geven gebeurtenissen als deze meer inzicht in het groeiproces van jonge sterren.
De uitbarsting en de daarop volgende ‘plasmaregen’ werden gedetailleerd vastgelegd door het Solar Dynamics Observatory (SDO), een NASA-ruimtesonde die de zon 24 uur per dag in de gaten houdt. De SDO-beelden laten zien hoe het terugvallende plasma met een snelheid van 400 kilometer per seconde insloeg op de zonsoppervlak, waar de temperatuur plaatselijk opliep tot ruim een miljoen graden.
In combinatie met modelberekeningen hebben de nieuwe waarnemingen een oud vraagstuk over het groeiproces van sterren opgelost. Astronomen berekenen hoe snel een jonge ster materiaal verzamelt door op verschillende golflengten naar zijn (wisselende) helderheid te kijken. En daarbij hebben ze een opvallend overschot aan ultraviolette straling ontdekt.
Dankzij de SDO-beelden is nu duidelijk waar die extra straling vandaan komt. Ze wordt niet uitgezonden door de ster zelf, maar door het naar de ster toe vallende materie. (EE)
Op 7 juni 2011 vertoonde de zon een enorme uitbarsting waarbij vele tonnen aan heet plasma de ruimte in werden geblazen. Een deel van dat hete gas viel terug naar het zonsoppervlak, waar vervolgens heldere flitsen van ultraviolette straling optraden. Volgens wetenschappers van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics geven gebeurtenissen als deze meer inzicht in het groeiproces van jonge sterren.
De uitbarsting en de daarop volgende ‘plasmaregen’ werden gedetailleerd vastgelegd door het Solar Dynamics Observatory (SDO), een NASA-ruimtesonde die de zon 24 uur per dag in de gaten houdt. De SDO-beelden laten zien hoe het terugvallende plasma met een snelheid van 400 kilometer per seconde insloeg op de zonsoppervlak, waar de temperatuur plaatselijk opliep tot ruim een miljoen graden.
In combinatie met modelberekeningen hebben de nieuwe waarnemingen een oud vraagstuk over het groeiproces van sterren opgelost. Astronomen berekenen hoe snel een jonge ster materiaal verzamelt door op verschillende golflengten naar zijn (wisselende) helderheid te kijken. En daarbij hebben ze een opvallend overschot aan ultraviolette straling ontdekt.
Dankzij de SDO-beelden is nu duidelijk waar die extra straling vandaan komt. Ze wordt niet uitgezonden door de ster zelf, maar door het naar de ster toe vallende materie. (EE)
Diederik Kruijssen wint Christiaan Huygens prijs
Sterrenkundige Diederik Kruijssen heeft woensdagavond 19 juni uit handen van staatssecretaris van OCW Sander Dekker de Christiaan Huygens wetenschapsprijs 2013 ontvangen. Hij krijgt de prijs voor zijn proefschrift over de ontwikkeling van grootschalige structuren in het heelal, dat naar het oordeel van de jury ‘belangrijk inzicht geeft in hoe de evolutie van sterclusters plaatsvindt in samenhang met die van de melkwegstelsels waarin zij zich bevinden.’
Kruijssen is inmiddels werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan het Max Planck Instituut voor Astrofysica in Garching bei München, waar hij onderzoek doet naar de vorming en ontwikkeling van sterrenstelsels. Hij onderzoekt hoe sterrenstelsels, zoals de Melkweg, hun gas omzetten in sterren, en hoe dit proces sinds het ontstaan van de eerste sterren mogelijk is veranderd. Hij gebruikt computersimulaties en waarnemingen, en bestudeert daarmee zowel de omzetting van gas in sterren, als de sporen die de stervorming achterlaat op de lange termijn (zoals sterrenhopen).
Naast zijn wetenschappelijke onderzoek is Kruijssen actief in de popularisatie van de astronomie en ruimtewetenschappen. Zo was hij tot zijn verhuizing naar Duitsland ‘huis-astronoom’ van het Radio 1-programma BNN Today. (EE)
Diederik Kruijssen wint Christiaan Huygens prijs
Sterrenkundige Diederik Kruijssen heeft woensdagavond 19 juni uit handen van staatssecretaris van OCW Sander Dekker de Christiaan Huygens wetenschapsprijs 2013 ontvangen. Hij krijgt de prijs voor zijn proefschrift over de ontwikkeling van grootschalige structuren in het heelal, dat naar het oordeel van de jury ‘belangrijk inzicht geeft in hoe de evolutie van sterclusters plaatsvindt in samenhang met die van de melkwegstelsels waarin zij zich bevinden.’
Kruijssen is inmiddels werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan het Max Planck Instituut voor Astrofysica in Garching bei München, waar hij onderzoek doet naar de vorming en ontwikkeling van sterrenstelsels. Hij onderzoekt hoe sterrenstelsels, zoals de Melkweg, hun gas omzetten in sterren, en hoe dit proces sinds het ontstaan van de eerste sterren mogelijk is veranderd. Hij gebruikt computersimulaties en waarnemingen, en bestudeert daarmee zowel de omzetting van gas in sterren, als de sporen die de stervorming achterlaat op de lange termijn (zoals sterrenhopen).
Naast zijn wetenschappelijke onderzoek is Kruijssen actief in de popularisatie van de astronomie en ruimtewetenschappen. Zo was hij tot zijn verhuizing naar Duitsland ‘huis-astronoom’ van het Radio 1-programma BNN Today. (EE)
In het Melkwegstelsel komt veel meer koel gas voor dan tot nu toe altijd is aangenomen. Dat blijkt uit metingen van de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel, die gepubliceerd zijn in Astronomy & Astrophysics. Concreet betekent dit dat er veel meer 'bouwmateriaal' voor toekomstige generaties van sterren in het Melkwegstelsel voorkomt dan altijd werd gedacht.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas, voornamlijk koel moleculair waterstofgas. Dat gas is echter vrijwel niet waarneembaar. De hoeveelheid en verdeling van het moleculaire waterstofgas (H2) wordt daarom afgeleid uit waarnemingen van een ander molecuul, dat gemakkelijker detecteerbaar is maar in geringere hoeveelheden voorkomt. Meestal wordt daarvoor koolmonoxide (CO) gebruikt.
\r\nKoolmonoxide wordt echter afgebroken door ultraviolette straling, waardoor niet altijd goed bekend is in welke relatieve hoeveelheid het op verschillende locaties in het Melkwegstelsel voorkomt. Herschel heeft nu op ver-infrarode golflengten de verdeling van geïoniseerde koolstofatomen (C+) in kaart gebracht. C+ vormt een betrouwbaardere 'tracer' van moleculair waterstof.
\r\nUit de Herschel-metingen blijkt dat er bijna anderhalf keer zo veel interstellair gas in het Melkwegstelsel voorkomt dan tot nu toe werd aangenomen, en dat het gas zich bovendien tot op grotere afstanden van het Melkwegcentrum uitstrekt. (GS)
In het Melkwegstelsel komt veel meer koel gas voor dan tot nu toe altijd is aangenomen. Dat blijkt uit metingen van de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel, die gepubliceerd zijn in Astronomy & Astrophysics. Concreet betekent dit dat er veel meer 'bouwmateriaal' voor toekomstige generaties van sterren in het Melkwegstelsel voorkomt dan altijd werd gedacht.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas, voornamlijk koel moleculair waterstofgas. Dat gas is echter vrijwel niet waarneembaar. De hoeveelheid en verdeling van het moleculaire waterstofgas (H2) wordt daarom afgeleid uit waarnemingen van een ander molecuul, dat gemakkelijker detecteerbaar is maar in geringere hoeveelheden voorkomt. Meestal wordt daarvoor koolmonoxide (CO) gebruikt.
\r\nKoolmonoxide wordt echter afgebroken door ultraviolette straling, waardoor niet altijd goed bekend is in welke relatieve hoeveelheid het op verschillende locaties in het Melkwegstelsel voorkomt. Herschel heeft nu op ver-infrarode golflengten de verdeling van geïoniseerde koolstofatomen (C+) in kaart gebracht. C+ vormt een betrouwbaardere 'tracer' van moleculair waterstof.
\r\nUit de Herschel-metingen blijkt dat er bijna anderhalf keer zo veel interstellair gas in het Melkwegstelsel voorkomt dan tot nu toe werd aangenomen, en dat het gas zich bovendien tot op grotere afstanden van het Melkwegcentrum uitstrekt. (GS)
NGC 6334, een bekend stervormingsgebied in het sterrenbeeld Schorpioen dat ook wel de Kattenpootnevel wordt genoemd, produceert in een ongekend tempo nieuwe sterren. Dat blijkt uit onderzoek waarvan de resultaten vandaag op de 222ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Indianapolis zijn gepresenteerd.
NGC 6334 bevindt zich op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. Het stervormingsgebied ligt vrijwel precies in het vlak van de Melkweg en staat vanaf de aarde gezien zo ongeveer in de richting van het Melkwegcentrum.
Bekend was al dat NGC 6334 veel jonge hete sterren bevat die tientallen keren zoveel massa bevatten als onze zon en extreem helder zijn. En nu heeft Sarah Willis van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics ook een inventarisatie gemaakt van veel minder zware sterren in dit stervormingsgebied, waaronder ook sterren die ongeveer dezelfde helderheid hebben als onze zon. Daarnaast heeft zij, door middel van statistische extrapolatie, een schatting gemaakt van het aantal nog lichtere sterren dat zich in dit gebied moet bevinden.
Uit het onderzoek blijkt dat NGC 6334 een echte sterrenfabriek is. In de gaswolk wordt per miljoen jaar het equivalent van 3600 zonsmassa's aan gas in sterren omgezet.
De oorzaak van de 'babyboom' in deze gaswolk is nog onduidelijk. Doorgaans worden zulke stellaire geboortegolven toegeschreven aan de schokgolf van een nabije supernova-explosie of een botsing met een andere gaswolk. Maar daar lijkt hier geen sprake van te zijn. (EE)
NGC 6334, een bekend stervormingsgebied in het sterrenbeeld Schorpioen dat ook wel de Kattenpootnevel wordt genoemd, produceert in een ongekend tempo nieuwe sterren. Dat blijkt uit onderzoek waarvan de resultaten vandaag op de 222ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Indianapolis zijn gepresenteerd.
NGC 6334 bevindt zich op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. Het stervormingsgebied ligt vrijwel precies in het vlak van de Melkweg en staat vanaf de aarde gezien zo ongeveer in de richting van het Melkwegcentrum.
Bekend was al dat NGC 6334 veel jonge hete sterren bevat die tientallen keren zoveel massa bevatten als onze zon en extreem helder zijn. En nu heeft Sarah Willis van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics ook een inventarisatie gemaakt van veel minder zware sterren in dit stervormingsgebied, waaronder ook sterren die ongeveer dezelfde helderheid hebben als onze zon. Daarnaast heeft zij, door middel van statistische extrapolatie, een schatting gemaakt van het aantal nog lichtere sterren dat zich in dit gebied moet bevinden.
Uit het onderzoek blijkt dat NGC 6334 een echte sterrenfabriek is. In de gaswolk wordt per miljoen jaar het equivalent van 3600 zonsmassa's aan gas in sterren omgezet.
De oorzaak van de 'babyboom' in deze gaswolk is nog onduidelijk. Doorgaans worden zulke stellaire geboortegolven toegeschreven aan de schokgolf van een nabije supernova-explosie of een botsing met een andere gaswolk. Maar daar lijkt hier geen sprake van te zijn. (EE)
Nieuw onderzoek van de ster TW Hydrae wijst erop dat sterren als onze zon een onstuimige jeugd hebben gehad, die gepaard ging met groeistuipen en röntgenuitbarstingen. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van Nancy Brickhouse van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA).
TW Hydrae is een jonge ster die op een afstand van ongeveer 190 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Waterslang staat. Het gaat om een vrij koele, oranje ster die ruwweg twintig procent lichter is dan onze zon. Hij is nog maar ongeveer tien miljoen jaar oud en nog druk doende om gas vanuit een omringende materieschijf naar zich toe te trekken.
De schijf rond TW Hydrae reikt niet helemaal tot het steroppervlak. De ster kan het gas dus niet rechtstreeks aan de schijf onttrekken. In plaats daarvan wordt het gas via magnetische veldlijnen naar de polen van de ster geleid. Omdat we vanaf de aarde vrijwel precies op een van die polen neerkijken, kunnen astronomen dit proces goed volgen.
De materie die op de ster valt, veroorzaakt schokgolven waarbij het gas tot temperaturen van bijna drie miljoen graden wordt verhit. Door deze hoge temperatuur is het gas een bron van hoogenergetische röntgenstraling. Terwijl het verder naar binnen beweegt, koelt het gas af en verschuift de straling die het uitzendt naar zichtbare golflengten.
Met behulp van de röntgensatelliet Chandra en telescopen op aarde hebben Brickhouse en haar collega's dit proces voor het eerst van begin tot einde gevolgd. Daarbij hebben zij vastgesteld dat de aanvoer van het gas nogal onregelmatig is: in de loop van een paar dagen kan de hoeveelheid materie die de ster ontvangt met een factor vijf veranderen.
De resultaten van dit onderzoek zijn vandaag gepresenteerd op de 222ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Indianapolis. (EE)
Nieuw onderzoek van de ster TW Hydrae wijst erop dat sterren als onze zon een onstuimige jeugd hebben gehad, die gepaard ging met groeistuipen en röntgenuitbarstingen. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van Nancy Brickhouse van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA).
TW Hydrae is een jonge ster die op een afstand van ongeveer 190 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Waterslang staat. Het gaat om een vrij koele, oranje ster die ruwweg twintig procent lichter is dan onze zon. Hij is nog maar ongeveer tien miljoen jaar oud en nog druk doende om gas vanuit een omringende materieschijf naar zich toe te trekken.
De schijf rond TW Hydrae reikt niet helemaal tot het steroppervlak. De ster kan het gas dus niet rechtstreeks aan de schijf onttrekken. In plaats daarvan wordt het gas via magnetische veldlijnen naar de polen van de ster geleid. Omdat we vanaf de aarde vrijwel precies op een van die polen neerkijken, kunnen astronomen dit proces goed volgen.
De materie die op de ster valt, veroorzaakt schokgolven waarbij het gas tot temperaturen van bijna drie miljoen graden wordt verhit. Door deze hoge temperatuur is het gas een bron van hoogenergetische röntgenstraling. Terwijl het verder naar binnen beweegt, koelt het gas af en verschuift de straling die het uitzendt naar zichtbare golflengten.
Met behulp van de röntgensatelliet Chandra en telescopen op aarde hebben Brickhouse en haar collega's dit proces voor het eerst van begin tot einde gevolgd. Daarbij hebben zij vastgesteld dat de aanvoer van het gas nogal onregelmatig is: in de loop van een paar dagen kan de hoeveelheid materie die de ster ontvangt met een factor vijf veranderen.
De resultaten van dit onderzoek zijn vandaag gepresenteerd op de 222ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Indianapolis. (EE)
Op 25 mei, komende zaterdag dus, is het precies vijftien jaar geleden dat de eerste van de vier grote telescopen die samen de Very Large Telescope (VLT) vormen zijn eerste licht opving. Ter gelegenheid van het bereiken van deze mijlpaal is een nieuwe, haarscherpe opname gepresenteerd van een spectaculair stervormingsgebied in het sterrenbeeld Centaurus.
De VLT is het paradepaardje van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in het noorden van Chili. Hij bestaat uit vier 8,2-meter spiegeltelescopen, waarvan de laatste in 2000 gereedkwam. Later kreeg dit viertal gezelschap van vier kleinere hulptelescopen, die voornamelijk voor interferometrie worden gebruikt. Tezamen vormen zij een van de meest productieve astronomische faciliteiten op aarde. Vorig jaar werden op basis van VLT-waarnemingen meer dan zeshonderd wetenschappelijke artikelen gepubliceerd.
De 'verjaardagsfoto' die vandaag is vrijgegeven toont IC 2944, een bekend stervormingsgebied op een afstand van ongeveer 6500 lichtjaar. De roze achtergrond van de foto wordt gevormd door wolken van gloeiend waterstofgas. Tegen deze heldere achtergrond zijn vreemde donkere klonten van ondoorzichtig koud stof te zien: zogeheten Bok-globules.
In een rustige omgeving kunnen zulke globules door samentrekking in nieuwe sterren veranderen, maar in dit geval wordt dit stervormingsproces gehinderd door de intense ultraviolette straling van hete jonge sterren die eerder in dit gebied zijn ontstaan. Hoogstwaarschijnlijk zullen de hier afgebeelde globules weg eroderen voordat ze tot sterren kunnen samentrekken. (EE)
Op 25 mei, komende zaterdag dus, is het precies vijftien jaar geleden dat de eerste van de vier grote telescopen die samen de Very Large Telescope (VLT) vormen zijn eerste licht opving. Ter gelegenheid van het bereiken van deze mijlpaal is een nieuwe, haarscherpe opname gepresenteerd van een spectaculair stervormingsgebied in het sterrenbeeld Centaurus.
De VLT is het paradepaardje van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in het noorden van Chili. Hij bestaat uit vier 8,2-meter spiegeltelescopen, waarvan de laatste in 2000 gereedkwam. Later kreeg dit viertal gezelschap van vier kleinere hulptelescopen, die voornamelijk voor interferometrie worden gebruikt. Tezamen vormen zij een van de meest productieve astronomische faciliteiten op aarde. Vorig jaar werden op basis van VLT-waarnemingen meer dan zeshonderd wetenschappelijke artikelen gepubliceerd.
De 'verjaardagsfoto' die vandaag is vrijgegeven toont IC 2944, een bekend stervormingsgebied op een afstand van ongeveer 6500 lichtjaar. De roze achtergrond van de foto wordt gevormd door wolken van gloeiend waterstofgas. Tegen deze heldere achtergrond zijn vreemde donkere klonten van ondoorzichtig koud stof te zien: zogeheten Bok-globules.
In een rustige omgeving kunnen zulke globules door samentrekking in nieuwe sterren veranderen, maar in dit geval wordt dit stervormingsproces gehinderd door de intense ultraviolette straling van hete jonge sterren die eerder in dit gebied zijn ontstaan. Hoogstwaarschijnlijk zullen de hier afgebeelde globules weg eroderen voordat ze tot sterren kunnen samentrekken. (EE)
Astronomen hebben een ver sterrenstelsel ontdekt dat in hoog tempo gas in sterren omzet. Dat gebeurt dermate efficiënt dat bijna het maximale stervormingstempo wordt bereikt.
Het stelsel, dat SDSSJ1506+54 'heet', is ontdekt met de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE. Vervolgwaarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop laten zien dat het stelsel enorm compact is. Bijna al het licht dat het uitzendt is afkomstig van een gebied dat slechts een paar honderd lichtjaar groot is.
Uit metingen van de hoeveelheid gas in SDSSJ1506+54 blijkt dat de snelheid waarmee dit stelsel momenteel sterren produceert dicht bij de zogeheten Eddington-limiet ligt. Anders gezegd: sneller laten nieuwe sterren zijn bijna niet produceren.
In gebieden waarin nieuwe sterren worden gevormd, trekken gaswolken onder invloed van hun eigen zwaartekracht samen. Zodra de dichtheid van zo'n gaswolk hoog genoeg is geworden, komen in zijn centrum kernfusiereacties op gang: de ster is geboren. De druk van de deeltjeswind en straling die zo'n ster vervolgens uitzendt hindert de samentrekking van naburige gaswolken. Vandaar dat er grenzen zijn aan de snelheid waarmee nieuwe sterren kunnen worden gevormd.
De snelheid waarmee SDSSJ1506+54 nieuwe sterren aflevert is dermate hoog dat de voorraad gas binnen enkele tientallen miljoenen jaren uitgeput zal raken. Dat lijkt een hele tijd, maar afgezet tegen de levensduur van een sterrenstelsel – vele miljarden jaren – is het slechts een oogwenk. (EE)
Astronomen hebben een ver sterrenstelsel ontdekt dat in hoog tempo gas in sterren omzet. Dat gebeurt dermate efficiënt dat bijna het maximale stervormingstempo wordt bereikt.
Het stelsel, dat SDSSJ1506+54 'heet', is ontdekt met de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE. Vervolgwaarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop laten zien dat het stelsel enorm compact is. Bijna al het licht dat het uitzendt is afkomstig van een gebied dat slechts een paar honderd lichtjaar groot is.
Uit metingen van de hoeveelheid gas in SDSSJ1506+54 blijkt dat de snelheid waarmee dit stelsel momenteel sterren produceert dicht bij de zogeheten Eddington-limiet ligt. Anders gezegd: sneller laten nieuwe sterren zijn bijna niet produceren.
In gebieden waarin nieuwe sterren worden gevormd, trekken gaswolken onder invloed van hun eigen zwaartekracht samen. Zodra de dichtheid van zo'n gaswolk hoog genoeg is geworden, komen in zijn centrum kernfusiereacties op gang: de ster is geboren. De druk van de deeltjeswind en straling die zo'n ster vervolgens uitzendt hindert de samentrekking van naburige gaswolken. Vandaar dat er grenzen zijn aan de snelheid waarmee nieuwe sterren kunnen worden gevormd.
De snelheid waarmee SDSSJ1506+54 nieuwe sterren aflevert is dermate hoog dat de voorraad gas binnen enkele tientallen miljoenen jaren uitgeput zal raken. Dat lijkt een hele tijd, maar afgezet tegen de levensduur van een sterrenstelsel – vele miljarden jaren – is het slechts een oogwenk. (EE)
De geboorte van zware sterren verloopt verrassend kalm. Dat concluderen sterrenkundigen in een artikel in The Astrophysical Journal op basis van waarnemingen van de zware protoster G35, verricht met de vliegende infraroodsterrenwacht SOFIA.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Bij kleine sterren verloopt dat proces vrij ordelijk. In het geval van veel zwaardere protosterren namen astronomen altijd aan dat de structuur van de samentrekkende wolk veel chaotischer zou zijn, door turbulentie-effecten. Dat blijkt nu echter mee te vallen.
\r\nMet SOFIA (Stratospheric Observatoria For Infrared Astronomy) - een tot vliegende infraroodsterrenwacht omgebouwde Boeing - zijn waarnemingen verricht aan G35.20-0.74 (kortweg G35 genoemd), een protoster met een massa van minstens 20 zonsmassa's op een afstand van ca. 8000 lichtjaar. Uit de infraroodmetingen blijkt dat de inwendige structuur van de samentrekkende gas- en stofwolk zeer ordelijk is. (GS)
De geboorte van zware sterren verloopt verrassend kalm. Dat concluderen sterrenkundigen in een artikel in The Astrophysical Journal op basis van waarnemingen van de zware protoster G35, verricht met de vliegende infraroodsterrenwacht SOFIA.
\r\nSterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Bij kleine sterren verloopt dat proces vrij ordelijk. In het geval van veel zwaardere protosterren namen astronomen altijd aan dat de structuur van de samentrekkende wolk veel chaotischer zou zijn, door turbulentie-effecten. Dat blijkt nu echter mee te vallen.
\r\nMet SOFIA (Stratospheric Observatoria For Infrared Astronomy) - een tot vliegende infraroodsterrenwacht omgebouwde Boeing - zijn waarnemingen verricht aan G35.20-0.74 (kortweg G35 genoemd), een protoster met een massa van minstens 20 zonsmassa's op een afstand van ca. 8000 lichtjaar. Uit de infraroodmetingen blijkt dat de inwendige structuur van de samentrekkende gas- en stofwolk zeer ordelijk is. (GS)
Wetenschappers hebben de geboorte van een ster waargenomen op een afstand van 55 miljoen lichtjaar. Bijzonder is dat de ster zich niet in een sterrenstelsel lijkt te bevinden. De ontdekking werd onder andere gedaan met de Subaru-telescoop op Hawaï.
\r\nDe geboorte van de zogenoemde blauwe superreus en werd gezien in het Virgo-cluster, een verzameling van ongeveer 1000 sterrenstelsels in relatieve nabijheid van de Melkweg. Tussen deze sterrenstelsels in het cluster bevindt zich een ijl en heet plasma met een temperatuur van ongeveer een miljoen graden Celsius. Bovendien worden er winden van wel vier miljoen kilometer per uur waargenomen.
\r\nAstronomen uit Taiwan en India wilden weten of het mogelijk was dat er zich onder dit soort turbulente omstandigheden nieuwe sterren kunnen vormen. Ze namen daarvoor een gaswolk onder de loep die vanuit het kleine sterrenstelsel IC 3418 in het intergalactische medium van het Virgo-cluster valt. Het vormt als het ware een staart van ruim 55.000 lichtjaar achter het sterrenstelsel.
\r\nHet bleek dat er inderdaad nieuwe sterren worden gevormd. Er werd namelijk een zwakke bron van ultraviolet licht waargenomen dat een spectrum heeft dat precies overeenkomt met de geboorte van blauwe superreuzen in ons eigen Melkweg. Volgens de betrokken wetenschappers is het waarschijnlijk de verste ster die met deze methode is ontdekt. (Roel van der Heijden)
Wetenschappers hebben de geboorte van een ster waargenomen op een afstand van 55 miljoen lichtjaar. Bijzonder is dat de ster zich niet in een sterrenstelsel lijkt te bevinden. De ontdekking werd onder andere gedaan met de Subaru-telescoop op Hawaï.
\r\nDe geboorte van de zogenoemde blauwe superreus en werd gezien in het Virgo-cluster, een verzameling van ongeveer 1000 sterrenstelsels in relatieve nabijheid van de Melkweg. Tussen deze sterrenstelsels in het cluster bevindt zich een ijl en heet plasma met een temperatuur van ongeveer een miljoen graden Celsius. Bovendien worden er winden van wel vier miljoen kilometer per uur waargenomen.
\r\nAstronomen uit Taiwan en India wilden weten of het mogelijk was dat er zich onder dit soort turbulente omstandigheden nieuwe sterren kunnen vormen. Ze namen daarvoor een gaswolk onder de loep die vanuit het kleine sterrenstelsel IC 3418 in het intergalactische medium van het Virgo-cluster valt. Het vormt als het ware een staart van ruim 55.000 lichtjaar achter het sterrenstelsel.
\r\nHet bleek dat er inderdaad nieuwe sterren worden gevormd. Er werd namelijk een zwakke bron van ultraviolet licht waargenomen dat een spectrum heeft dat precies overeenkomt met de geboorte van blauwe superreuzen in ons eigen Melkweg. Volgens de betrokken wetenschappers is het waarschijnlijk de verste ster die met deze methode is ontdekt. (Roel van der Heijden)
Met de relatief nieuwe ALMA-radiotelescoop in Chili hebben wetenschappers signalen gezien van wat lijkt op de vorming van nieuwe sterren. Het bijzondere is dat dit vlakbij het zwarte gat in het hart van de Melkweg lijkt te gebeuren.
\r\nTot nu toe werd gedacht dat er in de buurt van een zwart gat geen nieuwe sterren konden ontstaan omdat sterke getijdenkrachten zouden voorkomen dat grote gas- en stofwolken kunnen instorten tot nieuwe sterren. Toch ziet ALMA, die gevoelig is voor radiostraling, nu dichte wolken waaruit zogenoemde jets lijken te komen. Deze duiden op de vorming van een ster in zo’n wolk.
\r\nIn het centrum van de Melkweg, op een afstand van ongeveer 27.000 lichtjaar, bevindt zich vrijwel zeker een zwart gat, Sagittarius A*. Het heeft een massa van ongeveer 4 miljoen keer onze zon. Astronomen hebben zich lang tijd afgevraagd hoe het kan dat er relatief zeer jonge sterren met hoge snelheden rond het zwarte gat draaien. De ontdekking van ALMA kan hier wellicht een verklaring voor geven, omdat het laat zien dat sterren veel dichterbij zwarte gaten kunnen ontstaan dan werd gedacht. (Roel van der Heijden)
Met de relatief nieuwe ALMA-radiotelescoop in Chili hebben wetenschappers signalen gezien van wat lijkt op de vorming van nieuwe sterren. Het bijzondere is dat dit vlakbij het zwarte gat in het hart van de Melkweg lijkt te gebeuren.
\r\nTot nu toe werd gedacht dat er in de buurt van een zwart gat geen nieuwe sterren konden ontstaan omdat sterke getijdenkrachten zouden voorkomen dat grote gas- en stofwolken kunnen instorten tot nieuwe sterren. Toch ziet ALMA, die gevoelig is voor radiostraling, nu dichte wolken waaruit zogenoemde jets lijken te komen. Deze duiden op de vorming van een ster in zo’n wolk.
\r\nIn het centrum van de Melkweg, op een afstand van ongeveer 27.000 lichtjaar, bevindt zich vrijwel zeker een zwart gat, Sagittarius A*. Het heeft een massa van ongeveer 4 miljoen keer onze zon. Astronomen hebben zich lang tijd afgevraagd hoe het kan dat er relatief zeer jonge sterren met hoge snelheden rond het zwarte gat draaien. De ontdekking van ALMA kan hier wellicht een verklaring voor geven, omdat het laat zien dat sterren veel dichterbij zwarte gaten kunnen ontstaan dan werd gedacht. (Roel van der Heijden)
Onderzoek met de 90-centimeter telescoop van het Kitt Peak National Observatory in Arizona kan mogelijk uitwijzen dat er in het stervormingsgebied Cep OB3b (in het sterrenbeeld Cepheus) ook oudere sterren voorkomen. Die zijn dan vermoedelijk ontstaan in een sterrenhoop die inmiddels uiteen is gevallen.
\r\nCep OB3b heeft een leeftijd van ca. drie miljoen jaar. Het stervormingsgebied lijkt veel op de Orionnevel, maar bevat minder absorberend gas en stof. Thomas Allen van de Universiteit van Toledo concludeert mede op basis van metingen met de Spitzer Space Telescope dat het stervormingsgebied ca. 3000 jonge sterren telt, waarvan er ongeveer 1000 omgeven worden door protoplanetaire schijven, waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan.
\r\nHet feit dat veel sterren in Cep OB3b niet door zo'n protoplanetaire schijf worden omgeven, doet vermoeden dat op z'n minst een aanzienlijk deel van deze sterren ouder is dan drie miljoen jaar.. Ze zouden eerder kunnen zijn ontstaan, in oudere sterrenhopen. De nieuwe Kitt Peak-foto's, gemaakt met de Mosaic-camera, moeten hierover uitsluitsel geven. (GS)
Onderzoek met de 90-centimeter telescoop van het Kitt Peak National Observatory in Arizona kan mogelijk uitwijzen dat er in het stervormingsgebied Cep OB3b (in het sterrenbeeld Cepheus) ook oudere sterren voorkomen. Die zijn dan vermoedelijk ontstaan in een sterrenhoop die inmiddels uiteen is gevallen.
\r\nCep OB3b heeft een leeftijd van ca. drie miljoen jaar. Het stervormingsgebied lijkt veel op de Orionnevel, maar bevat minder absorberend gas en stof. Thomas Allen van de Universiteit van Toledo concludeert mede op basis van metingen met de Spitzer Space Telescope dat het stervormingsgebied ca. 3000 jonge sterren telt, waarvan er ongeveer 1000 omgeven worden door protoplanetaire schijven, waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan.
\r\nHet feit dat veel sterren in Cep OB3b niet door zo'n protoplanetaire schijf worden omgeven, doet vermoeden dat op z'n minst een aanzienlijk deel van deze sterren ouder is dan drie miljoen jaar.. Ze zouden eerder kunnen zijn ontstaan, in oudere sterrenhopen. De nieuwe Kitt Peak-foto's, gemaakt met de Mosaic-camera, moeten hierover uitsluitsel geven. (GS)
Franse en Canadese astronomen hebben een verklaring gevonden voor het ontstaan van sterren die meer dan tien keer zo zwaar zijn als onze zon. Gebleken is dat babysterren een enorme massa kunnen bereiken als oudere soortgenoten in de omgeving een handje meehelpen.
De geboorte van een ster begint met het ontstaan van een kleine verdichting in een grote wolk van gas en stof. Door de zwaartekracht stroomt er vanzelf meer gas naar zo'n verdichting, wat uitmondt in de vorming van een bal van heet gas: de ster.
Eigenlijk zouden sterren op deze manier niet meer dan tien zonsmassa's aan materie kunnen verzamelen. Tijdens hun vorming oefenen ze namelijk een steeds sterker wordende tegendruk uit die de verdere toestroom van gas blokkeert. Toch bestaan er sterren die aanzienlijk zwaarder zijn dan tien zonsmassa's.
Onderzoek aan de grote interstellaire gaswolk Westerhout 3 (W3) biedt een mogelijke verklaring. De astronomen merkten op dat de dichtste delen van W3, waar de zwaarste sterren zullen ontstaan, zijn omringd door een collectie oude, zware sterren. Dat wijst erop dat voorgaande generaties van zware sterren de groei van hun opvolgers stimuleren.
Net als jonge zware sterren duwen oude zware sterren gas uit hun omgeving weg. Als deze oude sterren gunstig gepositioneerd zijn ten opzichte van een grote gasvoorraad, kunnen zij gezamenlijk zoveel gas in de richting van de sterren-in-wording blazen, dat deze ondanks hun tegenwerking in omvang blijven toenemen. Stellaire dwangvoeding dus. (EE)
Franse en Canadese astronomen hebben een verklaring gevonden voor het ontstaan van sterren die meer dan tien keer zo zwaar zijn als onze zon. Gebleken is dat babysterren een enorme massa kunnen bereiken als oudere soortgenoten in de omgeving een handje meehelpen.
De geboorte van een ster begint met het ontstaan van een kleine verdichting in een grote wolk van gas en stof. Door de zwaartekracht stroomt er vanzelf meer gas naar zo'n verdichting, wat uitmondt in de vorming van een bal van heet gas: de ster.
Eigenlijk zouden sterren op deze manier niet meer dan tien zonsmassa's aan materie kunnen verzamelen. Tijdens hun vorming oefenen ze namelijk een steeds sterker wordende tegendruk uit die de verdere toestroom van gas blokkeert. Toch bestaan er sterren die aanzienlijk zwaarder zijn dan tien zonsmassa's.
Onderzoek aan de grote interstellaire gaswolk Westerhout 3 (W3) biedt een mogelijke verklaring. De astronomen merkten op dat de dichtste delen van W3, waar de zwaarste sterren zullen ontstaan, zijn omringd door een collectie oude, zware sterren. Dat wijst erop dat voorgaande generaties van zware sterren de groei van hun opvolgers stimuleren.
Net als jonge zware sterren duwen oude zware sterren gas uit hun omgeving weg. Als deze oude sterren gunstig gepositioneerd zijn ten opzichte van een grote gasvoorraad, kunnen zij gezamenlijk zoveel gas in de richting van de sterren-in-wording blazen, dat deze ondanks hun tegenwerking in omvang blijven toenemen. Stellaire dwangvoeding dus. (EE)
Met de Europese infrarood-ruimtetelescoop Herschel zijn extreem jonge protosterren ontdekt in een groot stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Eerder waren in dit Orion Molecular Cloud Complex al een paar honderd sterren-in-wording gevonden, onder andere met de Amerikaanse infrarood-ruimtetelesccoop Spitzer. Amelia Stutz van het Max-Planck-Institut für Astronomie en haar collega's hebben met Herschel nu vijftien protosterren ontdekt die door Spitzer niet zijn waargenomen. Herschel zag de uiterst koele objecten wel, omdat hij gevoelig is voor infraroodstraling met een langere golflengte. De ontdekking is inmiddels bevestigd door de APEX-telescoop in Noord-Chili, die op nóg langere golflengten waarneemt. Het gaat om objecten van vermoedelijk slechts zo'n 25.000 jaar oud, die net zijn samengetrokken uit koele interstellaire gaswolken. Dat hele proces van koude moleculaire wolk naar hete ster neemt naar schatting hooguit een paar honderdduizend jaar in beslag. (GS)
Met de Europese infrarood-ruimtetelescoop Herschel zijn extreem jonge protosterren ontdekt in een groot stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion. Eerder waren in dit Orion Molecular Cloud Complex al een paar honderd sterren-in-wording gevonden, onder andere met de Amerikaanse infrarood-ruimtetelesccoop Spitzer. Amelia Stutz van het Max-Planck-Institut für Astronomie en haar collega's hebben met Herschel nu vijftien protosterren ontdekt die door Spitzer niet zijn waargenomen. Herschel zag de uiterst koele objecten wel, omdat hij gevoelig is voor infraroodstraling met een langere golflengte. De ontdekking is inmiddels bevestigd door de APEX-telescoop in Noord-Chili, die op nóg langere golflengten waarneemt. Het gaat om objecten van vermoedelijk slechts zo'n 25.000 jaar oud, die net zijn samengetrokken uit koele interstellaire gaswolken. Dat hele proces van koude moleculaire wolk naar hete ster neemt naar schatting hooguit een paar honderdduizend jaar in beslag. (GS)
Waarnemingen met de vandaag officieel in gebruik genomen Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) laten zien dat de hevigste geboortegolven van sterren in het heelal veel eerder plaatsvonden dan tot nu toe werd gedacht (Nature, 14 maart). ALMA is een opstelling van 66 grote schotelantennes in het noorden van Chili, waarmee (sub)millimeterstraling – een soort radiostraling – uit het heelal wordt opgevangen.
De grote kosmische geboortegolven speelden zich af in zogeheten starburst-stelsels. In deze zware, heldere sterrenstelsels werden enorme hoeveelheden gas en stof omgezet in nieuwe sterren, in een tempo dat honderden keren hoger lag dan in statige spiraalstelsels zoals onze Melkweg. Door diep de ruimte in te kijken, naar sterrenstelsels die zo ver weg zijn dat hun licht er vele miljarden jaren over heeft gedaan om ons te bereiken, proberen astronomen een reconstructie te maken van deze drukke periode in de jeugd van het heelal.
Het bestaan van de verre starburst-stelsels werd ontdekt met de 10-meter South Pole Telescope (SPT), een kleine soortgenoot van ALMA. Met ALMA zelf is nu nauwkeuriger naar de stelsels gekeken. Tot verrassing van de astronomen blijken veel ervan nog verder weg te staan dan al werd vermoed. De daarin optredende stellaire geboortegolven vonden gemiddeld 12 miljard jaar geleden plaats, op een moment dus dat het heelal nog geen twee miljard jaar oud was. Dat is een miljard jaar eerder dan gedacht.
Twee van deze stelsels zijn de verste in hun soort die ooit zijn waargenomen – zo ver dat hun licht aan zijn reis begon toen het heelal nog maar één miljard jaar oud was. Bovendien zijn in één van deze record-verre stelsels watermoleculen gedetecteerd. Nooit eerder werd kosmisch water op zo’n grote afstand waargenomen.
Tijdens de metingen waren nog maar zestien schotelantennes van ALMA beschikbaar. Hierdoor moesten de astronomen zich bij hun onderzoek beperken tot de helderste starburst-stelsels. Daarbij kregen zij overigens hulp van Moeder Natuur, die via het zogeheten gravitatielenseffect de beelden van een aantal stelsels 'voor-versterkte'. (EE)
Waarnemingen met de vandaag officieel in gebruik genomen Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) laten zien dat de hevigste geboortegolven van sterren in het heelal veel eerder plaatsvonden dan tot nu toe werd gedacht (Nature, 14 maart). ALMA is een opstelling van 66 grote schotelantennes in het noorden van Chili, waarmee (sub)millimeterstraling – een soort radiostraling – uit het heelal wordt opgevangen.
De grote kosmische geboortegolven speelden zich af in zogeheten starburst-stelsels. In deze zware, heldere sterrenstelsels werden enorme hoeveelheden gas en stof omgezet in nieuwe sterren, in een tempo dat honderden keren hoger lag dan in statige spiraalstelsels zoals onze Melkweg. Door diep de ruimte in te kijken, naar sterrenstelsels die zo ver weg zijn dat hun licht er vele miljarden jaren over heeft gedaan om ons te bereiken, proberen astronomen een reconstructie te maken van deze drukke periode in de jeugd van het heelal.
Het bestaan van de verre starburst-stelsels werd ontdekt met de 10-meter South Pole Telescope (SPT), een kleine soortgenoot van ALMA. Met ALMA zelf is nu nauwkeuriger naar de stelsels gekeken. Tot verrassing van de astronomen blijken veel ervan nog verder weg te staan dan al werd vermoed. De daarin optredende stellaire geboortegolven vonden gemiddeld 12 miljard jaar geleden plaats, op een moment dus dat het heelal nog geen twee miljard jaar oud was. Dat is een miljard jaar eerder dan gedacht.
Twee van deze stelsels zijn de verste in hun soort die ooit zijn waargenomen – zo ver dat hun licht aan zijn reis begon toen het heelal nog maar één miljard jaar oud was. Bovendien zijn in één van deze record-verre stelsels watermoleculen gedetecteerd. Nooit eerder werd kosmisch water op zo’n grote afstand waargenomen.
Tijdens de metingen waren nog maar zestien schotelantennes van ALMA beschikbaar. Hierdoor moesten de astronomen zich bij hun onderzoek beperken tot de helderste starburst-stelsels. Daarbij kregen zij overigens hulp van Moeder Natuur, die via het zogeheten gravitatielenseffect de beelden van een aantal stelsels 'voor-versterkte'. (EE)
Rond de jonge ster TW Hydrae cirkelt voldoende gas en stof voor de vorming van vijftig reuzenplaneten. TW Hydrae, op 175 lichtjaar afstand, is pas een paar miljoen jaar oud en wordt – net als veel andere jonge sterren – omgeven door een gas- en stofschijf waaruit planeten kunnen samenklonteren. Hoe zwaar die protoplanetaire schijven zijn was altijd moeilijk te achterhalen: het grootste deel van de massa wordt geleverd door koude waterstofmoleculen die op geen enkele manier waarneembaar zijn. Een internationaal team van sterrenkundigen onder wie Ewine van Dishoeck van de Leidse Sterrewacht heeft nu in de schijf van TW Hydrae zwaar moleculair waterstof gedetecteerd (één waterstofatoom en één deuteriumatoom), met behulp van de Europese ruimtetelescoop Herschel. Omdat de verhouding tussen gewoon waterstof en zwaar waterstof in het heelal goed bekend is, kon op die manier de totale massa van de schijf bepaald worden, zo schrijven de onderzoekers deze week in Nature.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Protoplanetaire schijf op de weegschaal", "pk_id": 34675, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}], "excerpt": "Rond de jonge ster TW Hydrae cirkelt voldoende gas en stof voor de vorming van vijftig reuzenplaneten. TW Hydrae, op 175 lichtjaar afstand, is pas een paar miljoen jaar oud en wordt – net als veel andere jonge sterren – omgeven door een gas- en stofschijf waaruit planeten kunnen samenklonteren. Hoe zwaar die protoplanetaire schijven zijn was altijd moeilijk te achterhalen: het grootste deel van de massa wordt geleverd door koude waterstofmoleculen die op geen enkele manier waarneembaar zijn. Een internationaal team van sterrenkundigen onder wie Ewine van Dishoeck van de Leidse Sterrewacht heeft nu in de schijf van TW Hydrae zwaar moleculair waterstof gedetecteerd (één waterstofatoom en één deuteriumatoom), met behulp van de Europese ruimtetelescoop Herschel. Omdat de verhouding tussen gewoon waterstof en zwaar waterstof in het heelal goed bekend is, kon op die manier de totale massa van de schijf bepaald worden, zo schrijven de onderzoekers deze week in Nature.
", "slug": "protoplanetaire-schijf-op-de-weegschaal", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2013, 2, 2, 18, 11, 44], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2013-02-02 18:11:44", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Protoplanetaire schijf op de weegschaal"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dubbele-babyster-wordt-onregelmatig-gevoed/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Pasgeboren sterren zijn, net als baby's, altijd hongerig: ze verorberen enorme hoeveelheden gas en stof. Een internationaal team van astronomen heeft nu een bijzondere 'babyster' ontdekt die onregelmatig wordt gevoed. Waarschijnlijk komt dat doordat de ster deel uitmaakt van een tweeling.
De extreem jonge ster, die de aanduiding LRLL 54361 draagt, is ongeveer 100.000 jaar oud en staat op een afstand van ongeveer 950 lichtjaar in het sterrenbeeld Perseus. Uit waarnemingen met de satelliet Spitzer blijkt dat de ster eens in de 25 dagen tien keer zoveel infraroodstraling uitzendt als normaal.
Deze periodiciteit wijst erop dat LRLL 54361 een nabije begeleider heeft die de toestroom van gas en stof hindert. Alleen wanneer die begeleider het meest nabije punt van zijn omloopbaan bereikt, kan materie de ster bereiken. Ook bij enkelvoudige babysterren gebeurt de opname van gas en stof uit de omgeving onregelmatig, maar nooit in zo'n strakke regelmaat. (EE)
Pasgeboren sterren zijn, net als baby's, altijd hongerig: ze verorberen enorme hoeveelheden gas en stof. Een internationaal team van astronomen heeft nu een bijzondere 'babyster' ontdekt die onregelmatig wordt gevoed. Waarschijnlijk komt dat doordat de ster deel uitmaakt van een tweeling.
De extreem jonge ster, die de aanduiding LRLL 54361 draagt, is ongeveer 100.000 jaar oud en staat op een afstand van ongeveer 950 lichtjaar in het sterrenbeeld Perseus. Uit waarnemingen met de satelliet Spitzer blijkt dat de ster eens in de 25 dagen tien keer zoveel infraroodstraling uitzendt als normaal.
Deze periodiciteit wijst erop dat LRLL 54361 een nabije begeleider heeft die de toestroom van gas en stof hindert. Alleen wanneer die begeleider het meest nabije punt van zijn omloopbaan bereikt, kan materie de ster bereiken. Ook bij enkelvoudige babysterren gebeurt de opname van gas en stof uit de omgeving onregelmatig, maar nooit in zo'n strakke regelmaat. (EE)
Een internationaal team van astronomen, onder wie de Leidse astronoom Ewine van Dishoeck, heeft met de Herschel-ruimtetelescoop zwaar moleculair waterstof gedetecteerd in de protoplanetaire schijf rond de nabije ster TW Hydrae. Ze schatten het gewicht van de gasrijke schijf op vijftig keer de massa van Jupiter – aanzienlijk meer dan de schijf van gas en stof waaruit ons eigen zonnestelsel is ontstaan (Nature, 31 januari).
Zwaar moleculair waterstof of waterstofdeuteride bestaat uit één waterstofatoom en één deuteriumatoom – een vorm van waterstof die tweemaal zo zwaar is als normale waterstof. Het wordt beschouwd als een betrouwbare indicator voor het hoofdbestanddeel van de schijf: moleculair waterstof, dat uit twee normale waterstofatomen bestaat. Het is voor het eerst dat in een protoplanetaire schijf zwaar waterstof is opgespoord.
Een protoplanetaire schijf bestaat uit materiaal – hoofdzakelijk waterstof, maar ook andere gassen en kleine hoeveelheden kosmisch stof – dat rond een pasgeboren ster is achtergebleven. Dit materiaal draait verscheidene miljoenen jaren rond de ster voordat het tot planeten condenseert of door sterwinden wordt weggedreven. Uit de protoplanetaire schijf rond TW Hydrae zou in de toekomst een complex planetenstelsel kunnen ontstaan.
Tot nu toe zijn zo’n vijftig protoplanetaire schijven in detail onderzocht, maar het bepalen van hun massa is een heikel karwei. Dat komt doordat hun voornaamste bestanddeel, moleculair waterstof, niet rechtstreeks waarneembaar is. Hierdoor lagen eerdere schattingen van de massa van de TW Hydrae-schijf, gebaseerd op de detectie van veel schaarsere moleculen (zoals koolmonoxide) of stofkorreltjes, meer dan een factor 100 uit elkaar. De schattingen op basis van zwaar moleculair waterstof zijn veel nauwkeuriger, omdat van metingen in ons eigen zonnestelsel goed bekend is hoe groot het relatieve aandeel zware waterstof is. (EE)
Een internationaal team van astronomen, onder wie de Leidse astronoom Ewine van Dishoeck, heeft met de Herschel-ruimtetelescoop zwaar moleculair waterstof gedetecteerd in de protoplanetaire schijf rond de nabije ster TW Hydrae. Ze schatten het gewicht van de gasrijke schijf op vijftig keer de massa van Jupiter – aanzienlijk meer dan de schijf van gas en stof waaruit ons eigen zonnestelsel is ontstaan (Nature, 31 januari).
Zwaar moleculair waterstof of waterstofdeuteride bestaat uit één waterstofatoom en één deuteriumatoom – een vorm van waterstof die tweemaal zo zwaar is als normale waterstof. Het wordt beschouwd als een betrouwbare indicator voor het hoofdbestanddeel van de schijf: moleculair waterstof, dat uit twee normale waterstofatomen bestaat. Het is voor het eerst dat in een protoplanetaire schijf zwaar waterstof is opgespoord.
Een protoplanetaire schijf bestaat uit materiaal – hoofdzakelijk waterstof, maar ook andere gassen en kleine hoeveelheden kosmisch stof – dat rond een pasgeboren ster is achtergebleven. Dit materiaal draait verscheidene miljoenen jaren rond de ster voordat het tot planeten condenseert of door sterwinden wordt weggedreven. Uit de protoplanetaire schijf rond TW Hydrae zou in de toekomst een complex planetenstelsel kunnen ontstaan.
Tot nu toe zijn zo’n vijftig protoplanetaire schijven in detail onderzocht, maar het bepalen van hun massa is een heikel karwei. Dat komt doordat hun voornaamste bestanddeel, moleculair waterstof, niet rechtstreeks waarneembaar is. Hierdoor lagen eerdere schattingen van de massa van de TW Hydrae-schijf, gebaseerd op de detectie van veel schaarsere moleculen (zoals koolmonoxide) of stofkorreltjes, meer dan een factor 100 uit elkaar. De schattingen op basis van zwaar moleculair waterstof zijn veel nauwkeuriger, omdat van metingen in ons eigen zonnestelsel goed bekend is hoe groot het relatieve aandeel zware waterstof is. (EE)
Niet ver van het centrum van ons Melkwegstelsel bevindt zich een grote, donkere wolk van gas en stof die, ondanks zich grote dichtheid, nauwelijks nieuwe sterren produceert. Astronomen van het California Institute of Technology denken nu te weten waarom.
Gaswolken die een zekere dichtheid hebben, zouden onder invloed van hun eigen zwaartekracht tot groepen sterren moeten samentrekken. Maar de dertig lichtjaar grote gaswolk G0.253+0.016 doet daar nauwelijks aan mee. Hoewel zijn dichtheid 25 keer zo groot is als die van de Orionnevel, een productief stervormingsgebied, heeft hij nog maar weinig sterren afgeleverd. En die sterren zijn nog klein ook.
Op zoek naar een verklaring voor die lage productie hebben de astronomen radiotelescopen op Hawaï en in Californië op G0.253+0.016 gericht. Daarmee hebben zij ontdekt dat de gaswolk, ondanks zijn hoge gemiddelde dichtheid, nauwelijks dichte kernen bevat die tot sterren zouden kunnen samentrekken. En dat lijkt te komen doordat het aanwezige gas extreem turbulent is.
Het gas in G0.253+0.016 blijkt tot wel tien keer zo snel te bewegen als in soortgelijke gaswolken. De gemeten snelheden zijn zelfs zodanig groot, dat de zwaartekracht te zwak lijkt om G0.253+0.016 in stand te houden: de gaswolk staat op het punt om uit elkaar te vallen.
De Caltech-onderzoekers vermoeden nu dat G0.253+0.016 in feite uit twee gaswolken bestaat die met elkaar in botsing zijn gekomen. In dat geval zou het gas over enkele honderdduizendden jaren voldoende tot rust kunnen zijn gekomen om de sterproductie op te voeren. De kans is echter groot dat G0.253+0.016 tegen die tijd weer een andere soortgenoot is tegengekomen, die het gas weer in beroering brengt. (EE)
Niet ver van het centrum van ons Melkwegstelsel bevindt zich een grote, donkere wolk van gas en stof die, ondanks zich grote dichtheid, nauwelijks nieuwe sterren produceert. Astronomen van het California Institute of Technology denken nu te weten waarom.
Gaswolken die een zekere dichtheid hebben, zouden onder invloed van hun eigen zwaartekracht tot groepen sterren moeten samentrekken. Maar de dertig lichtjaar grote gaswolk G0.253+0.016 doet daar nauwelijks aan mee. Hoewel zijn dichtheid 25 keer zo groot is als die van de Orionnevel, een productief stervormingsgebied, heeft hij nog maar weinig sterren afgeleverd. En die sterren zijn nog klein ook.
Op zoek naar een verklaring voor die lage productie hebben de astronomen radiotelescopen op Hawaï en in Californië op G0.253+0.016 gericht. Daarmee hebben zij ontdekt dat de gaswolk, ondanks zijn hoge gemiddelde dichtheid, nauwelijks dichte kernen bevat die tot sterren zouden kunnen samentrekken. En dat lijkt te komen doordat het aanwezige gas extreem turbulent is.
Het gas in G0.253+0.016 blijkt tot wel tien keer zo snel te bewegen als in soortgelijke gaswolken. De gemeten snelheden zijn zelfs zodanig groot, dat de zwaartekracht te zwak lijkt om G0.253+0.016 in stand te houden: de gaswolk staat op het punt om uit elkaar te vallen.
De Caltech-onderzoekers vermoeden nu dat G0.253+0.016 in feite uit twee gaswolken bestaat die met elkaar in botsing zijn gekomen. In dat geval zou het gas over enkele honderdduizendden jaren voldoende tot rust kunnen zijn gekomen om de sterproductie op te voeren. De kans is echter groot dat G0.253+0.016 tegen die tijd weer een andere soortgenoot is tegengekomen, die het gas weer in beroering brengt. (EE)
Astronomen van de Gemini South-sterrenwacht in het noorden van Chili hebben het eerste beeldresultaat laten zien van een nieuw adaptief optisch systeem. De foto toont een gebied aan de rand van de Orionnevel, het overbekende stervormingsgebied op 1500 lichtjaar van de aarde.
Adaptieve optiek is een techniek die de kwaliteit van het telescoopbeeld verbetert door de gevolgen van snel veranderende verstoringen – voornamelijk atmosferische turbulenties – zo goed mogelijk te corrigeren. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van flexibele spiegels en een laserbundel, waarmee een kunstmatige 'vergelijkingsster' aan de hemel wordt geprojecteerd.
Gewone adaptieve optiek kent verschillende beperkingen. Zo kan alleen een klein hemelgebiedje rond de vergelijkingsster scherp worden afgebeeld. Daar is iets op gevonden: de 'multigeconjugeerde adaptieve optiek' (MCAO). Hierbij worden meerdere laserbundels gebruikt – in dit geval vijf. Dat maakt het mogelijk om een ongeveer zestien keer zo groot hemelgebied scherp af te beelden.
De Gemini South-telescoop is de eerste die met dit nieuwe systeem is uitgerust. Later zullen bijvoorbeeld ook de Europese Very Large Telescope en zijn opvolger, de Extremely Large Telescope, een MCAO-systeem krijgen. De beeldkwaliteit ervan benadert die van (de veel duurdere) ruimtetelescopen.
Op de opname van de Orionnevel zijn de zogeheten Orionkogels te zien: dichte gaswolken die door de hevige sterrenwinden van pas gevormde sterrenhopen worden weggedreven en een lang 'kielzog' veroorzaken in het omringende moleculaire waterstofgas van de Orionnevel. (EE)
Astronomen van de Gemini South-sterrenwacht in het noorden van Chili hebben het eerste beeldresultaat laten zien van een nieuw adaptief optisch systeem. De foto toont een gebied aan de rand van de Orionnevel, het overbekende stervormingsgebied op 1500 lichtjaar van de aarde.
Adaptieve optiek is een techniek die de kwaliteit van het telescoopbeeld verbetert door de gevolgen van snel veranderende verstoringen – voornamelijk atmosferische turbulenties – zo goed mogelijk te corrigeren. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van flexibele spiegels en een laserbundel, waarmee een kunstmatige 'vergelijkingsster' aan de hemel wordt geprojecteerd.
Gewone adaptieve optiek kent verschillende beperkingen. Zo kan alleen een klein hemelgebiedje rond de vergelijkingsster scherp worden afgebeeld. Daar is iets op gevonden: de 'multigeconjugeerde adaptieve optiek' (MCAO). Hierbij worden meerdere laserbundels gebruikt – in dit geval vijf. Dat maakt het mogelijk om een ongeveer zestien keer zo groot hemelgebied scherp af te beelden.
De Gemini South-telescoop is de eerste die met dit nieuwe systeem is uitgerust. Later zullen bijvoorbeeld ook de Europese Very Large Telescope en zijn opvolger, de Extremely Large Telescope, een MCAO-systeem krijgen. De beeldkwaliteit ervan benadert die van (de veel duurdere) ruimtetelescopen.
Op de opname van de Orionnevel zijn de zogeheten Orionkogels te zien: dichte gaswolken die door de hevige sterrenwinden van pas gevormde sterrenhopen worden weggedreven en een lang 'kielzog' veroorzaken in het omringende moleculaire waterstofgas van de Orionnevel. (EE)
Astronomen hebben honderden voorheen onbekende stellaire kraamkamers in de Melkweg opgespoord. Daaronder bevindt zich ook de grootste die tot nu toe in ons sterrenstelsel is aantroffen: een kolossaal exemplaar met een middellijn van bijna 300 lichtjaar.
Een stellaire kraamkamer – de officiële aanduiding is HII-gebied – is een grote interstellaire gaswolk waarin recent stervorming heeft plaatsgevonden. De hete, blauwe sterren die daarbij zijn ontstaan, bestoken hun omgeving met ultraviolette straling, waardoor een deel van de waterstofatomen in het gas geïoniseerd raakt (het enige elektron kwijtraakt).
Doordat HII-gebieden behalve gas ook veel stof bevatten, zijn ze op visuele golflengten vaak moeilijk waarneembaar. Het opsporen van deze gebieden gebeurt daarom doorgaans met radiotelescopen en infraroodsatellieten: radio- en infraroodstraling ondervinden weinig hinder van stof.
Leidraad was in dit geval de catalogus van de inmiddels uitgeschakelde infraroodsatelliet WISE, die de afgelopen jaren bijna tweeduizend potentiële HII-gebieden heeft opgespoord. Deze gebieden worden nu allemaal nagelopen met grote radiotelescopen in de VS (en straks ook Australië).
Dankzij deze systematische zoekactie is het aantal bekende HII-gebieden al meer dan verdubbeld. Dat betekent dat stukje bij beetje ook een beter beeld ontstaat van de spiraalstructuur van de Melkweg, dat voor een belangrijk deel door de verdeling van stervormingsgebieden wordt bepaald.
Een ander belangrijk doel van de zoekactie is het opsporen van verschillen in de chemische samenstelling van de diverse HII-gebieden. Deze kunnen worden gebruikt om de voorgeschiedenis van een stervormingsgebied te reconstrueren. (EE)
Astronomen hebben honderden voorheen onbekende stellaire kraamkamers in de Melkweg opgespoord. Daaronder bevindt zich ook de grootste die tot nu toe in ons sterrenstelsel is aantroffen: een kolossaal exemplaar met een middellijn van bijna 300 lichtjaar.
Een stellaire kraamkamer – de officiële aanduiding is HII-gebied – is een grote interstellaire gaswolk waarin recent stervorming heeft plaatsgevonden. De hete, blauwe sterren die daarbij zijn ontstaan, bestoken hun omgeving met ultraviolette straling, waardoor een deel van de waterstofatomen in het gas geïoniseerd raakt (het enige elektron kwijtraakt).
Doordat HII-gebieden behalve gas ook veel stof bevatten, zijn ze op visuele golflengten vaak moeilijk waarneembaar. Het opsporen van deze gebieden gebeurt daarom doorgaans met radiotelescopen en infraroodsatellieten: radio- en infraroodstraling ondervinden weinig hinder van stof.
Leidraad was in dit geval de catalogus van de inmiddels uitgeschakelde infraroodsatelliet WISE, die de afgelopen jaren bijna tweeduizend potentiële HII-gebieden heeft opgespoord. Deze gebieden worden nu allemaal nagelopen met grote radiotelescopen in de VS (en straks ook Australië).
Dankzij deze systematische zoekactie is het aantal bekende HII-gebieden al meer dan verdubbeld. Dat betekent dat stukje bij beetje ook een beter beeld ontstaat van de spiraalstructuur van de Melkweg, dat voor een belangrijk deel door de verdeling van stervormingsgebieden wordt bepaald.
Een ander belangrijk doel van de zoekactie is het opsporen van verschillen in de chemische samenstelling van de diverse HII-gebieden. Deze kunnen worden gebruikt om de voorgeschiedenis van een stervormingsgebied te reconstrueren. (EE)
Ons Melkwegstelsel blaast twee uitwaaierende bundels van geladen deeltjes het heelal in, met de energie van een miljoen exploderende sterren. Het gaat voornamelijk om elektronen, die met een snelheid van zo’n duizend kilometer per seconde omhoog en omlaag uit het centrum van de Melkweg stromen. De twee bundels hebben een gezamenlijke lengte van vijftigduizend lichtjaar – ongeveer de helft van de middellijn van het Melkwegstelsel.
\r\nAan de sterrenhemel is van de energierijke bundels niets te zien. Ze zijn ontdekt met de 64-meter Parkes-radiotelescoop in Australië. Die bracht ook de polarisatie van de radiostraling in kaart, veroorzaakt door het magnetische veld dat door de bundels wordt meegevoerd. De ontdekking is vandaag gepubliceerd in Nature.
\r\nHet onderzoeksteam, onder wie Marijke Haverkorn van de Radboud Universiteit Nijmegen, concludeert dat de elektronen versneld worden door zware sterren die aan het eind van hun korte leven exploderen. Vervolgens worden ze meegevoerd door ‘sterrenwinden’. Supernova-explosies en krachtige sterrenwinden komen in het centrum van het Melkwegstelsel veel voor, omdat er in hoog tempo nieuwe, zware sterren worden geboren, in een gebied met een middellijn van slechts een paar honderd lichtjaar.
\r\nDoordat het Melkwegstelsel ronddraait, zijn er in de bundels spiraalvormige structuren te zien, die in feite een ‘vingerafdruk’ vormen van de stervormingsactiviteit in de afgelopen tien miljoen jaar – ongeveer zoals je gekronkelde waterslierten ziet wanneer je bij een tuinsproeier de kraan steeds open en dicht draait.
\r\nEerder werden door de Amerikaanse Fermi-ruimtetelescoop boven en onder het Melkwegcentrum al twee brede ‘bundels’ van energierijke gammastraling ontdekt. Er was toen niet duidelijk of die geproduceerd worden door het zwarte gat in de kern van de Melkweg of door geboortegolven van nieuwe sterren. De nieuw ontdekte radiobundels vallen nauwkeurig samen met deze ‘Fermi-bellen’, waarmee dat raadsel nu is opgelost.
\r\nVeel andere sterrenstelsels vertonen ook (smalle) bundels van energierijke elektronen die radiostraling uitzenden. Volgens Haverkorn worden die in de meeste gevallen echter niet veroorzaakt door stervormingsactiviteit, maar zijn ze gerelateerd aan uitbarstingen van het superzware zwarte gat in de kern van zo’n stelsel. ‘In de Melkweg is dus een ander mechanisme werkzaam,’ zegt ze.
\r\nHet is volgens de onderzoekers zelfs denkbaar dat de ‘tuinsproeieractiviteit’ van de Melkweg juist de oorzaak is van de geringe activiteit van het centrale zwarte gat: doordat er vanuit het centrumgebied van het Melkwegstelsel veel gas naar buiten wordt geblazen, komt er relatief weinig materiaal in het zwarte gat terecht.
\r\nHaverkorn denkt bovendien dat de nieuw ontdekte bundels een rol spelen bij het genereren en het in stand houden van het magnetisch veld in de buitengebieden van het Melkwegstelsel.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Melkwegkern is kosmische sproeier van geladen deeltjes", "pk_id": 34553, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "Ons Melkwegstelsel blaast twee uitwaaierende bundels van geladen deeltjes het heelal in, met de energie van een miljoen exploderende sterren. Het gaat voornamelijk om elektronen, die met een snelheid van zo’n duizend kilometer per seconde omhoog en omlaag uit het centrum van de Melkweg stromen. De twee bundels hebben een gezamenlijke lengte van vijftigduizend lichtjaar – ongeveer de helft van de middellijn van het Melkwegstelsel.
\r\nAan de sterrenhemel is van de energierijke bundels niets te zien. Ze zijn ontdekt met de 64-meter Parkes-radiotelescoop in Australië. Die bracht ook de polarisatie van de radiostraling in kaart, veroorzaakt door het magnetische veld dat door de bundels wordt meegevoerd. De ontdekking is vandaag gepubliceerd in Nature.
\r\nHet onderzoeksteam, onder wie Marijke Haverkorn van de Radboud Universiteit Nijmegen, concludeert dat de elektronen versneld worden door zware sterren die aan het eind van hun korte leven exploderen. Vervolgens worden ze meegevoerd door ‘sterrenwinden’. Supernova-explosies en krachtige sterrenwinden komen in het centrum van het Melkwegstelsel veel voor, omdat er in hoog tempo nieuwe, zware sterren worden geboren, in een gebied met een middellijn van slechts een paar honderd lichtjaar.
\r\nDoordat het Melkwegstelsel ronddraait, zijn er in de bundels spiraalvormige structuren te zien, die in feite een ‘vingerafdruk’ vormen van de stervormingsactiviteit in de afgelopen tien miljoen jaar – ongeveer zoals je gekronkelde waterslierten ziet wanneer je bij een tuinsproeier de kraan steeds open en dicht draait.
\r\nEerder werden door de Amerikaanse Fermi-ruimtetelescoop boven en onder het Melkwegcentrum al twee brede ‘bundels’ van energierijke gammastraling ontdekt. Er was toen niet duidelijk of die geproduceerd worden door het zwarte gat in de kern van de Melkweg of door geboortegolven van nieuwe sterren. De nieuw ontdekte radiobundels vallen nauwkeurig samen met deze ‘Fermi-bellen’, waarmee dat raadsel nu is opgelost.
\r\nVeel andere sterrenstelsels vertonen ook (smalle) bundels van energierijke elektronen die radiostraling uitzenden. Volgens Haverkorn worden die in de meeste gevallen echter niet veroorzaakt door stervormingsactiviteit, maar zijn ze gerelateerd aan uitbarstingen van het superzware zwarte gat in de kern van zo’n stelsel. ‘In de Melkweg is dus een ander mechanisme werkzaam,’ zegt ze.
\r\nHet is volgens de onderzoekers zelfs denkbaar dat de ‘tuinsproeieractiviteit’ van de Melkweg juist de oorzaak is van de geringe activiteit van het centrale zwarte gat: doordat er vanuit het centrumgebied van het Melkwegstelsel veel gas naar buiten wordt geblazen, komt er relatief weinig materiaal in het zwarte gat terecht.
\r\nHaverkorn denkt bovendien dat de nieuw ontdekte bundels een rol spelen bij het genereren en het in stand houden van het magnetisch veld in de buitengebieden van het Melkwegstelsel.
", "slug": "melkwegkern-kosmische-sproeier-van-geladen-deeltje", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2013, 1, 3, 16, 43, 11], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2013-01-03 16:43:11", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Melkwegkern is kosmische sproeier van geladen deeltjes"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/nasa-launches-telescope-toting-balloon-antarctica-/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "A giant helium balloon is slowly drifting above Antarctica, about 22 miles (36 kilometers) up. Launched on Tuesday (Dec. 25) from the National Science Foundation's Long Duration Balloon (LDB) facility on Earth's southernmost continent, it carries a sensitive telescope that measures submillimeter light waves from stellar nurseries in our Milky Way.
\"Christmas launch!\" wrote officials with NASA's Wallops Flight Facility, which oversees the agency's balloon research program, in a Twitter post yesterday. \"BLAST launched today from McMurdo Station, Antarctica.\"
This is the fifth and final mission for BLAST, short for the Balloon-borne Large-Aperture Submillimeter Telescope, and mission designers hope it will reveal why so few stars are born in our galaxy.
On Dec. 12, BLAST was still in one of the two giant Payload Assembly Buildings at the LDB facility, a short distance from the U.S. research center McMurdo Station. Principal investigator Mark Devlin of the University of Pennsylvania and a group of graduate students were mounting a giant sunshade on the telescope, to ensure that the ultra-cold detectors won't heat up during the flight.
\"The detectors are cooled to 0.3 degrees aboven absolute zero, using liquid helium,\" said Devlin. \"If they were any warmer, they wouldn't be able to register the faint submillimeter radiation of cold interstellar dust clouds at just 30 degrees above absolute zero.\"
Star mystery
After test flights in 2003 in New Mexico and in 2005 in Sweden, BLAST's third flight, in 2006 from Antarctica, was a \"mind-boggling\" success, Devlin said. The instrument revealed beyond doubt that in most distant galaxies, new stars are born at a prolific rate. By measuring the star formation rate in galaxies more than 7 billion light-years away, the researchers determined that over half of the stars in the uuniverse were born within the first 5 billion years after the Big Bang.
\"But there's an unsolved problem,\" added co-principal investifator Barth Netterfield of the University of Toronto, Canada, who was assisting the BLAST team with the launch preparations. \"BLAST found lots of so-called dark cores in our own Milky Way — dense clouds of cold dust that are supposed to be stars-in-the-making. Based on the number of dark cores, you would expect our galaxy to spawn dozens of new stars each year on average. Yet, the galactic star formation rate is only some four solar masses per year.\"
So why is the stellar birth rate in our Milky Way so low? Astronomers can think of two ways in which a dense cloud of dust is prevented from further contracting into a star: turbulence in the dust, or the collapse-impeding effects of magnetic fields. On its new mission, BLAST should find out which process is to blame. [Images: Life at Antarctica's Concordia Station]
The idea is straightforward: magnetic fields tend to align electrically charged, elongated dust particles. If dust particles have a preferred orientation, they will slightly polarize the submillimeter radiation from the cloud. Using polarimeters, BLAST can detect if the radiation is indeed polarized, and if it is, determine the direction of the magnetic field. \"If there's no polarization present,\" said Netterfield, \"turbulence must be the reason\" why so few dark cores collapse into new stars.
Final mission?
In 2010, on its fourth mission, BLAST was already equipped with polarimeters. However, accdording to Devlin, \"that flight did not do so well because of a melted filter. We have some data, but we know we can do better.\"
Luckily, repeating a balloon-borne experiment is much easier and much cheaper than re-launching a scientific satellite. After each flight, most of the payload is recovered and can be used again. In particular, the BLAST camera with its sensitive and expensive detectors has been recovered every single time.
BLAST's fifth flight will probably last between 12 and 14 days. While Devlin, Netterfield and their colleagues are celebrating Christmans and New Year's Eve, the 4,000-pound (1800 kilograms) stratospheric telescope will observe selected star-forming regions in the constellations Vela and Lupus.
And if senior graduate student Tristan Matthews of Northwestern University Illinois has his way, this may not be BLAST's final mission after all. Depending on the results and the recovery success of the current flight, Matthews hopes to fly BLAST in its present configuration for a sixth time, in the Arctic. \"That would give us access to a well-studied and nearby star-forming region in Taurus,\" he said.
Meanwhile, Devlin has received a $5 million grant from NASA over a period of five years to develop a larger version of BLAST, with a 2.5-meter mirror, as compared to the current 1.8-meter aperture. That would vastly increase the number of stellar nurseries that could be studied. \"We could fly SuperBLAST in 2016 or so,\" he said.
A giant helium balloon is slowly drifting above Antarctica, about 22 miles (36 kilometers) up. Launched on Tuesday (Dec. 25) from the National Science Foundation's Long Duration Balloon (LDB) facility on Earth's southernmost continent, it carries a sensitive telescope that measures submillimeter light waves from stellar nurseries in our Milky Way.
\"Christmas launch!\" wrote officials with NASA's Wallops Flight Facility, which oversees the agency's balloon research program, in a Twitter post yesterday. \"BLAST launched today from McMurdo Station, Antarctica.\"
This is the fifth and final mission for BLAST, short for the Balloon-borne Large-Aperture Submillimeter Telescope, and mission designers hope it will reveal why so few stars are born in our galaxy.
On Dec. 12, BLAST was still in one of the two giant Payload Assembly Buildings at the LDB facility, a short distance from the U.S. research center McMurdo Station. Principal investigator Mark Devlin of the University of Pennsylvania and a group of graduate students were mounting a giant sunshade on the telescope, to ensure that the ultra-cold detectors won't heat up during the flight.
\"The detectors are cooled to 0.3 degrees aboven absolute zero, using liquid helium,\" said Devlin. \"If they were any warmer, they wouldn't be able to register the faint submillimeter radiation of cold interstellar dust clouds at just 30 degrees above absolute zero.\"
Star mystery
After test flights in 2003 in New Mexico and in 2005 in Sweden, BLAST's third flight, in 2006 from Antarctica, was a \"mind-boggling\" success, Devlin said. The instrument revealed beyond doubt that in most distant galaxies, new stars are born at a prolific rate. By measuring the star formation rate in galaxies more than 7 billion light-years away, the researchers determined that over half of the stars in the uuniverse were born within the first 5 billion years after the Big Bang.
\"But there's an unsolved problem,\" added co-principal investifator Barth Netterfield of the University of Toronto, Canada, who was assisting the BLAST team with the launch preparations. \"BLAST found lots of so-called dark cores in our own Milky Way — dense clouds of cold dust that are supposed to be stars-in-the-making. Based on the number of dark cores, you would expect our galaxy to spawn dozens of new stars each year on average. Yet, the galactic star formation rate is only some four solar masses per year.\"
So why is the stellar birth rate in our Milky Way so low? Astronomers can think of two ways in which a dense cloud of dust is prevented from further contracting into a star: turbulence in the dust, or the collapse-impeding effects of magnetic fields. On its new mission, BLAST should find out which process is to blame. [Images: Life at Antarctica's Concordia Station]
The idea is straightforward: magnetic fields tend to align electrically charged, elongated dust particles. If dust particles have a preferred orientation, they will slightly polarize the submillimeter radiation from the cloud. Using polarimeters, BLAST can detect if the radiation is indeed polarized, and if it is, determine the direction of the magnetic field. \"If there's no polarization present,\" said Netterfield, \"turbulence must be the reason\" why so few dark cores collapse into new stars.
Final mission?
In 2010, on its fourth mission, BLAST was already equipped with polarimeters. However, accdording to Devlin, \"that flight did not do so well because of a melted filter. We have some data, but we know we can do better.\"
Luckily, repeating a balloon-borne experiment is much easier and much cheaper than re-launching a scientific satellite. After each flight, most of the payload is recovered and can be used again. In particular, the BLAST camera with its sensitive and expensive detectors has been recovered every single time.
BLAST's fifth flight will probably last between 12 and 14 days. While Devlin, Netterfield and their colleagues are celebrating Christmans and New Year's Eve, the 4,000-pound (1800 kilograms) stratospheric telescope will observe selected star-forming regions in the constellations Vela and Lupus.
And if senior graduate student Tristan Matthews of Northwestern University Illinois has his way, this may not be BLAST's final mission after all. Depending on the results and the recovery success of the current flight, Matthews hopes to fly BLAST in its present configuration for a sixth time, in the Arctic. \"That would give us access to a well-studied and nearby star-forming region in Taurus,\" he said.
Meanwhile, Devlin has received a $5 million grant from NASA over a period of five years to develop a larger version of BLAST, with a 2.5-meter mirror, as compared to the current 1.8-meter aperture. That would vastly increase the number of stellar nurseries that could be studied. \"We could fly SuperBLAST in 2016 or so,\" he said.
Dankzij gegevens van de Europese infraroodsatelliet Herschel en de beide Keck-telescopen op Hawaï zijn astronomen op het spoor gekomen van honderden 'starburst'-stelsels – sterrenstelsels die in hoog tempo nieuwe sterren produceren. De galactische volkstelling bevestigt dat er vroeger veel meer sterren werden geboren dan nu.
In starburst-stelsels ontstaan honderden tot duizenden nieuwe sterren per jaar. Ter vergelijking: ons Melkwegstelsel zit momenteel op een jaargemiddelde van één ster.
Door die snelle productie van nieuwe sterren zouden starburst-stelsels vele malen helderder moeten zijn dan normale sterrenstelsels. Maar bij het ontstaan van nieuwe sterren komen enorme hoeveelheden stof vrij, die zichtbaar licht absorberen. Hierdoor lijken de stelsels veel minder licht te produceren dan ze in werkelijkheid doen.
De absorptie van het sterlicht zorgt er echter ook voor dat het stof in de stelsels opwarmt. En de daarbij opgenomen energie zendt het stof vervolgens weer uit als infraroodstraling. Vandaar dat een satelliet als Herschel een belangrijke rol speelt bij het opsporen van starburst-stelsels. De Keck-telescopen zijn ingezet om de afstanden van de ontdekte stelsels te bepalen.
Dat er vroeg in geschiedenis van het heelal veel meer starburst-stelsels waren dan nu, staat inmiddels wel vast. Maar onduidelijk is nog hoe deze stelsels zijn ontstaan. Volgens één theorie zouden de stellaire geboortegolven het gevolg zijn van botsingen tussen jonge sterrenstelsels. Een andere theorie stelt dat de eerste generaties sterrenstelsels in het heelal gewoon over heel veel gas beschikten en dus van zichzelf al grote aantallen sterren konden produceren.
Welke theorie de juiste is, zal pas blijken als er meer duidelijkheid komt over de vorm van starburst-stelsels en de manier waarop zij draaien. (EE)
Dankzij gegevens van de Europese infraroodsatelliet Herschel en de beide Keck-telescopen op Hawaï zijn astronomen op het spoor gekomen van honderden 'starburst'-stelsels – sterrenstelsels die in hoog tempo nieuwe sterren produceren. De galactische volkstelling bevestigt dat er vroeger veel meer sterren werden geboren dan nu.
In starburst-stelsels ontstaan honderden tot duizenden nieuwe sterren per jaar. Ter vergelijking: ons Melkwegstelsel zit momenteel op een jaargemiddelde van één ster.
Door die snelle productie van nieuwe sterren zouden starburst-stelsels vele malen helderder moeten zijn dan normale sterrenstelsels. Maar bij het ontstaan van nieuwe sterren komen enorme hoeveelheden stof vrij, die zichtbaar licht absorberen. Hierdoor lijken de stelsels veel minder licht te produceren dan ze in werkelijkheid doen.
De absorptie van het sterlicht zorgt er echter ook voor dat het stof in de stelsels opwarmt. En de daarbij opgenomen energie zendt het stof vervolgens weer uit als infraroodstraling. Vandaar dat een satelliet als Herschel een belangrijke rol speelt bij het opsporen van starburst-stelsels. De Keck-telescopen zijn ingezet om de afstanden van de ontdekte stelsels te bepalen.
Dat er vroeg in geschiedenis van het heelal veel meer starburst-stelsels waren dan nu, staat inmiddels wel vast. Maar onduidelijk is nog hoe deze stelsels zijn ontstaan. Volgens één theorie zouden de stellaire geboortegolven het gevolg zijn van botsingen tussen jonge sterrenstelsels. Een andere theorie stelt dat de eerste generaties sterrenstelsels in het heelal gewoon over heel veel gas beschikten en dus van zichzelf al grote aantallen sterren konden produceren.
Welke theorie de juiste is, zal pas blijken als er meer duidelijkheid komt over de vorm van starburst-stelsels en de manier waarop zij draaien. (EE)
Aan de hand van opnamen van de Canada-France-Hawaii Telescope (CFHT) op Hawaï en enkele ruimtelescopen hebben astronomen vastgesteld dat de sterrenhoop NGC 1980 duidelijk losstaat van het naburige stervormingsgebied van de Orionnevel. Ook is in de omgeving van NGC 1980 nog een kleinere sterrenhoop ontdekt, die grotendeels achter stofwolken schuilgaat.
De Orionnevel is een van de spectaculairste gasnevels aan onze hemel. Zijn bestaan is al bekend sinds 1610, maar dat het een gebied is waar nieuwe sterren worden geboren, werd pas halverwege de vorige eeuw duidelijk. In de Orionnevel zijn talrijke jonge sterren en sterren-in-wording ontdekt.
Ondanks al het onderzoek van de afgelopen decennia, blijkt de Orionnevel nog steeds voor verrassingen te kunnen zorgen. Uit onderzoek met de CFHT-telescoop blijkt dat de sterren in de Orionnevel niet één grote sterrenhoop vormen: het is een mengsel van verschillende sterrenhopen die op verschillende momenten zijn ontstaan.
Het onderzoek laat zien dat NGC 1980, een verzameling zware sterren onde ster Iota Orionis, aan de rand van de Orionnevel, wat ouder is dan de Trapezium-sterrenhoop in het hart van de nevel. Bovendien staan de sterren van NGC 1980 wat dichterbij.
Uit gegevens van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton blijkt dat zich vlakbij NGC 1980 nóg een groepje sterren bevindt, dat achter een dichte stofwolk schuilgaat. Anders dan zichtbaar licht gaat de röntgenstraling van deze jonge sterren wel door het stof heen. Verdere waarnemingen zullen moeten uitwijzen welke sterren in het gebied bij de Orionnevel horen en welke bij NGC 1980. (EE)
Aan de hand van opnamen van de Canada-France-Hawaii Telescope (CFHT) op Hawaï en enkele ruimtelescopen hebben astronomen vastgesteld dat de sterrenhoop NGC 1980 duidelijk losstaat van het naburige stervormingsgebied van de Orionnevel. Ook is in de omgeving van NGC 1980 nog een kleinere sterrenhoop ontdekt, die grotendeels achter stofwolken schuilgaat.
De Orionnevel is een van de spectaculairste gasnevels aan onze hemel. Zijn bestaan is al bekend sinds 1610, maar dat het een gebied is waar nieuwe sterren worden geboren, werd pas halverwege de vorige eeuw duidelijk. In de Orionnevel zijn talrijke jonge sterren en sterren-in-wording ontdekt.
Ondanks al het onderzoek van de afgelopen decennia, blijkt de Orionnevel nog steeds voor verrassingen te kunnen zorgen. Uit onderzoek met de CFHT-telescoop blijkt dat de sterren in de Orionnevel niet één grote sterrenhoop vormen: het is een mengsel van verschillende sterrenhopen die op verschillende momenten zijn ontstaan.
Het onderzoek laat zien dat NGC 1980, een verzameling zware sterren onde ster Iota Orionis, aan de rand van de Orionnevel, wat ouder is dan de Trapezium-sterrenhoop in het hart van de nevel. Bovendien staan de sterren van NGC 1980 wat dichterbij.
Uit gegevens van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton blijkt dat zich vlakbij NGC 1980 nóg een groepje sterren bevindt, dat achter een dichte stofwolk schuilgaat. Anders dan zichtbaar licht gaat de röntgenstraling van deze jonge sterren wel door het stof heen. Verdere waarnemingen zullen moeten uitwijzen welke sterren in het gebied bij de Orionnevel horen en welke bij NGC 1980. (EE)
Een team van Portugese, Britse, Japanse, Italiaanse en Nederlandse astronomen heeft ontdekt dat de huidige economische crisis in het niet valt bij de recessie die het heelal heeft getroffen. Bij een grootschalig onderzoek hebben de astronomen vastgesteld dat de productie van nieuwe sterren de laatste elf miljard jaar dramatisch is gedaald. En die daling zet door.
Volgens het gangbare model voor de evolutie van het heelal ontstonden de eerste sterren ongeveer 13,4 miljard jaar geleden – ruwweg driehonderd miljoen jaar na de oerknal. Maar veel van die sterren waren vele malen groter dan de zon, en zulke kolossen zijn binnen een miljoen jaar door hun brandstof heen en exploderen dan. Kleine sterren kunnen het miljarden jaren volhouden.
Veel van het stof en gas dat bij sterexplosies vrijkomt, wordt gerecycled. Het voegt zich bij al bestaande gaswolken, waaruit weer nieuwe sterren kunnen ontstaan.
Met behulp van drie telescopen, waaronder de Europese Very Large Telescope, hebben de astronomen onderzocht hoeveel nieuwe sterren de gaswolken in sterrenstelsels op uiteenlopende afstanden nog produceren. Uit dat onderzoek blijkt dat de sterproductie sinds de hoogtijdagen (ongeveer elf miljard geleden) met een factor dertig is afgenomen.
Volgens de astronomen wordt het huidige heelal gedomineerd door oude sterren, waarvan de helft in de periode tussen elf en negen miljard jaar geleden is geboren. De productie van de andere helft heeft al vijf keer zo veel tijd gekost.
Als deze ontwikkeling doorzet, ziet de kosmische toekomst er letterlijk somber uit. Het totale aantal sterren dat ooit is gevormd, zal dan nog maar met vijf procent toenemen – zelfs als het heelal eeuwig blijft bestaan. (EE)
Een team van Portugese, Britse, Japanse, Italiaanse en Nederlandse astronomen heeft ontdekt dat de huidige economische crisis in het niet valt bij de recessie die het heelal heeft getroffen. Bij een grootschalig onderzoek hebben de astronomen vastgesteld dat de productie van nieuwe sterren de laatste elf miljard jaar dramatisch is gedaald. En die daling zet door.
Volgens het gangbare model voor de evolutie van het heelal ontstonden de eerste sterren ongeveer 13,4 miljard jaar geleden – ruwweg driehonderd miljoen jaar na de oerknal. Maar veel van die sterren waren vele malen groter dan de zon, en zulke kolossen zijn binnen een miljoen jaar door hun brandstof heen en exploderen dan. Kleine sterren kunnen het miljarden jaren volhouden.
Veel van het stof en gas dat bij sterexplosies vrijkomt, wordt gerecycled. Het voegt zich bij al bestaande gaswolken, waaruit weer nieuwe sterren kunnen ontstaan.
Met behulp van drie telescopen, waaronder de Europese Very Large Telescope, hebben de astronomen onderzocht hoeveel nieuwe sterren de gaswolken in sterrenstelsels op uiteenlopende afstanden nog produceren. Uit dat onderzoek blijkt dat de sterproductie sinds de hoogtijdagen (ongeveer elf miljard geleden) met een factor dertig is afgenomen.
Volgens de astronomen wordt het huidige heelal gedomineerd door oude sterren, waarvan de helft in de periode tussen elf en negen miljard jaar geleden is geboren. De productie van de andere helft heeft al vijf keer zo veel tijd gekost.
Als deze ontwikkeling doorzet, ziet de kosmische toekomst er letterlijk somber uit. Het totale aantal sterren dat ooit is gevormd, zal dan nog maar met vijf procent toenemen – zelfs als het heelal eeuwig blijft bestaan. (EE)
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft ontdekt dat een gaswolk in het sterrenbeeld Stier zeer veel waterdamp bevat. Met de waargenomen hoeveelheid waterdamp kunnen alle oceanen op aarde tweeduizend keer worden gevuld. Daarnaast bevat de gaswolk waarschijnlijk een nog veel grotere hoeveelheid bevroren water.
\r\nDe zeer koude gaswolk, Lynds 1544 geheten, maakt deel uit van een grote stellaire kraamkamer. Hij staat min of meer op het punt om samen te trekken tot wat uiteindelijk een nieuwe ster zal zijn. Het is voor het eerst dat er in zo'n 'pre-stellaire kern' waterdamp is waargenomen.
\r\nEen wolk als deze bestaat niet alleen uit gas, maar bevat ook grote hoeveelheden stofdeeltjes die in een manteltje van ijs zijn gehuld. De door Herschel waargenomen waterdamp is waarschijnlijk vrijgekomen door de inwerking van energierijke kosmische straling op dat ijzige stof.
\r\nDat betekent dat gedetecteerde waterdamp slechts het topje van de ijsberg moet zijn. Geschat wordt dat Lynds 1544 meer dan drie miljoen keer zoveel (bevroren) water bevat als alle oceanen op onze planeet bij elkaar. De Herschel-waarnemingen laten zien dat de watermoleculen naar het hart van de gaswolk stromen, de plek waar zich uiteindelijk een nieuwe ster, en waarschijnlijk ook een nieuw planetenstelsel zal vormen. (EE)
De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft ontdekt dat een gaswolk in het sterrenbeeld Stier zeer veel waterdamp bevat. Met de waargenomen hoeveelheid waterdamp kunnen alle oceanen op aarde tweeduizend keer worden gevuld. Daarnaast bevat de gaswolk waarschijnlijk een nog veel grotere hoeveelheid bevroren water.
\r\nDe zeer koude gaswolk, Lynds 1544 geheten, maakt deel uit van een grote stellaire kraamkamer. Hij staat min of meer op het punt om samen te trekken tot wat uiteindelijk een nieuwe ster zal zijn. Het is voor het eerst dat er in zo'n 'pre-stellaire kern' waterdamp is waargenomen.
\r\nEen wolk als deze bestaat niet alleen uit gas, maar bevat ook grote hoeveelheden stofdeeltjes die in een manteltje van ijs zijn gehuld. De door Herschel waargenomen waterdamp is waarschijnlijk vrijgekomen door de inwerking van energierijke kosmische straling op dat ijzige stof.
\r\nDat betekent dat gedetecteerde waterdamp slechts het topje van de ijsberg moet zijn. Geschat wordt dat Lynds 1544 meer dan drie miljoen keer zoveel (bevroren) water bevat als alle oceanen op onze planeet bij elkaar. De Herschel-waarnemingen laten zien dat de watermoleculen naar het hart van de gaswolk stromen, de plek waar zich uiteindelijk een nieuwe ster, en waarschijnlijk ook een nieuw planetenstelsel zal vormen. (EE)
Met ruimtetelescoop Herschel hebben astronomen uit onder andere België en Nederland voor het eerst bepaald uit welke materialen de stofschijf rondom de zeer jonge ster Beta Pictoris bestaat. Ze kwamen erachter dat er veel overeenkomsten zijn tussen die stofschijf en kometen die we in ons eigen zonnestelsel vinden. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in het tijdschrift Nature.
\r\nDe astronomen richtten zich specifiek op zogenoemde olivijnkristallen in de stofschijf. Van dit materiaal bestaan magnesium- en ijzerrijke varianten en ze worden in ons eigen zonnestelsel onder andere teruggevonden in kometen. Uit gegevens van de Herscheltelescoop blijkt nu dat er verrassende overeenkomsten zijn tussen de olivijnkristallen in de stofschijf van Beta Pictoris en kometen in ons zonnestelsel. De relatieve hoeveelheden en de positie van magnesium- en ijzerrijk materiaal komen overeen. En dat vinden de astronomen opvallend. Want hoewel de ster erg verschilt van onze eigen zon (anderhalf keer zo zwaar en acht keer zo helder) lijken er in de stofschijf dezelfde mechanismen aan het werk te zijn, die leiden tot de waargenomen verdeling van olivijn.
\r\nBeta Pictoris staat op 63 lichtjaar van de aarde en is met haar 12 miljoen jaar nog erg jong. Zo jong zelfs dat er uit het stof rondom de ster nog geen planeten hebben kunnen vormen. Door naar zonnestelsels in wording te kijken kunnen astronomen veel leren over hoe de vorming van ons eigen zonnestelsel is verlopen. (Roel van der Heijden)
Met ruimtetelescoop Herschel hebben astronomen uit onder andere België en Nederland voor het eerst bepaald uit welke materialen de stofschijf rondom de zeer jonge ster Beta Pictoris bestaat. Ze kwamen erachter dat er veel overeenkomsten zijn tussen die stofschijf en kometen die we in ons eigen zonnestelsel vinden. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in het tijdschrift Nature.
\r\nDe astronomen richtten zich specifiek op zogenoemde olivijnkristallen in de stofschijf. Van dit materiaal bestaan magnesium- en ijzerrijke varianten en ze worden in ons eigen zonnestelsel onder andere teruggevonden in kometen. Uit gegevens van de Herscheltelescoop blijkt nu dat er verrassende overeenkomsten zijn tussen de olivijnkristallen in de stofschijf van Beta Pictoris en kometen in ons zonnestelsel. De relatieve hoeveelheden en de positie van magnesium- en ijzerrijk materiaal komen overeen. En dat vinden de astronomen opvallend. Want hoewel de ster erg verschilt van onze eigen zon (anderhalf keer zo zwaar en acht keer zo helder) lijken er in de stofschijf dezelfde mechanismen aan het werk te zijn, die leiden tot de waargenomen verdeling van olivijn.
\r\nBeta Pictoris staat op 63 lichtjaar van de aarde en is met haar 12 miljoen jaar nog erg jong. Zo jong zelfs dat er uit het stof rondom de ster nog geen planeten hebben kunnen vormen. Door naar zonnestelsels in wording te kijken kunnen astronomen veel leren over hoe de vorming van ons eigen zonnestelsel is verlopen. (Roel van der Heijden)
Amerikaanse sterrenkundigen hebben tientallen ver verwijderde sterrenstelsels ontdekt die een extreem krachtige 'galactische wind' produceren, met snelheden tot 2500 kilometer per seconde. Wanneer gas met zulke hoge snelheden uit een sterrenstelsel wordt geblazen, valt het niet langer terug en verdwijnt het voorgoed in de intergalactische ruimte. Op die manier kan een sterrenstelsel grote hoeveelheden gas kwijtraken, waardoor de vorming van nieuwe sterren uiteindelijk sterk kan worden afgeremd.\r\n
Uit het nieuwe onderzoek, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters , blijkt dat de krachtige galactische winden niet aangedreven worden door quasars (de energierijke kernen van sterrenstelsels, die vermoedelijk een superzwaar zwart gat bevatten), maar in veel gevallen door geboortegolven van nieuwe, zware sterren die na relatief korte tijd alweer exploderen als supernova. Een groot aantal van die supernova-explosies die kort na elkaar in een relatief klein gebied plaatsvinden, kan ertoe leiden dat er kolossale hoeveelheden gas met zeer hoge snelheden het stelsel uit worden geblazen, aldus de astronomen.
http://ucsdnews.ucsd.edu/pressrelease/intense_bursts_of_star_formation_drive_fierce_galactic_winds#.UDO_JI65NSo"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboortegolf van zware sterren kan sterke galactische wind produceren", "pk_id": 34271, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "
Amerikaanse sterrenkundigen hebben tientallen ver verwijderde sterrenstelsels ontdekt die een extreem krachtige 'galactische wind' produceren, met snelheden tot 2500 kilometer per seconde. Wanneer gas met zulke hoge snelheden uit een sterrenstelsel wordt geblazen, valt het niet langer terug en verdwijnt het voorgoed in de intergalactische ruimte. Op die manier kan een sterrenstelsel grote hoeveelheden gas kwijtraken, waardoor de vorming van nieuwe sterren uiteindelijk sterk kan worden afgeremd.\r\n
Uit het nieuwe onderzoek, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters , blijkt dat de krachtige galactische winden niet aangedreven worden door quasars (de energierijke kernen van sterrenstelsels, die vermoedelijk een superzwaar zwart gat bevatten), maar in veel gevallen door geboortegolven van nieuwe, zware sterren die na relatief korte tijd alweer exploderen als supernova. Een groot aantal van die supernova-explosies die kort na elkaar in een relatief klein gebied plaatsvinden, kan ertoe leiden dat er kolossale hoeveelheden gas met zeer hoge snelheden het stelsel uit worden geblazen, aldus de astronomen.
http://ucsdnews.ucsd.edu/pressrelease/intense_bursts_of_star_formation_drive_fierce_galactic_winds#.UDO_JI65NSo", "slug": "geboortegolf-van-zware-sterren-kan-sterke-galactis", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.ucsd.edu/", "type": "source", "title": "University of California at San Diego"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 8, 21, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-08-21 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboortegolf van zware sterren kan sterke galactische wind produceren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vlinder-nevel-in-vela/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De lichtblauwe, vlindervormige nevel op deze infraroodfoto is een grote interstellaire stofwolk die van binnenuit wordt opgewarmd door pasgeboren sterren, waardoor hij energierijkere warmtestraling uitzendt dan zijn omgeving. De opname is gemaakt door de Europese ruimtetelescoop Herschel, en toont het stervormingsgebied Vela C, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde in het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen). De zwaarste en heetste jonge sterren zijn gerangschikt langs het 'langgerekte 'lichaam' van de vliner, dat door de extra opwarming geel oplicht in de infraroodfoto. De allerzwaarste sterren in de nevel zullen binnen tien miljoen jaar hun leven alweer beëindigen in supernova-explosies.
http://www.esa.int/esaCP/SEM0XIJXB4H_index_0.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "'Vlinder'-nevel in Vela", "pk_id": 34194, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De lichtblauwe, vlindervormige nevel op deze infraroodfoto is een grote interstellaire stofwolk die van binnenuit wordt opgewarmd door pasgeboren sterren, waardoor hij energierijkere warmtestraling uitzendt dan zijn omgeving. De opname is gemaakt door de Europese ruimtetelescoop Herschel, en toont het stervormingsgebied Vela C, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde in het zuidelijke sterrenbeeld Vela (Zeilen). De zwaarste en heetste jonge sterren zijn gerangschikt langs het 'langgerekte 'lichaam' van de vliner, dat door de extra opwarming geel oplicht in de infraroodfoto. De allerzwaarste sterren in de nevel zullen binnen tien miljoen jaar hun leven alweer beëindigen in supernova-explosies.
http://www.esa.int/esaCP/SEM0XIJXB4H_index_0.html", "slug": "vlinder-nevel-in-vela", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 7, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-07-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "'Vlinder'-nevel in Vela"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ster-blaast-gasgeiser-de-ruimte-in/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De turbulente structuur op deze foto, gemaakt met de Hubble Space Telescope, is een 'geiser' van heet gas met een lengte van een half lichtjaar, uitgeblazen door een ster-in-wording. Vanuit een rondwervelende schijf valt er gas op de ster, en een groot deel daarvan wordt in twee tegenovergesteld gerichte straalstromen ('jets') het heelal in geblazen. Zulke 'Herbig Haro-obejcten' (genoemd naar de ontdekkers; Hubble fotografeerde Herbig-Haro 110) vertonen vaak wervelingen en schokgolven, doordat ze zich met hoge snelheid door het ijle, relatief koele interstellaire gas voortplanten. Heldere gebieden in de straalstromen ontstaan doordat de gastoevoer naar de ster niet constant is.
http://www.spacetelescope.org/news/heic1210/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ster blaast 'gasgeiser' de ruimte in", "pk_id": 34186, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De turbulente structuur op deze foto, gemaakt met de Hubble Space Telescope, is een 'geiser' van heet gas met een lengte van een half lichtjaar, uitgeblazen door een ster-in-wording. Vanuit een rondwervelende schijf valt er gas op de ster, en een groot deel daarvan wordt in twee tegenovergesteld gerichte straalstromen ('jets') het heelal in geblazen. Zulke 'Herbig Haro-obejcten' (genoemd naar de ontdekkers; Hubble fotografeerde Herbig-Haro 110) vertonen vaak wervelingen en schokgolven, doordat ze zich met hoge snelheid door het ijle, relatief koele interstellaire gas voortplanten. Heldere gebieden in de straalstromen ontstaan doordat de gastoevoer naar de ster niet constant is.
http://www.spacetelescope.org/news/heic1210/", "slug": "ster-blaast-gasgeiser-de-ruimte-in", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://hubble.esa.int/", "type": "source", "title": "Hubble ESA Information Centre"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 7, 3, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-07-03 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ster blaast 'gasgeiser' de ruimte in"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nieuwe-resultaten-wise-kunstmaan-vrijgegeven/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Amerikaanse astronomen hebben nieuwe meetgegevens vrijgegeven van de WISE-kunstmaan (Wide-field Infrared Survey Explorer). Die heeft de gehele hemel twee keer in kaart gebracht op infraroodgolflengten. Resultaten van de eerste 'hemel-scan' werden in maart al gepubliceerd; nu is ongeveer éénderde van de tweede scan openbaar gemaakt. Door de sterrenhemel meerdere malen in kaart te brengen, kan ook onderzoek worden verricht aan objecten die in de tussentijd van helderheid zijn veranderd. De infraroodmetingen en -beelden van de WISE-kunstmaan bieden onder andere veel informatie over stervormingsgebieden, zoals de Vlamnevel (hier afgebeeld), die deel uitmaakt van het Orion-stervormingsgebied.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2012-193&cid=release_2012-193&msource=12193"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Nieuwe resultaten WISE-kunstmaan vrijgegeven", "pk_id": 34185, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}], "excerpt": "
Amerikaanse astronomen hebben nieuwe meetgegevens vrijgegeven van de WISE-kunstmaan (Wide-field Infrared Survey Explorer). Die heeft de gehele hemel twee keer in kaart gebracht op infraroodgolflengten. Resultaten van de eerste 'hemel-scan' werden in maart al gepubliceerd; nu is ongeveer éénderde van de tweede scan openbaar gemaakt. Door de sterrenhemel meerdere malen in kaart te brengen, kan ook onderzoek worden verricht aan objecten die in de tussentijd van helderheid zijn veranderd. De infraroodmetingen en -beelden van de WISE-kunstmaan bieden onder andere veel informatie over stervormingsgebieden, zoals de Vlamnevel (hier afgebeeld), die deel uitmaakt van het Orion-stervormingsgebied.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2012-193&cid=release_2012-193&msource=12193", "slug": "nieuwe-resultaten-wise-kunstmaan-vrijgegeven", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 7, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-07-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Nieuwe resultaten WISE-kunstmaan vrijgegeven"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/bellen-blazen-in-de-carina-nevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese infraroodruimtetelescoop Herschel heeft een spectaculaire opname gemaakt van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op ca. 7500 lichtjaar afstand van de aarde. De nevel bevat bijna één miljoen zonsmassa's aan gas, waaruit voortdurend nieuwe sterren ontstaan. In het centrum van de nevel bevindt zich een compacte jonge sterrenhoop. Een van de sterren hier is Èta Carinae, die meer dan honderd keer zo zwaar is als de zon. De energierijke straling van deze sterren creëert radiaal georiënteerde stofpilaren in de omringende nevel, en blaast ook bellen in de gaswolk. Rechtsboven op de Herschel-foto (zie onderstaande link voor het hogeresolutiebeeld) is de Gum-nevel te zien - eveneens een grote bel, ontstaan door de straling van de centrale sterrenhoop NGC 3324.
http://www.esa.int/esaSC/SEMBCE2XN2H_index_0.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Bellen blazen in de Carina-nevel", "pk_id": 34122, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}], "excerpt": "De Europese infraroodruimtetelescoop Herschel heeft een spectaculaire opname gemaakt van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op ca. 7500 lichtjaar afstand van de aarde. De nevel bevat bijna één miljoen zonsmassa's aan gas, waaruit voortdurend nieuwe sterren ontstaan. In het centrum van de nevel bevindt zich een compacte jonge sterrenhoop. Een van de sterren hier is Èta Carinae, die meer dan honderd keer zo zwaar is als de zon. De energierijke straling van deze sterren creëert radiaal georiënteerde stofpilaren in de omringende nevel, en blaast ook bellen in de gaswolk. Rechtsboven op de Herschel-foto (zie onderstaande link voor het hogeresolutiebeeld) is de Gum-nevel te zien - eveneens een grote bel, ontstaan door de straling van de centrale sterrenhoop NGC 3324.
http://www.esa.int/esaSC/SEMBCE2XN2H_index_0.html", "slug": "bellen-blazen-in-de-carina-nevel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 6, 4, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-06-04 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Bellen blazen in de Carina-nevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sterrenhopen-zijn-bij-geboorte-even-groot/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterren ontstaan doorgaans niet in afzondering, maar in grote groepen. Onderzoek door astronomen van de universiteit Bonn wijst erop dat deze 'sterrenhopen' bij hun geboorte allemaal ongeveer even groot of beter gezegd even klein zijn. Dat volgt uit computersimulaties die de evolutie van een sterrenhoop nabootsen.
De kraamkamer van een sterrenhoop, een grote wolk van gas en stof, levert voornamelijk tweelingen af: bijna elke ster in de sterrenhoop heeft dus een partner. Door onderlinge interacties kan zo'n dubbelster uit elkaar vallen, ongeveer zoals een danspaar dat in een volle balzaal met een ander danspaar in botsing komt. Hierdoor neemt het aantal dubbelsterren in een sterrenhoop in de loop van de tijd af.
Maar niet elke stellaire kraamkamer is even vol. En in een volle kraamkamer vinden meer onderlinge ontmoetingen en stellaire 'echtscheidingen' plaats dan in een minder volle. Hoe de verdeling tussen enkelvoudige en dubbelsterren in een sterrenhoop er uiteindelijk uitziet, wordt dus bepaald door de drukte in de stellaire kraamkamer.
De Duitse astronomen hebben dit inzicht gebruikt om de oorspronkelijke eigenschappen van een aantal bekende jonge sterrenhopen te reconstrueren. De verrassende conclusie is dat, hoewel sterrenhopen sterk uiteenlopende massa's hebben, ze bij hun ontstaan allemaal slechts ongeveer een lichtjaar groot zijn. Dat wijst erop dat alle sterrenhopen op zeer vergelijkbare wijze ontstaan en zich pas later, afhankelijk van hun massa, op verschillende manieren verder ontwikkelen.
Scheidung im Universum"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Sterrenhopen zijn bij geboorte even groot", "pk_id": 34076, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Sterren ontstaan doorgaans niet in afzondering, maar in grote groepen. Onderzoek door astronomen van de universiteit Bonn wijst erop dat deze 'sterrenhopen' bij hun geboorte allemaal ongeveer even groot of beter gezegd even klein zijn. Dat volgt uit computersimulaties die de evolutie van een sterrenhoop nabootsen.
De kraamkamer van een sterrenhoop, een grote wolk van gas en stof, levert voornamelijk tweelingen af: bijna elke ster in de sterrenhoop heeft dus een partner. Door onderlinge interacties kan zo'n dubbelster uit elkaar vallen, ongeveer zoals een danspaar dat in een volle balzaal met een ander danspaar in botsing komt. Hierdoor neemt het aantal dubbelsterren in een sterrenhoop in de loop van de tijd af.
Maar niet elke stellaire kraamkamer is even vol. En in een volle kraamkamer vinden meer onderlinge ontmoetingen en stellaire 'echtscheidingen' plaats dan in een minder volle. Hoe de verdeling tussen enkelvoudige en dubbelsterren in een sterrenhoop er uiteindelijk uitziet, wordt dus bepaald door de drukte in de stellaire kraamkamer.
De Duitse astronomen hebben dit inzicht gebruikt om de oorspronkelijke eigenschappen van een aantal bekende jonge sterrenhopen te reconstrueren. De verrassende conclusie is dat, hoewel sterrenhopen sterk uiteenlopende massa's hebben, ze bij hun ontstaan allemaal slechts ongeveer een lichtjaar groot zijn. Dat wijst erop dat alle sterrenhopen op zeer vergelijkbare wijze ontstaan en zich pas later, afhankelijk van hun massa, op verschillende manieren verder ontwikkelen.
Scheidung im Universum", "slug": "sterrenhopen-zijn-bij-geboorte-even-groot", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 5, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-05-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Sterrenhopen zijn bij geboorte even groot"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/alleen-de-gulzigste-zwarte-gaten-hinderen-stervorm/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel wijzen erop dat sterrenstelsels die een zeer actief zwart gat in hun kern hebben minder sterren produceren dan stelsels met een minder actief zwart gat (Nature, 10 mei). Zwarte gaten die het kalmer aan doen, stimuleren de stervorming juist.
Waarschijnlijk schuilt in de kern van elk groot sterrenstelsel een zwart gat van miljoenen zonsmassa's. Gas dat naar zo'n veelvraat toe stroomt, bereikt enorme snelheden en temperaturen en straalt kolossale hoeveelheden energie uit.
Dat dit nadelige consequenties kan hebben voor de ontwikkeling van een sterrenstelsel, bleek al uit eerder onderzoek van relatief nabije stelsels. In de omgeving van een gulzig zwart gat kan zoveel energie worden geproduceerd dat het nog aanwezige koele gas, dat nodig is voor de vorming van nieuwe sterren, uit het omringende stelsel wordt verjaagd.
Het nieuwe onderzoek bevestigt dat dit effect ook acht tot twaalf miljard jaar geleden al optrad, toen de stervorming in het heelal op haar hoogtepunt was. Met de Herschel-satelliet is de stervormingsactiviteit in 65 verre stelsels onderzocht, en de resultaten zijn vergeleken met gegevens van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra, waaruit kan worden afgeleid hoeveel energie de zwarte gaten in de kernen van deze stelsels produceren.
Uit dit vergelijkende onderzoek blijkt dat de stervorming in een sterrenstelsel en de röntgenhelderheid van zijn centrale zwarte gat tot op zekere hoogte gelijk op gaan. In stelsels met de meest actieve zwarte gaten stokt de stervorming echter.
De onderzoekers vermoeden dat de toestroom van gas naar het zwarte gat in eerste instantie de stervorming juist bevordert. Maar als de gasaanvoer té groot wordt, begint het zwarte gat zoveel straling uit de braken, dat de vorming van nieuwe sterren wordt verhinderd.
Overfed Black Holes Shut Down Galactic Star-Making"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Alleen de gulzigste zwarte gaten hinderen stervorming", "pk_id": 34071, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}], "excerpt": "Waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel wijzen erop dat sterrenstelsels die een zeer actief zwart gat in hun kern hebben minder sterren produceren dan stelsels met een minder actief zwart gat (Nature, 10 mei). Zwarte gaten die het kalmer aan doen, stimuleren de stervorming juist.
Waarschijnlijk schuilt in de kern van elk groot sterrenstelsel een zwart gat van miljoenen zonsmassa's. Gas dat naar zo'n veelvraat toe stroomt, bereikt enorme snelheden en temperaturen en straalt kolossale hoeveelheden energie uit.
Dat dit nadelige consequenties kan hebben voor de ontwikkeling van een sterrenstelsel, bleek al uit eerder onderzoek van relatief nabije stelsels. In de omgeving van een gulzig zwart gat kan zoveel energie worden geproduceerd dat het nog aanwezige koele gas, dat nodig is voor de vorming van nieuwe sterren, uit het omringende stelsel wordt verjaagd.
Het nieuwe onderzoek bevestigt dat dit effect ook acht tot twaalf miljard jaar geleden al optrad, toen de stervorming in het heelal op haar hoogtepunt was. Met de Herschel-satelliet is de stervormingsactiviteit in 65 verre stelsels onderzocht, en de resultaten zijn vergeleken met gegevens van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra, waaruit kan worden afgeleid hoeveel energie de zwarte gaten in de kernen van deze stelsels produceren.
Uit dit vergelijkende onderzoek blijkt dat de stervorming in een sterrenstelsel en de röntgenhelderheid van zijn centrale zwarte gat tot op zekere hoogte gelijk op gaan. In stelsels met de meest actieve zwarte gaten stokt de stervorming echter.
De onderzoekers vermoeden dat de toestroom van gas naar het zwarte gat in eerste instantie de stervorming juist bevordert. Maar als de gasaanvoer té groot wordt, begint het zwarte gat zoveel straling uit de braken, dat de vorming van nieuwe sterren wordt verhinderd.
Overfed Black Holes Shut Down Galactic Star-Making", "slug": "alleen-de-gulzigste-zwarte-gaten-hinderen-stervorm", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 5, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-05-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Alleen de gulzigste zwarte gaten hinderen stervorming"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/apex-brengt-orion-stof-in-beeld/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Koude, donkere stofwolken gloeien oranje op in een vandaag vrijgegeven 'foto' van het stervormingsgebied M78, in de gordel van het sterrenbeeld Orion. De opname is gemaakt met de Europese APEX-telescoop (Atacama Pathfinder EXperiment), op 5000 meter hoogte in het noorden van Chili. APEX bestudeert het heelal op golflengten van iets minder dan een millimeter. Zulke submillimeterstraling wordt onder andere uitgezonden door koud stof. De achtergrondfoto is een beeld van M78 in zichtbaar licht.\r\n
Het stof in het stervormingsgebied is geconcentreerd in verdichtingen, waarvan sommige een temperatuur hebben van 250 graden onder nul. Op sommige plaatsen valt de submillimeterstraling samen met donkere stofbanen op de gewone foto; daar bevindt het stof zich dus dichterbij dan de heldere nevel (een zogeheten reflectienevel, die het licht van nabijgelegen sterren weerkaatst). Elders is submillimeterstraling te zien op plaatsen waar geen donkere stofwolken zichtbaar zijn; daar moet het stof zich dus áchter de reflectienevel bevinden.\r\n
Binnenin sommige stoffige verdichtingen worden momenteel in hoog tempo nieuwe sterren geboren, zoals blijkt uit metingen aan de bewegingssnelheden van gas: van jonge sterren-in-wording is bekend dat ze gasstromen uitstoten.
http://www.eso.org/public/netherlands/news/eso1219/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "APEX brengt Orion-stof in beeld", "pk_id": 34054, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Koude, donkere stofwolken gloeien oranje op in een vandaag vrijgegeven 'foto' van het stervormingsgebied M78, in de gordel van het sterrenbeeld Orion. De opname is gemaakt met de Europese APEX-telescoop (Atacama Pathfinder EXperiment), op 5000 meter hoogte in het noorden van Chili. APEX bestudeert het heelal op golflengten van iets minder dan een millimeter. Zulke submillimeterstraling wordt onder andere uitgezonden door koud stof. De achtergrondfoto is een beeld van M78 in zichtbaar licht.\r\n
Het stof in het stervormingsgebied is geconcentreerd in verdichtingen, waarvan sommige een temperatuur hebben van 250 graden onder nul. Op sommige plaatsen valt de submillimeterstraling samen met donkere stofbanen op de gewone foto; daar bevindt het stof zich dus dichterbij dan de heldere nevel (een zogeheten reflectienevel, die het licht van nabijgelegen sterren weerkaatst). Elders is submillimeterstraling te zien op plaatsen waar geen donkere stofwolken zichtbaar zijn; daar moet het stof zich dus áchter de reflectienevel bevinden.\r\n
Binnenin sommige stoffige verdichtingen worden momenteel in hoog tempo nieuwe sterren geboren, zoals blijkt uit metingen aan de bewegingssnelheden van gas: van jonge sterren-in-wording is bekend dat ze gasstromen uitstoten.
http://www.eso.org/public/netherlands/news/eso1219/", "slug": "apex-brengt-orion-stof-in-beeld", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 5, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-05-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "APEX brengt Orion-stof in beeld"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/jarige-hubble-kiekt-tarantulanevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\r\n
330 miljoen pixels telt deze foto van het centrum van de Tarantulanevel, op 167.000 lichtjaar afstand van de aarde, in de Grote Magelhaense Wolk. Afgedrukt op hoge resolutie zou hij een paar vierkante meter groot zijn. Het is een mozaïek van 30 afzonderlijke opnamen, waarvan er 15 gemaakt zijn door de Amerikaans-Europese Hubble Space Telescope, die deze week zijn 22ste verjaardag viert. Vier Nederlandse astronomen, onder wie Selma de Mink van het Space Telescope Science Institute in Baltimore, werkten mee aan de totstandkoming van de feestfoto. De Tarantulanevel is het grootste en actiefste stervormingsgebied in de omgeving van het Melkwegstelsel. De opname beslaat een gebied van ca. 650 lichtjaar in middellijn. Daarin bevinden zich een paar miljoen sterren. In het heldere centrum zijn enkele pasgeboren reuzensterren ontdekt van nog geen drie miljoen jaar oud, die meer dan honderd keer zo zwaar zijn als onze eigen zon."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Jarige Hubble kiekt Tarantulanevel", "pk_id": 31687, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\r\n
330 miljoen pixels telt deze foto van het centrum van de Tarantulanevel, op 167.000 lichtjaar afstand van de aarde, in de Grote Magelhaense Wolk. Afgedrukt op hoge resolutie zou hij een paar vierkante meter groot zijn. Het is een mozaïek van 30 afzonderlijke opnamen, waarvan er 15 gemaakt zijn door de Amerikaans-Europese Hubble Space Telescope, die deze week zijn 22ste verjaardag viert. Vier Nederlandse astronomen, onder wie Selma de Mink van het Space Telescope Science Institute in Baltimore, werkten mee aan de totstandkoming van de feestfoto. De Tarantulanevel is het grootste en actiefste stervormingsgebied in de omgeving van het Melkwegstelsel. De opname beslaat een gebied van ca. 650 lichtjaar in middellijn. Daarin bevinden zich een paar miljoen sterren. In het heldere centrum zijn enkele pasgeboren reuzensterren ontdekt van nog geen drie miljoen jaar oud, die meer dan honderd keer zo zwaar zijn als onze eigen zon.", "slug": "jarige-hubble-kiekt-tarantulanevel", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 4, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-04-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Jarige Hubble kiekt Tarantulanevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hubble-maakt-monsterfoto-van-tarantula-nevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Ter gelegenheid van de 22ste verjaardag van de Hubble Space Telescope, die op 20 april 1990 werd gelanceerd, hebben NASA, ESA en ESO een gigantische 'panoramafoto' gepubliceerd van het centrale deel van de Tarantulanevel, een kolossaal stervormingsgebied op 167.000 lichtjaar afstand in de Grote Magelhaense Wolk. Voor de opname, die ruim 30 megapixels telt, zijn in totaal dertig foto's samengevoegd - vijftien van de Hubble Space Telescope en vijftien van de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla, Chili. Aan de totstandkoming van de Hubblefoto hebben vier Nederlandse astronomen meegewerkt. Het centrale deel van de Tarantulanevel staat bekend als 30 Doradus - het is een zeer compacte verzameling van vele duizenden pasgeboren sterren, waarvan sommige extreme exemplaren meer dan honderd keer zo zwaar zijn als de zon.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2519/hubble_fotografeert_spectaculair_stervormingsgebied_in_de_tarantulanevel.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble maakt 'monsterfoto' van Tarantula-nevel", "pk_id": 34019, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Ter gelegenheid van de 22ste verjaardag van de Hubble Space Telescope, die op 20 april 1990 werd gelanceerd, hebben NASA, ESA en ESO een gigantische 'panoramafoto' gepubliceerd van het centrale deel van de Tarantulanevel, een kolossaal stervormingsgebied op 167.000 lichtjaar afstand in de Grote Magelhaense Wolk. Voor de opname, die ruim 30 megapixels telt, zijn in totaal dertig foto's samengevoegd - vijftien van de Hubble Space Telescope en vijftien van de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla, Chili. Aan de totstandkoming van de Hubblefoto hebben vier Nederlandse astronomen meegewerkt. Het centrale deel van de Tarantulanevel staat bekend als 30 Doradus - het is een zeer compacte verzameling van vele duizenden pasgeboren sterren, waarvan sommige extreme exemplaren meer dan honderd keer zo zwaar zijn als de zon.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2519/hubble_fotografeert_spectaculair_stervormingsgebied_in_de_tarantulanevel.html", "slug": "hubble-maakt-monsterfoto-van-tarantula-nevel", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 4, 17, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-04-17 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble maakt 'monsterfoto' van Tarantula-nevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sterrenstelsels-vertonen-grootschalige-gaskringloo/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Met de Keck-telescoop op Hawaii is ontdekt dat sterrenstelsels niet alleen grote hoeveelheden gas de ruimte in blazen, maar dat een aanzienlijk deel van dat gas later ook weer terugvalt, het stelsel in. Die grootschalige gaskringloop vormt een verklaring voor een nijpend probleem in de sterrenkunde.\r\n
In sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel wordt naar schatting per jaar één zonsmassa aan interstellair gas omgezet in sterren. Maar de hoeveelheid interstellair gas in het Melkwegstelsel is onvoldoende om dat tempo miljarden jaren lang vol te houden. Voor andere sterrenstelsels geldt iets soortgelijks.\r\n
Dat raadsel wordt door de nieuwe waarnemingen (aan tientallen stelsels op 5 tot 8 miljard lichtjaar afstand van de aarde) opgelost. Het komt erop neer dat niet al het 'bouwmateriaal' voor nieuwe sterren zich in het betreffende sterrenstelsel bevindt; op elk moment bevindt misschien wel de helft van het gas zich tijdelijk op redelijk grote afstanden buiten het stelsel.\r\n
Gas wordt een stelsel uitgeblazen door onder andere supernova-explosies en krachtige sterrenwinden. De nieuwe waarnemingen laten zien dat het weggeblazen gas in veel gevallen niet de zogeheten ontsnappingssnelheid bereikt, en dat het na verloop van tijd dus weer terugvalt.
http://keckobservatory.org/news/recycling_galaxies_caught"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Sterrenstelsels vertonen grootschalige gaskringloop", "pk_id": 33983, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "
Met de Keck-telescoop op Hawaii is ontdekt dat sterrenstelsels niet alleen grote hoeveelheden gas de ruimte in blazen, maar dat een aanzienlijk deel van dat gas later ook weer terugvalt, het stelsel in. Die grootschalige gaskringloop vormt een verklaring voor een nijpend probleem in de sterrenkunde.\r\n
In sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel wordt naar schatting per jaar één zonsmassa aan interstellair gas omgezet in sterren. Maar de hoeveelheid interstellair gas in het Melkwegstelsel is onvoldoende om dat tempo miljarden jaren lang vol te houden. Voor andere sterrenstelsels geldt iets soortgelijks.\r\n
Dat raadsel wordt door de nieuwe waarnemingen (aan tientallen stelsels op 5 tot 8 miljard lichtjaar afstand van de aarde) opgelost. Het komt erop neer dat niet al het 'bouwmateriaal' voor nieuwe sterren zich in het betreffende sterrenstelsel bevindt; op elk moment bevindt misschien wel de helft van het gas zich tijdelijk op redelijk grote afstanden buiten het stelsel.\r\n
Gas wordt een stelsel uitgeblazen door onder andere supernova-explosies en krachtige sterrenwinden. De nieuwe waarnemingen laten zien dat het weggeblazen gas in veel gevallen niet de zogeheten ontsnappingssnelheid bereikt, en dat het na verloop van tijd dus weer terugvalt.
http://keckobservatory.org/news/recycling_galaxies_caught", "slug": "sterrenstelsels-vertonen-grootschalige-gaskringloo", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:03", "url": "http://www2.keck.hawaii.edu/", "type": "source", "title": "W.M. Keck Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 3, 30, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-03-30 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Sterrenstelsels vertonen grootschalige gaskringloop"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/gasvoorraad-bepaalde-stervorming-in-sterrenstelsel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Onderzoek met de Europese infraroodsatelliet Herschel wijst erop dat gasrijke sterrenstelsels in het vroege heelal in hoog tempo nieuwe sterren produceerden. In het nabije heelal wordt zo'n hoge stervormingsactiviteit alleen bij botsende sterrenstelsels gezien. De Herschel-gegevens laten weliswaar zien dat botsingen ook in het vroege heelal soms tot zulke 'starbursts' leidden, maar dat in de meeste gevallen simpelweg de beschikbare hoeveelheid gas bepalend was.
Volgens de onderzoekers resulteerden botsingen tussen sterrenstelsels wel in hevige stervorming, maar was dat vuurwerk van korte duur. Hierdoor speelt dit 'galactische kannibalisme' maar een bescheiden rol in de geschiedenis van de stervormingsactiviteit.
GOODS-Herschel reveals gas mass role in creating fireworks versus beacons of star formation"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Gasvoorraad bepaalde stervorming in sterrenstelsels", "pk_id": 33967, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Onderzoek met de Europese infraroodsatelliet Herschel wijst erop dat gasrijke sterrenstelsels in het vroege heelal in hoog tempo nieuwe sterren produceerden. In het nabije heelal wordt zo'n hoge stervormingsactiviteit alleen bij botsende sterrenstelsels gezien. De Herschel-gegevens laten weliswaar zien dat botsingen ook in het vroege heelal soms tot zulke 'starbursts' leidden, maar dat in de meeste gevallen simpelweg de beschikbare hoeveelheid gas bepalend was.
Volgens de onderzoekers resulteerden botsingen tussen sterrenstelsels wel in hevige stervorming, maar was dat vuurwerk van korte duur. Hierdoor speelt dit 'galactische kannibalisme' maar een bescheiden rol in de geschiedenis van de stervormingsactiviteit.
GOODS-Herschel reveals gas mass role in creating fireworks versus beacons of star formation", "slug": "gasvoorraad-bepaalde-stervorming-in-sterrenstelsel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.ras.org.uk/", "type": "source", "title": "Royal Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 3, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-03-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Gasvoorraad bepaalde stervorming in sterrenstelsels"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/reuzenverrekijker-levert-eerste-wetenschappelijke-/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben de eerste wetenschappelijke resultaten gepresenteerd die zijn verkregen met het nieuwe optische systeem van de Large Binocular Telescope (LBT). Met dat systeem kan de LBT, die op de Mount Graham in Arizona (VS) staat, opnamen maken die ruim driemaal zo gedetailleerd zijn als die van de Hubble-ruimtetelescoop.
Net als de meeste andere grote telescopen op aarde is de LBT uitgerust met zogeheten adaptieve optiek. Daarmee kan de verstorende invloed van de aardatmosfeer op de beeldscherpte van een telescoop voor een belangrijk deel worden opgeheven. Het adaptieve optische systeem van de LBT presteert bijna twee keer zo goed als dat van andere telescopen op aarde. Dat komt doordat het systeem van meet af aan in het ontwerp van de telescoop is opgenomen, en niet naderhand is toegevoegd zoals bij de meeste concurrenten.
De eerste onderzoeken die met dit nieuwe systeem zijn gedaan, waren gericht op planeten buiten ons zonnestelsel en jonge sterren-in-wording. Dat heeft onder meer gedetailleerde opnamen opgeleverd van het planetenstelsel van de ster HR8799 en het zogeheten Trapezium in Orion - een jonge sterrenhoop.
Large Binocular Telescope brings the Universe into Sharper Focus"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "'Reuzenverrekijker' levert eerste wetenschappelijke resultaten op", "pk_id": 33936, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Telescopen"}, {"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}], "excerpt": "Astronomen hebben de eerste wetenschappelijke resultaten gepresenteerd die zijn verkregen met het nieuwe optische systeem van de Large Binocular Telescope (LBT). Met dat systeem kan de LBT, die op de Mount Graham in Arizona (VS) staat, opnamen maken die ruim driemaal zo gedetailleerd zijn als die van de Hubble-ruimtetelescoop.
Net als de meeste andere grote telescopen op aarde is de LBT uitgerust met zogeheten adaptieve optiek. Daarmee kan de verstorende invloed van de aardatmosfeer op de beeldscherpte van een telescoop voor een belangrijk deel worden opgeheven. Het adaptieve optische systeem van de LBT presteert bijna twee keer zo goed als dat van andere telescopen op aarde. Dat komt doordat het systeem van meet af aan in het ontwerp van de telescoop is opgenomen, en niet naderhand is toegevoegd zoals bij de meeste concurrenten.
De eerste onderzoeken die met dit nieuwe systeem zijn gedaan, waren gericht op planeten buiten ons zonnestelsel en jonge sterren-in-wording. Dat heeft onder meer gedetailleerde opnamen opgeleverd van het planetenstelsel van de ster HR8799 en het zogeheten Trapezium in Orion - een jonge sterrenhoop.
Large Binocular Telescope brings the Universe into Sharper Focus", "slug": "reuzenverrekijker-levert-eerste-wetenschappelijke-", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:00", "url": "http://medusa.as.arizona.edu/lbto/", "type": "source", "title": "Large Binocular Telescope Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 3, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-03-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "'Reuzenverrekijker' levert eerste wetenschappelijke resultaten op"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vroege-beginfase-van-de-stervorming-gespot/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben voor het eerst een glimp opgevangen van een cruciaal beginstadium van de stervorming. De nieuwe waarnemingen kunnen meer inzicht geven in de wijze waarop een grote wolk van gas en stof tot sterren samentrekt.
De astronomen hebben met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel en de radiotelescoop van Green Bank (VS) gekeken naar een kolossale gaswolk in het sterrenbeeld Perseus, op 770 lichtjaar van de aarde. Daarbij zijn gedetailleerde waarnemingen gedaan van een samenklontering binnen die gaswolk, waar zich bijna honderd zonsmassa's aan materie heeft verzameld.
Uit het onderzoek blijkt dat de 'klont' op het punt staat om in ongeveer tien kernen uiteen te vallen. Uit die kernen zullen uiteindelijk nieuwe sterren ontstaan. Het is voor het eerst dat dit specifieke stadium van stervorming is waargenomen.
Astronomers Get Rare Peek at Early Stage of Star Formation"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Vroege beginfase van de stervorming gespot", "pk_id": 33933, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Astronomen hebben voor het eerst een glimp opgevangen van een cruciaal beginstadium van de stervorming. De nieuwe waarnemingen kunnen meer inzicht geven in de wijze waarop een grote wolk van gas en stof tot sterren samentrekt.
De astronomen hebben met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel en de radiotelescoop van Green Bank (VS) gekeken naar een kolossale gaswolk in het sterrenbeeld Perseus, op 770 lichtjaar van de aarde. Daarbij zijn gedetailleerde waarnemingen gedaan van een samenklontering binnen die gaswolk, waar zich bijna honderd zonsmassa's aan materie heeft verzameld.
Uit het onderzoek blijkt dat de 'klont' op het punt staat om in ongeveer tien kernen uiteen te vallen. Uit die kernen zullen uiteindelijk nieuwe sterren ontstaan. Het is voor het eerst dat dit specifieke stadium van stervorming is waargenomen.
Astronomers Get Rare Peek at Early Stage of Star Formation", "slug": "vroege-beginfase-van-de-stervorming-gespot", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.nrao.edu/", "type": "source", "title": "National Radio Astronomy Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 3, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-03-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Vroege beginfase van de stervorming gespot"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nieuw-model-geeft-andere-kijk-op-planeetvorming/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Wetenschappers van Washington University hebben een nieuw model bedacht voor het ontstaan van planetenstelsels als het onze. In het nieuwe model ontstaan een ster en haar planeten vrijwel gelijktijdig door samentrekking van koel gas en stof in een grote interstellaire gaswolk. Volgens de huidige theorie zou uit zo'n gaswolk eerst een ster ontstaan, waarna er rond de ster een schijf van hete materie achterblijft. Planeten zouden dan het gevolg zijn van samenklontering van die 'restmaterie'.
Volgens de Amerikaanse wetenschappers is het onduidelijk hoe zo'n chaotisch samenklonteringsproces tot een zonnestelsel als het onze kan leiden, met planeten die allemaal in hetzelfde vlak en in dezelfde richting om de zon draaien. Het nieuwe model zou niet alleen die regelmatige structuur kunnen verklaren, maar ook het feit dat de binnenste planeten van ons zonnestelsel kleine, rotsachtige objecten zijn en de buitenste planeten grote gasreuzen.
Die tweedeling zou simpelweg zijn ontstaan doordat de rotsachtige 'groeikernen' in de buurt van de zon moesten concurreren met de sterke zwaartekracht van de zon, waardoor ze weinig gassen konden verzamelen.
New model provides different take on planetary accretion"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Nieuw model geeft andere kijk op planeetvorming", "pk_id": 33899, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}], "excerpt": "Wetenschappers van Washington University hebben een nieuw model bedacht voor het ontstaan van planetenstelsels als het onze. In het nieuwe model ontstaan een ster en haar planeten vrijwel gelijktijdig door samentrekking van koel gas en stof in een grote interstellaire gaswolk. Volgens de huidige theorie zou uit zo'n gaswolk eerst een ster ontstaan, waarna er rond de ster een schijf van hete materie achterblijft. Planeten zouden dan het gevolg zijn van samenklontering van die 'restmaterie'.
Volgens de Amerikaanse wetenschappers is het onduidelijk hoe zo'n chaotisch samenklonteringsproces tot een zonnestelsel als het onze kan leiden, met planeten die allemaal in hetzelfde vlak en in dezelfde richting om de zon draaien. Het nieuwe model zou niet alleen die regelmatige structuur kunnen verklaren, maar ook het feit dat de binnenste planeten van ons zonnestelsel kleine, rotsachtige objecten zijn en de buitenste planeten grote gasreuzen.
Die tweedeling zou simpelweg zijn ontstaan doordat de rotsachtige 'groeikernen' in de buurt van de zon moesten concurreren met de sterke zwaartekracht van de zon, waardoor ze weinig gassen konden verzamelen.
New model provides different take on planetary accretion", "slug": "nieuw-model-geeft-andere-kijk-op-planeetvorming", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.wustl.edu/", "type": "source", "title": "Washington University in St. Louis"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 2, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-02-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Nieuw model geeft andere kijk op planeetvorming"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/apex-telescoop-onderzoekt-fragmenterende-stofwolk/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de APEX-telescoop in Chili - APEX staat voor Atacama Pathfinder Experiment - is een bijzondere opname gemaakt van een meer dan tien lichtjaar lange kosmische stofwolk. In de wolk zitten niet alleen pasgeboren sterren verborgen, maar ook dichte gaswolken die op het punt staan om tot nog meer sterren samen te trekken.
De stofwolk, die eigenlijk uit twee delen bestaat (Barnard 211 en Barnard 213), werd al ongeveer een eeuw geleden ontdekt als een donker silhouet tegen een heldere achtergrond van sterren in het sterrenbeeld Stier. Toch zenden de roetachtige stofdeeltjes in de wolk wel een beetje straling uit. Door hun extreem lage temperatuur (-260 graden Celsius) is die zwakke gloed echter alleen te zien op golflengten van ongeveer een millimeter.
De stofwolk mag dan een obstakel vormen voor astronomen die de achterliggende sterren willen waarnemen, hij is tevens een kraamkamer van nieuwe sterren. Wanneer zo'n wolk onder zijn eigen zwaartekracht samentrekt, valt hij in stukken uiteen. Binnen deze gebieden kunnen zich kernen vormen waar het waterstofgas dicht en heet genoeg wordt om fusiereacties op te starten: een nieuwe ster is geboren.
De APEX-waarnemingen laten zien dat Barnard 213 al gefragmenteerd is en dichte kernen heeft gevormd waarin stervorming optreedt. Barnard 211 bevindt zich in een wat vroeger evolutiestadium: het samentrekken en fragmenteren is hier nog bezig en zal pas over enige tijd tot stervorming leiden.
APEX richt zijn blik op donkere wolken in de Stier"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "APEX-telescoop onderzoekt fragmenterende stofwolk", "pk_id": 33872, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de APEX-telescoop in Chili - APEX staat voor Atacama Pathfinder Experiment - is een bijzondere opname gemaakt van een meer dan tien lichtjaar lange kosmische stofwolk. In de wolk zitten niet alleen pasgeboren sterren verborgen, maar ook dichte gaswolken die op het punt staan om tot nog meer sterren samen te trekken.
De stofwolk, die eigenlijk uit twee delen bestaat (Barnard 211 en Barnard 213), werd al ongeveer een eeuw geleden ontdekt als een donker silhouet tegen een heldere achtergrond van sterren in het sterrenbeeld Stier. Toch zenden de roetachtige stofdeeltjes in de wolk wel een beetje straling uit. Door hun extreem lage temperatuur (-260 graden Celsius) is die zwakke gloed echter alleen te zien op golflengten van ongeveer een millimeter.
De stofwolk mag dan een obstakel vormen voor astronomen die de achterliggende sterren willen waarnemen, hij is tevens een kraamkamer van nieuwe sterren. Wanneer zo'n wolk onder zijn eigen zwaartekracht samentrekt, valt hij in stukken uiteen. Binnen deze gebieden kunnen zich kernen vormen waar het waterstofgas dicht en heet genoeg wordt om fusiereacties op te starten: een nieuwe ster is geboren.
De APEX-waarnemingen laten zien dat Barnard 213 al gefragmenteerd is en dichte kernen heeft gevormd waarin stervorming optreedt. Barnard 211 bevindt zich in een wat vroeger evolutiestadium: het samentrekken en fragmenteren is hier nog bezig en zal pas over enige tijd tot stervorming leiden.
APEX richt zijn blik op donkere wolken in de Stier", "slug": "apex-telescoop-onderzoekt-fragmenterende-stofwolk", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 2, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-02-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "APEX-telescoop onderzoekt fragmenterende stofwolk"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zwart-gat-laat-sterren-ontstaan/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De laatste tijd zijn de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels nogal eens beschuldigd van het afbreken van het stervormingsproces in hun omgeving. Maar het blijkt ook anders te kunnen. Een internationaal team van astronomen heeft aanwijzingen gevonden dat het zwarte gat in het nabije stelsel Centaurus A de stervorming juist lijkt te bevorderen.
De zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels worden soms 'actief'. Dat wil zeggen dat ze, materie uit hun omgeving opslokken en deels met grote kracht weer terug de ruimte in blazen. Daarbij wordt veel gas uit hun stelsel weggeblazen - gas dat anders voor de vorming van nieuwe sterren zou zijn gebruikt.
Op nieuwe Hubble-opnamen van het stelsel Centaurus A is te zien hoe de 'straalstroom' van het zwarte gat van dit stelsel op ongeveer 10.000 lichtjaar van de kern op een gaswolk is gestuit. Daarbij is het aanwezige gas klaarblijkelijk samengedrukt, want in de gaswolk zijn jonge sterren te zien. Superzware zwarte gaten lijken dus een dubbelrol te spelen in het stervormingsproces.\r\n\r\n\r\nVakpublicatie MNRAS\r\nhttp://arxiv.org/abs/1201.3369
Do black holes help stars form?"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zwart gat laat sterren ontstaan", "pk_id": 33854, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De laatste tijd zijn de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels nogal eens beschuldigd van het afbreken van het stervormingsproces in hun omgeving. Maar het blijkt ook anders te kunnen. Een internationaal team van astronomen heeft aanwijzingen gevonden dat het zwarte gat in het nabije stelsel Centaurus A de stervorming juist lijkt te bevorderen.
De zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels worden soms 'actief'. Dat wil zeggen dat ze, materie uit hun omgeving opslokken en deels met grote kracht weer terug de ruimte in blazen. Daarbij wordt veel gas uit hun stelsel weggeblazen - gas dat anders voor de vorming van nieuwe sterren zou zijn gebruikt.
Op nieuwe Hubble-opnamen van het stelsel Centaurus A is te zien hoe de 'straalstroom' van het zwarte gat van dit stelsel op ongeveer 10.000 lichtjaar van de kern op een gaswolk is gestuit. Daarbij is het aanwezige gas klaarblijkelijk samengedrukt, want in de gaswolk zijn jonge sterren te zien. Superzware zwarte gaten lijken dus een dubbelrol te spelen in het stervormingsproces.\r\n\r\n\r\nVakpublicatie MNRAS\r\nhttp://arxiv.org/abs/1201.3369
Do black holes help stars form?", "slug": "zwart-gat-laat-sterren-ontstaan", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.ras.org.uk/", "type": "source", "title": "Royal Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 2, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-02-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zwart gat laat sterren ontstaan"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zwarte-gaten-breken-stervorming-af/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met behulp van de APEX-submillimetertelescoop in het noorden van Chili hebben astronomen een sterk verband gevonden tussen de krachtigste uitbarstingen van stervorming in het vroege heelal en de zwaarste sterrenstelsels van nu. De hevige stervorming in de sterrenstelsels werd abrupt afgebroken, waardoor ze eindigden als de huidige zware - maar passieve - stelsels van ouder wordende sterren. De astronomen, onder wie Paul van de Werf (Sterrewacht Leiden), hebben ook de waarschijnlijke oorzaak voor het plotselinge einde van de 'starbursts' ontdekt: de opkomst van superzware zwarte gaten.
Met de APEX-telescoop is gekeken naar sterrenstelsels die zich op een afstand van ongeveer tien miljard lichtjaar bevinden. Door de massa's van de halo's van donkere materie rond de stelsels te meten, en computersimulaties te gebruiken die laten zien hoe zulke halo's in de loop van de tijd groeien, hebben de astronomen ontdekt dat deze verre starburststelsels uit de begintijd van het heelal uiteindelijk zijn veranderd in elliptische reuzenstelsels - de zwaarste sterrenstelsels in het huidige heelal.
Verder wijzen de nieuwe waarnemingen erop dat de 'geboortegolven' in deze stelsels slechts honderd miljoen jaar duren - erg kort naar kosmologische begrippen. Toch slagen de verre sterrenstelsels erin om in die korte tijd hun aantallen sterren te verdubbelen.
De oorzaak van het abrupte einde van de starbursts wordt gezocht bij de superzware zwarte gaten in de kernen van de stelsels. Er zijn aanwijzingen dat door de stellaire geboortegolven enorme hoeveelheden materie naar het zwarte gat worden toegevoerd. Hierop produceert dat zwarte gat krachtige uitbarstingen van energie die het nog in het sterrenstelsel aanwezige gas - het bouwmateriaal voor nieuwe sterren - wegblazen. Hierdoor valt het stervormingsproces stil.
De wilde jeugd van de zwaarste sterrenstelsels"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zwarte gaten breken stervorming af", "pk_id": 33834, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Met behulp van de APEX-submillimetertelescoop in het noorden van Chili hebben astronomen een sterk verband gevonden tussen de krachtigste uitbarstingen van stervorming in het vroege heelal en de zwaarste sterrenstelsels van nu. De hevige stervorming in de sterrenstelsels werd abrupt afgebroken, waardoor ze eindigden als de huidige zware - maar passieve - stelsels van ouder wordende sterren. De astronomen, onder wie Paul van de Werf (Sterrewacht Leiden), hebben ook de waarschijnlijke oorzaak voor het plotselinge einde van de 'starbursts' ontdekt: de opkomst van superzware zwarte gaten.
Met de APEX-telescoop is gekeken naar sterrenstelsels die zich op een afstand van ongeveer tien miljard lichtjaar bevinden. Door de massa's van de halo's van donkere materie rond de stelsels te meten, en computersimulaties te gebruiken die laten zien hoe zulke halo's in de loop van de tijd groeien, hebben de astronomen ontdekt dat deze verre starburststelsels uit de begintijd van het heelal uiteindelijk zijn veranderd in elliptische reuzenstelsels - de zwaarste sterrenstelsels in het huidige heelal.
Verder wijzen de nieuwe waarnemingen erop dat de 'geboortegolven' in deze stelsels slechts honderd miljoen jaar duren - erg kort naar kosmologische begrippen. Toch slagen de verre sterrenstelsels erin om in die korte tijd hun aantallen sterren te verdubbelen.
De oorzaak van het abrupte einde van de starbursts wordt gezocht bij de superzware zwarte gaten in de kernen van de stelsels. Er zijn aanwijzingen dat door de stellaire geboortegolven enorme hoeveelheden materie naar het zwarte gat worden toegevoerd. Hierop produceert dat zwarte gat krachtige uitbarstingen van energie die het nog in het sterrenstelsel aanwezige gas - het bouwmateriaal voor nieuwe sterren - wegblazen. Hierdoor valt het stervormingsproces stil.
De wilde jeugd van de zwaarste sterrenstelsels", "slug": "zwarte-gaten-breken-stervorming-af", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 1, 25, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-01-25 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zwarte gaten breken stervorming af"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/gasring-rond-jonge-ster-roept-vragen-op/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben een geheimzinnige ring van koolmonoxide-gas ontdekt rond de jonge ster V1052 Centauri, die zich op een afstand van ongeveer 700 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus bevindt. De ring maakt deel uit van de protoplanetaire schijf rond de ster en is ongeveer net zo ver van deze verwijderd als de aarde van de zon. De met de Europese Very Large Telescope ontdekte gasring is opmerkelijk scherp begrensd.
Koolmonoxide wordt wel vaker waargenomen bij jonge sterren, maar doorgaans is het gas over de hele protoplanetaire schijf verdeeld. Waarom het in dit geval een dunne ring is, is nog onduidelijk. Eén mogelijkheid is dat zich aan binnen- en buitenkant van de ring een planeet bevindt die het gas bijeendrijft, ongeveer zoals de 'herdersmaantjes' delen van het ringenstelsel van de planeet Saturnus in bedwang houden.
Een andere mogelijkheid is dat de ring in stand wordt gehouden door magnetische velden. V1052 Cen onderscheidt zich door een opvallend sterk magnetisch veld en een extreem trage rotatie. In hoeverre die factoren van invloed kunnen zijn op de protoplanetaire schijf rond de ster moet nog blijken.
Gaseous ring around young star raises questions"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Gasring rond jonge ster roept vragen op", "pk_id": 33825, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}], "excerpt": "Astronomen hebben een geheimzinnige ring van koolmonoxide-gas ontdekt rond de jonge ster V1052 Centauri, die zich op een afstand van ongeveer 700 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus bevindt. De ring maakt deel uit van de protoplanetaire schijf rond de ster en is ongeveer net zo ver van deze verwijderd als de aarde van de zon. De met de Europese Very Large Telescope ontdekte gasring is opmerkelijk scherp begrensd.
Koolmonoxide wordt wel vaker waargenomen bij jonge sterren, maar doorgaans is het gas over de hele protoplanetaire schijf verdeeld. Waarom het in dit geval een dunne ring is, is nog onduidelijk. Eén mogelijkheid is dat zich aan binnen- en buitenkant van de ring een planeet bevindt die het gas bijeendrijft, ongeveer zoals de 'herdersmaantjes' delen van het ringenstelsel van de planeet Saturnus in bedwang houden.
Een andere mogelijkheid is dat de ring in stand wordt gehouden door magnetische velden. V1052 Cen onderscheidt zich door een opvallend sterk magnetisch veld en een extreem trage rotatie. In hoeverre die factoren van invloed kunnen zijn op de protoplanetaire schijf rond de ster moet nog blijken.
Gaseous ring around young star raises questions", "slug": "gasring-rond-jonge-ster-roept-vragen-op", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 1, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-01-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Gasring rond jonge ster roept vragen op"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ook-protoplanetaire-schijven-gevonden-in-de-zwaan/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
In de jaren negentig ontdekten sterrenkundigen met de Hubble Space Telescope protoplanetaire schijven rond pasgeboren sterren in de Orionnevel. Zulke 'protoplanetary disks' (kortweg 'proplyds' genoemd) zijn schijven van gas en stof waaruit planetenstelsels kunnen ontstaan. Nu zijn vergelijkbare structuren ook ontdekt in het stervormingsgebied Cygnus OB2, in het sterrenbeeld Zwaan. Dit stervormingsgebied ligt op een grotere afstand dan de Orionnevel, en bevat ook meer sterren. De proplyds in Cygnus OB2 zijn bovendien groter dan in Orion. Ze vertonen langgerekte 'staarten', die vermoedelijk ontstaan door de energierijke sterrenwinden van nabijgelegen reuzensterren. Mogelijk gaat het om een soort tussenvorm tussen interstellaire stofwolken die geërodeerd worden door stralingsverdamping ('evaporating gaseous globules', ofwel EGGs) en 'echte' protoplanetaire schijven.
Artikel op Universe Today"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ook protoplanetaire schijven gevonden in de Zwaan", "pk_id": 33822, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
In de jaren negentig ontdekten sterrenkundigen met de Hubble Space Telescope protoplanetaire schijven rond pasgeboren sterren in de Orionnevel. Zulke 'protoplanetary disks' (kortweg 'proplyds' genoemd) zijn schijven van gas en stof waaruit planetenstelsels kunnen ontstaan. Nu zijn vergelijkbare structuren ook ontdekt in het stervormingsgebied Cygnus OB2, in het sterrenbeeld Zwaan. Dit stervormingsgebied ligt op een grotere afstand dan de Orionnevel, en bevat ook meer sterren. De proplyds in Cygnus OB2 zijn bovendien groter dan in Orion. Ze vertonen langgerekte 'staarten', die vermoedelijk ontstaan door de energierijke sterrenwinden van nabijgelegen reuzensterren. Mogelijk gaat het om een soort tussenvorm tussen interstellaire stofwolken die geërodeerd worden door stralingsverdamping ('evaporating gaseous globules', ofwel EGGs) en 'echte' protoplanetaire schijven.
Artikel op Universe Today", "slug": "ook-protoplanetaire-schijven-gevonden-in-de-zwaan", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 1, 17, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-01-17 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ook protoplanetaire schijven gevonden in de Zwaan"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/infraroodtelescopen-brengen-stervorming-in-beeld/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Op de 219e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Austin, Texas, is vandaag een keur aan nieuwe infraroodwaarnemingen gepresenteerd van stervormingsgebieden binnen en buiten ons eigen Melkwegstelsel. Sterren ontstaan in koude, donkere wolken van gas en stof, die alleen op infrarode golflengten in kaart gebracht kunnen worden.\r\n
Met de Amerikaanse Spitzer Space Telescope zijn spectaculaire opnamen gemaakt van Cygnus X, een actief stervormingsgebied op ca. 4500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Zwaan waarin duizenden jonge, zware sterren voorkomen. Sterrenkundigen hopen meer inzicht te krijgen in de manier waarop de geboorte en de dood van sterren met elkaar samenhangen: supernova-explosies van kortlevende sterren produceren schokgolven in de omgeving waaruit nieuwe sterren ontstaan, maar ze kunnen ook leiden tot het uiteenrukken van gaswolken, zodat de vorming van nieuwe sterren juist wordt afgeremd.\r\n
Spitzer heeft ook opnamen gemaakt van de Magelhaense Wolken - twee kleine sterrenstelsels in de directe omgeving van ons eigen Melkwegstelsel. De foto's zijn gecombineerd met opnamen van de Europese Herschel-ruimtetelescoop, die langgolvige infraroodstraling detecteert en daardoor de allerkoelste stofwolken in beeld kan brengen. Vooral in de Grote Magelhaense Wolk blijkt de stervormingsactiviteit extreem hoog te zijn.\r\n
Met de Amerikaanse WISE-kunstmaan (Wide-field Infrared Survey Explorer) is een panorama-opname van een groot deel van het Melkwegstelsel gemaakt, waarop is ontdekt dat stervorming inderdaad om zich heen grijpt als een bosbrand. Al lange tijd wordt vermoed dat er in het Melkwegstelsel inderdaad 'getriggerde stervorming' voorkomt, maar het proces was nog nooit op overtuigende wijze waargenomen.\r\n
Tot slot is met SOFIA - een infraroodtelescoop aan boord van een vliegtuig - een opname gemaakt van het jonge stervormingsgebied W3A, op 6400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De gas- en stofwolken in W3A worden langzaam maar zeker weggeblazen door de energierijke straling van ca. 15 pasgeboren, zware sterren.
Persbericht over Spitzer-waarnemingen van Cygnus X"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Infraroodtelescopen brengen stervorming in beeld", "pk_id": 33803, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Op de 219e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Austin, Texas, is vandaag een keur aan nieuwe infraroodwaarnemingen gepresenteerd van stervormingsgebieden binnen en buiten ons eigen Melkwegstelsel. Sterren ontstaan in koude, donkere wolken van gas en stof, die alleen op infrarode golflengten in kaart gebracht kunnen worden.\r\n
Met de Amerikaanse Spitzer Space Telescope zijn spectaculaire opnamen gemaakt van Cygnus X, een actief stervormingsgebied op ca. 4500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Zwaan waarin duizenden jonge, zware sterren voorkomen. Sterrenkundigen hopen meer inzicht te krijgen in de manier waarop de geboorte en de dood van sterren met elkaar samenhangen: supernova-explosies van kortlevende sterren produceren schokgolven in de omgeving waaruit nieuwe sterren ontstaan, maar ze kunnen ook leiden tot het uiteenrukken van gaswolken, zodat de vorming van nieuwe sterren juist wordt afgeremd.\r\n
Spitzer heeft ook opnamen gemaakt van de Magelhaense Wolken - twee kleine sterrenstelsels in de directe omgeving van ons eigen Melkwegstelsel. De foto's zijn gecombineerd met opnamen van de Europese Herschel-ruimtetelescoop, die langgolvige infraroodstraling detecteert en daardoor de allerkoelste stofwolken in beeld kan brengen. Vooral in de Grote Magelhaense Wolk blijkt de stervormingsactiviteit extreem hoog te zijn.\r\n
Met de Amerikaanse WISE-kunstmaan (Wide-field Infrared Survey Explorer) is een panorama-opname van een groot deel van het Melkwegstelsel gemaakt, waarop is ontdekt dat stervorming inderdaad om zich heen grijpt als een bosbrand. Al lange tijd wordt vermoed dat er in het Melkwegstelsel inderdaad 'getriggerde stervorming' voorkomt, maar het proces was nog nooit op overtuigende wijze waargenomen.\r\n
Tot slot is met SOFIA - een infraroodtelescoop aan boord van een vliegtuig - een opname gemaakt van het jonge stervormingsgebied W3A, op 6400 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Perseus. De gas- en stofwolken in W3A worden langzaam maar zeker weggeblazen door de energierijke straling van ca. 15 pasgeboren, zware sterren.
Persbericht over Spitzer-waarnemingen van Cygnus X", "slug": "infraroodtelescopen-brengen-stervorming-in-beeld", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 1, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-01-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Infraroodtelescopen brengen stervorming in beeld"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/cradles-in-a-stellar-nursery/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "A stellar birth explosion is taking place in the Large Magellanic Cloud, a small companion galaxy of our own Milky Way. The cold, dark clouds of dust that hatch the new stars are invisible at optical wavelengths, but they glow brightly in the infrared. This image, presented here today at the 219th meeting of the American Astronomical Society, combines observations of NASA's Spitzer Space Telescope and European Space Agency's Herschel Space Observatory. Intricate ripples reveal regions where the dust is denser than average—the cradles in the nursery. While Spitzer sees dust at room temperature (blue and white), Herschel's cameras catch the longer-wavelength glow of much colder dust (red and green). The bright area left of center is the 30 Doradus cluster, which is home to some of the hottest and brightest stars known in the Universe.
Webversie van dit artikel"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "Science"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Cradles in a Stellar Nursery", "pk_id": 31655, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "A stellar birth explosion is taking place in the Large Magellanic Cloud, a small companion galaxy of our own Milky Way. The cold, dark clouds of dust that hatch the new stars are invisible at optical wavelengths, but they glow brightly in the infrared. This image, presented here today at the 219th meeting of the American Astronomical Society, combines observations of NASA's Spitzer Space Telescope and European Space Agency's Herschel Space Observatory. Intricate ripples reveal regions where the dust is denser than average—the cradles in the nursery. While Spitzer sees dust at room temperature (blue and white), Herschel's cameras catch the longer-wavelength glow of much colder dust (red and green). The bright area left of center is the 30 Doradus cluster, which is home to some of the hottest and brightest stars known in the Universe.
Webversie van dit artikel", "slug": "cradles-in-a-stellar-nursery", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 1, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-01-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Cradles in a Stellar Nursery"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sofia-tuurt-in-het-hart-van-de-orionnevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Met de vliegende infraroodtelescoop SOFIA zijn gedetailleerde opnamen van gemaakt van het hart van de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op een afstand van ca. 1500 lichtjaar. De waarnemingen zijn afgelopen voorjaar verricht, als onderdeel van het SOFIA Basic Science Program. De resultaten worden binnengekort gepubliceerd in The Astropysical Journal . \r\n
SOFIA (Stratospheric Observatory For Infrared Astronomy) is een 2,5-meter telescoop, uitgerust met gevoelige infrarooddetectoren, aan boord van een omgebouwde Boeing 747 die zijn waarnemingen doet vanaf een hoogte van 14 kilometer, boven 99 procent van de absorberende waterdamp in de aardatmosfeer. \r\n
Op de detailopnemen van de Orionnevel zijn complexe wolken van gas en stof te zien, waarin onder andere veel silicium, koolstof en andere zware elementen voorkomen. De heldere vlekjes op de infraroodfoto's zijn protosterren (sterren-in-wording), soms omgeven door protoplanetaire schijven, waaruit zich in de toekomst planetenstelsels kunnen ontwikkelen.
http://www.nasa.gov/mission_pages/SOFIA/11-38.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "SOFIA tuurt in het hart van de Orionnevel", "pk_id": 33759, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Met de vliegende infraroodtelescoop SOFIA zijn gedetailleerde opnamen van gemaakt van het hart van de Orionnevel, een groot stervormingsgebied op een afstand van ca. 1500 lichtjaar. De waarnemingen zijn afgelopen voorjaar verricht, als onderdeel van het SOFIA Basic Science Program. De resultaten worden binnengekort gepubliceerd in The Astropysical Journal . \r\n
SOFIA (Stratospheric Observatory For Infrared Astronomy) is een 2,5-meter telescoop, uitgerust met gevoelige infrarooddetectoren, aan boord van een omgebouwde Boeing 747 die zijn waarnemingen doet vanaf een hoogte van 14 kilometer, boven 99 procent van de absorberende waterdamp in de aardatmosfeer. \r\n
Op de detailopnemen van de Orionnevel zijn complexe wolken van gas en stof te zien, waarin onder andere veel silicium, koolstof en andere zware elementen voorkomen. De heldere vlekjes op de infraroodfoto's zijn protosterren (sterren-in-wording), soms omgeven door protoplanetaire schijven, waaruit zich in de toekomst planetenstelsels kunnen ontwikkelen.
http://www.nasa.gov/mission_pages/SOFIA/11-38.html", "slug": "sofia-tuurt-in-het-hart-van-de-orionnevel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 12, 19, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-12-19 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "SOFIA tuurt in het hart van de Orionnevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zware-sterren-worden-als-reuzen-geboren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Amsterdamse astronomen hebben aangetoond dat zware sterren-in-wording veel groter zijn dan volwassen zware sterren. Zij bevestigen de theorie dat zware sterren aan het eind van hun vormingsproces nog verder samentrekken, totdat zij een stabiel evenwicht hebben bereikt. De bevindingen zijn gepubliceerd in het tijdschrift Astronomy & Astrophysics. Al jarenlang is geprobeerd een duidelijk spectrum van zo'n jonge, zware ster op te nemen. Dat wordt ernstig bemoeilijkt door de ondoordringbare moederwolk van gas en stof van de ster. Maar met de nieuwe, zeer gevoelige spectrograaf X-shooter van ESO's Very Large Telescope in Chili is het nu voor het eerst gelukt.
De astronomen verkregen het spectrum van de jonge ster B275 in de Omeganevel, een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Boogschutter. Het spectrum laat zien dat de ster ongeveer driemaal zo groot is als een normale ster van zeven zonsmassa's. Dat komt goed overeen met recente stervormingsmodellen.
Eerder in het vormingsproces zijn zulke sterren omringd door een schijf waarin het gas ronddraait en langzaam op de ster-in-wording terecht komt. Als de ster bijna 'klaar' is, verdwijnt de schijf en wordt het oppervlak van de ster zichtbaar. In deze laatste vormingsfase bevindt B275 zich. De ster is in de kern inmiddels zo heet geworden dat de fusie van waterstof van start gaat. De ster trekt verder samen, totdat de energieproductie in de kern de stralingsverliezen aan het oppervlak van de ster precies compenseert en een stabiel evenwicht is bereikt.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2351/zware_sterren_worden_als_reuzen_geboren.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zware sterren worden als reuzen geboren", "pk_id": 33716, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Amsterdamse astronomen hebben aangetoond dat zware sterren-in-wording veel groter zijn dan volwassen zware sterren. Zij bevestigen de theorie dat zware sterren aan het eind van hun vormingsproces nog verder samentrekken, totdat zij een stabiel evenwicht hebben bereikt. De bevindingen zijn gepubliceerd in het tijdschrift Astronomy & Astrophysics. Al jarenlang is geprobeerd een duidelijk spectrum van zo'n jonge, zware ster op te nemen. Dat wordt ernstig bemoeilijkt door de ondoordringbare moederwolk van gas en stof van de ster. Maar met de nieuwe, zeer gevoelige spectrograaf X-shooter van ESO's Very Large Telescope in Chili is het nu voor het eerst gelukt.
De astronomen verkregen het spectrum van de jonge ster B275 in de Omeganevel, een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Boogschutter. Het spectrum laat zien dat de ster ongeveer driemaal zo groot is als een normale ster van zeven zonsmassa's. Dat komt goed overeen met recente stervormingsmodellen.
Eerder in het vormingsproces zijn zulke sterren omringd door een schijf waarin het gas ronddraait en langzaam op de ster-in-wording terecht komt. Als de ster bijna 'klaar' is, verdwijnt de schijf en wordt het oppervlak van de ster zichtbaar. In deze laatste vormingsfase bevindt B275 zich. De ster is in de kern inmiddels zo heet geworden dat de fusie van waterstof van start gaat. De ster trekt verder samen, totdat de energieproductie in de kern de stralingsverliezen aan het oppervlak van de ster precies compenseert en een stabiel evenwicht is bereikt.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2351/zware_sterren_worden_als_reuzen_geboren.html", "slug": "zware-sterren-worden-als-reuzen-geboren", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 12, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-12-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zware sterren worden als reuzen geboren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtesonde-voyager-biedt-unieke-kijk-op-de-melkwe/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De oude Voyager-ruimtesondes hebben een unieke astronomische waarneming gedaan. Door hun grote afstand tot de zon kunnen de ruimtesonde een soort licht van de Melkweg zien dat vanaf de aarde niet waarneembaar is (Science, 2 december).
De Voyagers werden in 1977 gelanceerd voor een verkenningstocht langs de buitenplaneten en naderen inmiddels de grenzen van ons zonnestelsel. Het licht dat zij gedetecteerd hebben, is zogeheten Lyman-alfa-straling. Deze ultraviolette straling, afkomstig van 'aangeslagen' waterstofatomen, speelt een belangrijke rol bij het onderzoek van stervormingsgebieden.
Het ironische is dat we vanaf de aarde, dankzij de kosmologische roodverschuiving, wél de Lyman-alfa-straling van verre sterrenstelsels kunnen waarnemen, maar niet die van onze eigen Melkweg. Dat komt doordat ook de zon een heldere bron van deze straling is, en de zwakke gloed van de Melkweg doet verbleken.
Vanuit hun verre positie is het de Voyagers gelukt om wat Lyman-alfa-straling op te pikken die afkomstig is van stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. De eerste Lyman-alfa-fotonen werden in 1993 door Voyager 1 geregistreerd, toen deze zich op ongeveer zes miljard kilometer van de zon bevond. De uv-detector waarmee dat gebeurde, is enkele jaren geleden overigens uitgeschakeld, om stroom te besparen.
Met de Voyager-gegevens kunnen astronomen een betere vergelijking maken tussen de stervormingsactiviteit in ons eigen Melkwegstelsel en die in verre sterrenstelsels.
Voyager space probes show outsiders' view of Milky Way"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtesonde Voyager biedt unieke kijk op de Melkweg", "pk_id": 33702, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "De oude Voyager-ruimtesondes hebben een unieke astronomische waarneming gedaan. Door hun grote afstand tot de zon kunnen de ruimtesonde een soort licht van de Melkweg zien dat vanaf de aarde niet waarneembaar is (Science, 2 december).
De Voyagers werden in 1977 gelanceerd voor een verkenningstocht langs de buitenplaneten en naderen inmiddels de grenzen van ons zonnestelsel. Het licht dat zij gedetecteerd hebben, is zogeheten Lyman-alfa-straling. Deze ultraviolette straling, afkomstig van 'aangeslagen' waterstofatomen, speelt een belangrijke rol bij het onderzoek van stervormingsgebieden.
Het ironische is dat we vanaf de aarde, dankzij de kosmologische roodverschuiving, wél de Lyman-alfa-straling van verre sterrenstelsels kunnen waarnemen, maar niet die van onze eigen Melkweg. Dat komt doordat ook de zon een heldere bron van deze straling is, en de zwakke gloed van de Melkweg doet verbleken.
Vanuit hun verre positie is het de Voyagers gelukt om wat Lyman-alfa-straling op te pikken die afkomstig is van stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. De eerste Lyman-alfa-fotonen werden in 1993 door Voyager 1 geregistreerd, toen deze zich op ongeveer zes miljard kilometer van de zon bevond. De uv-detector waarmee dat gebeurde, is enkele jaren geleden overigens uitgeschakeld, om stroom te besparen.
Met de Voyager-gegevens kunnen astronomen een betere vergelijking maken tussen de stervormingsactiviteit in ons eigen Melkwegstelsel en die in verre sterrenstelsels.
Voyager space probes show outsiders' view of Milky Way", "slug": "ruimtesonde-voyager-biedt-unieke-kijk-op-de-melkwe", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 12, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-12-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtesonde Voyager biedt unieke kijk op de Melkweg"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nieuwe-generatie-supersterren-ontdekt/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Drie astronomen van de universiteit van Toronto hebben de grootse verzameling jonge, superzware sterren ontdekt die ooit in ons Melkwegstelsel is waargenomen. De sterren maken deel uit van een in 2010 opgespoord stervormingsgebied, dat de Drakenvisnevel wordt genoemd.
Het stervormingsgebied telt honderdduizenden sterren, waaronder enkele honderden van de zwaarste categorie - blauwe reuzensterren die tientallen keren zo zwaar zijn als onze zon. Het licht dat deze jonge sterren uitzenden is zo intens, dat er een honderden lichtjaren grote holte is ontstaan in de gaswolk waaruit de sterren geboren zijn.
Het is, voor zover bekend, het meest omvangrijke stervormingsgebied van ons Melkwegstelsel. Dat de ontdekking ervan zo lang op zich heeft laten wachten, komt doordat de verzameling sterren 30.000 lichtjaar van ons verwijderd is en bovendien door galactisch stof aan het zicht onttrokken wordt. Hierdoor zijn alleen de helderste sterren van de Drakenvisnevel enigszins waarneembaar.
The Next Generation of Superstars to Stir up Our Galaxy (pdf)"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Nieuwe generatie supersterren ontdekt", "pk_id": 33696, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Drie astronomen van de universiteit van Toronto hebben de grootse verzameling jonge, superzware sterren ontdekt die ooit in ons Melkwegstelsel is waargenomen. De sterren maken deel uit van een in 2010 opgespoord stervormingsgebied, dat de Drakenvisnevel wordt genoemd.
Het stervormingsgebied telt honderdduizenden sterren, waaronder enkele honderden van de zwaarste categorie - blauwe reuzensterren die tientallen keren zo zwaar zijn als onze zon. Het licht dat deze jonge sterren uitzenden is zo intens, dat er een honderden lichtjaren grote holte is ontstaan in de gaswolk waaruit de sterren geboren zijn.
Het is, voor zover bekend, het meest omvangrijke stervormingsgebied van ons Melkwegstelsel. Dat de ontdekking ervan zo lang op zich heeft laten wachten, komt doordat de verzameling sterren 30.000 lichtjaar van ons verwijderd is en bovendien door galactisch stof aan het zicht onttrokken wordt. Hierdoor zijn alleen de helderste sterren van de Drakenvisnevel enigszins waarneembaar.
The Next Generation of Superstars to Stir up Our Galaxy (pdf)", "slug": "nieuwe-generatie-supersterren-ontdekt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:53", "url": "http://www.utoronto.ca/", "type": "source", "title": "University of Toronto"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 30, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-30 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Nieuwe generatie supersterren ontdekt"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/stervormingsgebied-is-bron-van-kosmische-straling/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Nieuwe opnamen van de NASA-satelliet Fermi laten zien dat een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan een bron van kosmische straling is (Science, 25 november).
Het bestaan van kosmische straling, die grotendeels uit snelle protonen en zwaardere atoomkernen bestaat, is bijna een eeuw geleden ontdekt. Maar nog steeds is niet precies duidelijk waar deze energierijke deeltjes vandaan komen.
In 2006 ontdekten astronomen dat er relatief veel kosmische straling uit de richting van het stervormingsgebied Cygnus X kwam. Daarmee was echter nog niet aangetoond dat Cygnus X ook echt de bron was, omdat galactische magnetische velden geladen deeltjes kunnen afbuigen.
Om dat effect te omzeilen, heeft een internationaal team van astronomen de Fermi-satelliet op Cygnus X gericht. Daarmee kan energierijke gammastraling worden gedetecteerd, en gammastraling ontstaat waar kosmische straling in interactie komt met materie of licht. Anders dan geladen deeltjes is gammastraling niet gevoelig voor magnetische velden.
Uit de Fermi-opnamen blijkt dat een deel van Cygnus X inderdaad een bron van gammastraling is. En het spectrum wijst erop dat deze gammastraling dicht bij een bron van kosmische straling is ontstaan.
Vermoed wordt dat kosmische straling ontstaat als ergens schokgolven door interstellair gas gaan, bijvoorbeeld ten gevolge van een supernova-explosie. Maar in het geval van Cygnus X lijkt de gammastraling afkomstig te zijn uit een gebied dat is 'schoongeblazen' door de hevige sterrenwinden van de jonge sterren in de omgeving. Ook zulke sterrenwinden kunnen schokgolven veroorzaken.
Cosmic ray factory observed in stellar superbubble"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Stervormingsgebied is bron van kosmische straling", "pk_id": 33687, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}], "excerpt": "Nieuwe opnamen van de NASA-satelliet Fermi laten zien dat een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan een bron van kosmische straling is (Science, 25 november).
Het bestaan van kosmische straling, die grotendeels uit snelle protonen en zwaardere atoomkernen bestaat, is bijna een eeuw geleden ontdekt. Maar nog steeds is niet precies duidelijk waar deze energierijke deeltjes vandaan komen.
In 2006 ontdekten astronomen dat er relatief veel kosmische straling uit de richting van het stervormingsgebied Cygnus X kwam. Daarmee was echter nog niet aangetoond dat Cygnus X ook echt de bron was, omdat galactische magnetische velden geladen deeltjes kunnen afbuigen.
Om dat effect te omzeilen, heeft een internationaal team van astronomen de Fermi-satelliet op Cygnus X gericht. Daarmee kan energierijke gammastraling worden gedetecteerd, en gammastraling ontstaat waar kosmische straling in interactie komt met materie of licht. Anders dan geladen deeltjes is gammastraling niet gevoelig voor magnetische velden.
Uit de Fermi-opnamen blijkt dat een deel van Cygnus X inderdaad een bron van gammastraling is. En het spectrum wijst erop dat deze gammastraling dicht bij een bron van kosmische straling is ontstaan.
Vermoed wordt dat kosmische straling ontstaat als ergens schokgolven door interstellair gas gaan, bijvoorbeeld ten gevolge van een supernova-explosie. Maar in het geval van Cygnus X lijkt de gammastraling afkomstig te zijn uit een gebied dat is 'schoongeblazen' door de hevige sterrenwinden van de jonge sterren in de omgeving. Ook zulke sterrenwinden kunnen schokgolven veroorzaken.
Cosmic ray factory observed in stellar superbubble", "slug": "stervormingsgebied-is-bron-van-kosmische-straling", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 24, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-24 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Stervormingsgebied is bron van kosmische straling"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sofia-observatorium-neemt-stervormingsgebied-waar/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Deze ogenschijnlijk wazige foto is de beste opname die tot nu toe ooit gemaakt is van het stervormingsgebied W40, dat aan het zicht onttrokken wordt door dikke stofwolken. De kosmische kraamkamer is in beeld gebracht met de infraroodcamera van SOFIA, een Amerikaans/Duits vliegend observatorium met een 2,5 meter-telescoop aan boord van een omgebouwde Boeing 747. Ons eigen zonnestelsel is ruim 4,5 miljard jaar geleden vermoedelijk in een vergelijkbare omgeving ontstaan. De kleurenfoto is samengesteld uit drie foto's op verschillende (onzichtbare) infraroodgolflengten.
http://www.nasa.gov/mission_pages/SOFIA/11-36.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "SOFIA-observatorium neemt stervormingsgebied waar", "pk_id": 33678, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Deze ogenschijnlijk wazige foto is de beste opname die tot nu toe ooit gemaakt is van het stervormingsgebied W40, dat aan het zicht onttrokken wordt door dikke stofwolken. De kosmische kraamkamer is in beeld gebracht met de infraroodcamera van SOFIA, een Amerikaans/Duits vliegend observatorium met een 2,5 meter-telescoop aan boord van een omgebouwde Boeing 747. Ons eigen zonnestelsel is ruim 4,5 miljard jaar geleden vermoedelijk in een vergelijkbare omgeving ontstaan. De kleurenfoto is samengesteld uit drie foto's op verschillende (onzichtbare) infraroodgolflengten.
http://www.nasa.gov/mission_pages/SOFIA/11-36.html", "slug": "sofia-observatorium-neemt-stervormingsgebied-waar", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 22, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-22 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "SOFIA-observatorium neemt stervormingsgebied waar"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/geboorte-van-sterren-wordt-ingeleid-door-magnetisc/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen van het Max-Planck-Institut für Astronomie hebben voor het eerst de oriëntatie gemeten van de magnetische velden in reusachtige gaswolken in een naburig sterrenstelsel. Hun resultaten wijzen erop dat magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de aanvoer van gas, die ervoor zorgt dat de dichtheid in zo'n gaswolk groot genoeg wordt om sterren te laten ontstaan (Nature online, 16 november).
Sterren worden geboren uit samentrekkende wolken van moleculair waterstofgas en stof. Over deze moleculaire wolken is al veel bekend, maar onduidelijk was nog hoe ze een dichtheid kunnen bereiken die honderden keren zo groot is als die van het interstellaire gas in hun omgeving.
Sommige astronomen vermoedden dat magnetische velden daarbij een belangrijke rol konden spelen. Anderen meenden dat er in de gaswolken zoveel turbulenties optreden, dat de invloed van magnetische velden teniet wordt gedaan.
Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat dat laatste waarschijnlijk niet het geval is. Metingen met een submillimeter-telescoop op Hawaï laten zien dat de magnetische velden in het naburige spiraalstelsel M33 de grootste ordening vertonen op plaatsen waar zich moleculaire wolken bevinden. Als in deze wolken turbulentie de overhand zou hebben, zouden de magnetische velden veel willekeuriger georiënteerd moeten zijn.
Magnetic fields set the stage for the birth of new stars"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboorte van sterren wordt ingeleid door magnetische velden", "pk_id": 33666, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Astronomen van het Max-Planck-Institut für Astronomie hebben voor het eerst de oriëntatie gemeten van de magnetische velden in reusachtige gaswolken in een naburig sterrenstelsel. Hun resultaten wijzen erop dat magnetische velden een belangrijke rol spelen bij de aanvoer van gas, die ervoor zorgt dat de dichtheid in zo'n gaswolk groot genoeg wordt om sterren te laten ontstaan (Nature online, 16 november).
Sterren worden geboren uit samentrekkende wolken van moleculair waterstofgas en stof. Over deze moleculaire wolken is al veel bekend, maar onduidelijk was nog hoe ze een dichtheid kunnen bereiken die honderden keren zo groot is als die van het interstellaire gas in hun omgeving.
Sommige astronomen vermoedden dat magnetische velden daarbij een belangrijke rol konden spelen. Anderen meenden dat er in de gaswolken zoveel turbulenties optreden, dat de invloed van magnetische velden teniet wordt gedaan.
Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat dat laatste waarschijnlijk niet het geval is. Metingen met een submillimeter-telescoop op Hawaï laten zien dat de magnetische velden in het naburige spiraalstelsel M33 de grootste ordening vertonen op plaatsen waar zich moleculaire wolken bevinden. Als in deze wolken turbulentie de overhand zou hebben, zouden de magnetische velden veel willekeuriger georiënteerd moeten zijn.
Magnetic fields set the stage for the birth of new stars", "slug": "geboorte-van-sterren-wordt-ingeleid-door-magnetisc", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.mpia-hd.mpg.de/", "type": "source", "title": "Max-Planck Institut für Astronomie"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboorte van sterren wordt ingeleid door magnetische velden"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eerste-sterren-waren-geen-kolossen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De eerste sterren in het heelal waren niet zo kolossaal als voorheen werd gedacht. Dat blijkt uit computersimulaties waarvan de resultaten in Science (11 november) zijn gepubliceerd.
Met behulp van een computermodel dat de omstandigheden in het vroege heelal nabootst, hebben astronomen van NASA's Jet Propulsion Laboratory virtuele sterren laten 'groeien'. Dat ging trouwens aanzienlijk sneller dan in het echt: de noodzakelijke berekeningen duurden 'slechts' enkele weken.
De resultaten waren verrassend. Tot nu toe werd gedacht dat de eerste sterren de grootste ooit waren, met massa's die honderden keren zo groot waren als die van onze zon. Maar de nagebootste sterren bleven onder de honderd zonsmassa's.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van gas onder invloed van de zwaartekracht. Helemaal zonder slag of stoot gaat dat niet: doordat het samentrekkende gas steeds heter wordt, ontstaat er een tegendruk die de stervorming probeert tegen te houden.
Bij de vorming van normale sterren zoals onze zon wordt die hindernis overwonnen door de aanwezigheid van zware elementen, die als 'koelmiddel' fungeren. In het vroege heelal bestonden die zware elementen echter nog niet. Hierdoor konden alleen sterren ontstaan die genoeg massa hadden om de tegendruk van het gas te overwinnen.
Maar die massa werd waarschijnlijk niet zo groot als tot nu toe werd gedacht. Het computermodel laat namelijk zien dat het gas in de directe omgeving van de ster-in-wording zo heet wordt, dat het niet langer naar de ster toe valt, maar aan de zwaartekracht ervan ontsnapt. Hierdoor stopt de groei van de ster sneller dan verwacht.
New Study Shows Very First Stars Not Monstrous"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Eerste sterren waren geen kolossen", "pk_id": 33655, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "De eerste sterren in het heelal waren niet zo kolossaal als voorheen werd gedacht. Dat blijkt uit computersimulaties waarvan de resultaten in Science (11 november) zijn gepubliceerd.
Met behulp van een computermodel dat de omstandigheden in het vroege heelal nabootst, hebben astronomen van NASA's Jet Propulsion Laboratory virtuele sterren laten 'groeien'. Dat ging trouwens aanzienlijk sneller dan in het echt: de noodzakelijke berekeningen duurden 'slechts' enkele weken.
De resultaten waren verrassend. Tot nu toe werd gedacht dat de eerste sterren de grootste ooit waren, met massa's die honderden keren zo groot waren als die van onze zon. Maar de nagebootste sterren bleven onder de honderd zonsmassa's.
Sterren ontstaan door het samentrekken van grote wolken van gas onder invloed van de zwaartekracht. Helemaal zonder slag of stoot gaat dat niet: doordat het samentrekkende gas steeds heter wordt, ontstaat er een tegendruk die de stervorming probeert tegen te houden.
Bij de vorming van normale sterren zoals onze zon wordt die hindernis overwonnen door de aanwezigheid van zware elementen, die als 'koelmiddel' fungeren. In het vroege heelal bestonden die zware elementen echter nog niet. Hierdoor konden alleen sterren ontstaan die genoeg massa hadden om de tegendruk van het gas te overwinnen.
Maar die massa werd waarschijnlijk niet zo groot als tot nu toe werd gedacht. Het computermodel laat namelijk zien dat het gas in de directe omgeving van de ster-in-wording zo heet wordt, dat het niet langer naar de ster toe valt, maar aan de zwaartekracht ervan ontsnapt. Hierdoor stopt de groei van de ster sneller dan verwacht.
New Study Shows Very First Stars Not Monstrous", "slug": "eerste-sterren-waren-geen-kolossen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Eerste sterren waren geen kolossen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/methanolconcentraties-in-de-ruimte-lopen-sterk-uit/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Wetenschappers van Rensselaer Polytechnic Institute in New York hebben onderzoek gedaan naar de verdeling van methanol (methylalcohol) in de interstellaire ruimte. Methanol wordt gezien als de 'springplank' naar de vorming van complexere organische moleculen, zoals die waarop het leven op aarde is gebaseerd.
De vorming van organische moleculen in de ruimte speelt zich af op stofdeeltjes die met een laagje ijs zijn bedekt. De waterstofatomen in dat ijs reageren met de koolmonoxide-moleculen, zoals die in grote hoeveelheden aanwezig zijn in de gaswolken waaruit sterren ontstaan. En een van de verbindingen die daaruit kunnen voortkomen is methanol.
De Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat er grote verschillen bestaan in de hoeveelheden methanol die in de interstellaire ruimte worden aangetroffen. Dat kan betekenen dat de vorming van complexere organische moleculen niet bij alle sterren even gemakkelijk gaat.
Overigens blijkt uit onderzoek van kometen dat ons eigen zonnestelsel bij zijn geboorte relatief weinig methanol heeft meegekregen. Dat heeft het ontstaan van complexe organische moleculen en levende organismen klaarblijkelijk niet in de weg gestaan. Maar elders zouden de omstandigheden wat dat betreft nóg gunstiger kunnen zijn.
Astrobiologists Discover “Sweet Spots” for the Formation of Complex Organic Molecules in the Galaxy"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Methanolconcentraties in de ruimte lopen sterk uiteen", "pk_id": 33636, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Wetenschappers van Rensselaer Polytechnic Institute in New York hebben onderzoek gedaan naar de verdeling van methanol (methylalcohol) in de interstellaire ruimte. Methanol wordt gezien als de 'springplank' naar de vorming van complexere organische moleculen, zoals die waarop het leven op aarde is gebaseerd.
De vorming van organische moleculen in de ruimte speelt zich af op stofdeeltjes die met een laagje ijs zijn bedekt. De waterstofatomen in dat ijs reageren met de koolmonoxide-moleculen, zoals die in grote hoeveelheden aanwezig zijn in de gaswolken waaruit sterren ontstaan. En een van de verbindingen die daaruit kunnen voortkomen is methanol.
De Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat er grote verschillen bestaan in de hoeveelheden methanol die in de interstellaire ruimte worden aangetroffen. Dat kan betekenen dat de vorming van complexere organische moleculen niet bij alle sterren even gemakkelijk gaat.
Overigens blijkt uit onderzoek van kometen dat ons eigen zonnestelsel bij zijn geboorte relatief weinig methanol heeft meegekregen. Dat heeft het ontstaan van complexe organische moleculen en levende organismen klaarblijkelijk niet in de weg gestaan. Maar elders zouden de omstandigheden wat dat betreft nóg gunstiger kunnen zijn.
Astrobiologists Discover “Sweet Spots” for the Formation of Complex Organic Molecules in the Galaxy", "slug": "methanolconcentraties-in-de-ruimte-lopen-sterk-uit", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 11, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-11-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Methanolconcentraties in de ruimte lopen sterk uiteen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/interstellaire-ijsdeeltjes-zijn-chemische-fabriekj/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "IJsdeeltjes in de ruimte tussen de sterren zijn een geschikte broedplaats voor de vorming van complexe organische moleculen. Dat blijkt uit laboratoriumonderzoek door astrochemici van de Heriot-Watt-universiteit in Edinburgh.
Waarnemingen met infraroodsatellieten wijzen erop dat de stofdeeltjes in interstellaire gaswolken zijn bedekt met een dun laagje ijs. Dat ijs speelt een belangrijke rol bij de vorming van sterren zoals onze zon. Het zorgt ervoor dat ook relatief kleine gaswolken, ondanks hun bescheiden zwaartekracht, tot sterren kunnen samentrekken. Zonder verkoelende ijsdeeltjes zou dat niet lukken: de temperatuur in de gaswolk loopt dan zo snel op, dat zijn 'instorting' stilvalt voordat er een ster is ontstaan.
Behalve bij de vorming van kleine sterren spelen de ijzige stof deeltjes ook een belangrijke rol in de interstellaire chemie. Ze bevorderen chemische reacties en beschermen moleculen tegen verwoestende kosmische straling.
Om dat laatste aspect te onderzoeken hebben de Schotse onderzoekers nagebootste interstellaire stofdeeltjes met en zonder ijscoating bestookt met elektronen, zoals die ook in de kosmische straling voorkomen. Daarbij is vooral gekeken naar de invloed die deze straling heeft op de eenvoudige organische verbinding acetonnitril. Ze ontdekten dat de moleculen op 'kale' stofdeeltjes niet lang standhielden: ze werden door de elektronen afgebroken. Op de ijzige stofdeeltjes vonden juist chemische reacties plaats die tot de vorming van ingewikkeldere moleculen kunnen leiden.
Cold chemistry"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Interstellaire ijsdeeltjes zijn chemische fabriekjes", "pk_id": 33630, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "IJsdeeltjes in de ruimte tussen de sterren zijn een geschikte broedplaats voor de vorming van complexe organische moleculen. Dat blijkt uit laboratoriumonderzoek door astrochemici van de Heriot-Watt-universiteit in Edinburgh.
Waarnemingen met infraroodsatellieten wijzen erop dat de stofdeeltjes in interstellaire gaswolken zijn bedekt met een dun laagje ijs. Dat ijs speelt een belangrijke rol bij de vorming van sterren zoals onze zon. Het zorgt ervoor dat ook relatief kleine gaswolken, ondanks hun bescheiden zwaartekracht, tot sterren kunnen samentrekken. Zonder verkoelende ijsdeeltjes zou dat niet lukken: de temperatuur in de gaswolk loopt dan zo snel op, dat zijn 'instorting' stilvalt voordat er een ster is ontstaan.
Behalve bij de vorming van kleine sterren spelen de ijzige stof deeltjes ook een belangrijke rol in de interstellaire chemie. Ze bevorderen chemische reacties en beschermen moleculen tegen verwoestende kosmische straling.
Om dat laatste aspect te onderzoeken hebben de Schotse onderzoekers nagebootste interstellaire stofdeeltjes met en zonder ijscoating bestookt met elektronen, zoals die ook in de kosmische straling voorkomen. Daarbij is vooral gekeken naar de invloed die deze straling heeft op de eenvoudige organische verbinding acetonnitril. Ze ontdekten dat de moleculen op 'kale' stofdeeltjes niet lang standhielden: ze werden door de elektronen afgebroken. Op de ijzige stofdeeltjes vonden juist chemische reacties plaats die tot de vorming van ingewikkeldere moleculen kunnen leiden.
Cold chemistry", "slug": "interstellaire-ijsdeeltjes-zijn-chemische-fabriekj", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:51", "url": "http://www.aip.org/", "type": "source", "title": "American Institute of Physics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 31, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-31 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Interstellaire ijsdeeltjes zijn chemische fabriekjes"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zwarte-gaten-hinderen-stervorming-niet/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Nieuw onderzoek wijst erop dat de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels de vorming van nieuwe sterren toch niet hinderen. Die indruk bestond wel, omdat astronomen deze objecten voornamelijk aantroffen in de grootste, zwaarste sterrenstelsels, die vrijwel geen jonge sterren bevatten. Maar een nieuwe survey van sterrenstelsels van uiteenlopende aard pleit de zwarte gaten vrij.
In de kernen van de meeste, misschien zelfs alle grote sterrenstelsels bevindt zich een miljoenen zonsmassa's zwaar zwart gat. Dat object zelf is niet rechtstreeks waarneembaar, maar verraadt zijn aanwezigheid door zijn 'vraatzucht'. De materie die het uit zijn omgeving aantrekt, wordt dermate heet dat zij - voordat ze in het zwarte gat verdwijnt - intense röntgenstraling uitzendt.
Met de röntgensatellieten XMM-Newton en Chandra hebben Amerikaanse astronomen bij een steekproef van 25.000 sterrenstelsels nu 264 stelsels ontdekt die veel röntgenstraling produceren. Dat bleken sterrenstelsels van allerlei soorten te zijn: grote en kleine, stelsels met uitsluitend oude sterren en stelsels met veel jonge sterren. Kortom: de aanwezigheid van een superzwaar zwart gat dat materie opslokt uit zijn omgeving heeft geen invloed op de stervorming.
Suspects in Quenching of Star Formation Exonerated"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zwarte gaten hinderen stervorming niet", "pk_id": 33583, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Nieuw onderzoek wijst erop dat de superzware zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels de vorming van nieuwe sterren toch niet hinderen. Die indruk bestond wel, omdat astronomen deze objecten voornamelijk aantroffen in de grootste, zwaarste sterrenstelsels, die vrijwel geen jonge sterren bevatten. Maar een nieuwe survey van sterrenstelsels van uiteenlopende aard pleit de zwarte gaten vrij.
In de kernen van de meeste, misschien zelfs alle grote sterrenstelsels bevindt zich een miljoenen zonsmassa's zwaar zwart gat. Dat object zelf is niet rechtstreeks waarneembaar, maar verraadt zijn aanwezigheid door zijn 'vraatzucht'. De materie die het uit zijn omgeving aantrekt, wordt dermate heet dat zij - voordat ze in het zwarte gat verdwijnt - intense röntgenstraling uitzendt.
Met de röntgensatellieten XMM-Newton en Chandra hebben Amerikaanse astronomen bij een steekproef van 25.000 sterrenstelsels nu 264 stelsels ontdekt die veel röntgenstraling produceren. Dat bleken sterrenstelsels van allerlei soorten te zijn: grote en kleine, stelsels met uitsluitend oude sterren en stelsels met veel jonge sterren. Kortom: de aanwezigheid van een superzwaar zwart gat dat materie opslokt uit zijn omgeving heeft geen invloed op de stervorming.
Suspects in Quenching of Star Formation Exonerated", "slug": "zwarte-gaten-hinderen-stervorming-niet", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.ucsd.edu/", "type": "source", "title": "University of California at San Diego"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zwarte gaten hinderen stervorming niet"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtetelescoop-filmt-jonge-sterren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben aan de hand van opnamen die vanaf 1994 met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt filmpjes samengesteld die het gedrag van jonge sterren laten zien. Tijdens hun eerste levensfase blazen sterren bundels van hete materie ('jets') de ruimte in. De filmpjes laten zien hoe het uitgestoten materiaal zich een weg baant door de interstellaire materie.
Dat jonge sterren materiebundels produceren is al ruim een halve eeuw bekend. Maar het onderzoek ervan wordt bemoeilijkt door het feit dat de jet-fase van een ster niet veel langer dan honderdduizend jaar duurt. Dat lijkt lang, maar het is maar een oogwenk in het leven van een ster, dat miljarden jaren kan duren.
Een ster ontstaat door het samentrekken van een grote wolk waterstofgas. Tijdens dat proces vormt zich een schijf van gas en stof rond de ster-in-wording van waaruit de verzamelde materie geleidelijk naar de ster spiraalt. Niet al deze materie komt uiteindelijk in de ster terecht: een deel ervan wordt met snelheden van meer dan 700.000 km/uur langs zijn rotatie-as weggeblazen.
Hoe de jets precies ontstaan, en welke rol zij bij de geboorte van een ster spelen is nog onduidelijk. De Hubble-filmpjes moeten daar meer inzicht in geven. Uit de bewegende beelden blijkt alvast dat de materiestroom in de jets niet constant is: er zitten duidelijke onderbrekingen in, en de snelheid waarmee de materie wordt uitgestoten varieert.
Hubble Movies Provide Unprecedented View of Supersonic Jets from Young Stars"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtetelescoop filmt jonge sterren", "pk_id": 33485, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Astronomen hebben aan de hand van opnamen die vanaf 1994 met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gemaakt filmpjes samengesteld die het gedrag van jonge sterren laten zien. Tijdens hun eerste levensfase blazen sterren bundels van hete materie ('jets') de ruimte in. De filmpjes laten zien hoe het uitgestoten materiaal zich een weg baant door de interstellaire materie.
Dat jonge sterren materiebundels produceren is al ruim een halve eeuw bekend. Maar het onderzoek ervan wordt bemoeilijkt door het feit dat de jet-fase van een ster niet veel langer dan honderdduizend jaar duurt. Dat lijkt lang, maar het is maar een oogwenk in het leven van een ster, dat miljarden jaren kan duren.
Een ster ontstaat door het samentrekken van een grote wolk waterstofgas. Tijdens dat proces vormt zich een schijf van gas en stof rond de ster-in-wording van waaruit de verzamelde materie geleidelijk naar de ster spiraalt. Niet al deze materie komt uiteindelijk in de ster terecht: een deel ervan wordt met snelheden van meer dan 700.000 km/uur langs zijn rotatie-as weggeblazen.
Hoe de jets precies ontstaan, en welke rol zij bij de geboorte van een ster spelen is nog onduidelijk. De Hubble-filmpjes moeten daar meer inzicht in geven. Uit de bewegende beelden blijkt alvast dat de materiestroom in de jets niet constant is: er zitten duidelijke onderbrekingen in, en de snelheid waarmee de materie wordt uitgestoten varieert.
Hubble Movies Provide Unprecedented View of Supersonic Jets from Young Stars", "slug": "ruimtetelescoop-filmt-jonge-sterren", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 8, 31, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-08-31 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtetelescoop filmt jonge sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/naburig-sterrenstelsel-ontvoert-sterren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen van enkele Amerikaanse instituten hebben ontdekt dat de Grote Magelhaense Wolk, een klein sterrenstelsel op 160.000 lichtjaar van ons Melkwegstelsel, honderden sterren heeft 'ontvoerd'. Tot deze conclusie komen zij na analyse van de spectra van 5900 sterren in het naburige sterrenstelsel. Ten opzichte van de overgrote meerderheid blijkt vijf procent van deze sterren de 'verkeerde' kant op te draaien. Dat wijst erop dat zij niet zijn ontstaan uit de draaiende gaswolk waaruit de Grote Magelhaense Wolk is geboren.
De spectra van de tegendraads roterende sterren laten bovendien zien dat hun chemische samenstelling afwijkt van die van de meeste sterren in de Grote Magelhaense Wolk. Ze bevatten minder zware elementen zoals ijzer en calcium. In dat opzicht lijken ze op de sterren van een kleiner buurstelsel, de Kleine Magelhaense Wolk. Het heeft er dus alle schijn van dat de Grote Magelhaense Wolk de sterren aan zijn kleinere soortgenoot heeft ontfutseld.
Deze ontdekking kan ook de grote omvang helpen verklaren van het stervormingsgebied 30 Doradus in de Grote Magelhaense Wolk. Op de plek waar de ontvoerde sterren het stelsel binnenkomen, bevindt zich namelijk een kolossaal stervormingsgebied: 30 Doradus. Volgens de astronomen brengen de binnenkomende sterren het gas in de Grote Magelhaense Wolk zodanig in beroering, dat daardoor veel nieuwe sterren ontstaan.
Neighbor Galaxy Caught Stealing Stars"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Naburig sterrenstelsel ontvoert sterren", "pk_id": 33417, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Astronomen van enkele Amerikaanse instituten hebben ontdekt dat de Grote Magelhaense Wolk, een klein sterrenstelsel op 160.000 lichtjaar van ons Melkwegstelsel, honderden sterren heeft 'ontvoerd'. Tot deze conclusie komen zij na analyse van de spectra van 5900 sterren in het naburige sterrenstelsel. Ten opzichte van de overgrote meerderheid blijkt vijf procent van deze sterren de 'verkeerde' kant op te draaien. Dat wijst erop dat zij niet zijn ontstaan uit de draaiende gaswolk waaruit de Grote Magelhaense Wolk is geboren.
De spectra van de tegendraads roterende sterren laten bovendien zien dat hun chemische samenstelling afwijkt van die van de meeste sterren in de Grote Magelhaense Wolk. Ze bevatten minder zware elementen zoals ijzer en calcium. In dat opzicht lijken ze op de sterren van een kleiner buurstelsel, de Kleine Magelhaense Wolk. Het heeft er dus alle schijn van dat de Grote Magelhaense Wolk de sterren aan zijn kleinere soortgenoot heeft ontfutseld.
Deze ontdekking kan ook de grote omvang helpen verklaren van het stervormingsgebied 30 Doradus in de Grote Magelhaense Wolk. Op de plek waar de ontvoerde sterren het stelsel binnenkomen, bevindt zich namelijk een kolossaal stervormingsgebied: 30 Doradus. Volgens de astronomen brengen de binnenkomende sterren het gas in de Grote Magelhaense Wolk zodanig in beroering, dat daardoor veel nieuwe sterren ontstaan.
Neighbor Galaxy Caught Stealing Stars", "slug": "naburig-sterrenstelsel-ontvoert-sterren", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.noao.edu/", "type": "source", "title": "National Optical Astronomy Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 7, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-07-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Naburig sterrenstelsel ontvoert sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/supernovas-zijn-bron-van-stof/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel een belangrijke bron van kosmisch stof ontdekt. Het stof is waargenomen bij het restant van een supernova, wat de theorie bevestigt dat er bij zo'n sterexplosie veel stof vrijkomt (Science, 8 juli). Kosmisch stof speelt een belangrijke rol bij de vorming van nieuwe sterren.
De onderzochte supernovarest bevindt zich in de Grote Magelhaense Wolk, een klein buurstelsel van onze Melkweg. Op 23 februari 1987 stortte een uitgeputte zware ster in dat stelsel onder zijn eigen gewicht ineen, wat een kolossale ontploffing tot gevolg had.
Uit de waarnemingen van Herschel blijkt dat het hart van het restant van de supernovarest rijk is aan stof met een temperatuur van 250 graden onder nul. De hoeveelheid is enorm: er is voldoende materiaal om 200.000 aardes van te maken. De onderzoekers zijn verrast over deze hoeveelheid.
Het stof bestaat uit materiaal dat bij de ontploffing van de ster is weggeblazen. Maar onduidelijk is nog of dat direct na de explosie al is gebeurd of in de loop van de afgelopen 24 jaar. Hoe dan ook: het lijkt er sterk op dat de hoeveelheid stof in de Grote Magelhaense Wolk - en waarschijnlijk ook in andere sterrenstelsels - voor een groot deel aan supernova-explosies kan worden toegeschreven.
Herschel finds source of cosmic dust in a stellar explosion"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Supernova's zijn bron van stof", "pk_id": 33399, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Astronomen hebben met behulp van de Europese infraroodsatelliet Herschel een belangrijke bron van kosmisch stof ontdekt. Het stof is waargenomen bij het restant van een supernova, wat de theorie bevestigt dat er bij zo'n sterexplosie veel stof vrijkomt (Science, 8 juli). Kosmisch stof speelt een belangrijke rol bij de vorming van nieuwe sterren.
De onderzochte supernovarest bevindt zich in de Grote Magelhaense Wolk, een klein buurstelsel van onze Melkweg. Op 23 februari 1987 stortte een uitgeputte zware ster in dat stelsel onder zijn eigen gewicht ineen, wat een kolossale ontploffing tot gevolg had.
Uit de waarnemingen van Herschel blijkt dat het hart van het restant van de supernovarest rijk is aan stof met een temperatuur van 250 graden onder nul. De hoeveelheid is enorm: er is voldoende materiaal om 200.000 aardes van te maken. De onderzoekers zijn verrast over deze hoeveelheid.
Het stof bestaat uit materiaal dat bij de ontploffing van de ster is weggeblazen. Maar onduidelijk is nog of dat direct na de explosie al is gebeurd of in de loop van de afgelopen 24 jaar. Hoe dan ook: het lijkt er sterk op dat de hoeveelheid stof in de Grote Magelhaense Wolk - en waarschijnlijk ook in andere sterrenstelsels - voor een groot deel aan supernova-explosies kan worden toegeschreven.
Herschel finds source of cosmic dust in a stellar explosion", "slug": "supernovas-zijn-bron-van-stof", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:46", "url": "http://www.ucl.ac.uk/", "type": "source", "title": "University College London"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 7, 7, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-07-07 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Supernova's zijn bron van stof"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/waterstofperoxide-ontdekt-in-de-ruimte/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Voor het eerst zijn in de interstellaire ruimte moleculen van waterstofperoxide gevonden. Deze ontdekking geeft meer inzicht in het chemische verband tussen twee moleculen die cruciaal zijn voor het ontstaan van leven: water en zuurstof. Op aarde speelt waterstofperoxide een sleutelrol bij de chemische interactie tussen water en ozon in de atmosfeer, en staat de stof bekend als ontsmettings- en haarbleekmiddel. Nu is hij met de Europese APEX-telescoop in Chili dan ook in de ruimte ontdekt.
De waterstofperoxide is waargenomen in de omgeving van de ongeveer 400 lichtjaar verre ster Rho Ophiuchi. In dat gebied bevinden zich zeer koude (ca. -250 graden Celsius), dichte wolken van gas en stof waarin nieuwe sterren worden geboren. De wolken bestaan grotendeels uit waterstof, maar bevatten ook sporen van andere chemische stoffen, die interessant zijn voor astronomen die op kosmische moleculen jagen. Telescopen zoals APEX, die straling in het millimeter- en submillimetergebied opvangen, zijn ideaal voor het opsporen van deze moleculen.
Vermoed wordt dat waterstofperoxide in de ruimte ontstaat aan de oppervlakken van kosmische stofdeeltjes - zeer fijne deeltjes, vergelijkbaar met zand en roet - waar waterstof- en zuurstofmoleculen bijeenkomen. De reactie van waterstofperoxide met nog meer waterstof is een van de manieren om water te produceren. De detectie van waterstofperoxide kan astronomen dus helpen begrijpen hoe het water in het heelal is ontstaan.
http://www.eso.org/public/netherlands/news/eso1123/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Waterstofperoxide ontdekt in de ruimte", "pk_id": 33395, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Voor het eerst zijn in de interstellaire ruimte moleculen van waterstofperoxide gevonden. Deze ontdekking geeft meer inzicht in het chemische verband tussen twee moleculen die cruciaal zijn voor het ontstaan van leven: water en zuurstof. Op aarde speelt waterstofperoxide een sleutelrol bij de chemische interactie tussen water en ozon in de atmosfeer, en staat de stof bekend als ontsmettings- en haarbleekmiddel. Nu is hij met de Europese APEX-telescoop in Chili dan ook in de ruimte ontdekt.
De waterstofperoxide is waargenomen in de omgeving van de ongeveer 400 lichtjaar verre ster Rho Ophiuchi. In dat gebied bevinden zich zeer koude (ca. -250 graden Celsius), dichte wolken van gas en stof waarin nieuwe sterren worden geboren. De wolken bestaan grotendeels uit waterstof, maar bevatten ook sporen van andere chemische stoffen, die interessant zijn voor astronomen die op kosmische moleculen jagen. Telescopen zoals APEX, die straling in het millimeter- en submillimetergebied opvangen, zijn ideaal voor het opsporen van deze moleculen.
Vermoed wordt dat waterstofperoxide in de ruimte ontstaat aan de oppervlakken van kosmische stofdeeltjes - zeer fijne deeltjes, vergelijkbaar met zand en roet - waar waterstof- en zuurstofmoleculen bijeenkomen. De reactie van waterstofperoxide met nog meer waterstof is een van de manieren om water te produceren. De detectie van waterstofperoxide kan astronomen dus helpen begrijpen hoe het water in het heelal is ontstaan.
http://www.eso.org/public/netherlands/news/eso1123/", "slug": "waterstofperoxide-ontdekt-in-de-ruimte", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 7, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-07-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Waterstofperoxide ontdekt in de ruimte"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zware-sterren-verwoesten-hun-kraamkamer/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Uit nieuwe computersimulaties blijkt dat de stralingsdruk van zware sterren groot genoeg is om de gaswolk uiteen te blazen waarin zij geboren zijn. Tot nog toe werd aangenomen dat deze sterren hun kraamkamer pas echt beginnen te verwoesten als ze aan het eind van hun leven als supernova exploderen. Maar volgens Canadese astronomen die hun resultaten vandaag op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, presenteren, spelen supernova-explosies daarbij vrijwel geen rol.
Sterren worden geboren uit reusachtige wolken van moleculair gas. Uit waarnemingen van onze eigen Melkweg was al gebleken dat zulke gaswolken grote lege holten kunnen vertonen terwijl er in geen velden of wegen restanten van supernova-explosies te vinden zijn. Dat wees er al op dat de gaswolken uiteenvallen voordat er supernova-explosies optreden.
De Canadese computersimulaties laten zien dat tot nu toe te weinig rekening is gehouden met de stralingsdruk die zware, hete sterren nog tijdens hun leven op hun omgeving uitoefenen. Zodanig zelfs, dat zodra minder dan twintig procent van de gaswolk in sterren is omgezet, de stralingsdruk al hoog genoeg is om de gaswolk aan flarden te blazen. Tegen de tijd dat deze sterren aan een supernova-explosie toe zijn, is de gaswolk allang verdwenen.
CASCA 2011"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zware sterren verwoesten hun kraamkamer", "pk_id": 33326, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Uit nieuwe computersimulaties blijkt dat de stralingsdruk van zware sterren groot genoeg is om de gaswolk uiteen te blazen waarin zij geboren zijn. Tot nog toe werd aangenomen dat deze sterren hun kraamkamer pas echt beginnen te verwoesten als ze aan het eind van hun leven als supernova exploderen. Maar volgens Canadese astronomen die hun resultaten vandaag op de jaarbijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, presenteren, spelen supernova-explosies daarbij vrijwel geen rol.
Sterren worden geboren uit reusachtige wolken van moleculair gas. Uit waarnemingen van onze eigen Melkweg was al gebleken dat zulke gaswolken grote lege holten kunnen vertonen terwijl er in geen velden of wegen restanten van supernova-explosies te vinden zijn. Dat wees er al op dat de gaswolken uiteenvallen voordat er supernova-explosies optreden.
De Canadese computersimulaties laten zien dat tot nu toe te weinig rekening is gehouden met de stralingsdruk die zware, hete sterren nog tijdens hun leven op hun omgeving uitoefenen. Zodanig zelfs, dat zodra minder dan twintig procent van de gaswolk in sterren is omgezet, de stralingsdruk al hoog genoeg is om de gaswolk aan flarden te blazen. Tegen de tijd dat deze sterren aan een supernova-explosie toe zijn, is de gaswolk allang verdwenen.
CASCA 2011", "slug": "zware-sterren-verwoesten-hun-kraamkamer", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:43", "url": "http://www.casca.ca/indexeng.html", "type": "source", "title": "Canadian Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 6, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-06-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zware sterren verwoesten hun kraamkamer"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hubble-ontdekt-twee-generaties-sterren-in-bolhopen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
In bolvormige sterrenhopen blijken twee generaties sterren voor te komen. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen met de Hubble Space Telescope, verricht door astronomen van de McMaster-universiteit in Hamilton (Ontario, Canada). Tot nu toe werd altijd aangenomen dat alle sterren in bolhopen tegelijkertijd zijn ontstaan.\r\n
Bolvormige sterrenhopen - grote verzamelingen van honderdduizenden oude sterren - behoren tot de oudste structure in ons Melkwegstelsel. De ontdekking dat niet alle sterren in een bolhoop tegelijkertijd zijn ontstaan, komt als een verrassing. De nieuwe waarnemingen, die deze week gepresenteerd worden op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, doen vermoeden dat de tweede generatie sterren ontstaan is uit gas dat door de eerste (grotere) generatie sterren de ruimte in is geblazen.\r\n
Onderzoeksleidster Alison Sills denkt dat er mogelijk een verband bestaat tussen de oorsprong van deze tweede generatie sterren in bolhopen en de aanwezigheid van zogeheten 'blauwe achterblijvers': sterren die als gevolg van onderlinge interacties en materie-overdracht heter (en dus blauwer) zijn dan je op basis van hun gevorderde leeftijd zou verwachten.
Homepage van onderzoeksleidster Alison Sills"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble ontdekt twee generaties sterren in bolhopen", "pk_id": 33320, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
In bolvormige sterrenhopen blijken twee generaties sterren voor te komen. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen met de Hubble Space Telescope, verricht door astronomen van de McMaster-universiteit in Hamilton (Ontario, Canada). Tot nu toe werd altijd aangenomen dat alle sterren in bolhopen tegelijkertijd zijn ontstaan.\r\n
Bolvormige sterrenhopen - grote verzamelingen van honderdduizenden oude sterren - behoren tot de oudste structure in ons Melkwegstelsel. De ontdekking dat niet alle sterren in een bolhoop tegelijkertijd zijn ontstaan, komt als een verrassing. De nieuwe waarnemingen, die deze week gepresenteerd worden op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society (CASCA) in London, Ontario, doen vermoeden dat de tweede generatie sterren ontstaan is uit gas dat door de eerste (grotere) generatie sterren de ruimte in is geblazen.\r\n
Onderzoeksleidster Alison Sills denkt dat er mogelijk een verband bestaat tussen de oorsprong van deze tweede generatie sterren in bolhopen en de aanwezigheid van zogeheten 'blauwe achterblijvers': sterren die als gevolg van onderlinge interacties en materie-overdracht heter (en dus blauwer) zijn dan je op basis van hun gevorderde leeftijd zou verwachten.
Homepage van onderzoeksleidster Alison Sills", "slug": "hubble-ontdekt-twee-generaties-sterren-in-bolhopen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:43", "url": "http://www.casca.ca/indexeng.html", "type": "source", "title": "Canadian Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 30, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-30 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble ontdekt twee generaties sterren in bolhopen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/toch-baby-sterren-in-dode-sterrenstelsels/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Sterrenkundigen van de Universiteit van Michigan hebben met behulp van de Hubble Space Telescope jonge sterren ontdekt in sterrenstelsels waarvan altijd werd aangenomen dat er geen stervorming meer in voorkwam.\r\n
Het gaat om vier elliptische sterrenstelsels op afstanden van enkele tientallen miljoenen lichtjaren. Elliptische sterrenstelsels bevatten vooral oude sterren, en geen interstellair gas waaruit nieuwe sterren geboren zouden kunnen worden. Dankzij de scherpe blik van Hubble is het nu toch gelukt om in enkele van deze stelsels afzonderlijke sterren waar te nemen, en daarbij werden hete, jonge sterren ontdekt die tien à twintig keer zo zwaar zijn als de zon, alsmede complete sterrenhopen van pasgeboren sterren.\r\n
Uit de nieuwe waarnemingen, die op 31 mei gepresenteerd worden op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society in London, Ontario, blijkt dat er in de 'dode' sterrenstelsels gemiddeld eens in de tien- à honderdduizend jaar een nieuwe ster bijkomt. In ons eigen Melkwegstelsel (een spiraalstelsel, met grote hoeveelheden interstellair gas) ligt het tempo van stervorming veel hoger: ongeveer één nieuwe ster per jaar."}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Toch baby-sterren in 'dode' sterrenstelsels", "pk_id": 33319, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "
Sterrenkundigen van de Universiteit van Michigan hebben met behulp van de Hubble Space Telescope jonge sterren ontdekt in sterrenstelsels waarvan altijd werd aangenomen dat er geen stervorming meer in voorkwam.\r\n
Het gaat om vier elliptische sterrenstelsels op afstanden van enkele tientallen miljoenen lichtjaren. Elliptische sterrenstelsels bevatten vooral oude sterren, en geen interstellair gas waaruit nieuwe sterren geboren zouden kunnen worden. Dankzij de scherpe blik van Hubble is het nu toch gelukt om in enkele van deze stelsels afzonderlijke sterren waar te nemen, en daarbij werden hete, jonge sterren ontdekt die tien à twintig keer zo zwaar zijn als de zon, alsmede complete sterrenhopen van pasgeboren sterren.\r\n
Uit de nieuwe waarnemingen, die op 31 mei gepresenteerd worden op een bijeenkomst van de Canadian Astronomical Society in London, Ontario, blijkt dat er in de 'dode' sterrenstelsels gemiddeld eens in de tien- à honderdduizend jaar een nieuwe ster bijkomt. In ons eigen Melkwegstelsel (een spiraalstelsel, met grote hoeveelheden interstellair gas) ligt het tempo van stervorming veel hoger: ongeveer één nieuwe ster per jaar.", "slug": "toch-baby-sterren-in-dode-sterrenstelsels", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:57", "url": "http://www.umich.edu", "type": "source", "title": "University of Michigan"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 30, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-30 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Toch baby-sterren in 'dode' sterrenstelsels"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/kristalregen-waargenomen-bij-jonge-ster/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Bij een jonge ster in het sterrenbeeld Orion regent het kristallen van het mineraal olivijn. Dat blijkt uit waarnemingen met de NASA-infraroodsatelliet Spitzer.
Het is voor het eerst dat olivijnkristallen zijn waargenomen in de stofrijke gaswolken rond een ster-in-wording. Astronomen weten nog niet precies hoe die kristallen zijn ontstaan, maar de meest waarschijnlijke oorzaak ligt bij de materiebundels of jets die de ster - HOPS-68 geheten - uitstoot. Vermoed wordt dat de kristallen zijn gevormd aan het oppervlak van de ster, via de jets in de omringende gaswolk zijn terechtgekomen - waar het veel kouder is - en vervolgens weer omlaag zijn geregend.
De ontdekking kan helpen verklaren waarom ook kometen, die in de koude buitendelen van ons zonnestelsel zijn ontstaan, dit soort kristallen bevatten. De temperaturen in de buitengebieden zijn veel te laag om zulke kristallen te laten ontstaan. Maar ook onze zon stootte in haar begintijd jets van materie uit, en het is dus denkbaar dat kometen op via die weg aan olivijnkristallen zijn gekomen.
Spitzer Sees Crystal Rain in Infant Star Outer Clouds"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Kristalregen waargenomen bij jonge ster", "pk_id": 33316, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Kometen"}], "excerpt": "Bij een jonge ster in het sterrenbeeld Orion regent het kristallen van het mineraal olivijn. Dat blijkt uit waarnemingen met de NASA-infraroodsatelliet Spitzer.
Het is voor het eerst dat olivijnkristallen zijn waargenomen in de stofrijke gaswolken rond een ster-in-wording. Astronomen weten nog niet precies hoe die kristallen zijn ontstaan, maar de meest waarschijnlijke oorzaak ligt bij de materiebundels of jets die de ster - HOPS-68 geheten - uitstoot. Vermoed wordt dat de kristallen zijn gevormd aan het oppervlak van de ster, via de jets in de omringende gaswolk zijn terechtgekomen - waar het veel kouder is - en vervolgens weer omlaag zijn geregend.
De ontdekking kan helpen verklaren waarom ook kometen, die in de koude buitendelen van ons zonnestelsel zijn ontstaan, dit soort kristallen bevatten. De temperaturen in de buitengebieden zijn veel te laag om zulke kristallen te laten ontstaan. Maar ook onze zon stootte in haar begintijd jets van materie uit, en het is dus denkbaar dat kometen op via die weg aan olivijnkristallen zijn gekomen.
Spitzer Sees Crystal Rain in Infant Star Outer Clouds", "slug": "kristalregen-waargenomen-bij-jonge-ster", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 26, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-26 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Kristalregen waargenomen bij jonge ster"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nabije-supernovafabriek-komt-op-gang/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Uit waarnemingen van de NASA-röntgensatelliet Chandra blijkt dat de Carinanevel, een stervormingsgebied op slechts 7500 lichtjaar van de aarde, geleidelijk in een supernovafabriek verandert. Tussen de talrijke jonge sterren in de gasnevel zijn diverse restanten van deze kolossale sterexplosies ontdekt.
Een andere aanwijzing dat de Carinanevel het toneel van supernova-explosies is, is het tekort aan röntgenbronnen in een van de sterrenhopen die de nevel rijk is. Verspreid over de Carinanevel heeft Chandra vele duizenden heldere röntgenobjecten gevonden, maar in de sterrenhoop Trumpler 15 zijn ze relatief schaars. Volgens astronomen wijst dat erop dat de zwaarste sterren in deze sterrenhoop hun (relatief korte) bestaan al hebben afgesloten met een supernova-explosie.
Bij het Chandra-onderzoek zijn ook zes mogelijke neutronensterren ontdekt - de compacte kernen die vaak overblijven nadat een zware ster is geëxplodeerd. Tot nu toe was maar één neutronenster in de Carinanevel gevonden. Dat kwam voornamelijk doordat het rijkelijke aanwezige stof en gas de laagenergetische röntgenstraling van neutronensterren betrekkelijk sterk absorberen. Waarschijnlijk houden zich hier dus nog meer supernovaresten schuil.
Nearby Supernova Factory Ramps Up"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Nabije supernovafabriek komt op gang", "pk_id": 33300, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Uit waarnemingen van de NASA-röntgensatelliet Chandra blijkt dat de Carinanevel, een stervormingsgebied op slechts 7500 lichtjaar van de aarde, geleidelijk in een supernovafabriek verandert. Tussen de talrijke jonge sterren in de gasnevel zijn diverse restanten van deze kolossale sterexplosies ontdekt.
Een andere aanwijzing dat de Carinanevel het toneel van supernova-explosies is, is het tekort aan röntgenbronnen in een van de sterrenhopen die de nevel rijk is. Verspreid over de Carinanevel heeft Chandra vele duizenden heldere röntgenobjecten gevonden, maar in de sterrenhoop Trumpler 15 zijn ze relatief schaars. Volgens astronomen wijst dat erop dat de zwaarste sterren in deze sterrenhoop hun (relatief korte) bestaan al hebben afgesloten met een supernova-explosie.
Bij het Chandra-onderzoek zijn ook zes mogelijke neutronensterren ontdekt - de compacte kernen die vaak overblijven nadat een zware ster is geëxplodeerd. Tot nu toe was maar één neutronenster in de Carinanevel gevonden. Dat kwam voornamelijk doordat het rijkelijke aanwezige stof en gas de laagenergetische röntgenstraling van neutronensterren betrekkelijk sterk absorberen. Waarschijnlijk houden zich hier dus nog meer supernovaresten schuil.
Nearby Supernova Factory Ramps Up", "slug": "nabije-supernovafabriek-komt-op-gang", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://chandra.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Chandra X-ray Observatory Center"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 24, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-24 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Nabije supernovafabriek komt op gang"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/x-raying-a-supernova-factory/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Each of the 14,370 pinpricks of light in this x-ray image is a hot, young star in the Carina Nebula—a giant cloud of gas and dust some 7500 light-years from Earth where new stars are being born. Obtained by NASA's orbiting Chandra X-ray Observatory, the new mosaic image was presented today at the summer meeting of the American Astronomical Society in Boston. Chandra doubled the number of massive stars that are known in the nebula, which is only a few million years old. Such stars end their brief lives in titanic supernova explosions, so supernovae in Carina must also be twice as frequent as had been assumed until now—and the same might be true for other star-forming regions in our galaxy. Moreover, Chandra has found six neutron stars—the hot, dense remains of supernova explosions—in the stellar nursery. So the celestial fireworks must have already begun, and the next star could detonate tomorrow. \r\n
Webversie van dit artikel"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "X-raying a Supernova Factory", "pk_id": 31565, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "
Each of the 14,370 pinpricks of light in this x-ray image is a hot, young star in the Carina Nebula—a giant cloud of gas and dust some 7500 light-years from Earth where new stars are being born. Obtained by NASA's orbiting Chandra X-ray Observatory, the new mosaic image was presented today at the summer meeting of the American Astronomical Society in Boston. Chandra doubled the number of massive stars that are known in the nebula, which is only a few million years old. Such stars end their brief lives in titanic supernova explosions, so supernovae in Carina must also be twice as frequent as had been assumed until now—and the same might be true for other star-forming regions in our galaxy. Moreover, Chandra has found six neutron stars—the hot, dense remains of supernova explosions—in the stellar nursery. So the celestial fireworks must have already begun, and the next star could detonate tomorrow. \r\n
Webversie van dit artikel", "slug": "x-raying-a-supernova-factory", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 24, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-24 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "X-raying a Supernova Factory"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ngc-4214-een-stervormingslab/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de nieuwste camera van de Hubble-ruimtetelescoop, de Wide Field Camera 3 (WFC3), is een foto gemaakt van het dwergsterrenstelsel NGC 4214. Het stelsel straalt helder met het licht van jonge sterren en gaswolken en is een prachtig laboratorium om stervorming in te onderzoeken. Grootte zegt ook niet alles, want dit kleine stelsel bevat alles, van hete, jonge stervormingsgebieden tot oude sterhopen met rode superreuzen.
Een grote hartvormige holte in het midden van de foto springt wellicht nog wel het meest in het oog. Hier staat een grote sterrenhoop met zware, jonge sterren met oppervlakte temperaturen van 10000 tot 50000 graden. Hun sterke sterwind hebben de holte schoon geblazen, waardoor er hier geen nieuwere sterren meer kunnen ontstaan.
NGC 4214 ligt op een afstand van 10 miljoen lichtjaar in het sterrenbeeld Jachthonden. Deze betrekkelijk geringe afstand en het feit dat er maar weinig absorberend stof zit tussen ons en het stelsel, maar dit stelsel tot een ideale plek om allerlei aspecten van sterevolutie te bestuderen. Vooral interessant is de vraag waardoor stervorming nu precies op gang komt. Opvallend ook in dit stelsel zijn de grote aantallen rode reuzen en superreuzen. De grote variatie in stertypen leert ons dat sterke stervorming al lang aan de gang is in dit stelsel.
Galaxy NGC 4214: A Star-Formation Laboratory"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "NGC 4214: een stervormingslab", "pk_id": 33280, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de nieuwste camera van de Hubble-ruimtetelescoop, de Wide Field Camera 3 (WFC3), is een foto gemaakt van het dwergsterrenstelsel NGC 4214. Het stelsel straalt helder met het licht van jonge sterren en gaswolken en is een prachtig laboratorium om stervorming in te onderzoeken. Grootte zegt ook niet alles, want dit kleine stelsel bevat alles, van hete, jonge stervormingsgebieden tot oude sterhopen met rode superreuzen.
Een grote hartvormige holte in het midden van de foto springt wellicht nog wel het meest in het oog. Hier staat een grote sterrenhoop met zware, jonge sterren met oppervlakte temperaturen van 10000 tot 50000 graden. Hun sterke sterwind hebben de holte schoon geblazen, waardoor er hier geen nieuwere sterren meer kunnen ontstaan.
NGC 4214 ligt op een afstand van 10 miljoen lichtjaar in het sterrenbeeld Jachthonden. Deze betrekkelijk geringe afstand en het feit dat er maar weinig absorberend stof zit tussen ons en het stelsel, maar dit stelsel tot een ideale plek om allerlei aspecten van sterevolutie te bestuderen. Vooral interessant is de vraag waardoor stervorming nu precies op gang komt. Opvallend ook in dit stelsel zijn de grote aantallen rode reuzen en superreuzen. De grote variatie in stertypen leert ons dat sterke stervorming al lang aan de gang is in dit stelsel.
Galaxy NGC 4214: A Star-Formation Laboratory", "slug": "ngc-4214-een-stervormingslab", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://hubble.esa.int/", "type": "source", "title": "Hubble ESA Information Centre"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "NGC 4214: een stervormingslab"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zeldzame-geboorte-van-een-zware-ster-waargenomen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een team van sterrenkundigen onder leiding van de Amsterdamse promovendus Lucas Ellerbroek heeft het - zeldzame - geboorteproces van een zware ster blootgelegd. Met de spiksplinternieuwe spectrograaf X-shooter op ESO's Very Large Telescope (VLT) in Chili is een zich nog vormende zware ster waargenomen, diep verborgen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Vela (Zeilen). Aanvullende waarnemingen met een ander instrument op de VLT hebben het bestaan bevestigd van een gasschijf rond de ster, en materie blazende straalstromen loodrecht daarop.
Hoe sterren precies worden gevormd is een van de belangrijkste onopgeloste vraagstukken in de hedendaagse sterrenkunde. Met name de vorming van zware sterren (zo'n 10-100 keer zo zwaar als de zon) is een groot raadsel. Dit komt doordat zware sterren zeldzaam zijn - slechts 1 op de 10.000 sterren is een zware ster - en maar kort leven: een paar miljoen jaar tegen 10 miljard jaar voor de zon. Het vormingsproces gaat ongeveer honderd keer zo snel. Jonge zware sterren zijn bovendien slecht te vinden doordat ze zich diep in het binnenste van enorme gas- en stofwolken bevinden die zo goed als ondoordringbaar zijn voor zichtbaar licht.
Bij de vorming van een lichte ster komt het materiaal via een langzaam ronddraaiende schijf gedeeltelijk op de ster terecht; de rest verdwijnt via straalstromen uit het systeem. De vraag is of dit scenario ook van toepassing is op zwaardere sterren. De nieuwe waarnemingen lijken dit laatste te bevestigen, al gaat het er allemaal veel sneller en heftiger aan toe.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2149/zeldzame_geboorte_van_een_zware_ster_waargenomen.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zeldzame geboorte van een zware ster waargenomen", "pk_id": 33268, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Een team van sterrenkundigen onder leiding van de Amsterdamse promovendus Lucas Ellerbroek heeft het - zeldzame - geboorteproces van een zware ster blootgelegd. Met de spiksplinternieuwe spectrograaf X-shooter op ESO's Very Large Telescope (VLT) in Chili is een zich nog vormende zware ster waargenomen, diep verborgen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Vela (Zeilen). Aanvullende waarnemingen met een ander instrument op de VLT hebben het bestaan bevestigd van een gasschijf rond de ster, en materie blazende straalstromen loodrecht daarop.
Hoe sterren precies worden gevormd is een van de belangrijkste onopgeloste vraagstukken in de hedendaagse sterrenkunde. Met name de vorming van zware sterren (zo'n 10-100 keer zo zwaar als de zon) is een groot raadsel. Dit komt doordat zware sterren zeldzaam zijn - slechts 1 op de 10.000 sterren is een zware ster - en maar kort leven: een paar miljoen jaar tegen 10 miljard jaar voor de zon. Het vormingsproces gaat ongeveer honderd keer zo snel. Jonge zware sterren zijn bovendien slecht te vinden doordat ze zich diep in het binnenste van enorme gas- en stofwolken bevinden die zo goed als ondoordringbaar zijn voor zichtbaar licht.
Bij de vorming van een lichte ster komt het materiaal via een langzaam ronddraaiende schijf gedeeltelijk op de ster terecht; de rest verdwijnt via straalstromen uit het systeem. De vraag is of dit scenario ook van toepassing is op zwaardere sterren. De nieuwe waarnemingen lijken dit laatste te bevestigen, al gaat het er allemaal veel sneller en heftiger aan toe.
http://www.astronomie.nl/nieuws/2149/zeldzame_geboorte_van_een_zware_ster_waargenomen.html", "slug": "zeldzame-geboorte-van-een-zware-ster-waargenomen", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 5, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-05-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zeldzame geboorte van een zware ster waargenomen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/astronomen-nemen-uitbarsting-van-jonge-ster-waar/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben met de infraroodsatelliet Herschel een uitzonderlijk heldere uitbarsting waargenomen bij een ster-in-wording. De proto-ster, die de aanduiding HBC 722 draagt, maakt deel uit van de zogeheten Noord-Amerikanevel en is omgeven door gaswolken en andere jonge sterren.
HBC 722 begon in de zomer van 2010 helderder te worden - eerst langzaam, later steeds sneller. In september vorig jaar was de ster twintig keer zo helder als voorheen. Sindsdien wordt hij geleidelijk zwakker.
Het opvlammen van een jonge ster wordt niet zo vaak waargenomen: de vorige waarneming van een dergelijk verschijnsel was al meer dan dertig jaar geleden. Vermoed wordt dat zo'n uitbarsting ontstaat als zich in de materieschijf die elke ster-in-wording omgeeft zo veel gas heeft opgehoopt, dat deze als het ware overstroomt. Er stroomt dan in één keer veel meer materie naar de ster dan normaal.
Caught in the Act: Cascading Material Pours onto a Young Star"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Astronomen nemen uitbarsting van jonge ster waar", "pk_id": 33256, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Astronomen hebben met de infraroodsatelliet Herschel een uitzonderlijk heldere uitbarsting waargenomen bij een ster-in-wording. De proto-ster, die de aanduiding HBC 722 draagt, maakt deel uit van de zogeheten Noord-Amerikanevel en is omgeven door gaswolken en andere jonge sterren.
HBC 722 begon in de zomer van 2010 helderder te worden - eerst langzaam, later steeds sneller. In september vorig jaar was de ster twintig keer zo helder als voorheen. Sindsdien wordt hij geleidelijk zwakker.
Het opvlammen van een jonge ster wordt niet zo vaak waargenomen: de vorige waarneming van een dergelijk verschijnsel was al meer dan dertig jaar geleden. Vermoed wordt dat zo'n uitbarsting ontstaat als zich in de materieschijf die elke ster-in-wording omgeeft zo veel gas heeft opgehoopt, dat deze als het ware overstroomt. Er stroomt dan in één keer veel meer materie naar de ster dan normaal.
Caught in the Act: Cascading Material Pours onto a Young Star", "slug": "astronomen-nemen-uitbarsting-van-jonge-ster-waar", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.utexas.edu/", "type": "source", "title": "University of Texas"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 4, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-04-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Astronomen nemen uitbarsting van jonge ster waar"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-satelliet-legt-verband-tussen-schokgolven/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Uit waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel blijkt dat interstellaire gaswolken netwerken van onderling verstrengelde gasslierten bevatten. Elk van die zogeheten filamenten is ongeveer even breed en volgens astronomen wijst dat erop dat zij allemaal op dezelfde manier zijn ontstaan. De meest waarschijnlijke oorzaak zijn schokgolven in de interstellaire ruimte.
De waargenomen filamenten zijn tot wel tientallen lichtjaren lang en uit de Herschel-waarnemingen blijkt dat in de delen met de hoogste gasdichtheid vaak pasgeboren sterren te zien zijn. Qua breedte lopen de gasstrengen niet veel uiteen: ze zijn allemaal ongeveer 0,3 lichtjaar breed - oftewel 20.000 keer de afstand zon-aarde.
Door de waargenomen eigenschappen te vergelijken met de resultaten van computermodellen zijn de astronomen tot de conclusie gekomen dat de filamenten waarschijnlijk zijn gevormd door 'supersone' schokgolven die door het interstellaire gas zijn gegaan. Deze schokgolven zijn het gevolg van de explosies van sterren in de omgeving die het gas plaatselijk samendrukken. De verhoogde gasdichtheid die daar het gevolg van is, geeft de aanzet tot de vorming van nieuwe sterren.
Herschel links star formation to sonic booms"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel-satelliet legt verband tussen schokgolven en stervorming", "pk_id": 33225, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Uit waarnemingen met de Europese infraroodsatelliet Herschel blijkt dat interstellaire gaswolken netwerken van onderling verstrengelde gasslierten bevatten. Elk van die zogeheten filamenten is ongeveer even breed en volgens astronomen wijst dat erop dat zij allemaal op dezelfde manier zijn ontstaan. De meest waarschijnlijke oorzaak zijn schokgolven in de interstellaire ruimte.
De waargenomen filamenten zijn tot wel tientallen lichtjaren lang en uit de Herschel-waarnemingen blijkt dat in de delen met de hoogste gasdichtheid vaak pasgeboren sterren te zien zijn. Qua breedte lopen de gasstrengen niet veel uiteen: ze zijn allemaal ongeveer 0,3 lichtjaar breed - oftewel 20.000 keer de afstand zon-aarde.
Door de waargenomen eigenschappen te vergelijken met de resultaten van computermodellen zijn de astronomen tot de conclusie gekomen dat de filamenten waarschijnlijk zijn gevormd door 'supersone' schokgolven die door het interstellaire gas zijn gegaan. Deze schokgolven zijn het gevolg van de explosies van sterren in de omgeving die het gas plaatselijk samendrukken. De verhoogde gasdichtheid die daar het gevolg van is, geeft de aanzet tot de vorming van nieuwe sterren.
Herschel links star formation to sonic booms", "slug": "herschel-satelliet-legt-verband-tussen-schokgolven", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 4, 13, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-04-13 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel-satelliet legt verband tussen schokgolven en stervorming"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/eerste-sterren-straalden-al-kort-na-de-oerknal/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\r\n
Direct na de oerknal, 13,7 miljard jaar geleden, ontwikkelde het heelal zich in sneltreinvaart. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van grote telescopen, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Een internationaal team van sterrenkundigen, onder leiding van Johan Richard van de sterrenwacht van Lyon, ontdektde dat de eerste sterrenstelsels al bestonden toen het heelal pas 200 miljoen jaar oud was – nog geen anderhalf procent van de huidige leeftijd. \r\n
Het heelal bestond oorspronkelijk uit afkoelend waterstof- en heliumgas. Door de zwaartekracht klonterden gaswolken samen tot de voorlopers van sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. In zo’n sterrenstelsel ontstonden vervolgens de eerste sterren. Dat hele proces blijkt nu aanzienlijk sneller te zijn verlopen dan algemeen voor mogelijk werd gehouden. \r\n
Met de Hubble Space Telescope hebben Richard en zijn collega’s een sterrenstelsel ontdekt op extreem grote afstand. Uit metingen met de Keck-telescoop op Hawaii blijkt dat het licht van het stelsel er 12,75 miljard jaar over heeft gedaan om op aarde aan te komen. We zien het stelsel dus zoals het er uitzag toen het heelal pas 950 miljoen jaar oud was. Vervolgonderzoek met de Spitzer Space Telescope wijst uit dat het stelsel sterren bevat met leeftijden van 750 miljoen jaar. Die moeten er dus 200 miljoen jaar na de oerknal al zijn geweest. \r\n
Normaalgesproken zou het verre stelsel veel te lichtzwak zijn om waargenomen te kunnen worden, zelfs met de Hubble-telescoop. Het licht van het stelsel is echter versterkt door de zwaartekracht van een dichterbij gelegen cluster van sterrenstelsels. Die cluster werkt dus als een soort zwaartekrachtslens – een verschijnsel dat begin vorige eeuw al voorspeld werd door Albert Einstein. Zonder die zwaartekrachtlenswerking was de ontdekking niet mogelijk geweest. \r\n
De sterrenkundigen vermoeden dan ook dat er in de prille jeugd van het heelal veel meer sterrenstelsels geweest moeten zijn. Toekomstige telescopen, zoals de James Webb Space Telescope (de opvolger van Hubble) en het internationale ALMA-observatorium in Noord-Chili, zijn gevoelig genoeg om die extreem jonge sterrenstelsels ook zónder zwaartekrachtlenzen te bestuderen."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Eerste sterren straalden al kort na de oerknal", "pk_id": 31555, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Kosmologie"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\r\n
Direct na de oerknal, 13,7 miljard jaar geleden, ontwikkelde het heelal zich in sneltreinvaart. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van grote telescopen, gepubliceerd in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Een internationaal team van sterrenkundigen, onder leiding van Johan Richard van de sterrenwacht van Lyon, ontdektde dat de eerste sterrenstelsels al bestonden toen het heelal pas 200 miljoen jaar oud was – nog geen anderhalf procent van de huidige leeftijd. \r\n
Het heelal bestond oorspronkelijk uit afkoelend waterstof- en heliumgas. Door de zwaartekracht klonterden gaswolken samen tot de voorlopers van sterrenstelsels zoals ons eigen Melkwegstelsel. In zo’n sterrenstelsel ontstonden vervolgens de eerste sterren. Dat hele proces blijkt nu aanzienlijk sneller te zijn verlopen dan algemeen voor mogelijk werd gehouden. \r\n
Met de Hubble Space Telescope hebben Richard en zijn collega’s een sterrenstelsel ontdekt op extreem grote afstand. Uit metingen met de Keck-telescoop op Hawaii blijkt dat het licht van het stelsel er 12,75 miljard jaar over heeft gedaan om op aarde aan te komen. We zien het stelsel dus zoals het er uitzag toen het heelal pas 950 miljoen jaar oud was. Vervolgonderzoek met de Spitzer Space Telescope wijst uit dat het stelsel sterren bevat met leeftijden van 750 miljoen jaar. Die moeten er dus 200 miljoen jaar na de oerknal al zijn geweest. \r\n
Normaalgesproken zou het verre stelsel veel te lichtzwak zijn om waargenomen te kunnen worden, zelfs met de Hubble-telescoop. Het licht van het stelsel is echter versterkt door de zwaartekracht van een dichterbij gelegen cluster van sterrenstelsels. Die cluster werkt dus als een soort zwaartekrachtslens – een verschijnsel dat begin vorige eeuw al voorspeld werd door Albert Einstein. Zonder die zwaartekrachtlenswerking was de ontdekking niet mogelijk geweest. \r\n
De sterrenkundigen vermoeden dan ook dat er in de prille jeugd van het heelal veel meer sterrenstelsels geweest moeten zijn. Toekomstige telescopen, zoals de James Webb Space Telescope (de opvolger van Hubble) en het internationale ALMA-observatorium in Noord-Chili, zijn gevoelig genoeg om die extreem jonge sterrenstelsels ook zónder zwaartekrachtlenzen te bestuderen.", "slug": "eerste-sterren-straalden-al-kort-na-de-oerknal", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 4, 13, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-04-13 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Eerste sterren straalden al kort na de oerknal"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/straalstromen-van-protoster-lopen-45-jaar-uit-de-p/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Infraroodwaarnemingen met NASA's Spitzer Space Telescope van een protoster op 1500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion hebben een merkwaardig verschijnsel aan het licht gebracht. Zoals vrijwel alle protosterren blaast HH34 in twee tegenovergestelde richtingen bundels van gas de ruimte in, maar de ene straalstroom ( jet ) blijkt een vertraging van 4,5 jaar te hebben ten opzichte van de andere. De opmerkelijke ontdekking is gepubliceerd in Astrophycisal Journal Letters .\r\n
Sterren ontstaan uit afgeplatte, ronddraaiende schijven van gas en stof. Tijdens het samentrekkingsproces begint zo'n schijf steeds sneller te roteren. Overtollige draai-energie wordt afgevoerd door het wegblazen van twee straalstromen, die haaks op de schijf staan, evenwijdig aan de draaiingsas.\r\n
Van HH34 was één van die twee jets al uitgebreid bestudeerd met de Hubble Space Telescope. De andere is met een optische telescoop echter niet zichtbaar: hij wordt aan het oog onttrokken door absorberend stof. Met de Spitzer Space Telescope is die tweede straalstroom nu wel waargenomen op infrarode golflengten.\r\n
Beide bundels blijken hetzelfde patroon van verdichtingen te bevatten, ontstaan doordat er soms meer materie dan gemiddeld wordt weggeblazen. De patronen zijn echter verschoven ten opzichte van elkaar, wat erop wijst dat de ene bundel een vertraging van 4,5 jaar vertoont ten opzichte van de andere.\r\n
De onderzoekers vermoeden dat de tegenovergesteld gerichte bundels met elkaar 'communiceren' door middel van geluidsgolven in het gas. Uit de gemeten vertraging blijkt dan dat de bundels moeten ontstaan in een gebied dat kleiner is dan een paaar honderd miljoen kilometer.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2011-107&cid=release_2011-107&msource=2011107&tr=y&auid=8093462"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Straalstromen van protoster lopen 4,5 jaar uit de pas", "pk_id": 33204, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Infraroodwaarnemingen met NASA's Spitzer Space Telescope van een protoster op 1500 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Orion hebben een merkwaardig verschijnsel aan het licht gebracht. Zoals vrijwel alle protosterren blaast HH34 in twee tegenovergestelde richtingen bundels van gas de ruimte in, maar de ene straalstroom ( jet ) blijkt een vertraging van 4,5 jaar te hebben ten opzichte van de andere. De opmerkelijke ontdekking is gepubliceerd in Astrophycisal Journal Letters .\r\n
Sterren ontstaan uit afgeplatte, ronddraaiende schijven van gas en stof. Tijdens het samentrekkingsproces begint zo'n schijf steeds sneller te roteren. Overtollige draai-energie wordt afgevoerd door het wegblazen van twee straalstromen, die haaks op de schijf staan, evenwijdig aan de draaiingsas.\r\n
Van HH34 was één van die twee jets al uitgebreid bestudeerd met de Hubble Space Telescope. De andere is met een optische telescoop echter niet zichtbaar: hij wordt aan het oog onttrokken door absorberend stof. Met de Spitzer Space Telescope is die tweede straalstroom nu wel waargenomen op infrarode golflengten.\r\n
Beide bundels blijken hetzelfde patroon van verdichtingen te bevatten, ontstaan doordat er soms meer materie dan gemiddeld wordt weggeblazen. De patronen zijn echter verschoven ten opzichte van elkaar, wat erop wijst dat de ene bundel een vertraging van 4,5 jaar vertoont ten opzichte van de andere.\r\n
De onderzoekers vermoeden dat de tegenovergesteld gerichte bundels met elkaar 'communiceren' door middel van geluidsgolven in het gas. Uit de gemeten vertraging blijkt dan dat de bundels moeten ontstaan in een gebied dat kleiner is dan een paaar honderd miljoen kilometer.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2011-107&cid=release_2011-107&msource=2011107&tr=y&auid=8093462", "slug": "straalstromen-van-protoster-lopen-45-jaar-uit-de-p", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 4, 4, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-04-04 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Straalstromen van protoster lopen 4,5 jaar uit de pas"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/babysterren-worden-geboren-als-hun-ouders-slapen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Het groeiproces van een jonge ster gaat met horten en stoten. En dat is gunstig voor het ontstaan van planeten en 'babysterren', zo blijkt uit een nieuw Brits computermodel.
Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van voornamelijk waterstofgas. Het materiaal uit die gaswolk valt niet rechtstreeks op de ster-in-wording, maar verzamelt zich in een schijf daaromheen. Die schijf bevat vaak voldoende materiaal voor de vorming van nóg een (kleine) ster of een aantal planeten. Maar dat vormingsproces wordt gehinderd door de grote uitbarstingen die de centrale jonge ster vertoont.
Het Britse computermodel laat echter zien dat die ster het grootste deel van de tijd 'slaapt'. Steeds als hij een flinke portie materie uit de omringende schijf tot zich genomen heeft, is hij weer een paar duizend jaar rustig. En ondertussen verzamelt de accretieschijf nog steeds gas en stof uit de omgeving.
Volgens de onderzoekers duren de rustige perioden van de ster lang genoeg om de accretieschijf zo omvangrijk te laten worden, dat hij in stukjes uiteenvalt. Afhankelijk van de grootte van deze fragmenten kunnen daaruit planeten of kleine sterren ontstaan.
De nieuwe theorie kan een verklaring bieden voor het ontstaan van sterren die meer dan vijf keer zo licht zijn als onze zon. Deze 'babysterren' vertegenwoordigen meer dan zestig procent van alle sterren in ons Melkwegstelsel.
Baby stars born to ‘napping’ parents"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Babysterren worden geboren als hun ouders slapen", "pk_id": 33165, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Het groeiproces van een jonge ster gaat met horten en stoten. En dat is gunstig voor het ontstaan van planeten en 'babysterren', zo blijkt uit een nieuw Brits computermodel.
Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van voornamelijk waterstofgas. Het materiaal uit die gaswolk valt niet rechtstreeks op de ster-in-wording, maar verzamelt zich in een schijf daaromheen. Die schijf bevat vaak voldoende materiaal voor de vorming van nóg een (kleine) ster of een aantal planeten. Maar dat vormingsproces wordt gehinderd door de grote uitbarstingen die de centrale jonge ster vertoont.
Het Britse computermodel laat echter zien dat die ster het grootste deel van de tijd 'slaapt'. Steeds als hij een flinke portie materie uit de omringende schijf tot zich genomen heeft, is hij weer een paar duizend jaar rustig. En ondertussen verzamelt de accretieschijf nog steeds gas en stof uit de omgeving.
Volgens de onderzoekers duren de rustige perioden van de ster lang genoeg om de accretieschijf zo omvangrijk te laten worden, dat hij in stukjes uiteenvalt. Afhankelijk van de grootte van deze fragmenten kunnen daaruit planeten of kleine sterren ontstaan.
De nieuwe theorie kan een verklaring bieden voor het ontstaan van sterren die meer dan vijf keer zo licht zijn als onze zon. Deze 'babysterren' vertegenwoordigen meer dan zestig procent van alle sterren in ons Melkwegstelsel.
Baby stars born to ‘napping’ parents", "slug": "babysterren-worden-geboren-als-hun-ouders-slapen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 3, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-03-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Babysterren worden geboren als hun ouders slapen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/duizenden-jonge-sterren-ontdekt-in-grote-gasnevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn in de Noord-Amerikanevel, een grote nevel van gas en stof in het sterrenbeeld Zwaan, meer dan tweeduizend jonge sterren ontdekt. Daarmee is het bekende aantal sterren in dit stervormingsgebied in één klap vertienvoudigd.
De Noord-Amerikanevel dankt zijn naam aan het feit dat zijn vorm in zichtbaar licht wel wat weg heeft van het gelijknamige continent. Die gelijkenis is grotendeels te danken aan dichte, donkere stofbanden die het licht van erachter gelegen sterren en gaswolken tegenhouden. In het infrarood kijken we door dat stof heen, en ziet de nevel er heel anders uit.
Achter het stof houden zich dus duizenden jonge sterren verscholen, maar daarmee heeft de Noord-Amerikanevel nog niet al zijn geheimen prijsgegeven. Onduidelijk is namelijk waar de straling vandaan komt die het gas in de nevel aan het gloeien brengt. Waarschijnlijk is een groepje zware, heldere sterren de bron van die straling, maar die sterren zijn ook op de Spitzer-opname niet te zien. Waarschijnlijk gaan ze schuil achter de dichtste stofwolken in het gebied.
New View of Family Life in the North American Nebula"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Duizenden jonge sterren ontdekt in grote gasnevel", "pk_id": 33123, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn in de Noord-Amerikanevel, een grote nevel van gas en stof in het sterrenbeeld Zwaan, meer dan tweeduizend jonge sterren ontdekt. Daarmee is het bekende aantal sterren in dit stervormingsgebied in één klap vertienvoudigd.
De Noord-Amerikanevel dankt zijn naam aan het feit dat zijn vorm in zichtbaar licht wel wat weg heeft van het gelijknamige continent. Die gelijkenis is grotendeels te danken aan dichte, donkere stofbanden die het licht van erachter gelegen sterren en gaswolken tegenhouden. In het infrarood kijken we door dat stof heen, en ziet de nevel er heel anders uit.
Achter het stof houden zich dus duizenden jonge sterren verscholen, maar daarmee heeft de Noord-Amerikanevel nog niet al zijn geheimen prijsgegeven. Onduidelijk is namelijk waar de straling vandaan komt die het gas in de nevel aan het gloeien brengt. Waarschijnlijk is een groepje zware, heldere sterren de bron van die straling, maar die sterren zijn ook op de Spitzer-opname niet te zien. Waarschijnlijk gaan ze schuil achter de dichtste stofwolken in het gebied.
New View of Family Life in the North American Nebula", "slug": "duizenden-jonge-sterren-ontdekt-in-grote-gasnevel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 2, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-02-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Duizenden jonge sterren ontdekt in grote gasnevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/rntgensatelliet-fotografeert-kolossale-ring-van-zw/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft een opname gemaakt van het merkwaardige tweetal sterrenstelsels dat bekendstaat als Arp 147. Deze stelsels zijn enkele tientallen miljoenen jaren geleden met elkaar in botsing gekomen, wat vooral voor het spiraalstelsel (rechts op de foto) grote gevolgen heeft gehad.
Bij de botsing is een schokgolf door het stelsel gegaan, die het daarin aanwezige gas samendrukte. Hierdoor is een reusachtig ringvormig stervormingsgebied ontstaan, waarin in hoog tempo nieuwe sterren werden gevormd. Het hoogtepunt van deze geboortegolf van sterren lijkt inmiddels voorbij.
De zwaarste sterren in de ring hadden zo'n korte levensduur, dat ze inmiddels al zijn geëxplodeerd, onder achterlating van neutronensterren en zwarte gaten. Veel van die compacte objecten zijn bronnen van röntgenstraling, maar alleen de allerhelderste daarvan - de zwarte gaten die de restanten zijn van de zwaarste sterren - zijn waarneembaar voor Chandra.
Giant Ring of Black Holes"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Röntgensatelliet fotografeert kolossale ring van zwarte gaten", "pk_id": 33121, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}], "excerpt": "De Amerikaanse röntgensatelliet Chandra heeft een opname gemaakt van het merkwaardige tweetal sterrenstelsels dat bekendstaat als Arp 147. Deze stelsels zijn enkele tientallen miljoenen jaren geleden met elkaar in botsing gekomen, wat vooral voor het spiraalstelsel (rechts op de foto) grote gevolgen heeft gehad.
Bij de botsing is een schokgolf door het stelsel gegaan, die het daarin aanwezige gas samendrukte. Hierdoor is een reusachtig ringvormig stervormingsgebied ontstaan, waarin in hoog tempo nieuwe sterren werden gevormd. Het hoogtepunt van deze geboortegolf van sterren lijkt inmiddels voorbij.
De zwaarste sterren in de ring hadden zo'n korte levensduur, dat ze inmiddels al zijn geëxplodeerd, onder achterlating van neutronensterren en zwarte gaten. Veel van die compacte objecten zijn bronnen van röntgenstraling, maar alleen de allerhelderste daarvan - de zwarte gaten die de restanten zijn van de zwaarste sterren - zijn waarneembaar voor Chandra.
Giant Ring of Black Holes", "slug": "rntgensatelliet-fotografeert-kolossale-ring-van-zw", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://chandra.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Chandra X-ray Observatory Center"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 2, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-02-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Röntgensatelliet fotografeert kolossale ring van zwarte gaten"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eerste-sterren-in-het-heelal-waren-niet-eenzaam/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De eerste sterren in het heelal waren niet zo eenzaam als tot nu toe werd gedacht. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn uitgevoerd door Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen (Science, 4 februari).
De geboorte van een ster begint als een grote gaswolk onder invloed van zijn eigen zwaartekracht begint samen te trekken. Daarbij nemen dichtheid en temperatuur van het gas zo sterk toe, dat de samentrekking van de gaswolk op een gegeven moment stopt. Alleen als het gas er vervolgens in slaagt om zijn warmte kwijt te raken, kan de gaswolk samentrekken tot een ster.
In het huidige heelal wordt die afkoeling geregeld door zware elementen als koolstof en zuurstof. Maar in het vroege heelal bestonden die elementen nog niet, en konden de samentrekkende gaswolken dus niet zo goed afkoelen. De meeste theoretische modellen lieten dan ook zien dat er in het begin relatief weinig sterren ontstonden, en die zouden ook enorm zwaar zijn geweest: honderd zonsmassa's.
Uit de nieuwe computersimulaties blijkt echter dat dit simpele beeld moet worden bijgesteld. De gaswolken van de eerste sterren waren waarschijnlijk niet stabiel en zijn daardoor tijdens het samentrekken in stukken uiteengevallen. Hierdoor ontstond compacte groepen van afzonderlijke sterren op kleine onderlinge afstanden.
First Stars in Universe Were Not Alone"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Eerste sterren in het heelal waren niet eenzaam", "pk_id": 33113, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De eerste sterren in het heelal waren niet zo eenzaam als tot nu toe werd gedacht. Dat blijkt uit computersimulaties die zijn uitgevoerd door Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen (Science, 4 februari).
De geboorte van een ster begint als een grote gaswolk onder invloed van zijn eigen zwaartekracht begint samen te trekken. Daarbij nemen dichtheid en temperatuur van het gas zo sterk toe, dat de samentrekking van de gaswolk op een gegeven moment stopt. Alleen als het gas er vervolgens in slaagt om zijn warmte kwijt te raken, kan de gaswolk samentrekken tot een ster.
In het huidige heelal wordt die afkoeling geregeld door zware elementen als koolstof en zuurstof. Maar in het vroege heelal bestonden die elementen nog niet, en konden de samentrekkende gaswolken dus niet zo goed afkoelen. De meeste theoretische modellen lieten dan ook zien dat er in het begin relatief weinig sterren ontstonden, en die zouden ook enorm zwaar zijn geweest: honderd zonsmassa's.
Uit de nieuwe computersimulaties blijkt echter dat dit simpele beeld moet worden bijgesteld. De gaswolken van de eerste sterren waren waarschijnlijk niet stabiel en zijn daardoor tijdens het samentrekken in stukken uiteengevallen. Hierdoor ontstond compacte groepen van afzonderlijke sterren op kleine onderlinge afstanden.
First Stars in Universe Were Not Alone", "slug": "eerste-sterren-in-het-heelal-waren-niet-eenzaam", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 2, 3, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-02-03 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Eerste sterren in het heelal waren niet eenzaam"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/satellite-spies-stellar-hatcheries/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Studying newborns and toddlers reveals a lot about the first stages of human life, but to learn about conception and birth, you need to focus on a mother's womb. The same is true for stars. Astronomers know a lot about the first stages of a star's life, but its conception and birth are still shrouded in mystery. Quite literally, actually: Stars are born in the cores of dark, dense, cold clouds of dust. \r\n
Now, the European Planck satellite has revealed more than 10,000 of these extremely cold stellar wombs. Surprisingly, many of them turn out to be larger than astronomers had expected. \"It's hard to understand how such large concentrations of gas can stay this cold,\" says Planck team member and astrophysicist George Helou, director of the Infrared Processing and Analysis Center at the California Institute of Technology in Pasadena. \r\n
The Cold Core Catalogue of Planck Objects was presented here today at the 217th meeting of the American Astronomical Society as part of the release of the first scientific results from the Planck mission. Other Planck results released today are related to remote galaxy clusters, dusty galaxies in which large numbers of new stars are born, and extremely rapidly spinning dust particles in our own Milky Way. \r\n
Planck was launched in May 2009. The mission's ultimate goal is to learn more about the evolution of the universe by mapping the cosmic background radiation—the faint afterglow of the big bang. That could take another year or two, says Charles Lawrence of NASA's Jet Propulsion Laboratory, one of Planck's project scientists. Meanwhile, Lawrence says, the space observatory is revealing a lot about \"everything else in the universe.\" \r\n
The stellar wombs are a case in point. \"These are the coldest objects known in the universe,\" says Lawrence; some are just 7° above absolute zero. Such cold objects give off faint radiation at wavelengths shorter than 1 millimeter, and Planck's sensitive detectors are great at finding them, says Helou. \r\n
Using the sharper view of another European space observatory called Herschel, astronomers have studied 10 of the cold cores discovered by Planck in more detail. They turn out to be elongated and grouped into filaments. Moreover, they show a wide variety of shapes, sizes, and substructure. Some of these smaller clumps are no larger than 1 light-year across—about the size of the giant cloud of comets surrounding our own solar system. \r\n
Helou is confident that the Planck observations will eventually lead to \"a much better understanding of the critical last steps leading up to stellar birth.\" Specifically, astronomers want to know how and how fast a collapsing cloud of gas fragments into different stars. There's a lot of follow-up work to be done, however. The Planck team believes the large variety of cold cores corresponds to different stages in the prenatal evolution of stars, from cold, starless clumps to young protostellar objects still embedded in their surrounding cloud. Says Helou: \"We have to place these objects in the right sequence.\"
Webversie van dit artikel"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Satellite Spies Stellar Hatcheries", "pk_id": 31519, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Studying newborns and toddlers reveals a lot about the first stages of human life, but to learn about conception and birth, you need to focus on a mother's womb. The same is true for stars. Astronomers know a lot about the first stages of a star's life, but its conception and birth are still shrouded in mystery. Quite literally, actually: Stars are born in the cores of dark, dense, cold clouds of dust. \r\n
Now, the European Planck satellite has revealed more than 10,000 of these extremely cold stellar wombs. Surprisingly, many of them turn out to be larger than astronomers had expected. \"It's hard to understand how such large concentrations of gas can stay this cold,\" says Planck team member and astrophysicist George Helou, director of the Infrared Processing and Analysis Center at the California Institute of Technology in Pasadena. \r\n
The Cold Core Catalogue of Planck Objects was presented here today at the 217th meeting of the American Astronomical Society as part of the release of the first scientific results from the Planck mission. Other Planck results released today are related to remote galaxy clusters, dusty galaxies in which large numbers of new stars are born, and extremely rapidly spinning dust particles in our own Milky Way. \r\n
Planck was launched in May 2009. The mission's ultimate goal is to learn more about the evolution of the universe by mapping the cosmic background radiation—the faint afterglow of the big bang. That could take another year or two, says Charles Lawrence of NASA's Jet Propulsion Laboratory, one of Planck's project scientists. Meanwhile, Lawrence says, the space observatory is revealing a lot about \"everything else in the universe.\" \r\n
The stellar wombs are a case in point. \"These are the coldest objects known in the universe,\" says Lawrence; some are just 7° above absolute zero. Such cold objects give off faint radiation at wavelengths shorter than 1 millimeter, and Planck's sensitive detectors are great at finding them, says Helou. \r\n
Using the sharper view of another European space observatory called Herschel, astronomers have studied 10 of the cold cores discovered by Planck in more detail. They turn out to be elongated and grouped into filaments. Moreover, they show a wide variety of shapes, sizes, and substructure. Some of these smaller clumps are no larger than 1 light-year across—about the size of the giant cloud of comets surrounding our own solar system. \r\n
Helou is confident that the Planck observations will eventually lead to \"a much better understanding of the critical last steps leading up to stellar birth.\" Specifically, astronomers want to know how and how fast a collapsing cloud of gas fragments into different stars. There's a lot of follow-up work to be done, however. The Planck team believes the large variety of cold cores corresponds to different stages in the prenatal evolution of stars, from cold, starless clumps to young protostellar objects still embedded in their surrounding cloud. Says Helou: \"We have to place these objects in the right sequence.\"
Webversie van dit artikel", "slug": "satellite-spies-stellar-hatcheries", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 1, 11, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-01-11 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Satellite Spies Stellar Hatcheries"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zeldzame-moleculen-opgespoord-in-interstellaire-ga/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de speciale APEX-radiotelescoop op een hoogvlakte in het noorden van Chili is de zwakke straling waargenomen van bijzondere moleculen in een donkere interstellaire gaswolk op 400 lichtjaar van de aarde. De moleculen, die onder meer deuterium (zwaar waterstof) bevatten, spelen een belangrijke rol bij het onderzoek van de omstandigheden waaronder sterren worden geboren.
Sterren ontstaan uit verdichtingen in grote wolken van gas en stof. De temperatuur ter plaatse is dermate laag (260 graden onder nul) dat het meeste gas aan de aanwezige stofdeeltjes vastvriest. Hierdoor produceren zulke interstellaire wolken maar weinig moleculaire straling, wat hen lastig waarneembaar maakt.
In het overgebleven gas kunnen echter bijzondere chemische reacties optreden waaruit bijzondere moleculen, bestaande uit twee waterstofatomen en één deuteriumatoom, voortkomen. Het onderzoek van deze bijzondere moleculen kan interessante informatie opleveren over de omstandigheden kort voor de stervorming.
Het probleem is echter dat de toch al schaarse deuteriummoleculen straling uitzenden op een golflengte die door de waterdamp in de aardatmosfeer wordt geabsorbeerd. Om het ijle gas te kunnen waarnemen, moet daarom worden uitgeweken naar hoge en, vooral, droge waarnemingslocaties. Vandaar dat de APEX-telescoop op een hoogvlakte in de woestijn staat.
Uit de APEX-waarnemingen van een koude gaswolk in het sterrenbeeld Slangendrager is nu gebleken dat de deuteriummoleculen niet - zoals verwacht - alleen in het koude hart van de gaswolk te vinden zijn. Ook meer naar buiten toe zijn de bijzondere verbindingen aangetroffen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat het 'aanvriezen' van gasmoleculen aan stofdeeltjes een extreem efficiënt proces is.
Switching on the freezer's light"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zeldzame moleculen opgespoord in interstellaire gaswolk", "pk_id": 33034, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de speciale APEX-radiotelescoop op een hoogvlakte in het noorden van Chili is de zwakke straling waargenomen van bijzondere moleculen in een donkere interstellaire gaswolk op 400 lichtjaar van de aarde. De moleculen, die onder meer deuterium (zwaar waterstof) bevatten, spelen een belangrijke rol bij het onderzoek van de omstandigheden waaronder sterren worden geboren.
Sterren ontstaan uit verdichtingen in grote wolken van gas en stof. De temperatuur ter plaatse is dermate laag (260 graden onder nul) dat het meeste gas aan de aanwezige stofdeeltjes vastvriest. Hierdoor produceren zulke interstellaire wolken maar weinig moleculaire straling, wat hen lastig waarneembaar maakt.
In het overgebleven gas kunnen echter bijzondere chemische reacties optreden waaruit bijzondere moleculen, bestaande uit twee waterstofatomen en één deuteriumatoom, voortkomen. Het onderzoek van deze bijzondere moleculen kan interessante informatie opleveren over de omstandigheden kort voor de stervorming.
Het probleem is echter dat de toch al schaarse deuteriummoleculen straling uitzenden op een golflengte die door de waterdamp in de aardatmosfeer wordt geabsorbeerd. Om het ijle gas te kunnen waarnemen, moet daarom worden uitgeweken naar hoge en, vooral, droge waarnemingslocaties. Vandaar dat de APEX-telescoop op een hoogvlakte in de woestijn staat.
Uit de APEX-waarnemingen van een koude gaswolk in het sterrenbeeld Slangendrager is nu gebleken dat de deuteriummoleculen niet - zoals verwacht - alleen in het koude hart van de gaswolk te vinden zijn. Ook meer naar buiten toe zijn de bijzondere verbindingen aangetroffen. Daaruit leiden de onderzoekers af dat het 'aanvriezen' van gasmoleculen aan stofdeeltjes een extreem efficiënt proces is.
Switching on the freezer's light", "slug": "zeldzame-moleculen-opgespoord-in-interstellaire-ga", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:04", "url": "http://www.mpifr-bonn.mpg.de/index_e.html", "type": "source", "title": "Max-Planck-Institut für Radioastronomie"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 12, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-12-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zeldzame moleculen opgespoord in interstellaire gaswolk"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vliegende-sterrenwacht-voltooit-eerste-wetenschapp/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Amerikaans/Duitse Stratospheric Observatory for Infrared Astronomy (SOFIA) heeft zijn eerste wetenschappelijke vlucht achter de rug. Tijdens de tien uur durende missie zijn vanuit deze sterrenwacht aan boord van een Boeing 747SP infraroodwaarnemingen gedaan.
SOFIA is uitgerust met een 2,5-meter infraroodtelescoop, waarmee op een vluchthoogte van twaalf tot dertien kilometer wordt waargenomen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de warme gas- en stofwolken in stervormingsgebieden. Tijdens deze eerste vlucht werd de infraroodcamera gericht op het nabije stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion.
De eerste drie vluchten van SOFIA moeten worden gezien als een testprogramma dat laat zien wat er allemaal mogelijk is met deze 'vliegende sterrenwacht'. In februari volgend jaar zullen drie vluchten worden ondernomen waarbij de infraroodcamera van SOFIA is vervangen door een ontvanger voor het opvangen van submillimeterstraling.
NASA-German SOFIA Observatory Completes First Science Flight"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Vliegende sterrenwacht voltooit eerste wetenschappelijke vlucht", "pk_id": 33005, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Telescopen"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Amerikaans/Duitse Stratospheric Observatory for Infrared Astronomy (SOFIA) heeft zijn eerste wetenschappelijke vlucht achter de rug. Tijdens de tien uur durende missie zijn vanuit deze sterrenwacht aan boord van een Boeing 747SP infraroodwaarnemingen gedaan.
SOFIA is uitgerust met een 2,5-meter infraroodtelescoop, waarmee op een vluchthoogte van twaalf tot dertien kilometer wordt waargenomen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de warme gas- en stofwolken in stervormingsgebieden. Tijdens deze eerste vlucht werd de infraroodcamera gericht op het nabije stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion.
De eerste drie vluchten van SOFIA moeten worden gezien als een testprogramma dat laat zien wat er allemaal mogelijk is met deze 'vliegende sterrenwacht'. In februari volgend jaar zullen drie vluchten worden ondernomen waarbij de infraroodcamera van SOFIA is vervangen door een ontvanger voor het opvangen van submillimeterstraling.
NASA-German SOFIA Observatory Completes First Science Flight", "slug": "vliegende-sterrenwacht-voltooit-eerste-wetenschapp", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 12, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-12-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Vliegende sterrenwacht voltooit eerste wetenschappelijke vlucht"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/stofgebrek-vertraagde-stervorming-in-het-heelal/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Kosmisch stof speelt een cruciale rol bij het ontstaan van nieuwe sterren. Computersimulaties door wetenschappers van de universiteit van Chicago laten zelfs zien dat door 'stofgebrek' de vorming van de eerste sterren en sterrenstelsels in het heelal traag op gang kwam.
Stofdeeltjes bestaan uit chemische elementen zwaarder dan helium. Deze zware elementen komen niet van oudsher voor in het heelal: ze worden door sterren geproduceerd. Het is dus niet zo vreemd dat er de eerste paar miljard jaar na de oerknal weinig kosmisch stof bestond.
Dit had grote gevolgen voor het stervormingsproces, dat op gang komt als de losse waterstofatomen in een kosmische gaswolk zich tot moleculen verbinden. Deze waterstofmoleculen zijn nogal fragiel: ze vallen uit elkaar zodra ze worden bestookt met de ultraviolette straling die naburige sterren uitzenden. Pas als zich ergens voldoende kosmisch stof heeft verzameld, verloopt het stervormingsproces soepeler. De stofdeeltjes beschermen de waterstofmoleculen als het ware tegen de verwoestende werking van de uv-straling.
Het computermodel van de onderzoekers van de universiteit van Chicago verklaart ook waarom de meeste sterrenstelsels in het heelal dunne spiralen zijn. Astronomen gaan ervan uit dat de huidige sterrenstelsels het resultaat zijn van botsingen tussen kleine sterrenstelsels. Maar uit berekeningen blijkt dat zo'n reeks botsingen doorgaans niet in platte spiraalstelsels resulteert. Nu gebleken is dat de eerste sterrenstelsels moeite hadden om sterren te produceren, lijkt dat probleem verholpen te zijn. Botsingen tussen stelsels die grotendeels uit gas bestaan, draaien namelijk wél vaak uit op platte sterrenstelsels.
Making stars: Studies show how cosmic dust and gas shape galaxy evolution"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Stofgebrek vertraagde stervorming in het heelal", "pk_id": 32983, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Kosmisch stof speelt een cruciale rol bij het ontstaan van nieuwe sterren. Computersimulaties door wetenschappers van de universiteit van Chicago laten zelfs zien dat door 'stofgebrek' de vorming van de eerste sterren en sterrenstelsels in het heelal traag op gang kwam.
Stofdeeltjes bestaan uit chemische elementen zwaarder dan helium. Deze zware elementen komen niet van oudsher voor in het heelal: ze worden door sterren geproduceerd. Het is dus niet zo vreemd dat er de eerste paar miljard jaar na de oerknal weinig kosmisch stof bestond.
Dit had grote gevolgen voor het stervormingsproces, dat op gang komt als de losse waterstofatomen in een kosmische gaswolk zich tot moleculen verbinden. Deze waterstofmoleculen zijn nogal fragiel: ze vallen uit elkaar zodra ze worden bestookt met de ultraviolette straling die naburige sterren uitzenden. Pas als zich ergens voldoende kosmisch stof heeft verzameld, verloopt het stervormingsproces soepeler. De stofdeeltjes beschermen de waterstofmoleculen als het ware tegen de verwoestende werking van de uv-straling.
Het computermodel van de onderzoekers van de universiteit van Chicago verklaart ook waarom de meeste sterrenstelsels in het heelal dunne spiralen zijn. Astronomen gaan ervan uit dat de huidige sterrenstelsels het resultaat zijn van botsingen tussen kleine sterrenstelsels. Maar uit berekeningen blijkt dat zo'n reeks botsingen doorgaans niet in platte spiraalstelsels resulteert. Nu gebleken is dat de eerste sterrenstelsels moeite hadden om sterren te produceren, lijkt dat probleem verholpen te zijn. Botsingen tussen stelsels die grotendeels uit gas bestaan, draaien namelijk wél vaak uit op platte sterrenstelsels.
Making stars: Studies show how cosmic dust and gas shape galaxy evolution", "slug": "stofgebrek-vertraagde-stervorming-in-het-heelal", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:43", "url": "http://www.uchicago.edu/", "type": "source", "title": "University of Chicago"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 11, 22, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-11-22 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Stofgebrek vertraagde stervorming in het heelal"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nasa-satelliet-ziet-kolossale-geboortegolf-van-ste/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben met behulp van de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer een reusachtige geboortegolf van sterren waargenomen. Deze starburst speelt zich af op de plek waar twee sterrenstelsels met elkaar in botsing zijn. Het slechts 700 lichtjaar grote stervormingsgebied produceert net zo veel infraroodstraling als ons complete Melkwegstelsel en is daarmee een van de helderste objecten in onze kosmische achtertuin.
De ontdekking van de stellaire geboortegolf bewijst dat er ook buiten het centrum van een sterrenstelsel binnen korte tijd grote aantallen nieuwe sterren geboren kunnen worden. Voorlopig komt daar ook nog geen einde aan, want de botsing tussen de beide sterrenstelsels is nog in volle gang. Geschat wordt dat deze nog een paar honderd miljoen jaar gaat duren.
Spitzer Reveals a Buried Explosion Sparked by a Galactic Train Wreck"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "NASA-satelliet ziet kolossale geboortegolf van sterren", "pk_id": 32982, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Astronomen hebben met behulp van de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer een reusachtige geboortegolf van sterren waargenomen. Deze starburst speelt zich af op de plek waar twee sterrenstelsels met elkaar in botsing zijn. Het slechts 700 lichtjaar grote stervormingsgebied produceert net zo veel infraroodstraling als ons complete Melkwegstelsel en is daarmee een van de helderste objecten in onze kosmische achtertuin.
De ontdekking van de stellaire geboortegolf bewijst dat er ook buiten het centrum van een sterrenstelsel binnen korte tijd grote aantallen nieuwe sterren geboren kunnen worden. Voorlopig komt daar ook nog geen einde aan, want de botsing tussen de beide sterrenstelsels is nog in volle gang. Geschat wordt dat deze nog een paar honderd miljoen jaar gaat duren.
Spitzer Reveals a Buried Explosion Sparked by a Galactic Train Wreck", "slug": "nasa-satelliet-ziet-kolossale-geboortegolf-van-ste", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.caltech.edu/", "type": "source", "title": "California Institute of Technology"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 11, 22, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-11-22 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "NASA-satelliet ziet kolossale geboortegolf van sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/raadsel-van-het-kosmische-sterrentekort-lijkt-opge/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Al jarenlang worstelen astronomen met een raadsel. Uit berekeningen volgt dat er in het heelal eigenlijk veel meer sterren zouden moeten zijn dan we nu waarnemen. Duitse onderzoekers denken nu te weten waardoor dat komt: de boekhouding was veel te optimistisch.
In het heelal worden voortdurend nieuwe sterren geboren - in ons Melkwegstelsel momenteel een stuk of tien per jaar. Dat geboortecijfer fluctueert, maar was in het verleden vaak veel hoger dan nu. Als je al die stergeboortes bij elkaar optelt, zou je moeten uitkomen op een getal dat in de buurt ligt van het huidige aantal sterren. Dat is echter niet zo: het werkelijke aantal sterren is veel kleiner.
Volgens de Duitse astronomen kan deze discrepantie eenvoudig worden verholpen. Zij denken dat het aantal stergeboorten simpelweg overschat is, met name voor tijden waarin de productie van sterren erg groot was. De oorzaak ligt bij de manier waarop astronomen het stellaire geboortecijfer bepalen. In onze naaste omgeving gaat dat betrekkelijk eenvoudig: daar kun je de jonge sterren zo ongeveer stuk voor stuk tellen. Maar in verre sterrenstelsels worden de meeste kleine sterren over het hoofd gezien.
Om dat laatste probleem te omzeilen, gebruiken astronomen een statistisch hulpmiddel. Uit waarnemingen van nabije stervormingsgebieden volgt dat ongeveer 1 op de 300 sterren heel groot en helder is. Om het aantal stergeboorten in een ver sterrenstelsel te bepalen, wordt eenvoudig het aantal stellaire kanjers met 300 vermenigvuldigd.
De Duitse astronomen hadden zo hun twijfels bij die methode. Volgens hen worden in perioden van hevige stervorming relatief veel zware sterren gevormd, ongeveer in een verhouding van 1 op 50. Als je de stellaire geboortecijfers op die manier corrigeert, kom je uit op een totaal aantal sterren dat dicht bij het werkelijke aantal ligt.
The enigma of the missing stars in space may be solved"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Raadsel van het kosmische sterrentekort lijkt opgelost", "pk_id": 32978, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Al jarenlang worstelen astronomen met een raadsel. Uit berekeningen volgt dat er in het heelal eigenlijk veel meer sterren zouden moeten zijn dan we nu waarnemen. Duitse onderzoekers denken nu te weten waardoor dat komt: de boekhouding was veel te optimistisch.
In het heelal worden voortdurend nieuwe sterren geboren - in ons Melkwegstelsel momenteel een stuk of tien per jaar. Dat geboortecijfer fluctueert, maar was in het verleden vaak veel hoger dan nu. Als je al die stergeboortes bij elkaar optelt, zou je moeten uitkomen op een getal dat in de buurt ligt van het huidige aantal sterren. Dat is echter niet zo: het werkelijke aantal sterren is veel kleiner.
Volgens de Duitse astronomen kan deze discrepantie eenvoudig worden verholpen. Zij denken dat het aantal stergeboorten simpelweg overschat is, met name voor tijden waarin de productie van sterren erg groot was. De oorzaak ligt bij de manier waarop astronomen het stellaire geboortecijfer bepalen. In onze naaste omgeving gaat dat betrekkelijk eenvoudig: daar kun je de jonge sterren zo ongeveer stuk voor stuk tellen. Maar in verre sterrenstelsels worden de meeste kleine sterren over het hoofd gezien.
Om dat laatste probleem te omzeilen, gebruiken astronomen een statistisch hulpmiddel. Uit waarnemingen van nabije stervormingsgebieden volgt dat ongeveer 1 op de 300 sterren heel groot en helder is. Om het aantal stergeboorten in een ver sterrenstelsel te bepalen, wordt eenvoudig het aantal stellaire kanjers met 300 vermenigvuldigd.
De Duitse astronomen hadden zo hun twijfels bij die methode. Volgens hen worden in perioden van hevige stervorming relatief veel zware sterren gevormd, ongeveer in een verhouding van 1 op 50. Als je de stellaire geboortecijfers op die manier corrigeert, kom je uit op een totaal aantal sterren dat dicht bij het werkelijke aantal ligt.
The enigma of the missing stars in space may be solved", "slug": "raadsel-van-het-kosmische-sterrentekort-lijkt-opge", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 11, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-11-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Raadsel van het kosmische sterrentekort lijkt opgelost"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/kernschijnsel-geeft-inzicht-in-kraamkamers-van-ste/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Als het om de geboorte van sterren gaat, tasten astronomen letterlijk in het duister. De vorming van sterren voltrekt zich immers in ondoorzichtige wolken van gas en stof. Een internationaal team van sterrenkundigen heeft nu echter een tot voor kort onbekend fenomeen ontdekt dat zulke wolken gemeen lijken te hebben, en dat meer inzicht kan geven in het beginstadium van sterren. Dit zogeheten kernschijnsel wordt veroorzaakt door de verstrooiing van infrarode straling aan relatief grote stofdeeltjes (Science, 24 augustus).
De ontdekking komt voort uit waarnemingen met de Amerikaanse infraroodtelescoop Spitzer die eerder dit jaar werden gepubliceerd. Uit die waarnemingen bleek dat het dichte hart van de moleculaire gaswolk L 183 in het sterrenbeeld Slang een onverwacht sterke bron van mid-infrarode straling is. Vervolgonderzoek van meer dan honderd andere moleculaire wolken heeft nu aangetoond dat deze ontdekking geen toevalstreffer is geweest. Ongeveer de helft van de onderzochte gaswolken vertoont dit kernschijnsel.
De verstrooide infrarode straling geeft niet alleen informatie over de grootte en dichtheid van de stofdeeltjes, maar ook over de leeftijd van het kerngebied van de gaswolk en over de chemische processen die zich daar afspelen. Zelfs uit het ontbreken van het kernschijnsel in sommige gaswolken kunnen interessante conclusies worden getrokken. Zo is bekend dat in de buurt van enkele kernschijnsel-loze gaswolken in het zuidelijke sterrenbeeld Zeilen verscheidene supernova-explosies hebben plaatsgevonden. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat de schokgolven van deze explosies de grote stofdeeltjes in dit gebied verwoest hebben.
Coreshine provides insight into stellar births"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "'Kernschijnsel' geeft inzicht in kraamkamers van sterren", "pk_id": 32866, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Als het om de geboorte van sterren gaat, tasten astronomen letterlijk in het duister. De vorming van sterren voltrekt zich immers in ondoorzichtige wolken van gas en stof. Een internationaal team van sterrenkundigen heeft nu echter een tot voor kort onbekend fenomeen ontdekt dat zulke wolken gemeen lijken te hebben, en dat meer inzicht kan geven in het beginstadium van sterren. Dit zogeheten kernschijnsel wordt veroorzaakt door de verstrooiing van infrarode straling aan relatief grote stofdeeltjes (Science, 24 augustus).
De ontdekking komt voort uit waarnemingen met de Amerikaanse infraroodtelescoop Spitzer die eerder dit jaar werden gepubliceerd. Uit die waarnemingen bleek dat het dichte hart van de moleculaire gaswolk L 183 in het sterrenbeeld Slang een onverwacht sterke bron van mid-infrarode straling is. Vervolgonderzoek van meer dan honderd andere moleculaire wolken heeft nu aangetoond dat deze ontdekking geen toevalstreffer is geweest. Ongeveer de helft van de onderzochte gaswolken vertoont dit kernschijnsel.
De verstrooide infrarode straling geeft niet alleen informatie over de grootte en dichtheid van de stofdeeltjes, maar ook over de leeftijd van het kerngebied van de gaswolk en over de chemische processen die zich daar afspelen. Zelfs uit het ontbreken van het kernschijnsel in sommige gaswolken kunnen interessante conclusies worden getrokken. Zo is bekend dat in de buurt van enkele kernschijnsel-loze gaswolken in het zuidelijke sterrenbeeld Zeilen verscheidene supernova-explosies hebben plaatsgevonden. Volgens de onderzoekers is het denkbaar dat de schokgolven van deze explosies de grote stofdeeltjes in dit gebied verwoest hebben.
Coreshine provides insight into stellar births", "slug": "kernschijnsel-geeft-inzicht-in-kraamkamers-van-ste", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.mpia-hd.mpg.de/", "type": "source", "title": "Max-Planck Institut für Astronomie"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 9, 23, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-09-23 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "'Kernschijnsel' geeft inzicht in kraamkamers van sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/superzware-zwarte-gaten-stimuleren-de-vorming-van-/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Groningse astronomen Seyit Höçük en Marco Spaans hebben met behulp van krachtige supercomputers berekend dat superzware zwarte gaten het ontstaan van zware sterren stimuleren. Dit druist in tegen de gangbare theorie dat de geboorte van sterren in de buurt van superzware zwarte gaten, die zich in de kernen van sterrenstelsels bevinden, moeizaam verloopt. Hun bevindingen worden eind oktober gepubliceerd in het vaktijdschrift Astronomy & Astrophysics.
Superzware zwarte gaten trekken materie aan uit hun omgeving. Deze materie bereikt door wrijving temperaturen van miljoenen graden, wat tot de productie van röntgenstraling leidt. Deze straling is zeer energierijk en daardoor in staat diep door te dringen in de gaswolken waaruit sterren ontstaan. De verwachting was dat in zo'n omgeving de geboorte van sterren helemaal niet gemakkelijk verloopt: de röntgenstraling zou de moleculen in de gaswolk vernietigen en door de zwaartekracht zou een wolk in de buurt van een zwart gat uit elkaar getrokken worden.
Uit waarnemingen van sterrenstelsels met een superzwaar zwart gat in hun kern blijkt echter dat daar opmerkelijk veel zware sterren te zien zijn. De nieuwe theoretische modellen van Höçük en Spaans verklaren hoe dat kan. Uit hun dagen tot weken durende berekeningen blijkt dat de röntgenstraling in een zeer efficiënte verhitting van het interstellaire gas rond het zwarte gat resulteert. Hierdoor loopt de druk van het gas sterk op, waardoor de gaswolken fragmenteren en tot zware sterren samentrekken. De energierijke röntgenstraling voorkomt het ontstaan van sterren dus niet, maar bevordert het juist.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1800/superzware_zwarte_gaten_stimuleren_de_vorming_van_zware_sterren.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Superzware zwarte gaten stimuleren de vorming van zware sterren", "pk_id": 32846, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Groningse astronomen Seyit Höçük en Marco Spaans hebben met behulp van krachtige supercomputers berekend dat superzware zwarte gaten het ontstaan van zware sterren stimuleren. Dit druist in tegen de gangbare theorie dat de geboorte van sterren in de buurt van superzware zwarte gaten, die zich in de kernen van sterrenstelsels bevinden, moeizaam verloopt. Hun bevindingen worden eind oktober gepubliceerd in het vaktijdschrift Astronomy & Astrophysics.
Superzware zwarte gaten trekken materie aan uit hun omgeving. Deze materie bereikt door wrijving temperaturen van miljoenen graden, wat tot de productie van röntgenstraling leidt. Deze straling is zeer energierijk en daardoor in staat diep door te dringen in de gaswolken waaruit sterren ontstaan. De verwachting was dat in zo'n omgeving de geboorte van sterren helemaal niet gemakkelijk verloopt: de röntgenstraling zou de moleculen in de gaswolk vernietigen en door de zwaartekracht zou een wolk in de buurt van een zwart gat uit elkaar getrokken worden.
Uit waarnemingen van sterrenstelsels met een superzwaar zwart gat in hun kern blijkt echter dat daar opmerkelijk veel zware sterren te zien zijn. De nieuwe theoretische modellen van Höçük en Spaans verklaren hoe dat kan. Uit hun dagen tot weken durende berekeningen blijkt dat de röntgenstraling in een zeer efficiënte verhitting van het interstellaire gas rond het zwarte gat resulteert. Hierdoor loopt de druk van het gas sterk op, waardoor de gaswolken fragmenteren en tot zware sterren samentrekken. De energierijke röntgenstraling voorkomt het ontstaan van sterren dus niet, maar bevordert het juist.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1800/superzware_zwarte_gaten_stimuleren_de_vorming_van_zware_sterren.html", "slug": "superzware-zwarte-gaten-stimuleren-de-vorming-van-", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 9, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-09-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Superzware zwarte gaten stimuleren de vorming van zware sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/nederlands-infraroodinstrument-resulteert-in-stort/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Hoe worden nieuwe sterren precies geboren? Met de Nederlandse 'moleculenjager' HIFI proberen sterrenkundigen nu al bijna anderhalf jaar die vraag te beantwoorden. De resultaten zijn veelbelovend: tot op heden zijn maar liefst 62 wetenschappelijke artikelen op basis van de waarnemingen van HIFI gepubliceerd. HIFI is een van de drie wetenschappelijke instrumenten aan boord van de Europese infraroodsatelliet Herschel.
Enkele van de belangrijkste ontdekkingen die met HIFI zijn gedaan, hebben betrekking op het watermolecuul. Water speelt een rol in alle fasen van het dynamische proces van ster- en planeetvorming. In dichte interstellaire gaswolken zorgt water (in gasvorm) voor koeling, waardoor de wolken sneller kunnen samentrekken tot nieuwe sterren. Vastgesteld is dat de hoeveelheid water in zulke gaswolken sterk varieert - niet alleen van wolk tot wolk, maar ook binnen de wolken. Rond sommige jonge sterren blijkt veel water aanwezig, wat erop wijst dat deze sterren hun omgeving al flink hebben opgewarmd. Het gevolg hiervan is dat verdere stervorming in deze wolken moeilijk zal zijn, omdat warme wolken niet gemakkelijk samentrekken.
Een tweede, onverwacht resultaat was de ontdekking van twee nieuwe vormen van water in de ruimte: elektrisch geladen water (OH+ en H2O+) en zwaar water (D2O). Het bestaan van elektrisch geladen water is een aanwijzing dat er UV-straling in het spel is. Deze straling is afkomstig van jonge zware sterren die hun omgeving 'kapot stralen' en aldus ongeschikt maken voor verdere stervorming.
Behalve deze nieuwe vormen van water heeft HIFI in de ruimte nog andere nieuwe moleculen gevonden. Wellicht het belangrijkste hiervan is het molecuul waterstoffluoride, dat vooral in heel ijle wolken veel voorkomt.
HIFI leidt al tot meer dan 60 wetenschappelijke artikelen"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Nederlands infraroodinstrument resulteert in stortvloed van publicaties", "pk_id": 32845, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Hoe worden nieuwe sterren precies geboren? Met de Nederlandse 'moleculenjager' HIFI proberen sterrenkundigen nu al bijna anderhalf jaar die vraag te beantwoorden. De resultaten zijn veelbelovend: tot op heden zijn maar liefst 62 wetenschappelijke artikelen op basis van de waarnemingen van HIFI gepubliceerd. HIFI is een van de drie wetenschappelijke instrumenten aan boord van de Europese infraroodsatelliet Herschel.
Enkele van de belangrijkste ontdekkingen die met HIFI zijn gedaan, hebben betrekking op het watermolecuul. Water speelt een rol in alle fasen van het dynamische proces van ster- en planeetvorming. In dichte interstellaire gaswolken zorgt water (in gasvorm) voor koeling, waardoor de wolken sneller kunnen samentrekken tot nieuwe sterren. Vastgesteld is dat de hoeveelheid water in zulke gaswolken sterk varieert - niet alleen van wolk tot wolk, maar ook binnen de wolken. Rond sommige jonge sterren blijkt veel water aanwezig, wat erop wijst dat deze sterren hun omgeving al flink hebben opgewarmd. Het gevolg hiervan is dat verdere stervorming in deze wolken moeilijk zal zijn, omdat warme wolken niet gemakkelijk samentrekken.
Een tweede, onverwacht resultaat was de ontdekking van twee nieuwe vormen van water in de ruimte: elektrisch geladen water (OH+ en H2O+) en zwaar water (D2O). Het bestaan van elektrisch geladen water is een aanwijzing dat er UV-straling in het spel is. Deze straling is afkomstig van jonge zware sterren die hun omgeving 'kapot stralen' en aldus ongeschikt maken voor verdere stervorming.
Behalve deze nieuwe vormen van water heeft HIFI in de ruimte nog andere nieuwe moleculen gevonden. Wellicht het belangrijkste hiervan is het molecuul waterstoffluoride, dat vooral in heel ijle wolken veel voorkomt.
HIFI leidt al tot meer dan 60 wetenschappelijke artikelen", "slug": "nederlands-infraroodinstrument-resulteert-in-stort", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.sron.nl/", "type": "source", "title": "SRON Netherlands Institute for Space Research (SRON)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 9, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-09-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Nederlands infraroodinstrument resulteert in stortvloed van publicaties"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/zwart-gat-kan-ook-zware-sterren-baren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\r\n
De achtertuin van een kolossaal zwart gat lijkt niet bepaald de aangewezen plek voor de geboorte van nieuwe sterren. De gaswolken waaruit sterren ontstaan worden door de getijdenkrachten van het zwarte gat uiteengerukt of zelfs opgeslokt, en de energierijke straling uit de onmiddellijke omgeving van het zwarte gat vernietigt de moleculen die een essentiële rol spelen bij het stervormingsproces. Astronomen begrijpen dan ook niet goed hoe het mogelijk is dat er complete clusters van zware sterren voorkomen op kleine afstand van het superzware zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel. \r\n
De Groningse astronomen Seyit Hocuk en Marco Spaans snappen het wél. De vorming van zware sterren wordt juist bevorderd door de tumultueuze omstandigheden in de buurt van een superzwaar zwart gat, zo blijkt uit hun computersimulaties. Daarbij speelt vooral de röntgenstraling van het zwarte gat een belangrijke rol. Hocuk en Spaans beschrijven hun resultaten in een artikel dat eind oktober gepubliceerd wordt in het Europese vakblad Astronomy & Astrophysics. \r\n
Een zwart gat produceert zelf geen straling. Maar als het zwarte gat gaswolken naar binnen zuigt, wordt dat gas zo heet dat het enorme hoeveelheden energierijke röntgenstraling begint uit te zenden. Koele moleculaire wolken op enkele tientallen lichtjaren afstand van het superzware zwarte gat worden door die röntgenstraling verhit. Er ontstaan verdichtingen en schokgolven, en de wolken beginnen te fragmenteren. Elk fragment stort uiteindelijk ineen tot een relatief zware ster. De röntgenstraling uit de omgeving van een superzwaar zwart gat stimuleert dus de geboorte van zware sterren, aldus Hocuk en Spaans. \r\n
Voor hun uiterst complexe berekeningen maakten de Groningse astronomen gebruik van twee supercomputers. In totaal stonden die zes weken te stampen op de gedetailleerde simulaties. Volgens Simon Portegies Zwart van de Leidse Sterrewacht gaat het om zeer ingewikkelde berekeningen waarbij je helaas nooit zeker weet hoe waarheidsgetrouw ze zijn. ‘De vorming van een compacte sterrenhoop zoals de Arches-cluster, op zo’n honderd lichtjaar afstand van het Melkwegcentrum, valt op deze manier wellicht beter te begrijpen,’ aldus Portegies Zwart, ‘maar voor het feit dat die sterrenhoop vooral zware sterren bevat, zijn ook heel andere verklaringen denkbaar.’"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "volkskrant.nl"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zwart gat kan ook zware sterren baren", "pk_id": 31474, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\r\n
De achtertuin van een kolossaal zwart gat lijkt niet bepaald de aangewezen plek voor de geboorte van nieuwe sterren. De gaswolken waaruit sterren ontstaan worden door de getijdenkrachten van het zwarte gat uiteengerukt of zelfs opgeslokt, en de energierijke straling uit de onmiddellijke omgeving van het zwarte gat vernietigt de moleculen die een essentiële rol spelen bij het stervormingsproces. Astronomen begrijpen dan ook niet goed hoe het mogelijk is dat er complete clusters van zware sterren voorkomen op kleine afstand van het superzware zwarte gat in de kern van het Melkwegstelsel. \r\n
De Groningse astronomen Seyit Hocuk en Marco Spaans snappen het wél. De vorming van zware sterren wordt juist bevorderd door de tumultueuze omstandigheden in de buurt van een superzwaar zwart gat, zo blijkt uit hun computersimulaties. Daarbij speelt vooral de röntgenstraling van het zwarte gat een belangrijke rol. Hocuk en Spaans beschrijven hun resultaten in een artikel dat eind oktober gepubliceerd wordt in het Europese vakblad Astronomy & Astrophysics. \r\n
Een zwart gat produceert zelf geen straling. Maar als het zwarte gat gaswolken naar binnen zuigt, wordt dat gas zo heet dat het enorme hoeveelheden energierijke röntgenstraling begint uit te zenden. Koele moleculaire wolken op enkele tientallen lichtjaren afstand van het superzware zwarte gat worden door die röntgenstraling verhit. Er ontstaan verdichtingen en schokgolven, en de wolken beginnen te fragmenteren. Elk fragment stort uiteindelijk ineen tot een relatief zware ster. De röntgenstraling uit de omgeving van een superzwaar zwart gat stimuleert dus de geboorte van zware sterren, aldus Hocuk en Spaans. \r\n
Voor hun uiterst complexe berekeningen maakten de Groningse astronomen gebruik van twee supercomputers. In totaal stonden die zes weken te stampen op de gedetailleerde simulaties. Volgens Simon Portegies Zwart van de Leidse Sterrewacht gaat het om zeer ingewikkelde berekeningen waarbij je helaas nooit zeker weet hoe waarheidsgetrouw ze zijn. ‘De vorming van een compacte sterrenhoop zoals de Arches-cluster, op zo’n honderd lichtjaar afstand van het Melkwegcentrum, valt op deze manier wellicht beter te begrijpen,’ aldus Portegies Zwart, ‘maar voor het feit dat die sterrenhoop vooral zware sterren bevat, zijn ook heel andere verklaringen denkbaar.’", "slug": "zwart-gat-kan-ook-zware-sterren-baren", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 9, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-09-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zwart gat kan ook zware sterren baren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/verre-cluster-produceert-meeste-sterren-in-dichtbe/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met NASA's infraroodtelescoop Spitzer is ontdekt dat de meeste stervormingsactiviteit lang geleden juist voorkwam in de dichtbevolkte kernen van clusters van sterrenstelsels. Clusters zijn grote verzamelingen van honderden of duizenden sterrenstelsels die door hun onderligne zwaartekracht bijeen worden gehouden. In het centrum van een cluster staan de sterrenstelsels het dichtst bij elkaar. Tegenwoordig zijn die dichtbevolkte centra juist een toonbeeld van rust: ze bevatten grote, elliptische sterrenstelsels waarin nog maar weinig nieuwe sterren ontstaan; de meeste stervormingsactiviteit vindt juist plaats in de dunbevolktere buitengebieden van een cluster. Maar volgens de Spitzer-waarnemingen, die geanalyseerd zijn door astronomen van de Texas A&M Universiy, was dat een slordige tien miljard jaar geleden dus net andersom. In de verre cluster CLG J02182-05102 blijken de meest actieve sterrenstelsels, waarin honderden of zelfs duizenden nieuwe sterren per jaar ontstaan, zich juist in het dichtbevolkte centrum te bevinden. Mogelijk wordt de stervormingsactiviteit 'aangedreven' door onderlinge wisselwerkingen en botsingen van sterrenstelsels. De cluster wordt waargenomen zoals hij er ongeveer vier miljard jaar na de oerknal uitzag - vermoedelijk vlak voordat de grootste geboortegolf van nieuwe sterren op zijn eind loopt. Volgens de onderzoekers, die hun resultaten publiceren in The Astrophycisal Journal , bieden dit soort waarnemingen een unieke kijk op de wijze waarop actieve sterrenstelsels hun wilde haren verliezen en aan een rustiger periode in hun leven beginnen.
Persbericht Texas A&M University"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Verre cluster produceert meeste sterren in dichtbevolkte centrum", "pk_id": 32806, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Clusters"}], "excerpt": "Met NASA's infraroodtelescoop Spitzer is ontdekt dat de meeste stervormingsactiviteit lang geleden juist voorkwam in de dichtbevolkte kernen van clusters van sterrenstelsels. Clusters zijn grote verzamelingen van honderden of duizenden sterrenstelsels die door hun onderligne zwaartekracht bijeen worden gehouden. In het centrum van een cluster staan de sterrenstelsels het dichtst bij elkaar. Tegenwoordig zijn die dichtbevolkte centra juist een toonbeeld van rust: ze bevatten grote, elliptische sterrenstelsels waarin nog maar weinig nieuwe sterren ontstaan; de meeste stervormingsactiviteit vindt juist plaats in de dunbevolktere buitengebieden van een cluster. Maar volgens de Spitzer-waarnemingen, die geanalyseerd zijn door astronomen van de Texas A&M Universiy, was dat een slordige tien miljard jaar geleden dus net andersom. In de verre cluster CLG J02182-05102 blijken de meest actieve sterrenstelsels, waarin honderden of zelfs duizenden nieuwe sterren per jaar ontstaan, zich juist in het dichtbevolkte centrum te bevinden. Mogelijk wordt de stervormingsactiviteit 'aangedreven' door onderlinge wisselwerkingen en botsingen van sterrenstelsels. De cluster wordt waargenomen zoals hij er ongeveer vier miljard jaar na de oerknal uitzag - vermoedelijk vlak voordat de grootste geboortegolf van nieuwe sterren op zijn eind loopt. Volgens de onderzoekers, die hun resultaten publiceren in The Astrophycisal Journal , bieden dit soort waarnemingen een unieke kijk op de wijze waarop actieve sterrenstelsels hun wilde haren verliezen en aan een rustiger periode in hun leven beginnen.
Persbericht Texas A&M University", "slug": "verre-cluster-produceert-meeste-sterren-in-dichtbe", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 8, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-08-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Verre cluster produceert meeste sterren in dichtbevolkte centrum"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/alle-sterren-ontstaan-op-dezelfde-manier/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Europese astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de materieschijf rond een zware babyster in beeld te brengen. Daarmee is het directe bewijs geleverd dat zware sterren op dezelfde manier ontstaan als hun kleinere soortgenoten (Nature, 15 juli).
De astronomen hebben een object onderzocht dat bekendstaat onder de cryptische naam IRAS 13481-6124 - een 20 zonsmassa's wegende, jonge ster op een afstand van ongeveer tienduizend lichtjaar. Uit eerdere waarnemingen was al gebleken dat de ster een jet vertoont - een straalstoom van materie. Zo'n jet wijst doorgaans op de aanwezigheid van een schijf van gas en stof, van waaruit materie naar een nog in 'aanbouw' zijnde ster toe stroomt.
Om vast de stellen of dat ook bij deze ster het geval is, hebben de astronomen ESO's Very Large Telescope Interferometer (VLTI) ingezet - een instrument met een beeldscherpte die meer dan tien keer zo groot is als die van de huidige optische telescopen in de ruimte. Met de VLTI kon inderdaad worden vastgesteld dat IRAS 13481-6124 is omringd door een materieschijf.
Bij lichte sterren zijn zulke schijven al veel vaker in beeld gebracht. Maar bij zo'n zware ster is nu voor het eerst gelukt. Daaruit blijkt dat de vorming voor alle sterren op dezelfde manier verloopt, ongeacht hun massa.
All Stars are Born the Same Way"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Alle sterren ontstaan op dezelfde manier", "pk_id": 32762, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Europese astronomen zijn er voor het eerst in geslaagd om de materieschijf rond een zware babyster in beeld te brengen. Daarmee is het directe bewijs geleverd dat zware sterren op dezelfde manier ontstaan als hun kleinere soortgenoten (Nature, 15 juli).
De astronomen hebben een object onderzocht dat bekendstaat onder de cryptische naam IRAS 13481-6124 - een 20 zonsmassa's wegende, jonge ster op een afstand van ongeveer tienduizend lichtjaar. Uit eerdere waarnemingen was al gebleken dat de ster een jet vertoont - een straalstoom van materie. Zo'n jet wijst doorgaans op de aanwezigheid van een schijf van gas en stof, van waaruit materie naar een nog in 'aanbouw' zijnde ster toe stroomt.
Om vast de stellen of dat ook bij deze ster het geval is, hebben de astronomen ESO's Very Large Telescope Interferometer (VLTI) ingezet - een instrument met een beeldscherpte die meer dan tien keer zo groot is als die van de huidige optische telescopen in de ruimte. Met de VLTI kon inderdaad worden vastgesteld dat IRAS 13481-6124 is omringd door een materieschijf.
Bij lichte sterren zijn zulke schijven al veel vaker in beeld gebracht. Maar bij zo'n zware ster is nu voor het eerst gelukt. Daaruit blijkt dat de vorming voor alle sterren op dezelfde manier verloopt, ongeacht hun massa.
All Stars are Born the Same Way", "slug": "alle-sterren-ontstaan-op-dezelfde-manier", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 7, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-07-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Alle sterren ontstaan op dezelfde manier"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vorming-van-zware-sterren-ontraadseld/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt hoe zware sterren worden gevormd. Uit onderzoek met de UKIRT-infraroodtelescoop op Hawaï blijkt dat ze in de meeste gevallen op dezelfde manier ontstaan als lichte sterren.
Bekend was al dat lichte sterren zoals onze zon ontstaan door de 'instorting' van een wolk gas en stof. Dat gas en stof spiraalt naar de evenaar van de jonge ster, waardoor zich een schijf van materie rond de ster vormt. Een deel van die materie komt uiteindelijk niet in de ster terecht, maar wordt in richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen.
De vraag was of sterren van tien zonsmassa's en meer op dezelfde manier ontstaan. Dat is niet zo vanzelfsprekend, omdat deze sterren al heel snel zo veel energie uitstralen, dat de vorming van een materieschijf wordt geremd.
Omdat de meeste zware sterren bij hun ontstaan in reusachtige stofwolken zijn gehuld, is er niet veel zicht op hun ontstaansproces. In het infrarood kan echter door dat stof heen worden gekeken. En dan blijkt dat zeker driekwart van de zware sterren-in-wording net zo'n dubbele uitstroom van materie vertonen als lichte sterren. Dat betekent dat ook zware sterren ontstaan door materie te verzamelen in een schijf rond hun evenaar.
UKIRT Unveils the Mysteries of Massive Star Formation"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Vorming van zware sterren ontraadseld", "pk_id": 32744, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt hoe zware sterren worden gevormd. Uit onderzoek met de UKIRT-infraroodtelescoop op Hawaï blijkt dat ze in de meeste gevallen op dezelfde manier ontstaan als lichte sterren.
Bekend was al dat lichte sterren zoals onze zon ontstaan door de 'instorting' van een wolk gas en stof. Dat gas en stof spiraalt naar de evenaar van de jonge ster, waardoor zich een schijf van materie rond de ster vormt. Een deel van die materie komt uiteindelijk niet in de ster terecht, maar wordt in richtingen loodrecht op de schijf terug de ruimte in geblazen.
De vraag was of sterren van tien zonsmassa's en meer op dezelfde manier ontstaan. Dat is niet zo vanzelfsprekend, omdat deze sterren al heel snel zo veel energie uitstralen, dat de vorming van een materieschijf wordt geremd.
Omdat de meeste zware sterren bij hun ontstaan in reusachtige stofwolken zijn gehuld, is er niet veel zicht op hun ontstaansproces. In het infrarood kan echter door dat stof heen worden gekeken. En dan blijkt dat zeker driekwart van de zware sterren-in-wording net zo'n dubbele uitstroom van materie vertonen als lichte sterren. Dat betekent dat ook zware sterren ontstaan door materie te verzamelen in een schijf rond hun evenaar.
UKIRT Unveils the Mysteries of Massive Star Formation", "slug": "vorming-van-zware-sterren-ontraadseld", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:03", "url": "http://www.jach.hawaii.edu/", "type": "source", "title": "Joint Astronomy Center"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 29, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-29 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Vorming van zware sterren ontraadseld"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/geboorte-van-ster-waargenomen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ster ontdekt waarvan de geboorte in volle gang is. De ster is nog volop bezig met het aantrekken van gas en stof uit zijn omgeving.
De ster-in-wording maakt deel uit van een stervormingsgebied L1448 in het sterrenbeeld Perseus en is ongeveer 800 lichtjaar van ons verwijderd. In die reusachtige gaswolk ontstaan onder invloed van de zwaartekracht verdichtingen van gas en stof. Als er op een plek voldoende materie bijeengebracht is, ontstaat een dichte, hete kern: de proto-ster.
De nu ontdekte ster bevindt zich nog vóór het proto-sterstadium. Hij zendt nog maar weinig licht uit en is alleen waarneembaar met submillimeter- en infraroodtelescopen. Hoe lang het nog duurt voordat hij een 'echte' ster wordt, is onzeker.
Astronomers Witness A Star Being Born"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboorte van ster waargenomen", "pk_id": 32733, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Duitse en Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ster ontdekt waarvan de geboorte in volle gang is. De ster is nog volop bezig met het aantrekken van gas en stof uit zijn omgeving.
De ster-in-wording maakt deel uit van een stervormingsgebied L1448 in het sterrenbeeld Perseus en is ongeveer 800 lichtjaar van ons verwijderd. In die reusachtige gaswolk ontstaan onder invloed van de zwaartekracht verdichtingen van gas en stof. Als er op een plek voldoende materie bijeengebracht is, ontstaat een dichte, hete kern: de proto-ster.
De nu ontdekte ster bevindt zich nog vóór het proto-sterstadium. Hij zendt nog maar weinig licht uit en is alleen waarneembaar met submillimeter- en infraroodtelescopen. Hoe lang het nog duurt voordat hij een 'echte' ster wordt, is onzeker.
Astronomers Witness A Star Being Born", "slug": "geboorte-van-ster-waargenomen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:53", "url": "http://www.yale.edu/", "type": "source", "title": "Yale University"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 17, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-17 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboorte van ster waargenomen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/geboortestadium-van-planetenstelsels-waargenomen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterrenkundigen uit de VS en Duitsland hebben voor het eerst gedetailleerde waarnemingen kunnen doen van een aantal planetenstelsels-in-wording. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van een speciaal voor dit doel ontwikkeld instrument van de grote Keck-telescopen op Hawaï.
Met dat instrument, ASTRA geheten, is het kolkende gas en stof rond vijftien jonge sterren waargenomen. Dat gas en stof stroomt deels nog naar de ster, terwijl de rest een materieschijf rond de ster vormt waaruit later planeten kunnen ontstaan.
Bij het onderzoek met ASTRA is specifiek gekeken naar wat zich afspeelt bij de overgang tussen de ster en de omringende schijf. Daarbij zijn bij verschillende sterren aanwijzingen gevonden dat het toestromende gas via magnetische veldlijnen met hoge snelheid naar de polen van de ster wordt geleid en daardoor zeer hoge temperaturen bereikt.
De onderzochte sterren zijn naar astronomische begrippen heel jong: waarschijnlijk pas een paar miljoen jaar. In de hen omringende schijven zijn nog geen planeten ontstaan: dat gaat nog zeker enkele miljoenen jaren duren.
Zooming In on an Infant Solar System"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboortestadium van planetenstelsels waargenomen", "pk_id": 32720, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Sterrenkundigen uit de VS en Duitsland hebben voor het eerst gedetailleerde waarnemingen kunnen doen van een aantal planetenstelsels-in-wording. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van een speciaal voor dit doel ontwikkeld instrument van de grote Keck-telescopen op Hawaï.
Met dat instrument, ASTRA geheten, is het kolkende gas en stof rond vijftien jonge sterren waargenomen. Dat gas en stof stroomt deels nog naar de ster, terwijl de rest een materieschijf rond de ster vormt waaruit later planeten kunnen ontstaan.
Bij het onderzoek met ASTRA is specifiek gekeken naar wat zich afspeelt bij de overgang tussen de ster en de omringende schijf. Daarbij zijn bij verschillende sterren aanwijzingen gevonden dat het toestromende gas via magnetische veldlijnen met hoge snelheid naar de polen van de ster wordt geleid en daardoor zeer hoge temperaturen bereikt.
De onderzochte sterren zijn naar astronomische begrippen heel jong: waarschijnlijk pas een paar miljoen jaar. In de hen omringende schijven zijn nog geen planeten ontstaan: dat gaat nog zeker enkele miljoenen jaren duren.
Zooming In on an Infant Solar System", "slug": "geboortestadium-van-planetenstelsels-waargenomen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:57", "url": "http://www.arizona.edu/", "type": "source", "title": "University of Arizona"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboortestadium van planetenstelsels waargenomen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/verre-sterrenhoop-onderworpen-aan-trajectmeting/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt dat een jonge sterrenhoop in het stervormingsgebied NGC 3603 nog niet tot rust is gekomen. Dat blijkt uit een 'trajectmeting' met een tussenpoos van tien jaar met de Hubble-ruimtetelescoop.
In de gasnevel NGC 3603 bevindt zich een verzameling van tienduizend jonge sterren binnen een slechts drie lichtjaar groot gebied. Deze compacte sterrenhoop is zowel in 1997 als in 2007 met de ruimtetelescoop waargenomen. De analyse van de opnamen, die twee jaar in beslag nam, heeft de exacte snelheden van een paar honderd leden van de sterrenhoop opgeleverd.
Het resultaat is verrassend: zelfs nu, een miljoen jaar na hun ontstaan, bewegen de sterren die tweemaal zo zwaar zijn als onze zon gemiddeld nog even snel als de sterren van zeven zonsmassa's. Verwacht was dat inmiddels een evenwicht zou zijn bereikt, waarbij de zware sterren al aanzienlijk lagere snelheden zouden hebben dan de lichte sterren.
De ontdekking maakt het minder waarschijnlijk dat deze sterrenhoop zich uiteindelijk zal ontwikkelen tot een zogeheten bolvormige sterrenhoop - een stabiele, kogelronde verzameling sterren die miljarden jaren intact blijft.
Hubble catches stars on the move"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Verre sterrenhoop onderworpen aan trajectmeting", "pk_id": 32707, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Een internationaal team van sterrenkundigen heeft ontdekt dat een jonge sterrenhoop in het stervormingsgebied NGC 3603 nog niet tot rust is gekomen. Dat blijkt uit een 'trajectmeting' met een tussenpoos van tien jaar met de Hubble-ruimtetelescoop.
In de gasnevel NGC 3603 bevindt zich een verzameling van tienduizend jonge sterren binnen een slechts drie lichtjaar groot gebied. Deze compacte sterrenhoop is zowel in 1997 als in 2007 met de ruimtetelescoop waargenomen. De analyse van de opnamen, die twee jaar in beslag nam, heeft de exacte snelheden van een paar honderd leden van de sterrenhoop opgeleverd.
Het resultaat is verrassend: zelfs nu, een miljoen jaar na hun ontstaan, bewegen de sterren die tweemaal zo zwaar zijn als onze zon gemiddeld nog even snel als de sterren van zeven zonsmassa's. Verwacht was dat inmiddels een evenwicht zou zijn bereikt, waarbij de zware sterren al aanzienlijk lagere snelheden zouden hebben dan de lichte sterren.
De ontdekking maakt het minder waarschijnlijk dat deze sterrenhoop zich uiteindelijk zal ontwikkelen tot een zogeheten bolvormige sterrenhoop - een stabiele, kogelronde verzameling sterren die miljarden jaren intact blijft.
Hubble catches stars on the move", "slug": "verre-sterrenhoop-onderworpen-aan-trajectmeting", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Verre sterrenhoop onderworpen aan trajectmeting"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/groot-aantal-nieuwe-stervormingsgebieden-ontdekt/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben een groot aantal tot nog toe onbekende stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel opgespoord. De stellaire kraamkamers zijn aan het licht gekomen bij een gerichte selectie van gegevens, afkomstig van de infraroodsatelliet Spitzer en de grote VLA-radiotelescoop in New Mexico. Ze zijn vervolgens nader onderzocht met de Green Bank-radiotelescoop in Virginia.
De gevonden stervormingsgebieden zijn niet of nauwelijks waarneembaar met gewone telescopen: ze gaan schuil achter gas- en stofwolken in de melkweg. Om ze te kunnen vinden, moeten sterrenkundigen hun toevlucht nemen tot golflengten langer dan die van zichtbaar licht - radio- en infraroodstraling.
De aldus opgespoorde stervormingsgebieden liggen in het kerngebied en de spiraalarmen van ons Melkwegstelsel. Sommige bevinden zich op grotere afstand van het melkwegcentrum dan onze zon. Dat maakt hun ontdekking des te interessanter, omdat dit informatie kan opleveren over de chemische evolutie van het Melkwegstelsel. Er zijn aanwijzingen dat objecten meer elementen zwaarder dan waterstof bevatten, naarmate hun afstand tot het melkwegcentrum groter is. Onderzoek van de nu ontdekte stervormingsgebieden kan daar uitsluitsel over geven.
Astronomers discover new star-forming regions in Milky Way"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Groot aantal nieuwe stervormingsgebieden ontdekt", "pk_id": 32698, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben een groot aantal tot nog toe onbekende stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel opgespoord. De stellaire kraamkamers zijn aan het licht gekomen bij een gerichte selectie van gegevens, afkomstig van de infraroodsatelliet Spitzer en de grote VLA-radiotelescoop in New Mexico. Ze zijn vervolgens nader onderzocht met de Green Bank-radiotelescoop in Virginia.
De gevonden stervormingsgebieden zijn niet of nauwelijks waarneembaar met gewone telescopen: ze gaan schuil achter gas- en stofwolken in de melkweg. Om ze te kunnen vinden, moeten sterrenkundigen hun toevlucht nemen tot golflengten langer dan die van zichtbaar licht - radio- en infraroodstraling.
De aldus opgespoorde stervormingsgebieden liggen in het kerngebied en de spiraalarmen van ons Melkwegstelsel. Sommige bevinden zich op grotere afstand van het melkwegcentrum dan onze zon. Dat maakt hun ontdekking des te interessanter, omdat dit informatie kan opleveren over de chemische evolutie van het Melkwegstelsel. Er zijn aanwijzingen dat objecten meer elementen zwaarder dan waterstof bevatten, naarmate hun afstand tot het melkwegcentrum groter is. Onderzoek van de nu ontdekte stervormingsgebieden kan daar uitsluitsel over geven.
Astronomers discover new star-forming regions in Milky Way", "slug": "groot-aantal-nieuwe-stervormingsgebieden-ontdekt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.nrao.edu/", "type": "source", "title": "National Radio Astronomy Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 26, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-26 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Groot aantal nieuwe stervormingsgebieden ontdekt"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/compacte-dubbelsterren-ontstaan-uit-n-gaswolk/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Nieuwe waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer laten zien dat compacte dubbelsterren uit één en dezelfde gaswolk ontstaan. Dat werd op theoretische gronden al vermoed, maar doorslaggevend bewijsmateriaal ontbrak nog.
De meeste sterren in ons Melkwegstelsel vormen tweetallen. De afstanden tussen de beide componenten van zo'n dubbelster lopen enorm uiteen. Aangenomen werd dat sterren die een wijde dubbelster vormen uit afzonderlijke gaswolken zijn ontstaan. Compacte dubbelsterren zouden ontstaan als een gaswolk tijdens de samentrekking die tot stervorming leidt in stukken uiteenvalt.
De Spizer-waarnemingen lijken dat te bevestigen. Op infraroodopnamen van een twintigtal sterren-in-wording is te zien dat het gasomhulsel waarin de jonge sterren nog gehuld zijn in de meeste gevallen een uitgerekte vorm heeft. Dat beeld komt overeen met de resultaten van computersimulaties van de vorming van compacte dubbelsterren.
Two Peas in an Irregular Pod"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Compacte dubbelsterren ontstaan uit één gaswolk", "pk_id": 32686, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Nieuwe waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer laten zien dat compacte dubbelsterren uit één en dezelfde gaswolk ontstaan. Dat werd op theoretische gronden al vermoed, maar doorslaggevend bewijsmateriaal ontbrak nog.
De meeste sterren in ons Melkwegstelsel vormen tweetallen. De afstanden tussen de beide componenten van zo'n dubbelster lopen enorm uiteen. Aangenomen werd dat sterren die een wijde dubbelster vormen uit afzonderlijke gaswolken zijn ontstaan. Compacte dubbelsterren zouden ontstaan als een gaswolk tijdens de samentrekking die tot stervorming leidt in stukken uiteenvalt.
De Spizer-waarnemingen lijken dat te bevestigen. Op infraroodopnamen van een twintigtal sterren-in-wording is te zien dat het gasomhulsel waarin de jonge sterren nog gehuld zijn in de meeste gevallen een uitgerekte vorm heeft. Dat beeld komt overeen met de resultaten van computersimulaties van de vorming van compacte dubbelsterren.
Two Peas in an Irregular Pod", "slug": "compacte-dubbelsterren-ontstaan-uit-n-gaswolk", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Compacte dubbelsterren ontstaan uit één gaswolk"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/wegloopster/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\r\n
Met een snelheid van vierhonderdduizend kilometer per uur sjeest hij door de ruimte. Driehonderdvijfenzeventig lichtjaar heeft hij er al op zitten. De wegloopster (pijl) is zo goed als zeker afkomstig uit de sterrenhoop R136, links op deze foto. Daar worden aan de lopende band nieuwe, zware sterren geboren. Als die per ongeluk dicht bij elkaar in de buurt komen, kunnen ze met hoge snelheid de ruimte in geknikkerd worden. Wegloopsterren werden midden vorige eeuw al ontdekt door de Nederlandse astronoom Adriaan Blaauw. De nieuwe ster is echter veel zwaarder – bijna honderd keer zo zwaar als de zon – en hooguit twee miljoen jaar oud. Over nog een paar miljoen jaar zal hij exploderen als supernova, en verder als zwart gat door de kosmos racen. De zware wegloopster werd gevonden door een team astronomen waaronder de Nederlander Jacco van Loon."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Wegloopster", "pk_id": 31449, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "\r\n
Met een snelheid van vierhonderdduizend kilometer per uur sjeest hij door de ruimte. Driehonderdvijfenzeventig lichtjaar heeft hij er al op zitten. De wegloopster (pijl) is zo goed als zeker afkomstig uit de sterrenhoop R136, links op deze foto. Daar worden aan de lopende band nieuwe, zware sterren geboren. Als die per ongeluk dicht bij elkaar in de buurt komen, kunnen ze met hoge snelheid de ruimte in geknikkerd worden. Wegloopsterren werden midden vorige eeuw al ontdekt door de Nederlandse astronoom Adriaan Blaauw. De nieuwe ster is echter veel zwaarder – bijna honderd keer zo zwaar als de zon – en hooguit twee miljoen jaar oud. Over nog een paar miljoen jaar zal hij exploderen als supernova, en verder als zwart gat door de kosmos racen. De zware wegloopster werd gevonden door een team astronomen waaronder de Nederlander Jacco van Loon.", "slug": "wegloopster", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Wegloopster"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/infraroodsatelliet-ontdekt-een-gat-in-de-ruimte/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een opmerkelijke ontdekking gedaan: een gat in de ruimte. Het gat biedt sterrenkundigen een verrassend kijkje in de eindfase van het stervormingsproces.
Sterren ontstaan in dichte wolken van gas en stof. Hoewel sterren-in-wording aanvankelijk steeds meer gas naar zich toe trekken, ontwikkelen ze op een gegeven moment twee jets die als reusachtige 'bladblazers' hun omgeving schoonblazen. Herschel lijkt nu het resultaat van zo'n schoonmaakactie te hebben waargenomen.
Anders dan gedacht blijkt de zwarte plek naast het stervormingsgebied NGC 1999 namelijk geen dichte wolk van gas en stof te zijn, waar geen licht doorheen komt. Nader onderzoek met Herschel en telescopen op aarde heeft aangetoond dat zich hier juist weinig gas en stof bevinden. Sterrenkundigen vermoeden nu dat de jets van jonge sterren in NGC 1999 het gas en stof ter plaatse helemaal hebben weggeblazen. De vermeende donkere gaswolk is dus juist een opening in het lichtgevende gas van NGC 1999 zelf.
Herschel finds a hole in space"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Infraroodsatelliet ontdekt een gat in de ruimte", "pk_id": 32665, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een opmerkelijke ontdekking gedaan: een gat in de ruimte. Het gat biedt sterrenkundigen een verrassend kijkje in de eindfase van het stervormingsproces.
Sterren ontstaan in dichte wolken van gas en stof. Hoewel sterren-in-wording aanvankelijk steeds meer gas naar zich toe trekken, ontwikkelen ze op een gegeven moment twee jets die als reusachtige 'bladblazers' hun omgeving schoonblazen. Herschel lijkt nu het resultaat van zo'n schoonmaakactie te hebben waargenomen.
Anders dan gedacht blijkt de zwarte plek naast het stervormingsgebied NGC 1999 namelijk geen dichte wolk van gas en stof te zijn, waar geen licht doorheen komt. Nader onderzoek met Herschel en telescopen op aarde heeft aangetoond dat zich hier juist weinig gas en stof bevinden. Sterrenkundigen vermoeden nu dat de jets van jonge sterren in NGC 1999 het gas en stof ter plaatse helemaal hebben weggeblazen. De vermeende donkere gaswolk is dus juist een opening in het lichtgevende gas van NGC 1999 zelf.
Herschel finds a hole in space", "slug": "infraroodsatelliet-ontdekt-een-gat-in-de-ruimte", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 11, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-11 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Infraroodsatelliet ontdekt een gat in de ruimte"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/sterrenkundigen-gaan-geboorte-zware-sterren-volgen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "In augustus van dit jaar zal een internationaal team van sterrenkundigen een bijzonder stervormingsgebied aan de zuidelijke hemel nader onderzoeken. In deze stellaire kraamkamer, die de aanduiding BY72 draagt, ontstaan momenteel sterren die tot wel vijftig keer zo zwaar kunnen worden als onze zon. De manier waarop zulke zware sterren geboren worden, is tot nog toe niet helemaal duidelijk.
BY72 is een wolk van gas en stof op een afstand van 8000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Kiel. Het bijzondere aan deze gaswolk is dat de samentrekking die uiteindelijk tot de geboorte van nieuwe sterren leidt nog niet zo lang bezig is. Er zijn nog niet veel sterren uit het gas ontstaan.
Andere opmerkelijke eigenschappen van BY72 zijn de snelheid waarmee hij samentrekt en de grote hoeveelheid materie die hij heeft verzameld. Hoewel de gaswolk slechts enkele lichtjaren groot is, bevat hij mogelijk 20.000 zonsmassa's aan gas en stof.
Astronomers plan second look at mega star birthing grounds"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Sterrenkundigen gaan geboorte zware sterren volgen", "pk_id": 32663, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "In augustus van dit jaar zal een internationaal team van sterrenkundigen een bijzonder stervormingsgebied aan de zuidelijke hemel nader onderzoeken. In deze stellaire kraamkamer, die de aanduiding BY72 draagt, ontstaan momenteel sterren die tot wel vijftig keer zo zwaar kunnen worden als onze zon. De manier waarop zulke zware sterren geboren worden, is tot nog toe niet helemaal duidelijk.
BY72 is een wolk van gas en stof op een afstand van 8000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Kiel. Het bijzondere aan deze gaswolk is dat de samentrekking die uiteindelijk tot de geboorte van nieuwe sterren leidt nog niet zo lang bezig is. Er zijn nog niet veel sterren uit het gas ontstaan.
Andere opmerkelijke eigenschappen van BY72 zijn de snelheid waarmee hij samentrekt en de grote hoeveelheid materie die hij heeft verzameld. Hoewel de gaswolk slechts enkele lichtjaren groot is, bevat hij mogelijk 20.000 zonsmassa's aan gas en stof.
Astronomers plan second look at mega star birthing grounds", "slug": "sterrenkundigen-gaan-geboorte-zware-sterren-volgen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.ufl.edu", "type": "source", "title": "University of Florida"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Sterrenkundigen gaan geboorte zware sterren volgen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hifi-op-het-spoor-van-nieuw-water-in-de-kosmos/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "HIFI's speurtocht naar water werpt een nieuw licht op de geboorte van sterren in verschillende regio's van de kosmos. Dat is deze week gebleken op het wetenschappelijk symposium over de eerste resultaten van de ruimtetelescoop Herschel, waarvan HIFI het Nederlandse 'zenuwcentrum' vormt. Met HIFI is ook voor het eerst geïoniseerd water in de ruimte ontdekt. Deze elektrisch geladen watermoleculen komen niet in natuurlijke vorm op aarde voor.
Water speelt een cruciale rol bij de geboorte van sterren, omdat het molecuul bijdraagt aan het koelen van het mengsel van gas en stof waaruit sterren worden geboren. De eerste resultaten die deze week op het Herschel First Results Symposium werden gepresenteerd, laten zien dat water is gevonden in diverse actieve stervormingsgebieden, ook buiten ons Melkwegstelsel. Deze nieuwe gegevens helpen sterrenkundigen om tot in detail te begrijpen welke processen een rol spelen bij de geboorte van een nieuwe ster.
'De ontdekking van geïoniseerde waterdamp kwam als een totale verrassing', zegt Ewine van Dishoeck van de Universiteit Leiden. 'Het vertelt ons dat dat de vroegste geboortestadia van sterren behoorlijk gewelddadig zijn en dat dit door de hele gaswolk heen leidt tot veel energetische straling.' Sporen van water zijn aangetroffen in zowel enorme stervormende gas- en stofwolken als op een veel kleinere schaal, dat wil zeggen bij sterren en planeten. In de protoplanetaire schijven die sterren tijdens het geboorteproces omringen kan waterdamp zelfs vastvriezen aan stofkorrels. Deze korrels condenseren dan tot ijzige planetesimalen, de bouwstenen waaruit planeten ontstaan.
http://www.sron.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=2706&Itemid=2121"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "HIFI op het spoor van nieuw water in de kosmos", "pk_id": 32658, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}], "excerpt": "HIFI's speurtocht naar water werpt een nieuw licht op de geboorte van sterren in verschillende regio's van de kosmos. Dat is deze week gebleken op het wetenschappelijk symposium over de eerste resultaten van de ruimtetelescoop Herschel, waarvan HIFI het Nederlandse 'zenuwcentrum' vormt. Met HIFI is ook voor het eerst geïoniseerd water in de ruimte ontdekt. Deze elektrisch geladen watermoleculen komen niet in natuurlijke vorm op aarde voor.
Water speelt een cruciale rol bij de geboorte van sterren, omdat het molecuul bijdraagt aan het koelen van het mengsel van gas en stof waaruit sterren worden geboren. De eerste resultaten die deze week op het Herschel First Results Symposium werden gepresenteerd, laten zien dat water is gevonden in diverse actieve stervormingsgebieden, ook buiten ons Melkwegstelsel. Deze nieuwe gegevens helpen sterrenkundigen om tot in detail te begrijpen welke processen een rol spelen bij de geboorte van een nieuwe ster.
'De ontdekking van geïoniseerde waterdamp kwam als een totale verrassing', zegt Ewine van Dishoeck van de Universiteit Leiden. 'Het vertelt ons dat dat de vroegste geboortestadia van sterren behoorlijk gewelddadig zijn en dat dit door de hele gaswolk heen leidt tot veel energetische straling.' Sporen van water zijn aangetroffen in zowel enorme stervormende gas- en stofwolken als op een veel kleinere schaal, dat wil zeggen bij sterren en planeten. In de protoplanetaire schijven die sterren tijdens het geboorteproces omringen kan waterdamp zelfs vastvriezen aan stofkorrels. Deze korrels condenseren dan tot ijzige planetesimalen, de bouwstenen waaruit planeten ontstaan.
http://www.sron.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=2706&Itemid=2121", "slug": "hifi-op-het-spoor-van-nieuw-water-in-de-kosmos", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.sron.nl/", "type": "source", "title": "SRON Netherlands Institute for Space Research (SRON)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "HIFI op het spoor van nieuw water in de kosmos"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/europese-ruimtetelescoop-helpt-stervorming-ontrafe/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Tijdens een persconferentie in het Space Expo in Noordwijk zijn donderdag de eerste wetenschappelijke resultaten gepresenteerd van de Europese ruimtetelescoop Herschel. De getoonde infraroodopnamen tonen nooit eerder waargenomen details van het ontstaansproces van nieuwe sterren.
In het stervormingsgebied RCW 120 is een ster-in-wording ontdekt die binnen enkele honderdduizenden jaren waarschijnlijk tot de grootste en helderste sterren in ons Melkwegstelsel gaat behoren. De ster is nu al acht tot tien keer zo zwaar als onze zon, en trekt nog steeds materie aan uit de hem omringende gaswolk, die nog 2000 zonsmassa's aan gas en stof bevat. Zulke zware sterren zijn schaars en hun ontstaansproces wordt nog niet goed begrepen. De Herschel-waarnemingen zullen daar mogelijk verandering in brengen.
Een andere ontdekking die met Herschel is gedaan, is dat sterrenstelsels in de loop van de recente kosmische geschiedenis veel sneller zijn geëvolueerd dan tot nog toe werd aangenomen. Sterrenkundigen dachten dat sterrenstelsels de afgelopen drie miljard jaar in een gelijkmatig tempo nieuwe sterren produceren. Maar dat blijkt niet zo te zijn: vroeger verliep de stervorming in veel sterrenstelsels tien tot vijftien keer zo snel als nu. Onduidelijk is nog waarom dat zo is.
Herschel reveals the hidden side of star birth"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Europese ruimtetelescoop helpt stervorming ontrafelen", "pk_id": 32657, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Tijdens een persconferentie in het Space Expo in Noordwijk zijn donderdag de eerste wetenschappelijke resultaten gepresenteerd van de Europese ruimtetelescoop Herschel. De getoonde infraroodopnamen tonen nooit eerder waargenomen details van het ontstaansproces van nieuwe sterren.
In het stervormingsgebied RCW 120 is een ster-in-wording ontdekt die binnen enkele honderdduizenden jaren waarschijnlijk tot de grootste en helderste sterren in ons Melkwegstelsel gaat behoren. De ster is nu al acht tot tien keer zo zwaar als onze zon, en trekt nog steeds materie aan uit de hem omringende gaswolk, die nog 2000 zonsmassa's aan gas en stof bevat. Zulke zware sterren zijn schaars en hun ontstaansproces wordt nog niet goed begrepen. De Herschel-waarnemingen zullen daar mogelijk verandering in brengen.
Een andere ontdekking die met Herschel is gedaan, is dat sterrenstelsels in de loop van de recente kosmische geschiedenis veel sneller zijn geëvolueerd dan tot nog toe werd aangenomen. Sterrenkundigen dachten dat sterrenstelsels de afgelopen drie miljard jaar in een gelijkmatig tempo nieuwe sterren produceren. Maar dat blijkt niet zo te zijn: vroeger verliep de stervorming in veel sterrenstelsels tien tot vijftien keer zo snel als nu. Onduidelijk is nog waarom dat zo is.
Herschel reveals the hidden side of star birth", "slug": "europese-ruimtetelescoop-helpt-stervorming-ontrafe", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 5, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-05-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Europese ruimtetelescoop helpt stervorming ontrafelen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hubble-telescoop-viert-twintigste-verjaardag/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Op zaterdag 24 april 2010 is het precies twintig jaar geleden dat de Hubble Space Telescope gelanceerd werd. Ter gelegenheid van die verjaardag heeft het Space Telescope Science Institute in Baltirmore een spectaculaire foto vrijgegeven van een deel van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op 7500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Carina (Kiel). Nevelflarden en stofkolommen worden beschenen door jonge, pasgeboren sterren in de omgeving, waardoor ze langzaam 'verdampen'. Binnenin de dichtste stofwolken ontstaan nieuwe sterren. \r\n
De Amerikaans-Europese Hubble-telescoop heeft de afgelopen twintig jaar op elk deelgebied van de astronomie voor revolutionaire ontwikkelingen gezorgd. In mei 2009 werd de vijfde en laatste onderhoudsvlucht uitgevoerd, waarbij onder andere een nieuwe camera werd geplaatst. De foto van de Carina-nevel is met deze Wide Field Camera 3 gemaakt. Naar verwachting zal de ruimtetelescoop nog vijf à tien jaar in bedrijf zijn.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2010/13/text/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble-telescoop viert twintigste verjaardag", "pk_id": 32638, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Telescopen"}], "excerpt": "
Op zaterdag 24 april 2010 is het precies twintig jaar geleden dat de Hubble Space Telescope gelanceerd werd. Ter gelegenheid van die verjaardag heeft het Space Telescope Science Institute in Baltirmore een spectaculaire foto vrijgegeven van een deel van de Carina-nevel, een groot stervormingsgebied op 7500 lichtjaar afstand in het zuidelijke sterrenbeeld Carina (Kiel). Nevelflarden en stofkolommen worden beschenen door jonge, pasgeboren sterren in de omgeving, waardoor ze langzaam 'verdampen'. Binnenin de dichtste stofwolken ontstaan nieuwe sterren. \r\n
De Amerikaans-Europese Hubble-telescoop heeft de afgelopen twintig jaar op elk deelgebied van de astronomie voor revolutionaire ontwikkelingen gezorgd. In mei 2009 werd de vijfde en laatste onderhoudsvlucht uitgevoerd, waarbij onder andere een nieuwe camera werd geplaatst. De foto van de Carina-nevel is met deze Wide Field Camera 3 gemaakt. Naar verwachting zal de ruimtetelescoop nog vijf à tien jaar in bedrijf zijn.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2010/13/text/", "slug": "hubble-telescoop-viert-twintigste-verjaardag", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 4, 23, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-04-23 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble-telescoop viert twintigste verjaardag"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-ziet-geboorte-van-kosmische-zwaargewichte/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Met de Europese Herschel Space Telescope is een indrukwekkende infraroodfoto gemaakt van de Rozetnevel, waar momenteel zware sterren worden geboren. Sterren ontstaan in kosmsiche stofwolken. Door de absorberende werking van het stof is het geboorteproces niet te zien met een gewone telescoop. Een infraroodkunstmaan zoals Herschel kijkt echter door het stof heen. Eerder zijn al stervormingsgebieden in beeld gebracht waar relatief lichte sterren ontstaan, zoals onze eigen zon. Zware sterren zijn zeldzamer, en de dichtstbijzijnde zware protosterren bevinden zich op veel grotere afstanden. Met de gevoelige Herschel-satelliet kunnen die nu echter ook berstudeerd worden.\r\n
De Rozetnevel bevindt zich op ongeveer vijfduizend lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eenhoorn. De bijbehorende moleculaire stofwolk bevat genoeg materiaal voor de vorming van tienduizend sterren zoals de zon. De heldere gebiedjes op de infraroodfoto van Herschel (die samengesteld is uit metingen op verschillende infraroodgolflengten) markeren de geboorteplaatsen van kosmische zwaargewichten: sterren die ongeveer tien keer zo zwaar zijn als de zon.
http://www.esa.int/esaCP/SEMWQ59MT7G_index_0.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel ziet geboorte van kosmische zwaargewichten", "pk_id": 32617, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Met de Europese Herschel Space Telescope is een indrukwekkende infraroodfoto gemaakt van de Rozetnevel, waar momenteel zware sterren worden geboren. Sterren ontstaan in kosmsiche stofwolken. Door de absorberende werking van het stof is het geboorteproces niet te zien met een gewone telescoop. Een infraroodkunstmaan zoals Herschel kijkt echter door het stof heen. Eerder zijn al stervormingsgebieden in beeld gebracht waar relatief lichte sterren ontstaan, zoals onze eigen zon. Zware sterren zijn zeldzamer, en de dichtstbijzijnde zware protosterren bevinden zich op veel grotere afstanden. Met de gevoelige Herschel-satelliet kunnen die nu echter ook berstudeerd worden.\r\n
De Rozetnevel bevindt zich op ongeveer vijfduizend lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Eenhoorn. De bijbehorende moleculaire stofwolk bevat genoeg materiaal voor de vorming van tienduizend sterren zoals de zon. De heldere gebiedjes op de infraroodfoto van Herschel (die samengesteld is uit metingen op verschillende infraroodgolflengten) markeren de geboorteplaatsen van kosmische zwaargewichten: sterren die ongeveer tien keer zo zwaar zijn als de zon.
http://www.esa.int/esaCP/SEMWQ59MT7G_index_0.html", "slug": "herschel-ziet-geboorte-van-kosmische-zwaargewichte", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 4, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-04-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel ziet geboorte van kosmische zwaargewichten"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/extreem-jonge-planeet-ontdekt/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterrenkundigen hebben een planeet ontdekt die binnen een miljoen jaar is ontstaan - veel sneller dan de gebruikelijke theorieën over planeetvorming voorspellen. De planeet, die vijf à tien keer zo zwaar is als de planeet Jupiter, draait om een bruine dwerg. Deze 'mislukte ster' (2M044144) weegt zelf maar ongeveer 20 Jupitermassa's.
De bruine dwerg is ontdekt met de Hubble-ruimtetelescoop en verder onderzocht met de Gemini-telescoop op Hawaï. Hij maakt deel uit van een verzameling van 32 bruine dwergen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier. De afstand tussen de dwergster en zijn planeet bedraagt 3,6 miljard kilometer - ongeveer anderhalf maal de afstand tussen onze zon en de planeet Saturnus.
Alles wijst erop dat het bijzondere duo is ontstaan zoals een dubbelster dat normaal doet. De beide hemellichamen lijken elk afzonderlijk te zijn ontstaan door het samentrekken van een grote wolk gas en stof. Dat verklaart ook de snelle vorming van de jonge planeet. Doorgaans gaan sterrenkundigen ervan uit dat planeten ontstaan door de samenklontering van gas en stof in de schijf restmaterie rond een jonge ster. Dat proces verloopt echter heel traag.
In de onmiddellijke nabijheid van 2M044144 zijn nog twee objecten ontdekt: nog een bruine dwerg en een rode dwergster. Tezamen lijken zij een bijzonder viervoudig stelsel te vormen, dat vermoedelijk uit één en dezelfde samentrekkende en fragmenterende gaswolk is ontstaan.
A Planet-like Companion Growing up in the Fast Lane"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Extreem jonge planeet ontdekt", "pk_id": 32601, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Sterrenkundigen hebben een planeet ontdekt die binnen een miljoen jaar is ontstaan - veel sneller dan de gebruikelijke theorieën over planeetvorming voorspellen. De planeet, die vijf à tien keer zo zwaar is als de planeet Jupiter, draait om een bruine dwerg. Deze 'mislukte ster' (2M044144) weegt zelf maar ongeveer 20 Jupitermassa's.
De bruine dwerg is ontdekt met de Hubble-ruimtetelescoop en verder onderzocht met de Gemini-telescoop op Hawaï. Hij maakt deel uit van een verzameling van 32 bruine dwergen in een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Stier. De afstand tussen de dwergster en zijn planeet bedraagt 3,6 miljard kilometer - ongeveer anderhalf maal de afstand tussen onze zon en de planeet Saturnus.
Alles wijst erop dat het bijzondere duo is ontstaan zoals een dubbelster dat normaal doet. De beide hemellichamen lijken elk afzonderlijk te zijn ontstaan door het samentrekken van een grote wolk gas en stof. Dat verklaart ook de snelle vorming van de jonge planeet. Doorgaans gaan sterrenkundigen ervan uit dat planeten ontstaan door de samenklontering van gas en stof in de schijf restmaterie rond een jonge ster. Dat proces verloopt echter heel traag.
In de onmiddellijke nabijheid van 2M044144 zijn nog twee objecten ontdekt: nog een bruine dwerg en een rode dwergster. Tezamen lijken zij een bijzonder viervoudig stelsel te vormen, dat vermoedelijk uit één en dezelfde samentrekkende en fragmenterende gaswolk is ontstaan.
A Planet-like Companion Growing up in the Fast Lane", "slug": "extreem-jonge-planeet-ontdekt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.gemini.edu/", "type": "source", "title": "Gemini Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 4, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-04-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Extreem jonge planeet ontdekt"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/geboorte-van-zware-ster-verloopt-minder-moeizaam-d/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De geboorte van de allerzwaarste sterren - sterren die tien tot honderd keer zo zwaar zijn als onze zon - stelt sterrenkundigen al decennialang voor een raadsel. Sterren ontstaan als een grote gaswolk in de ruimte onder zijn eigen gewicht samentrekt. Zodra de dichtheid en temperatuur in het centrum van de gaswolk hoog genoeg zijn, begint waterstof tot helium te fuseren, en gaat de ster stralen.
De zwaarste sterren ontbranden echter al terwijl de gaswolk nog aan het samentrekken is. De intense ultraviolette straling die daarbij vrijkomt zou het omringende gas moeten wegblazen, waardoor de verdere aangroei van de ster wordt voorkomen. Maar dat laatste gebeurt klaarblijkelijk niet.
Computersimulaties door Duitse, Amerikaanse en Mexicaanse wetenschappers geven daar een verklaring voor. In de gaswolk waarin een zware ster geboren wordt, ontstaan onder invloed van de zwaartekracht draderige structuren waar de gasdichtheid hoger is dan elders. Steeds als de ster door zo'n filament heen trekt, schermt deze het gas in de omgeving af tegen de intense straling van de ster-in-wording. En daardoor kan de groei van de ster nog doorgaan terwijl hij al ontvlamd is.
Simulations solve a 20-year-old riddle about why nebulae around masssive stars don't disappear"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboorte van zware ster verloopt minder moeizaam dan gedacht", "pk_id": 32569, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De geboorte van de allerzwaarste sterren - sterren die tien tot honderd keer zo zwaar zijn als onze zon - stelt sterrenkundigen al decennialang voor een raadsel. Sterren ontstaan als een grote gaswolk in de ruimte onder zijn eigen gewicht samentrekt. Zodra de dichtheid en temperatuur in het centrum van de gaswolk hoog genoeg zijn, begint waterstof tot helium te fuseren, en gaat de ster stralen.
De zwaarste sterren ontbranden echter al terwijl de gaswolk nog aan het samentrekken is. De intense ultraviolette straling die daarbij vrijkomt zou het omringende gas moeten wegblazen, waardoor de verdere aangroei van de ster wordt voorkomen. Maar dat laatste gebeurt klaarblijkelijk niet.
Computersimulaties door Duitse, Amerikaanse en Mexicaanse wetenschappers geven daar een verklaring voor. In de gaswolk waarin een zware ster geboren wordt, ontstaan onder invloed van de zwaartekracht draderige structuren waar de gasdichtheid hoger is dan elders. Steeds als de ster door zo'n filament heen trekt, schermt deze het gas in de omgeving af tegen de intense straling van de ster-in-wording. En daardoor kan de groei van de ster nog doorgaan terwijl hij al ontvlamd is.
Simulations solve a 20-year-old riddle about why nebulae around masssive stars don't disappear", "slug": "geboorte-van-zware-ster-verloopt-minder-moeizaam-d", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 3, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-03-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboorte van zware ster verloopt minder moeizaam dan gedacht"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-vindt-vingerafdrukken-van-bouwstenen-van-/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese ruimtetelescoop Herschel heeft in de Orionnevel de chemische vingerafdrukken gevonden van vele organische en anorganische moleculen. HIFI, het Nederlandse meetinstrument van Herschel, onthulde deze vingerafdrukken in de vorm van een zeer gedetailleerd spectrum van de Orionnevel, een van de dichtstbijzijnde kraamkamers van sterren en planeten in ons Melkwegstelsel. Het spectrum geeft een goede indruk van de schat aan nieuwe informatie die Herschel-HIFI gaat opleveren over hoe organische moleculen zich vormen in de ruimte.
Het Orion-spectrum - een grafiek die weergeeft hoeveel licht er van iedere kleur is gemeten - maakt duidelijk dat HIFI uitstekend werkt sinds het ruimte-instrument weer operationeel is (vanaf januari 2010). Een opvallend kenmerk van het HIFI-spectrum van Orion is het rijke, dichte patroon van 'pieken'. Elke piek in het spectrum vertegenwoordigt licht met een hele specifieke kleur. Doordat ieder molecuul zijn eigen serie kleuren heeft, vertegenwoordigt iedere piek dan ook een specifiek molecuul. De Orionnevel staat bekend als een van de meest veelzijdige chemische fabrieken in de ruimte, en omdat we de chemische processen en de vorming van moleculen nog niet volledig begrijpen is de nevel een ideaal studieobject. Na eerste bestudering van het patroon van pieken hebben sterrenkundigen een aantal 'gewone' moleculen geïdentificeerd zoals water, koolmonoxide, formaldehyde, methanol, dimethylether, waterstofcyanide, zwaveldioxide, zwavelmonoxide en hun bijbehorende isotopen. Naar verwachting zullen ook nieuwe organische moleculen opduiken.
http://www.sron.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=2655&Itemid=579"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel vindt vingerafdrukken van bouwstenen van leven", "pk_id": 32548, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}], "excerpt": "De Europese ruimtetelescoop Herschel heeft in de Orionnevel de chemische vingerafdrukken gevonden van vele organische en anorganische moleculen. HIFI, het Nederlandse meetinstrument van Herschel, onthulde deze vingerafdrukken in de vorm van een zeer gedetailleerd spectrum van de Orionnevel, een van de dichtstbijzijnde kraamkamers van sterren en planeten in ons Melkwegstelsel. Het spectrum geeft een goede indruk van de schat aan nieuwe informatie die Herschel-HIFI gaat opleveren over hoe organische moleculen zich vormen in de ruimte.
Het Orion-spectrum - een grafiek die weergeeft hoeveel licht er van iedere kleur is gemeten - maakt duidelijk dat HIFI uitstekend werkt sinds het ruimte-instrument weer operationeel is (vanaf januari 2010). Een opvallend kenmerk van het HIFI-spectrum van Orion is het rijke, dichte patroon van 'pieken'. Elke piek in het spectrum vertegenwoordigt licht met een hele specifieke kleur. Doordat ieder molecuul zijn eigen serie kleuren heeft, vertegenwoordigt iedere piek dan ook een specifiek molecuul. De Orionnevel staat bekend als een van de meest veelzijdige chemische fabrieken in de ruimte, en omdat we de chemische processen en de vorming van moleculen nog niet volledig begrijpen is de nevel een ideaal studieobject. Na eerste bestudering van het patroon van pieken hebben sterrenkundigen een aantal 'gewone' moleculen geïdentificeerd zoals water, koolmonoxide, formaldehyde, methanol, dimethylether, waterstofcyanide, zwaveldioxide, zwavelmonoxide en hun bijbehorende isotopen. Naar verwachting zullen ook nieuwe organische moleculen opduiken.
http://www.sron.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=2655&Itemid=579", "slug": "herschel-vindt-vingerafdrukken-van-bouwstenen-van-", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.sron.nl/", "type": "source", "title": "SRON Netherlands Institute for Space Research (SRON)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 3, 4, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-03-04 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel vindt vingerafdrukken van bouwstenen van leven"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eso-fotografeert-kosmisch-kunstwerk/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft een opname vrijgegeven van NGC 346, het helderste stervormingsgebied in de Kleine Magelhaense Wolk, een begeleider van het Melkwegstelsel op 210.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Tucana (Toekan). Het licht en de wind en hitte die de zware sterren uitstralen hebben het gloeiende gas verspreid, zodat er een nevelachtige structuur is ontstaan die eruitziet als een spinnenweb. NGC 346 is, net zoals andere mooie hemelgebieden, een werk in uitvoering dat in de loop der miljoenen jaren steeds verandert. Ook nieuwe sterren die zich hier vormen zullen ontvlammen, gas en stof verlichten en de aanblik van dit schitterende gebied veranderen.
Schitterende opname van een kosmisch kunstwerk"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "ESO fotografeert 'kosmisch kunstwerk'", "pk_id": 32532, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft een opname vrijgegeven van NGC 346, het helderste stervormingsgebied in de Kleine Magelhaense Wolk, een begeleider van het Melkwegstelsel op 210.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Tucana (Toekan). Het licht en de wind en hitte die de zware sterren uitstralen hebben het gloeiende gas verspreid, zodat er een nevelachtige structuur is ontstaan die eruitziet als een spinnenweb. NGC 346 is, net zoals andere mooie hemelgebieden, een werk in uitvoering dat in de loop der miljoenen jaren steeds verandert. Ook nieuwe sterren die zich hier vormen zullen ontvlammen, gas en stof verlichten en de aanblik van dit schitterende gebied veranderen.
Schitterende opname van een kosmisch kunstwerk", "slug": "eso-fotografeert-kosmisch-kunstwerk", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 24, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-24 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "ESO fotografeert 'kosmisch kunstwerk'"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/geboorte-van-zware-sterren-wordt-beheerst-door-mag/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen, onder wie de Nederlanders Wouter Vlemmings en Huib Jan van Langevelde, hebben met behulp van de MERLIN-radiotelescoop laten zien dat magneetvelden ook een belangrijke rol spelen bij de geboorte van zware sterren. Dat magneetvelden erg belangrijk zijn bij de vorming van lichtere sterren zoals onze zon, was al bekend. De nieuwe studie laat zien dat de manieren waarop zware en lichte sterren worden gevormd, veel meer op elkaar lijken dan eerder werd gedacht.
Zware sterren met een massa van meer dan acht keer die van de zon, zijn van cruciaal belang voor de vorming van andere sterren, planeten en het leven in het heelal. Hoewel ze zeldzaam zijn, bestieren ze de samenstelling en de evolutie van de interstellaire materie in de Melkweg en zijn ze verantwoordelijk voor de productie van zware elementen zoals ijzer. Astronomen dachten altijd dat straling en turbulentie de dominante factoren zijn bij de vorming van zware sterren, en dat hun vormingsproces daardoor heel anders verloopt dan dat van lichtere sterren. Maar uit onderzoek van een zware proto-ster in het sterrenbeeld Cepheus blijkt wat anders.
De ster, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde, bevindt zich in een van de dichtstbijzijnde moleculaire wolken waar zware sterren worden gevormd. Bij eerdere waarnemingen van dit object werd de stofschijf ontdekt vanwaaruit gas op de proto-ster valt. In het nieuwe onderzoek hebben de astronomen ontdekt dat het magneetveld van de proto-ster verrassend regelmatig en sterk is. Dat impliceert dat het magneetveld bepaalt hoe materie wordt overgebracht van de schijf naar de groeiende protoster.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1610/ook_de_geboorte_van_zware_sterren_wordt_door_magneetvelden_gecontroleerd.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboorte van zware sterren wordt beheerst door magneetvelden", "pk_id": 32521, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Astronomen, onder wie de Nederlanders Wouter Vlemmings en Huib Jan van Langevelde, hebben met behulp van de MERLIN-radiotelescoop laten zien dat magneetvelden ook een belangrijke rol spelen bij de geboorte van zware sterren. Dat magneetvelden erg belangrijk zijn bij de vorming van lichtere sterren zoals onze zon, was al bekend. De nieuwe studie laat zien dat de manieren waarop zware en lichte sterren worden gevormd, veel meer op elkaar lijken dan eerder werd gedacht.
Zware sterren met een massa van meer dan acht keer die van de zon, zijn van cruciaal belang voor de vorming van andere sterren, planeten en het leven in het heelal. Hoewel ze zeldzaam zijn, bestieren ze de samenstelling en de evolutie van de interstellaire materie in de Melkweg en zijn ze verantwoordelijk voor de productie van zware elementen zoals ijzer. Astronomen dachten altijd dat straling en turbulentie de dominante factoren zijn bij de vorming van zware sterren, en dat hun vormingsproces daardoor heel anders verloopt dan dat van lichtere sterren. Maar uit onderzoek van een zware proto-ster in het sterrenbeeld Cepheus blijkt wat anders.
De ster, op 2300 lichtjaar afstand van de aarde, bevindt zich in een van de dichtstbijzijnde moleculaire wolken waar zware sterren worden gevormd. Bij eerdere waarnemingen van dit object werd de stofschijf ontdekt vanwaaruit gas op de proto-ster valt. In het nieuwe onderzoek hebben de astronomen ontdekt dat het magneetveld van de proto-ster verrassend regelmatig en sterk is. Dat impliceert dat het magneetveld bepaalt hoe materie wordt overgebracht van de schijf naar de groeiende protoster.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1610/ook_de_geboorte_van_zware_sterren_wordt_door_magneetvelden_gecontroleerd.html", "slug": "geboorte-van-zware-sterren-wordt-beheerst-door-mag", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboorte van zware sterren wordt beheerst door magneetvelden"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vroege-stellaire-bevolkingsexplosie-verklaard/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterren ontstaan uit reusachtige gaswolken in sterrenstelsels. De snelheid waarmee dat gebeurt is in de loop van de tijd echter veranderd: vroeg in de geschiedenis van het heelal produceerden sterrenstelsels tien keer zo veel nieuwe sterren als nu. Maar waarom? Was er meer gas aanwezig waaruit sterren konden ontstaan of verliep de stervorming toentertijd om de een of andere reden gemakkelijker? Een internationaal team van sterrenkundigen heeft sterke aanwijzingen gevonden dat de eerste verklaring de juiste is (Nature, 11 februari).
Dat blijkt uit onderzoek met de IRAM radio-interferometer op het Plateau du Bure in Frankrijk. Met dat instrument is voor het eerst het koude moleculaire gas in beeld gebracht dat deel uitmaakt van verre sterrenstelsels waarin veel stervormingsactiviteit plaatsvindt. Daaruit kan worden opgemaakt dat sterrenstelsels drie miljard jaar na de oerknal nog voor 44 procent uit koud gas bestonden, en twee miljard jaar later nog voor 34 procent. Maar inmiddels is dat gedaald tot 3 à 10 procent - ruwweg vijf tot tien keer zo weinig als vroeger. Dat maakt het zeer aannemelijk dat de teruglopende hoeveelheid gas bepalend is geweest voor de daling van het stellaire geboortecijfer.
Young Galaxies Gorge on Gas"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Vroege stellaire bevolkingsexplosie verklaard", "pk_id": 32504, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Sterren ontstaan uit reusachtige gaswolken in sterrenstelsels. De snelheid waarmee dat gebeurt is in de loop van de tijd echter veranderd: vroeg in de geschiedenis van het heelal produceerden sterrenstelsels tien keer zo veel nieuwe sterren als nu. Maar waarom? Was er meer gas aanwezig waaruit sterren konden ontstaan of verliep de stervorming toentertijd om de een of andere reden gemakkelijker? Een internationaal team van sterrenkundigen heeft sterke aanwijzingen gevonden dat de eerste verklaring de juiste is (Nature, 11 februari).
Dat blijkt uit onderzoek met de IRAM radio-interferometer op het Plateau du Bure in Frankrijk. Met dat instrument is voor het eerst het koude moleculaire gas in beeld gebracht dat deel uitmaakt van verre sterrenstelsels waarin veel stervormingsactiviteit plaatsvindt. Daaruit kan worden opgemaakt dat sterrenstelsels drie miljard jaar na de oerknal nog voor 44 procent uit koud gas bestonden, en twee miljard jaar later nog voor 34 procent. Maar inmiddels is dat gedaald tot 3 à 10 procent - ruwweg vijf tot tien keer zo weinig als vroeger. Dat maakt het zeer aannemelijk dat de teruglopende hoeveelheid gas bepalend is geweest voor de daling van het stellaire geboortecijfer.
Young Galaxies Gorge on Gas", "slug": "vroege-stellaire-bevolkingsexplosie-verklaard", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.mpia-hd.mpg.de/", "type": "source", "title": "Max-Planck Institut für Astronomie"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Vroege stellaire bevolkingsexplosie verklaard"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/spectaculaire-overzichtsfoto-van-de-orionnevel-gep/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met behulp van de nieuwe Europese surveytelescoop VISTA is een indrukwekkende overzichtsfoto gemaakt van de Orionnevel, een bekend stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. Vergeleken met de meeste andere telescopen van dit kaliber heeft VISTA een enorm groot beeldveld. Bovendien is VISTA behalve voor zichtbaar licht ook gevoelig voor nabij-infrarode straling. Dat laatste betekent dat er diep in stofrijke stervormingsgebieden kan worden gekeken, om te zien wat zich daar afspeelt.
De Orionnevel bevindt zich op een afstand van 1350 lichtjaar en is al met een kleine telescoop te zien. Op zichtbare golflengten zijn de jonge sterren die zich in het hart van de nevel hebben gevormd echter moeilijk waarnembaar: alleen de vier helderste zijn te zien. De VISTA-opnamen tonen nog tal van andere sterren, waarvan vele nog onvoltooid zijn. Deze sterren-in-wording stoten gasstromen uit die snelheden van 700.000 km/uur kunnen bereiken.
Met de VISTA-telescoop zal de komende jaren de gehele zuidelijke sterrenhemel nauwkeurig in beeld worden gebracht.
Orion in a New Light"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Spectaculaire overzichtsfoto van de Orionnevel gepresenteerd", "pk_id": 32502, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met behulp van de nieuwe Europese surveytelescoop VISTA is een indrukwekkende overzichtsfoto gemaakt van de Orionnevel, een bekend stervormingsgebied in het gelijknamige sterrenbeeld. Vergeleken met de meeste andere telescopen van dit kaliber heeft VISTA een enorm groot beeldveld. Bovendien is VISTA behalve voor zichtbaar licht ook gevoelig voor nabij-infrarode straling. Dat laatste betekent dat er diep in stofrijke stervormingsgebieden kan worden gekeken, om te zien wat zich daar afspeelt.
De Orionnevel bevindt zich op een afstand van 1350 lichtjaar en is al met een kleine telescoop te zien. Op zichtbare golflengten zijn de jonge sterren die zich in het hart van de nevel hebben gevormd echter moeilijk waarnembaar: alleen de vier helderste zijn te zien. De VISTA-opnamen tonen nog tal van andere sterren, waarvan vele nog onvoltooid zijn. Deze sterren-in-wording stoten gasstromen uit die snelheden van 700.000 km/uur kunnen bereiken.
Met de VISTA-telescoop zal de komende jaren de gehele zuidelijke sterrenhemel nauwkeurig in beeld worden gebracht.
Orion in a New Light", "slug": "spectaculaire-overzichtsfoto-van-de-orionnevel-gep", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Spectaculaire overzichtsfoto van de Orionnevel gepresenteerd"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/water-gelokaliseerd-in-schijf-rond-zonnestelsel-in/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Astronomen hebben voor het eerst de locatie vastgesteld van hete waterdamp in de roterende schijf rond een jong zusje van onze zon. De waarnemingen zijn gedaan met de IRAM Plateau de Bure interferometer in de Franse Alpen. De in Leiden gepromoveerde astronoom Jes Jorgensen en de Leidse professor Ewine van Dishoeck publiceren het resultaat op 10 februari in Astrophysical Journal Letters.
Normaal gesproken is water in de ruimte nauwelijks vanaf de aarde waar te nemen, doordat onze atmosfeer heel veel straling absorbeert. Om die reden is vorig jaar de Herschel-telescoop gelanceerd, die ver van de aarde op infraroodgolflengten dat water wel kan 'zien'. Een op de 500 watermoleculen in de ruimte bevat echter een zwaarder zuurstofisotoop dan normaal, en dit 'zware' water is wél in staat door te dringen in de aardatmosfeer en dus waarneembaar met aardse telescopen.
Met de IRAM Plateau de Bure radiotelescoop is nu gekeken naar het 'zware' water rond de jonge ster NGC 1333 IRAS4B, die pas 10.000 tot 50.000 jaar geleden is gevormd. De astronomen ontdekten dat de meeste waterdamp zich bevindt op een plaats in de schijf die correspondeert met de baan van Neptunus in ons eigen zonnestelsel.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1601/_water_gelokaliseerd_in_schijf_rond_zonnestelsel_in_wording.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Water gelokaliseerd in schijf rond zonnestelsel in wording", "pk_id": 32500, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Astronomen hebben voor het eerst de locatie vastgesteld van hete waterdamp in de roterende schijf rond een jong zusje van onze zon. De waarnemingen zijn gedaan met de IRAM Plateau de Bure interferometer in de Franse Alpen. De in Leiden gepromoveerde astronoom Jes Jorgensen en de Leidse professor Ewine van Dishoeck publiceren het resultaat op 10 februari in Astrophysical Journal Letters.
Normaal gesproken is water in de ruimte nauwelijks vanaf de aarde waar te nemen, doordat onze atmosfeer heel veel straling absorbeert. Om die reden is vorig jaar de Herschel-telescoop gelanceerd, die ver van de aarde op infraroodgolflengten dat water wel kan 'zien'. Een op de 500 watermoleculen in de ruimte bevat echter een zwaarder zuurstofisotoop dan normaal, en dit 'zware' water is wél in staat door te dringen in de aardatmosfeer en dus waarneembaar met aardse telescopen.
Met de IRAM Plateau de Bure radiotelescoop is nu gekeken naar het 'zware' water rond de jonge ster NGC 1333 IRAS4B, die pas 10.000 tot 50.000 jaar geleden is gevormd. De astronomen ontdekten dat de meeste waterdamp zich bevindt op een plaats in de schijf die correspondeert met de baan van Neptunus in ons eigen zonnestelsel.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1601/_water_gelokaliseerd_in_schijf_rond_zonnestelsel_in_wording.html", "slug": "water-gelokaliseerd-in-schijf-rond-zonnestelsel-in", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 8, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-08 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Water gelokaliseerd in schijf rond zonnestelsel in wording"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/europese-telescoop-neemt-kijkje-in-sterrenfabriek/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de Europese Very Large Telescope is een opname gemaakt van het stervormingsgebied NGC 3603 en omgeving. NGC 3603 is een zogeheten starburst-gebied: een 'sterrenfabriek' die op volle toeren draait. Met een afstand van 22.000 lichtjaar is dit de meest nabije stellaire kraamkamer van deze omvang.
De jonge, hete sterren die hier zijn ontstaan, produceren zo veel straling en sterrenwind dat zij het stof en gas uit hun omgeving hebben weggeblazen. Daardoor is een verzameling van duizenden sterren in alle soorten en maten tevoorschijn gekomen. De meeste daarvan hebben een massa die vergelijkbaar is met die van onze zon of minder dan dat. Deze staan dus nog maar aan het begin van een bestaan dat miljarden jaren gaat duren. Maar sommige van de jonge sterren zijn veel zwaarder en verbruiken hun brandstof dermate snel, dat hun einde al in zicht is.
De recordhouder is een ster van bijna 120 zonsmassa's. Deze ster in NGC 3603 is daarmee - voor zover bekend - de zwaarste ster van ons Melkwegstelsel.
The Stars behind the Curtain"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Europese telescoop neemt kijkje in 'sterrenfabriek'", "pk_id": 32494, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de Europese Very Large Telescope is een opname gemaakt van het stervormingsgebied NGC 3603 en omgeving. NGC 3603 is een zogeheten starburst-gebied: een 'sterrenfabriek' die op volle toeren draait. Met een afstand van 22.000 lichtjaar is dit de meest nabije stellaire kraamkamer van deze omvang.
De jonge, hete sterren die hier zijn ontstaan, produceren zo veel straling en sterrenwind dat zij het stof en gas uit hun omgeving hebben weggeblazen. Daardoor is een verzameling van duizenden sterren in alle soorten en maten tevoorschijn gekomen. De meeste daarvan hebben een massa die vergelijkbaar is met die van onze zon of minder dan dat. Deze staan dus nog maar aan het begin van een bestaan dat miljarden jaren gaat duren. Maar sommige van de jonge sterren zijn veel zwaarder en verbruiken hun brandstof dermate snel, dat hun einde al in zicht is.
De recordhouder is een ster van bijna 120 zonsmassa's. Deze ster in NGC 3603 is daarmee - voor zover bekend - de zwaarste ster van ons Melkwegstelsel.
The Stars behind the Curtain", "slug": "europese-telescoop-neemt-kijkje-in-sterrenfabriek", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 2, 3, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-02-03 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Europese telescoop neemt kijkje in 'sterrenfabriek'"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ontstaan-zware-sterren-op-dezelfde-manier-als-onze/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een van de grootste vraagstukken in de moderne sterrenkunde betreft het ontstaan van de allerzwaarste sterren. Nieuwe waarnemingen met de Gemini North-telescoop op Hawaï wijzen er nu op dat deze stellaire reuzen op dezelfde manier geboren worden als lichtgewichten zoals onze zon.
In vergelijking met lichte sterren voltrekt de geboorte van een zware ster zich heel snel. Tegen de tijd dat de laatste flarden van de gaswolk waaruit hij is ontstaan zijn opgetrokken, is de ster eigenlijk al volwassen. Het ontbreekt daardoor aan kennis over zware babysterren.
Met geavanceerde infraroodinstrumenten is het nu gelukt om door het omringende gas en stof van een ster-in-wording heen te kijken. En wat blijkt? Hoewel hij al zeker tien keer zo zwaar is als onze zon, ziet de jonge ster er net zo uit als lichtere sterren-in-wording. Hij is omringd door een schijf van materie van waaruit gas naar de ster toe stroomt. Ook ontsnapt er gas met snelheden tot 300 kilometer per seconde aan de polen van de ster - een verschijnsel dat ook bij veel kleinere sterren is waargenomen.
Are the Largest Stars Born Like our Sun?"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ontstaan zware sterren op dezelfde manier als onze zon?", "pk_id": 32485, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Een van de grootste vraagstukken in de moderne sterrenkunde betreft het ontstaan van de allerzwaarste sterren. Nieuwe waarnemingen met de Gemini North-telescoop op Hawaï wijzen er nu op dat deze stellaire reuzen op dezelfde manier geboren worden als lichtgewichten zoals onze zon.
In vergelijking met lichte sterren voltrekt de geboorte van een zware ster zich heel snel. Tegen de tijd dat de laatste flarden van de gaswolk waaruit hij is ontstaan zijn opgetrokken, is de ster eigenlijk al volwassen. Het ontbreekt daardoor aan kennis over zware babysterren.
Met geavanceerde infraroodinstrumenten is het nu gelukt om door het omringende gas en stof van een ster-in-wording heen te kijken. En wat blijkt? Hoewel hij al zeker tien keer zo zwaar is als onze zon, ziet de jonge ster er net zo uit als lichtere sterren-in-wording. Hij is omringd door een schijf van materie van waaruit gas naar de ster toe stroomt. Ook ontsnapt er gas met snelheden tot 300 kilometer per seconde aan de polen van de ster - een verschijnsel dat ook bij veel kleinere sterren is waargenomen.
Are the Largest Stars Born Like our Sun?", "slug": "ontstaan-zware-sterren-op-dezelfde-manier-als-onze", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.gemini.edu/", "type": "source", "title": "Gemini Observatory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 1, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-01-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ontstaan zware sterren op dezelfde manier als onze zon?"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/groot-stervormingsgebied-in-beeld-gebracht/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met behulp van de 2,2-meter telescoop van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht op de berg La Silla (Chili) is een spectaculaire opname gemaakt van een groot stervormingsgebied dat bekend staat als de Kattenpootnevel. Dit complex van gloeiende gas- en stofwolken ligt niet ver van het centrum van ons Melkwegstelsel.
De Kattenpootnevel dankt zijn bijnaam aan het opvallende patroon van heldere en minder heldere gaswolken, die een reusachtige pootafdruk van een kat lijken te vormen. De officiële aanduiding van het nevelcomplex is NGC 6334.
NGC 6334 bevindt zich op een afstand van 5500 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Schorpioen. Het nevelcomplex, dat ongeveer 50 lichtjaar groot is, behoort tot de meest actieve stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. Waarschijnlijk gaan tussen het gas en stof enkele tienduizenden sterren schuil, waarvan sommige bijna tienmaal zo zwaar zijn als onze zon.
On the Trail of a Cosmic Cat"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Groot stervormingsgebied in beeld gebracht", "pk_id": 32469, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met behulp van de 2,2-meter telescoop van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht op de berg La Silla (Chili) is een spectaculaire opname gemaakt van een groot stervormingsgebied dat bekend staat als de Kattenpootnevel. Dit complex van gloeiende gas- en stofwolken ligt niet ver van het centrum van ons Melkwegstelsel.
De Kattenpootnevel dankt zijn bijnaam aan het opvallende patroon van heldere en minder heldere gaswolken, die een reusachtige pootafdruk van een kat lijken te vormen. De officiële aanduiding van het nevelcomplex is NGC 6334.
NGC 6334 bevindt zich op een afstand van 5500 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Schorpioen. Het nevelcomplex, dat ongeveer 50 lichtjaar groot is, behoort tot de meest actieve stervormingsgebieden in ons Melkwegstelsel. Waarschijnlijk gaan tussen het gas en stof enkele tienduizenden sterren schuil, waarvan sommige bijna tienmaal zo zwaar zijn als onze zon.
On the Trail of a Cosmic Cat", "slug": "groot-stervormingsgebied-in-beeld-gebracht", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 1, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-01-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Groot stervormingsgebied in beeld gebracht"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/bruine-dubbelsterren-kunnen-in-recordtempo-ontstaa/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Twee bruine dwergsterren die om de oude reuzenster BD +20 2457 draaien, bewijzen dat de vorming van zulke hemellichamen verbazingwekkend snel kan verlopen. Een bruine dwerg is een klein object dat zo'n beetje het midden houdt tussen een planeet en een gewone ster. Het is voor het eerst dat in de omgeving van een oude, grote ster twee van zulke objecten zijn ontdekt.
Over de wijze waarop bruine dwergen ontstaan, bestaat nog steeds onduidelijkheid. Ze kunnen ontstaan zoals sterren dat doen - door het samentrekken van een gaswolk onder invloed van de zwaartekracht - of net als planeten, dus door het samenklonteren van restmaterie die achterblijft rond een normale ster die net gevormd is. Uit het feit dat er nu twee bruine dwergen zijn waargenomen die rond één en dezelfde ster draaien, leiden sterrenkundigen af dat zich in dit geval vrijwel zeker het tweede scenario heeft afgespeeld.
Dat laatste is echter om twee redenen opmerkelijk. Op de eerste plaats zou de schijf restmaterie rond ster dan enorm omvangrijk moeten zijn geweest. Uit metingen blijkt namelijk dat de bruine dwergen respectievelijk zeker 21 en 13 keer zo zwaar zijn als Jupiter, de grootste planeet van ons zonnestelsel. De tweede bijzonderheid betreft de ster BD +20 2457 zelf. Deze is drie keer zo zwaar als de zon en moet oorspronkelijk heel heet zijn geweest. Dat betekent dat de vorming van objecten in zijn omgeving onmogelijk was vanaf het moment dat de ster op volle kracht begon te stralen. En aangezien dat bij een ster van deze omvang al binnen tien miljoen jaar het geval is, kunnen de beide bruine dwergen dus maar heel weinig tijd hebben gehad om hun huidige grote omvang te bereiken.
Brown dwarf pair mystifies astronomers"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Bruine dubbelsterren kunnen in recordtempo ontstaan", "pk_id": 32415, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Twee bruine dwergsterren die om de oude reuzenster BD +20 2457 draaien, bewijzen dat de vorming van zulke hemellichamen verbazingwekkend snel kan verlopen. Een bruine dwerg is een klein object dat zo'n beetje het midden houdt tussen een planeet en een gewone ster. Het is voor het eerst dat in de omgeving van een oude, grote ster twee van zulke objecten zijn ontdekt.
Over de wijze waarop bruine dwergen ontstaan, bestaat nog steeds onduidelijkheid. Ze kunnen ontstaan zoals sterren dat doen - door het samentrekken van een gaswolk onder invloed van de zwaartekracht - of net als planeten, dus door het samenklonteren van restmaterie die achterblijft rond een normale ster die net gevormd is. Uit het feit dat er nu twee bruine dwergen zijn waargenomen die rond één en dezelfde ster draaien, leiden sterrenkundigen af dat zich in dit geval vrijwel zeker het tweede scenario heeft afgespeeld.
Dat laatste is echter om twee redenen opmerkelijk. Op de eerste plaats zou de schijf restmaterie rond ster dan enorm omvangrijk moeten zijn geweest. Uit metingen blijkt namelijk dat de bruine dwergen respectievelijk zeker 21 en 13 keer zo zwaar zijn als Jupiter, de grootste planeet van ons zonnestelsel. De tweede bijzonderheid betreft de ster BD +20 2457 zelf. Deze is drie keer zo zwaar als de zon en moet oorspronkelijk heel heet zijn geweest. Dat betekent dat de vorming van objecten in zijn omgeving onmogelijk was vanaf het moment dat de ster op volle kracht begon te stralen. En aangezien dat bij een ster van deze omvang al binnen tien miljoen jaar het geval is, kunnen de beide bruine dwergen dus maar heel weinig tijd hebben gehad om hun huidige grote omvang te bereiken.
Brown dwarf pair mystifies astronomers", "slug": "bruine-dubbelsterren-kunnen-in-recordtempo-ontstaa", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.psu.edu/", "type": "source", "title": "Pennsylvania State University"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 21, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-21 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Bruine dubbelsterren kunnen in recordtempo ontstaan"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/pacs-instrument-op-herschel-telescoop-levert-eerst/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Een team astronomen onder leiding van de Leidse professor Ewine van Dishoeck heeft met het PACS-instrument op de Herschel-telescoop verrassende eerste resultaten geboekt. Ze namen onder meer spectra (of: vingerafdrukken) van water van de wolk rond L 1157 die duidelijk laten zien waar de ster energie dumpt. Deze piepjonge ster is slechts een klein beetje helderder dan onze eigen zon in zijn kleuterjaren.
De vorming van sterren zoals onze zon is een proces dat zich niet in alle rust voltrekt. Terwijl de voorloper-ster groeit, verhit hij zijn omgeving en spuwt 'jets' van gas uit, die door de omringende donkere wolken ploegen. Dat leidt tot schokken waarbij veel watermoleculen worden gevormd die nu door Herschel in beeld zijn gebracht. \r\n\r\nVan Dishoeck is verrast over de kwaliteit van de metingen: 'We krijgen veel mooiere 'water-kaarten' met PACS dan we hadden gehoopt, en bovendien al zo vroeg in de missie'. De eerste spectra laten duidelijk zien waar de jonge ster de donkere nevels doet oplichten. De Herschel-telescoop, met aan boord drie instrumenten - PACS, Spire en het in Nederland gebouwde HIFI - werd in mei van dit jaar gelanceerd. PACS is een geavanceerde camera/spectrograaf die op ver-infraroodgolflengten dwars door stofwolken kan heenkijken en laat zien hoe die energierijke processen in de buurt van een protoster zich voltrekken. Een van de belangrijkste vragen in het vormingsproces van jonge sterren is hoe de aanwas en het verlies van massa zich over de tijd voltrekken.\r\n\r\nIn een tweede spectrum, genomen van de Valentijns('Roos')nevel (NGC 7129), laten Van Dishoeck en collega’s zien dat wanneer jonge sterren hun omgeving opwarmen, bevroren watermoleculen weer verdampen, net zoals gebeurt op kometen in ons eigen zonnestelsel als gevolg van de opwarming door de zon. De wolk die is gezien, bevat genoeg water om een miljoen oceanen mee te vullen. 'We zien letterlijk het 'bewateren' van deze roos', zegt medewerker Tim van Kempen.\r\n\r\n'De eerste PACS-spectra laten duidelijk zien dat water unieke informatie levert over de ontwikkeling van een jonge ster en de interactie met zijn omgeving. We wachten nu met spanning de eerste spectra van HIFI af, die ons in staat zullen stellen om - samen met de PACS-data - de groeistuipen van sterren in detail te ontrafelen. Als alles volgens plan gaat, kunnen we de HIFI-gegevens begin maart 2010 verwachten', aldus Van Dishoeck. Het uiteindelijke doel van dit Herschel-programma is ook om te bepalen waar water in de ruimte wordt gevormd en hoe dit water op nieuwe planeten, vergelijkbaar met de aarde, terechtkomt.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1557/_pacs-instrument_op_herschel_levert_eerste_‘water-kaarten’.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "PACS-instrument op Herschel-telescoop levert eerste 'water-kaarten'", "pk_id": 32410, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Een team astronomen onder leiding van de Leidse professor Ewine van Dishoeck heeft met het PACS-instrument op de Herschel-telescoop verrassende eerste resultaten geboekt. Ze namen onder meer spectra (of: vingerafdrukken) van water van de wolk rond L 1157 die duidelijk laten zien waar de ster energie dumpt. Deze piepjonge ster is slechts een klein beetje helderder dan onze eigen zon in zijn kleuterjaren.
De vorming van sterren zoals onze zon is een proces dat zich niet in alle rust voltrekt. Terwijl de voorloper-ster groeit, verhit hij zijn omgeving en spuwt 'jets' van gas uit, die door de omringende donkere wolken ploegen. Dat leidt tot schokken waarbij veel watermoleculen worden gevormd die nu door Herschel in beeld zijn gebracht. \r\n\r\nVan Dishoeck is verrast over de kwaliteit van de metingen: 'We krijgen veel mooiere 'water-kaarten' met PACS dan we hadden gehoopt, en bovendien al zo vroeg in de missie'. De eerste spectra laten duidelijk zien waar de jonge ster de donkere nevels doet oplichten. De Herschel-telescoop, met aan boord drie instrumenten - PACS, Spire en het in Nederland gebouwde HIFI - werd in mei van dit jaar gelanceerd. PACS is een geavanceerde camera/spectrograaf die op ver-infraroodgolflengten dwars door stofwolken kan heenkijken en laat zien hoe die energierijke processen in de buurt van een protoster zich voltrekken. Een van de belangrijkste vragen in het vormingsproces van jonge sterren is hoe de aanwas en het verlies van massa zich over de tijd voltrekken.\r\n\r\nIn een tweede spectrum, genomen van de Valentijns('Roos')nevel (NGC 7129), laten Van Dishoeck en collega’s zien dat wanneer jonge sterren hun omgeving opwarmen, bevroren watermoleculen weer verdampen, net zoals gebeurt op kometen in ons eigen zonnestelsel als gevolg van de opwarming door de zon. De wolk die is gezien, bevat genoeg water om een miljoen oceanen mee te vullen. 'We zien letterlijk het 'bewateren' van deze roos', zegt medewerker Tim van Kempen.\r\n\r\n'De eerste PACS-spectra laten duidelijk zien dat water unieke informatie levert over de ontwikkeling van een jonge ster en de interactie met zijn omgeving. We wachten nu met spanning de eerste spectra van HIFI af, die ons in staat zullen stellen om - samen met de PACS-data - de groeistuipen van sterren in detail te ontrafelen. Als alles volgens plan gaat, kunnen we de HIFI-gegevens begin maart 2010 verwachten', aldus Van Dishoeck. Het uiteindelijke doel van dit Herschel-programma is ook om te bepalen waar water in de ruimte wordt gevormd en hoe dit water op nieuwe planeten, vergelijkbaar met de aarde, terechtkomt.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1557/_pacs-instrument_op_herschel_levert_eerste_‘water-kaarten’.html", "slug": "pacs-instrument-op-herschel-telescoop-levert-eerst", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 18, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-18 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "PACS-instrument op Herschel-telescoop levert eerste 'water-kaarten'"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-satelliet-bekijkt-het-hart-van-een-donker/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een kijkje genomen in het hart van een donkere nevel in het sterrenbeeld Arend. In dit stervormingsgebied zijn een stuk of 700 sterren-in-wording ontdekt. Het complex maakt deel uit van de 'Gould-gordel', een mysterieuze ring van sterren en gaswolken die ons zonnestelsel lijkt te omsingelen.
De wolk van gas en stof in de Arend bevindt zich op een afstand van 1000 lichtjaar. Hij bevat zo veel stof dat tot nog toe geen enkele infraroodsatelliet heeft kunnen laten zien wat zich erbinnen afspeelt. Omdat Herschel gevoeliger is voor straling van langere golflengten dan zijn voorgangers, is dat nu voor het eerst wel gelukt.
Het onderzoek van de Gould-gordel staat hoog op de takenlijst van Herschel. Ook veertien andere stervormingsgebieden die deel uitmaken van deze ring zullen nader bekeken worden. Hoe de ring precies ontstaan is, is nog onduidelijk. Zeker is wel dat veel van de helderste sterren aan onze hemel, zoals die in het sterrenbeeld Orion, daaruit zijn voortgekomen. Volgens sommige onderzoekers zou hij het resultaat kunnen zijn van de botsing tussen een grote klont donkere materie en een gaswolk in ons deel van het Melkwegstelsel.
Inside the dark heart of the Eagle"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel-satelliet bekijkt het hart van een donkere gaswolk", "pk_id": 32395, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft een kijkje genomen in het hart van een donkere nevel in het sterrenbeeld Arend. In dit stervormingsgebied zijn een stuk of 700 sterren-in-wording ontdekt. Het complex maakt deel uit van de 'Gould-gordel', een mysterieuze ring van sterren en gaswolken die ons zonnestelsel lijkt te omsingelen.
De wolk van gas en stof in de Arend bevindt zich op een afstand van 1000 lichtjaar. Hij bevat zo veel stof dat tot nog toe geen enkele infraroodsatelliet heeft kunnen laten zien wat zich erbinnen afspeelt. Omdat Herschel gevoeliger is voor straling van langere golflengten dan zijn voorgangers, is dat nu voor het eerst wel gelukt.
Het onderzoek van de Gould-gordel staat hoog op de takenlijst van Herschel. Ook veertien andere stervormingsgebieden die deel uitmaken van deze ring zullen nader bekeken worden. Hoe de ring precies ontstaan is, is nog onduidelijk. Zeker is wel dat veel van de helderste sterren aan onze hemel, zoals die in het sterrenbeeld Orion, daaruit zijn voortgekomen. Volgens sommige onderzoekers zou hij het resultaat kunnen zijn van de botsing tussen een grote klont donkere materie en een gaswolk in ons deel van het Melkwegstelsel.
Inside the dark heart of the Eagle", "slug": "herschel-satelliet-bekijkt-het-hart-van-een-donker", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel-satelliet bekijkt het hart van een donkere gaswolk"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hubble-maakt-sfeerrijke-opname-van-stervormingsgeb/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een sfeerrijke 'kerstkaart' gemaakt van een sterrenhoop in de Grote Magelhaense Wolk, een kleine buur van het Melkwegstelsel. De sterrenhoop, R136 geheten, maakt deel uit van de 30 Doradus-nevel - het grootste stervormingsgebied in onze kosmische omgeving. R136 telt honderden hete, blauwe sterren, waarvan sommige meer dan honderd keer zo zwaar zijn als onze zon. Binnen enkele miljoenen jaren zullen verscheidene ervan al als supernova ontploffen. De hete sterren hebben met hun intense straling en hevige sterrenwind grote holten geblazen in de gaswolk waaruit zij ontstaan zijn. Hierdoor is een sprookjesachtig landschap van zuilen, heuvels en dalen van stof gevormd.
Hubble’s Festive View Of A Grand Star-Forming Region"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble maakt sfeerrijke opname van stervormingsgebied", "pk_id": 32388, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een sfeerrijke 'kerstkaart' gemaakt van een sterrenhoop in de Grote Magelhaense Wolk, een kleine buur van het Melkwegstelsel. De sterrenhoop, R136 geheten, maakt deel uit van de 30 Doradus-nevel - het grootste stervormingsgebied in onze kosmische omgeving. R136 telt honderden hete, blauwe sterren, waarvan sommige meer dan honderd keer zo zwaar zijn als onze zon. Binnen enkele miljoenen jaren zullen verscheidene ervan al als supernova ontploffen. De hete sterren hebben met hun intense straling en hevige sterrenwind grote holten geblazen in de gaswolk waaruit zij ontstaan zijn. Hierdoor is een sprookjesachtig landschap van zuilen, heuvels en dalen van stof gevormd.
Hubble’s Festive View Of A Grand Star-Forming Region", "slug": "hubble-maakt-sfeerrijke-opname-van-stervormingsgeb", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble maakt sfeerrijke opname van stervormingsgebied"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtetelescoop-fotografeert-toekomstige-planetens/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Hubble-ruimtetelescoop heeft dertig nog niet eerder bestudeerde plantenstelsels-in-wording in beeld gebracht. Deze zogeheten protoplanetaire schijven of 'proplyds' maken deel uit van de Orionnevel, een bekend, nabijgelegen stervormingsgebied waarin ook eerder al van deze objecten waren opgespoord.
Protoplanetaire schijven bestaan uit gas en stof dat om een ster - doorgaans een jong exemplaar - draait. Door samenklontering kunnen uit dat gas en stof planeten ontstaan - een proces dat zich, naar astronomische maatstaven, betrekkelijk snel voltrekt: binnen ongeveer 10 miljoen jaar.
In de Orionnevel zijn twee soorten protoplanetaire schijven ontdekt: schijven die zich in de buurt van de helderste ster in deze omgeving bevinden en die verder daarvandaan. De heldere ster verhit het gas in de nabije schijven sterk genoeg om deze te laten oplichten. De overige schijven steken als donkere silhouetten af tegen de heldere achtergrond van het gas van de Orionnevel. Het onderzoek aan deze objecten moet duidelijk maken hoe planetenstelsels als het onze (zijn) ontstaan.
Born in beauty: proplyds in the Orion Nebula"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtetelescoop fotografeert toekomstige planetenstelsels", "pk_id": 32385, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}], "excerpt": "De Hubble-ruimtetelescoop heeft dertig nog niet eerder bestudeerde plantenstelsels-in-wording in beeld gebracht. Deze zogeheten protoplanetaire schijven of 'proplyds' maken deel uit van de Orionnevel, een bekend, nabijgelegen stervormingsgebied waarin ook eerder al van deze objecten waren opgespoord.
Protoplanetaire schijven bestaan uit gas en stof dat om een ster - doorgaans een jong exemplaar - draait. Door samenklontering kunnen uit dat gas en stof planeten ontstaan - een proces dat zich, naar astronomische maatstaven, betrekkelijk snel voltrekt: binnen ongeveer 10 miljoen jaar.
In de Orionnevel zijn twee soorten protoplanetaire schijven ontdekt: schijven die zich in de buurt van de helderste ster in deze omgeving bevinden en die verder daarvandaan. De heldere ster verhit het gas in de nabije schijven sterk genoeg om deze te laten oplichten. De overige schijven steken als donkere silhouetten af tegen de heldere achtergrond van het gas van de Orionnevel. Het onderzoek aan deze objecten moet duidelijk maken hoe planetenstelsels als het onze (zijn) ontstaan.
Born in beauty: proplyds in the Orion Nebula", "slug": "ruimtetelescoop-fotografeert-toekomstige-planetens", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://hubble.esa.int/", "type": "source", "title": "Hubble ESA Information Centre"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtetelescoop fotografeert toekomstige planetenstelsels"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtetelescoop-fotografeert-stofnevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een detailopname gemaakt van de zogeheten Irisnevel. Dat is een stofrijke gasnevel die het licht van een naburige ster weerkaatst. Hoewel nevels als deze er vanaf de aarde tamelijk massief uit zien, zijn ze dat bepaald niet. Zo'n stofnevel kan nog het best worden vergeleken met een uiterst ijle rookwolk, bestaande uit deeltjes die honderd keer zo klein zijn als de stofdeeltjes die we thuis aantreffen. Zowel voor als achter de stofnevel zijn sterren te zien. Door onderzoek van dit soort nevels hopen sterrenkundigen erachter te komen uit welke ingrediënten het materieel bestaat waaruit uiteindelijk nieuwe sterren geboren worden. De Irisnevel bevindt zich in het sterrenbeeld Cepheus, op een afstand van 1400 lichtjaar.
Blushing dusty nebula"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtetelescoop fotografeert stofnevel", "pk_id": 32352, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een detailopname gemaakt van de zogeheten Irisnevel. Dat is een stofrijke gasnevel die het licht van een naburige ster weerkaatst. Hoewel nevels als deze er vanaf de aarde tamelijk massief uit zien, zijn ze dat bepaald niet. Zo'n stofnevel kan nog het best worden vergeleken met een uiterst ijle rookwolk, bestaande uit deeltjes die honderd keer zo klein zijn als de stofdeeltjes die we thuis aantreffen. Zowel voor als achter de stofnevel zijn sterren te zien. Door onderzoek van dit soort nevels hopen sterrenkundigen erachter te komen uit welke ingrediënten het materieel bestaat waaruit uiteindelijk nieuwe sterren geboren worden. De Irisnevel bevindt zich in het sterrenbeeld Cepheus, op een afstand van 1400 lichtjaar.
Blushing dusty nebula", "slug": "ruimtetelescoop-fotografeert-stofnevel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://hubble.esa.int/", "type": "source", "title": "Hubble ESA Information Centre"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtetelescoop fotografeert stofnevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-satelliet-meet-chemische-samenstelling-va/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Het Europese ruimteagentschap ESA heeft spectaculaire meetresultaten gepresenteerd die verkregen zijn met de infraroodsatelliet Herschel. Deze satelliet is onder meer uitgerust met enkele zogeheten spectrometers waarmee de chemische samenstelling van objecten binnen en buiten ons Melkwegstelsel wordt gemeten. Ook temperatuur en dichtheid van de waargenomen materie kunnen worden vastgesteld. De metingen die nu zijn gedaan, maken nog deel uit van het testprogramma van de in mei van dit jaar gelanceerde satelliet, maar zijn nu al van hoge kwaliteit. Gekeken is onder meer naar een zware ster die het einde van zijn leven nadert en veel materie uitstaat, naar het grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion en twee sterrenstelsels. Het onderzoek heeft onder meer tot doel om meer te weten te komen over het ontstaan en de ontwikkeling van sterren en planeten.
Herschel Takes A Peek At The Ingredients Of The Galaxies"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel-satelliet meet chemische samenstelling van hemelobjecten", "pk_id": 32347, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "Het Europese ruimteagentschap ESA heeft spectaculaire meetresultaten gepresenteerd die verkregen zijn met de infraroodsatelliet Herschel. Deze satelliet is onder meer uitgerust met enkele zogeheten spectrometers waarmee de chemische samenstelling van objecten binnen en buiten ons Melkwegstelsel wordt gemeten. Ook temperatuur en dichtheid van de waargenomen materie kunnen worden vastgesteld. De metingen die nu zijn gedaan, maken nog deel uit van het testprogramma van de in mei van dit jaar gelanceerde satelliet, maar zijn nu al van hoge kwaliteit. Gekeken is onder meer naar een zware ster die het einde van zijn leven nadert en veel materie uitstaat, naar het grote stervormingsgebied in het sterrenbeeld Orion en twee sterrenstelsels. Het onderzoek heeft onder meer tot doel om meer te weten te komen over het ontstaan en de ontwikkeling van sterren en planeten.
Herschel Takes A Peek At The Ingredients Of The Galaxies", "slug": "herschel-satelliet-meet-chemische-samenstelling-va", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:05", "url": "http://www.stfc.ac.uk", "type": "source", "title": "Science & Technology Facilities Council (STFC)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel-satelliet meet chemische samenstelling van hemelobjecten"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/jongste-mislukte-sterren-ooit-ontdekt/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Mede dankzij de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn twee bijzondere bruine dwergsterren ontdekt: de jongste die tot nog toe zijn waargenomen. Bruine dwergen worden wel mislukte sterren genoemd, omdat ze te klein en te koel zijn voor een ster, maar ook te groot en te heet voor een planeet. Sterrenkundigen worstelen al geruime tijd met de vraag of deze objecten ontstaan zoals sterren dat doen of zoals planeten. In het eerste geval zijn ze het directe resultaat van het samentrekken van een (betrekkelijk kleine) gaswolk, in het tweede geval ontstaan ze uit de schijf van materie rond een ster van normale omvang. De bruine dwergen die nu zijn opgespoord, bevinden zich in een donkere wolk van gas en stof die bekendstaat onder de 'naam' Barnard 213. Uit infraroodwaarnemingen met de Spitzer-satelliet en telescopen op aarde blijkt dat de eigenschappen van de straling die de beide jonge bruine dwergen produceren nog het meest lijken op die van zeer jonge, lichte sterren.
Spitzer Telescope Observes Baby Brown Dwarf"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Jongste 'mislukte sterren' ooit ontdekt", "pk_id": 32337, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Mede dankzij de Amerikaanse infraroodsatelliet Spitzer zijn twee bijzondere bruine dwergsterren ontdekt: de jongste die tot nog toe zijn waargenomen. Bruine dwergen worden wel mislukte sterren genoemd, omdat ze te klein en te koel zijn voor een ster, maar ook te groot en te heet voor een planeet. Sterrenkundigen worstelen al geruime tijd met de vraag of deze objecten ontstaan zoals sterren dat doen of zoals planeten. In het eerste geval zijn ze het directe resultaat van het samentrekken van een (betrekkelijk kleine) gaswolk, in het tweede geval ontstaan ze uit de schijf van materie rond een ster van normale omvang. De bruine dwergen die nu zijn opgespoord, bevinden zich in een donkere wolk van gas en stof die bekendstaat onder de 'naam' Barnard 213. Uit infraroodwaarnemingen met de Spitzer-satelliet en telescopen op aarde blijkt dat de eigenschappen van de straling die de beide jonge bruine dwergen produceren nog het meest lijken op die van zeer jonge, lichte sterren.
Spitzer Telescope Observes Baby Brown Dwarf", "slug": "jongste-mislukte-sterren-ooit-ontdekt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.caltech.edu/", "type": "source", "title": "California Institute of Technology"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 23, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-23 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Jongste 'mislukte sterren' ooit ontdekt"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vorming-van-zware-ster-waargenomen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Japanse sterrenkundigen hebben met behulp van de Subaru-telescoop op Hawaï infraroodopnamen gemaakt van de materieschijf rond een de zware ster HD 200775 (Astrophysical Journal, 20 november). Het is voor het eerst dat een zware ster zo vroeg in zijn ontstaansproces zo gedetailleerd is waargenomen. Zware sterren, dat wil zeggen: sterren die meer dan acht keer zo zwaar zijn als de zon, zijn bij hun geboorte gehuld in dichte wolken van gas en stof. We krijgen deze sterren in feite pas te zien als ze dat omhulsel zelf hebben weggeblazen. Hierdoor was lang onduidelijk hoe zulke zware sterren nu precies ontstaan: uit een ronddraaiende schijf van materie, zoals hun lichtere soortgenoten, of door het samensmelten van verscheidene kleinere sterren? Het antwoord moet komen uit waarnemingen op golflengten waar je minder last hebt van het stof dat deze sterren aan het zicht onttrekt, zoals het infrarood. De nieuwe Subaru-opnamen lijken erop te wijzen dat in elk geval sommige zware sterren op de gebruikelijk manier ontstaan. HD 200775 blijkt een compacte dubbelster te zijn, die een ster van minstens 10 zonsmassa's bevat en in zijn geheel omgeven is door een circumstellaire schijf.
Infrared Image Of Circumstellar Disk Illuminates Massive Star Formation Process"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Vorming van zware ster waargenomen", "pk_id": 32333, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Japanse sterrenkundigen hebben met behulp van de Subaru-telescoop op Hawaï infraroodopnamen gemaakt van de materieschijf rond een de zware ster HD 200775 (Astrophysical Journal, 20 november). Het is voor het eerst dat een zware ster zo vroeg in zijn ontstaansproces zo gedetailleerd is waargenomen. Zware sterren, dat wil zeggen: sterren die meer dan acht keer zo zwaar zijn als de zon, zijn bij hun geboorte gehuld in dichte wolken van gas en stof. We krijgen deze sterren in feite pas te zien als ze dat omhulsel zelf hebben weggeblazen. Hierdoor was lang onduidelijk hoe zulke zware sterren nu precies ontstaan: uit een ronddraaiende schijf van materie, zoals hun lichtere soortgenoten, of door het samensmelten van verscheidene kleinere sterren? Het antwoord moet komen uit waarnemingen op golflengten waar je minder last hebt van het stof dat deze sterren aan het zicht onttrekt, zoals het infrarood. De nieuwe Subaru-opnamen lijken erop te wijzen dat in elk geval sommige zware sterren op de gebruikelijk manier ontstaan. HD 200775 blijkt een compacte dubbelster te zijn, die een ster van minstens 10 zonsmassa's bevat en in zijn geheel omgeven is door een circumstellaire schijf.
Infrared Image Of Circumstellar Disk Illuminates Massive Star Formation Process", "slug": "vorming-van-zware-ster-waargenomen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.naoj.org/", "type": "source", "title": "Subaru Telescope"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Vorming van zware ster waargenomen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/radiofilmpje-toont-onzichtbare-superster/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben twee jaar lang het wel en wee van een jonge, zware ster in het sterrenbeeld Orion gevolgd. Dit sterrenbeeld is bekend om zijn rijke stervormingsgebieden, maar anders dan bijvoorbeeld de befaamde Orionnevel, is de nu onderzochte ster - 'Source 1' - niet waarneembaar met een normale telescoop. Net als veel andere jonge, zware sterren is hij namelijk gehuld in dichte wolken van gas en stof. Dat is ook de reden waarom het onderzoek van de geboorte van zware sterren nog in zijn kinderschoenen staat. Met behulp van radiotelescopen kan dwars door dat stof heen worden gekeken. Door verscheidene radiotelescopen op grote onderlinge afstanden met elkaar te verbinden, zoals hier is gebeurd, kunnen bovendien beelden worden verkregen die scherper zijn dan de foto's die met de Hubble-ruimtetelescoop worden gemaakt. Op de beelden is te zien hoe gaswolken rond de jonge ster zwermen en ander gas van de ster weg stroomt.
Close-Up Movie Shows Hidden Details In The Birth Of Super-Suns"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "'Radiofilmpje' toont onzichtbare superster", "pk_id": 32318, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Amerikaanse radiosterrenkundigen hebben twee jaar lang het wel en wee van een jonge, zware ster in het sterrenbeeld Orion gevolgd. Dit sterrenbeeld is bekend om zijn rijke stervormingsgebieden, maar anders dan bijvoorbeeld de befaamde Orionnevel, is de nu onderzochte ster - 'Source 1' - niet waarneembaar met een normale telescoop. Net als veel andere jonge, zware sterren is hij namelijk gehuld in dichte wolken van gas en stof. Dat is ook de reden waarom het onderzoek van de geboorte van zware sterren nog in zijn kinderschoenen staat. Met behulp van radiotelescopen kan dwars door dat stof heen worden gekeken. Door verscheidene radiotelescopen op grote onderlinge afstanden met elkaar te verbinden, zoals hier is gebeurd, kunnen bovendien beelden worden verkregen die scherper zijn dan de foto's die met de Hubble-ruimtetelescoop worden gemaakt. Op de beelden is te zien hoe gaswolken rond de jonge ster zwermen en ander gas van de ster weg stroomt.
Close-Up Movie Shows Hidden Details In The Birth Of Super-Suns", "slug": "radiofilmpje-toont-onzichtbare-superster", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://cfa-www.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "'Radiofilmpje' toont onzichtbare superster"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/snelle-stervorming-waargenomen-in-jong-sterrenstel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De eerste sterrenstelsels in het heelal waren echte sterfabrieken, die tot wel 50 nieuwe sterren per jaar produceerden - ongeveer vijftig keer zo snel als tot nog toe gedacht. Dat hebben sterrenkundigen van de universiteit van Durham (Engeland) vastgesteld na onderzoek van een van de verste sterrenstelsels die we kennen. Dat stelsel, MS1358arc geheten, bevindt zich op een afstand van 12,5 miljard lichtjaar, wat betekent dat het licht dat we ervan ontvangen is uitgezonden toen het heelal amper een miljard jaar oud was. MS1358arc is, zoals alle sterrenstelsels in die tijd, veel kleiner dan ons Melkwegstelsel: aangenomen wordt dat grote sterrenstelsels als het onze zijn ontstaan uit samenvoegingen van dit soort dwergen.
Rapid Star Formation Spotted In 'Stellar Nurseries' Of Infant Galaxies"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Snelle stervorming waargenomen in jong sterrenstelsel", "pk_id": 32305, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De eerste sterrenstelsels in het heelal waren echte sterfabrieken, die tot wel 50 nieuwe sterren per jaar produceerden - ongeveer vijftig keer zo snel als tot nog toe gedacht. Dat hebben sterrenkundigen van de universiteit van Durham (Engeland) vastgesteld na onderzoek van een van de verste sterrenstelsels die we kennen. Dat stelsel, MS1358arc geheten, bevindt zich op een afstand van 12,5 miljard lichtjaar, wat betekent dat het licht dat we ervan ontvangen is uitgezonden toen het heelal amper een miljard jaar oud was. MS1358arc is, zoals alle sterrenstelsels in die tijd, veel kleiner dan ons Melkwegstelsel: aangenomen wordt dat grote sterrenstelsels als het onze zijn ontstaan uit samenvoegingen van dit soort dwergen.
Rapid Star Formation Spotted In 'Stellar Nurseries' Of Infant Galaxies", "slug": "snelle-stervorming-waargenomen-in-jong-sterrenstel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.ras.org.uk/", "type": "source", "title": "Royal Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 11, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-11 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Snelle stervorming waargenomen in jong sterrenstelsel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/hubble-legt-stervormingsactiviteit-in-zuidelijke-w/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Met de nieuwe Wide Field Camera 3, die afgelopen voorjaar aan boord van de Hubble Space Telescope is geplaatst, zijn spectaculaire opnamen gemaakt van de 'Zuidelijke Windmolen' - het spiraalvormige sterrenstelsel M83. Het stelsel bevindt zich op 15 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Waterslang. \r\n
De stervormingsactiviteit in M83 is veel hoger dan in ons eigen Melkwegstelsel. De nieuwe Hubble-camera heeft honderden jonge sterrenhopen, stervormingsgebieden en bolvormige sterrenhopen vastgelegd. Op de foto zijn honderdduizenden afzonderlijke sterren te zien, alsmede enkele tientallen supernova-resten - de overblijfselen van geëxplodeerde sterren.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2009/29"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble legt stervormingsactiviteit in 'Zuidelijke Windmolen' vast", "pk_id": 32300, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "
Met de nieuwe Wide Field Camera 3, die afgelopen voorjaar aan boord van de Hubble Space Telescope is geplaatst, zijn spectaculaire opnamen gemaakt van de 'Zuidelijke Windmolen' - het spiraalvormige sterrenstelsel M83. Het stelsel bevindt zich op 15 miljoen lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Waterslang. \r\n
De stervormingsactiviteit in M83 is veel hoger dan in ons eigen Melkwegstelsel. De nieuwe Hubble-camera heeft honderden jonge sterrenhopen, stervormingsgebieden en bolvormige sterrenhopen vastgelegd. Op de foto zijn honderdduizenden afzonderlijke sterren te zien, alsmede enkele tientallen supernova-resten - de overblijfselen van geëxplodeerde sterren.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2009/29", "slug": "hubble-legt-stervormingsactiviteit-in-zuidelijke-w", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 11, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-11-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble legt stervormingsactiviteit in 'Zuidelijke Windmolen' vast"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/vervuilde-sterren-hebben-vaker-planeten/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sommige sterren zijn eenzame kolossen waar geen planeten omheen cirkelen, terwijl andere het middelpunt vormen van een uitgebreid planetenstelsel. Nieuw onderzoek door onder anderen Anders Johansen van de Leidse Sterrewacht verklaart waarom dat zo is. Computersimulaties laten zien dat sterren die zijn ontstaan uit een gaswolk die relatief veel zware elementen - dat wil zeggen: stoffen zwaarder dan helium - bevatte, makkelijker planeten vormen. Rond een pasgeboren ster blijft een schijf van restmaterie achter waaruit planeten kunnen ontstaan. Uit het onderzoek van Johansen en collega's blijkt nu dat als de restmaterie voor minder dan 1 procent uit zware elementen bestaat, het samenklonteringsproces dat miljoenen jaren later in planeten resulteert maar moeilijk op gang komt. Hoe meer van dat 'vervuilende' materiaal, des te beter. Uit de samenstelling van onze zon blijkt overigens dat de materieschijf die haar bijna vijf miljard jaar geleden omringde maar nèt genoeg zware elementen bevatte. Het ontstaan van onze aarde was dus kantje boord.
Dirty stars make good solar system hosts"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "'Vervuilde' sterren hebben vaker planeten", "pk_id": 32245, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}], "excerpt": "Sommige sterren zijn eenzame kolossen waar geen planeten omheen cirkelen, terwijl andere het middelpunt vormen van een uitgebreid planetenstelsel. Nieuw onderzoek door onder anderen Anders Johansen van de Leidse Sterrewacht verklaart waarom dat zo is. Computersimulaties laten zien dat sterren die zijn ontstaan uit een gaswolk die relatief veel zware elementen - dat wil zeggen: stoffen zwaarder dan helium - bevatte, makkelijker planeten vormen. Rond een pasgeboren ster blijft een schijf van restmaterie achter waaruit planeten kunnen ontstaan. Uit het onderzoek van Johansen en collega's blijkt nu dat als de restmaterie voor minder dan 1 procent uit zware elementen bestaat, het samenklonteringsproces dat miljoenen jaren later in planeten resulteert maar moeilijk op gang komt. Hoe meer van dat 'vervuilende' materiaal, des te beter. Uit de samenstelling van onze zon blijkt overigens dat de materieschijf die haar bijna vijf miljard jaar geleden omringde maar nèt genoeg zware elementen bevatte. Het ontstaan van onze aarde was dus kantje boord.
Dirty stars make good solar system hosts", "slug": "vervuilde-sterren-hebben-vaker-planeten", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 10, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-10-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "'Vervuilde' sterren hebben vaker planeten"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-maakt-detailrijke-opname-van-de-melkweg/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft begin september met twee van zijn instrumenten een detailrijke testopname gemaakt van een deel van de melkweg. Het betreft een gebiedje van twee bij twee graden in het sterrenbeeld Zuiderkruis. Dit hemelgebied is zeer geschikt voor het testen van infraroodinstrumenten, omdat het rijk is aan stervormingsgebieden die veel infraroodstraling uitzenden. Uit de Herschel-opnamen blijkt dat het hier aanwezige gas veel meer in beroering is dan aanvankelijk werd gedacht.
New Herschel images reveal previously unseen detail in the Milky Way"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel maakt detailrijke opname van de melkweg", "pk_id": 32231, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "De Europese infraroodsatelliet Herschel heeft begin september met twee van zijn instrumenten een detailrijke testopname gemaakt van een deel van de melkweg. Het betreft een gebiedje van twee bij twee graden in het sterrenbeeld Zuiderkruis. Dit hemelgebied is zeer geschikt voor het testen van infraroodinstrumenten, omdat het rijk is aan stervormingsgebieden die veel infraroodstraling uitzenden. Uit de Herschel-opnamen blijkt dat het hier aanwezige gas veel meer in beroering is dan aanvankelijk werd gedacht.
New Herschel images reveal previously unseen detail in the Milky Way", "slug": "herschel-maakt-detailrijke-opname-van-de-melkweg", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:10", "url": "http://www.esa.int/", "type": "source", "title": "European Space Agency (ESA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 10, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-10-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel maakt detailrijke opname van de melkweg"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eso-presenteert-derde-deel-melkwegtrilogie/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft het derde en laatste van drie fotomozaïeken van het Melkwegstelsel online gezet. Dit 370 miljoen pixels tellende mozaïek, samengesteld uit opnamen die met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla (Chili) zijn gemaakt, toont het indrukwekkende stervormingsgebied van de zogeheten Lagunenevel. Deze gasnevel beslaat aan de hemel een gebied dat in oppervlak achtmaal zo groot is als de volle maan. In werkelijkheid is de Lagunenevel ongeveer 100 lichtjaar groot; hij bevindt zich op een afstand van vier- à vijfduizend lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Sagittarius. ESO's melkwegtrologie gecreëerd in het kader van het GigaGalaxyZoom-project, dat onderdeel is van de activiteiten rond het Internationaal Jaar van de Sterrenkunde.
The Trilogy is Complete — GigaGalaxy Zoom Phase 3"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "ESO presenteert derde deel melkwegtrilogie", "pk_id": 32220, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft het derde en laatste van drie fotomozaïeken van het Melkwegstelsel online gezet. Dit 370 miljoen pixels tellende mozaïek, samengesteld uit opnamen die met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla (Chili) zijn gemaakt, toont het indrukwekkende stervormingsgebied van de zogeheten Lagunenevel. Deze gasnevel beslaat aan de hemel een gebied dat in oppervlak achtmaal zo groot is als de volle maan. In werkelijkheid is de Lagunenevel ongeveer 100 lichtjaar groot; hij bevindt zich op een afstand van vier- à vijfduizend lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Sagittarius. ESO's melkwegtrologie gecreëerd in het kader van het GigaGalaxyZoom-project, dat onderdeel is van de activiteiten rond het Internationaal Jaar van de Sterrenkunde.
The Trilogy is Complete — GigaGalaxy Zoom Phase 3", "slug": "eso-presenteert-derde-deel-melkwegtrilogie", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 9, 28, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-09-28 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "ESO presenteert derde deel melkwegtrilogie"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/magnetisme-speelt-belangrijke-rol-bij-geboorte-ste/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Krachtige magnetische velden spelen een belangrijker rol bij de geboorte van nieuwe sterren dan tot dusver algemeen werd aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse astronoom Hua-bai Li en zijn collega's. Zij maten de sterkte en de richting van het magnetisch veld in vijfentwintig compacte wolkjes in stervormingsgebieden op duizenden lichtjaren afstand van de aarde. Uit elk compact wolkje zal in de toekomst een ster ontstaan. Bij dat proces wordt de aantrekkende werking van de zwaartekracht tegengewerkt door magnetische velden en turbulentie. Li en zijn collega's ontdekten dat de magnetische velden van verschillende compacte wolkjes in hetzelfde stervormingsgebied vaak dezelfde oriëntatie vertonen. Dat wijst erop dat turbulentie in zo'n stervormingsgebied geen al te grote rol speelt. Kennelijk is de invloed van krachtige magnetische velden veel groter.
http://www.cfa.harvard.edu/news/2009/pr200920.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Magnetisme speelt belangrijke rol bij geboorte sterren", "pk_id": 32173, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Krachtige magnetische velden spelen een belangrijker rol bij de geboorte van nieuwe sterren dan tot dusver algemeen werd aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse astronoom Hua-bai Li en zijn collega's. Zij maten de sterkte en de richting van het magnetisch veld in vijfentwintig compacte wolkjes in stervormingsgebieden op duizenden lichtjaren afstand van de aarde. Uit elk compact wolkje zal in de toekomst een ster ontstaan. Bij dat proces wordt de aantrekkende werking van de zwaartekracht tegengewerkt door magnetische velden en turbulentie. Li en zijn collega's ontdekten dat de magnetische velden van verschillende compacte wolkjes in hetzelfde stervormingsgebied vaak dezelfde oriëntatie vertonen. Dat wijst erop dat turbulentie in zo'n stervormingsgebied geen al te grote rol speelt. Kennelijk is de invloed van krachtige magnetische velden veel groter.
http://www.cfa.harvard.edu/news/2009/pr200920.html", "slug": "magnetisme-speelt-belangrijke-rol-bij-geboorte-ste", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://cfa-www.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 9, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-09-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Magnetisme speelt belangrijke rol bij geboorte sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eso-telescoop-neemt-trifidnevel-onder-de-loep/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op de Chileense berg La Silla is een gedetailleerde overzichtsfoto gemaakt van de zogeheten Trifidnevel. De Trifidnevel is een bekende, kleurrijke stellaire kraamkamer in het sterrenbeeld Boogschutter. De hitte en sterrenwinden van de daarin aanwezige jonge sterren hebben het omringende gas en stof hevig in beroering gebracht. De gas- en stofwolken van de Trifidnevel zijn duidelijk verschillend van kleur. De blauwe delen zijn zogeheten reflectienevels, waarin stofdeeltjes het licht van naburige hete, blauwe sterren eenvoudig verstrooien. De rode delen van de nevel zijn emissienevels: deze worden zodanig verhit door de honderden jonge sterren ter plaatse, dat het gas zelf aan het gloeien wordt gebracht. En ten slotte zijn er nog de donkere banden die de Trifidnevel doorkruisen. Dat zijn wolken van gas en stof die bezig zijn met samentrekken, wat uiteindelijk tot de vorming van nieuwe sterren leidt.
Trifid Triple Treat"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "ESO-telescoop neemt Trifidnevel onder de loep", "pk_id": 32147, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "Met de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op de Chileense berg La Silla is een gedetailleerde overzichtsfoto gemaakt van de zogeheten Trifidnevel. De Trifidnevel is een bekende, kleurrijke stellaire kraamkamer in het sterrenbeeld Boogschutter. De hitte en sterrenwinden van de daarin aanwezige jonge sterren hebben het omringende gas en stof hevig in beroering gebracht. De gas- en stofwolken van de Trifidnevel zijn duidelijk verschillend van kleur. De blauwe delen zijn zogeheten reflectienevels, waarin stofdeeltjes het licht van naburige hete, blauwe sterren eenvoudig verstrooien. De rode delen van de nevel zijn emissienevels: deze worden zodanig verhit door de honderden jonge sterren ter plaatse, dat het gas zelf aan het gloeien wordt gebracht. En ten slotte zijn er nog de donkere banden die de Trifidnevel doorkruisen. Dat zijn wolken van gas en stof die bezig zijn met samentrekken, wat uiteindelijk tot de vorming van nieuwe sterren leidt.
Trifid Triple Treat", "slug": "eso-telescoop-neemt-trifidnevel-onder-de-loep", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 8, 26, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-08-26 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "ESO-telescoop neemt Trifidnevel onder de loep"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/straling-van-zware-ster-leidt-tot-geboorte-nieuwe-/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
De energierijke straling van een zware ster veroorzaakt schokgolven en verdichtingen in een grote wolk van koel waterstofgas, waardoor in het binnenste van die wolk honderden nieuwe, lichtere sterren ontstaan. Dit proces van 'getriggerde stervorming' is voor het eerst op grote schaal waargenomen in het stervormingsgebied Cepheus B, op ongeveer 2400 lichtjaar afstand van de aarde.\r\n
In de koude, donkere moleculaire wolk ontstaan op grote schaal nieuwe sterren, waarvan de leeftijden uiteenlopen van enkele miljoenen jaren tot een paar honderd miljoen jaar. Het stervormingsgebied is uitgebreid bestudeerd met twee ruimtetelescopen: het Chandra X-ray observatory en de Spitzer Space Telescope. Op basis van de rontgenwaarnemingen van Chandra konden sterrenkundigen de jonge sterren in het stervormingsgebied selecteren: pasgeboren sterren vertonen meer acitiviteit waarbij energierijke rontgenstraling geproduceerd wordt. De infraroodwaarnemingen van Spitzer lieten vervolgens zien welke van die sterren door stofschijven worden omgeven. Zulke protoplanetaire schijven komen uitsluitend bij de allerjongste sterren voor.\r\n
Uit de ruwe leeftijdsbepalingen die op deze manier zijn verkregen, blijkt duidelijk dat er zich een geboortegolf van nieuwe sterren door de wolk heeft voortgeplant. Die wordt grotendeels veroorzaakt door een zware ster die zich buiten de moleculaire wolk bevindt. De ontdekking van grootschalige 'getriggerde stervorming' is op 10 juli gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2009-123"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Straling van zware ster leidt tot geboorte nieuwe sterren", "pk_id": 32131, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
De energierijke straling van een zware ster veroorzaakt schokgolven en verdichtingen in een grote wolk van koel waterstofgas, waardoor in het binnenste van die wolk honderden nieuwe, lichtere sterren ontstaan. Dit proces van 'getriggerde stervorming' is voor het eerst op grote schaal waargenomen in het stervormingsgebied Cepheus B, op ongeveer 2400 lichtjaar afstand van de aarde.\r\n
In de koude, donkere moleculaire wolk ontstaan op grote schaal nieuwe sterren, waarvan de leeftijden uiteenlopen van enkele miljoenen jaren tot een paar honderd miljoen jaar. Het stervormingsgebied is uitgebreid bestudeerd met twee ruimtetelescopen: het Chandra X-ray observatory en de Spitzer Space Telescope. Op basis van de rontgenwaarnemingen van Chandra konden sterrenkundigen de jonge sterren in het stervormingsgebied selecteren: pasgeboren sterren vertonen meer acitiviteit waarbij energierijke rontgenstraling geproduceerd wordt. De infraroodwaarnemingen van Spitzer lieten vervolgens zien welke van die sterren door stofschijven worden omgeven. Zulke protoplanetaire schijven komen uitsluitend bij de allerjongste sterren voor.\r\n
Uit de ruwe leeftijdsbepalingen die op deze manier zijn verkregen, blijkt duidelijk dat er zich een geboortegolf van nieuwe sterren door de wolk heeft voortgeplant. Die wordt grotendeels veroorzaakt door een zware ster die zich buiten de moleculaire wolk bevindt. De ontdekking van grootschalige 'getriggerde stervorming' is op 10 juli gepubliceerd in The Astrophysical Journal .
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2009-123", "slug": "straling-van-zware-ster-leidt-tot-geboorte-nieuwe-", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 8, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-08-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Straling van zware ster leidt tot geboorte nieuwe sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/spitzer-ruimtetelescoop-begint-aan-warme-missie/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
De Amerikaanse Spitzer Space Telescope, een ruimtetelescoop die infrarode (warmte-)straling uit het heelal detecteert, is eind juli met succes aan zijn 'warme missie' begonnen. Om infraroodstraling te kunnen waarnemen, moeten de detectoren van een telescoop zeer sterk gekoeld worden, tot vlak boven het absolute nulpunt (273 graden onder nul). Bij Spitzer gebeurde dat met behulp van vloeibaar helium. Ruim vijf jaar na de lancering op 25 augustus 2003 was het helium echter verdampt, en vanaf 15 mei 2009 is de ruimtetelescoop dan ook langzaam maar zeker opgewarmd, tot een temperatuur van 30 graden boven het absolute nulpunt. Een van de drie infrarooddetectoren (voor lange golflengten) is daardoor niet meer bruikbaar, maar de twee andere, die relatief kortgolvige infraroodstraling waarnemen, functioneren ook bij deze temperatuur nog steeds goed. Daardoor zal Spitzer de komende jaren nog steeds waardevol onderzoek kunnen verrichten aan stoffige stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel, aan andere sterrenstelsels, aan planetoïden in ons eigen zonnestelsel, en aan planeten bij andere sterren. De 'warme missie' is officieel op 27 juli van start gegaan; NASA publiceerde vandaag drie infraroodfoto's die op 18 en 21 juli zijn gemaakt. De afgebeelde foto toont een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan. Op foto's in zichtbaar licht is alleen een donkere stofwolk zichtbaar, maar Spitzer kan dwars door het stof heenkijken en brengt op die manier de pasgeboren sterren in de wolk aan het licht.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2009-116"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Spitzer-ruimtetelescoop begint aan 'warme' missie", "pk_id": 32115, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
De Amerikaanse Spitzer Space Telescope, een ruimtetelescoop die infrarode (warmte-)straling uit het heelal detecteert, is eind juli met succes aan zijn 'warme missie' begonnen. Om infraroodstraling te kunnen waarnemen, moeten de detectoren van een telescoop zeer sterk gekoeld worden, tot vlak boven het absolute nulpunt (273 graden onder nul). Bij Spitzer gebeurde dat met behulp van vloeibaar helium. Ruim vijf jaar na de lancering op 25 augustus 2003 was het helium echter verdampt, en vanaf 15 mei 2009 is de ruimtetelescoop dan ook langzaam maar zeker opgewarmd, tot een temperatuur van 30 graden boven het absolute nulpunt. Een van de drie infrarooddetectoren (voor lange golflengten) is daardoor niet meer bruikbaar, maar de twee andere, die relatief kortgolvige infraroodstraling waarnemen, functioneren ook bij deze temperatuur nog steeds goed. Daardoor zal Spitzer de komende jaren nog steeds waardevol onderzoek kunnen verrichten aan stoffige stervormingsgebieden in het Melkwegstelsel, aan andere sterrenstelsels, aan planetoïden in ons eigen zonnestelsel, en aan planeten bij andere sterren. De 'warme missie' is officieel op 27 juli van start gegaan; NASA publiceerde vandaag drie infraroodfoto's die op 18 en 21 juli zijn gemaakt. De afgebeelde foto toont een stervormingsgebied in het sterrenbeeld Zwaan. Op foto's in zichtbaar licht is alleen een donkere stofwolk zichtbaar, maar Spitzer kan dwars door het stof heenkijken en brengt op die manier de pasgeboren sterren in de wolk aan het licht.
http://www.jpl.nasa.gov/news/news.cfm?release=2009-116", "slug": "spitzer-ruimtetelescoop-begint-aan-warme-missie", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jpl.nasa.gov/", "type": "source", "title": "Jet Propulsion Laboratory"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 8, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-08-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Spitzer-ruimtetelescoop begint aan 'warme' missie"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/eso-fotografeert-kosmische-adelaar/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De ESO heeft een nieuwe overzichtsopname gepresenteerd van het hemelgebied rond de Adelaarnevel. Dat is het stervormingsgebied rond de stofzuilen die prominent op de overbekende Hubble-opname te zien zijn. De Adelaarnevel bevindt zich op een afstand van 7000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Slang. In het gebied bevindt zich een sterrenhoop van jonge, hete sterren - NGC 6611 - die met hun intense straling het gas en stof uit hun omgeving verdrijven. Alleen in de stofzuilen is de gasdichtheid groot genoeg om deze 'stralingserosie' te weerstaan. Binnen enkele miljoenen jaren zullen ook hier nieuwe sterren ontstaan. De nieuwe ESO-foto, gemaakt met de 2,2-meter telescoop op La Silla (Chili), toont een veel groter gebied rond de stofzuilen dan eerdere opnamen van de Adelaarnevel.
An Eagle of Cosmic Proportions"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "ESO fotografeert 'kosmische adelaar'", "pk_id": 32082, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De ESO heeft een nieuwe overzichtsopname gepresenteerd van het hemelgebied rond de Adelaarnevel. Dat is het stervormingsgebied rond de stofzuilen die prominent op de overbekende Hubble-opname te zien zijn. De Adelaarnevel bevindt zich op een afstand van 7000 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Slang. In het gebied bevindt zich een sterrenhoop van jonge, hete sterren - NGC 6611 - die met hun intense straling het gas en stof uit hun omgeving verdrijven. Alleen in de stofzuilen is de gasdichtheid groot genoeg om deze 'stralingserosie' te weerstaan. Binnen enkele miljoenen jaren zullen ook hier nieuwe sterren ontstaan. De nieuwe ESO-foto, gemaakt met de 2,2-meter telescoop op La Silla (Chili), toont een veel groter gebied rond de stofzuilen dan eerdere opnamen van de Adelaarnevel.
An Eagle of Cosmic Proportions", "slug": "eso-fotografeert-kosmische-adelaar", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 7, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-07-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "ESO fotografeert 'kosmische adelaar'"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/tubulentie-rond-zwarte-gaten-remt-stervorming-af/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Turbulente bewegingen in gigantische straalstromen verhinderen de vorming van grote hoeveelheden sterren in de kernen van clusters van sterrenstelsels. Dat concluderen Evan Scannapieco van de Arizona State University en Marcus Brüggen van de Jacobs-universiteit in Bremen in een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society op basis van computersimulaties.\r\n
In de kernen van grote clusters van sterrenstelsels bevinden zich meestal reusachtige elliptische stelsels met superzware zwarte gaten in het middelpunt. In veel clusters zijn ook zogeheten 'cooling flows' ontdekt: heet gas koelt af terwijl het naar het centrum van de cluster zakt. Je zou verwachten dat uit dat relatief koele gas gemakkelijk grote hoeveelheden nieuwe sterren ontstaan. Dat is echter niet het geval.\r\n
Scannapieco en Brüggen hebben met behulp van simulaties op krachtige supercomputers nu aannemelijk gemaakt dat grootschalige stervorming wordt afgeremd door turbulentie in de energierijke straalstromen van het centrale superzware zwarte gat. Door die turbulentie raakt het hete gas in de straalstroom vermengd met het relatief koele gas uit de 'cooling flows'.\r\n
Een ander gevolg van die vermenging is dat de gastoevoer van het zwarte gat wordt afgeremd. na verloop van tijd komt de straalstroomactiviteit hierdoor tot rust. Het centrale deel van de 'cooling flow' komt dan weer op gang, waardoor ook weer meer gas in de omgeving van het zwarte gat terecht komt, en de straalstroomactiviteit weer begint toe te nemen. Op deze manier is de cyclische activiteit van superzware zwarte gaten te verklaren.
http://www.ras.org.uk/index.php?option=com_content&task=view&id=1642&Itemid=2"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Tubulentie rond zwarte gaten remt stervorming af", "pk_id": 32077, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Turbulente bewegingen in gigantische straalstromen verhinderen de vorming van grote hoeveelheden sterren in de kernen van clusters van sterrenstelsels. Dat concluderen Evan Scannapieco van de Arizona State University en Marcus Brüggen van de Jacobs-universiteit in Bremen in een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society op basis van computersimulaties.\r\n
In de kernen van grote clusters van sterrenstelsels bevinden zich meestal reusachtige elliptische stelsels met superzware zwarte gaten in het middelpunt. In veel clusters zijn ook zogeheten 'cooling flows' ontdekt: heet gas koelt af terwijl het naar het centrum van de cluster zakt. Je zou verwachten dat uit dat relatief koele gas gemakkelijk grote hoeveelheden nieuwe sterren ontstaan. Dat is echter niet het geval.\r\n
Scannapieco en Brüggen hebben met behulp van simulaties op krachtige supercomputers nu aannemelijk gemaakt dat grootschalige stervorming wordt afgeremd door turbulentie in de energierijke straalstromen van het centrale superzware zwarte gat. Door die turbulentie raakt het hete gas in de straalstroom vermengd met het relatief koele gas uit de 'cooling flows'.\r\n
Een ander gevolg van die vermenging is dat de gastoevoer van het zwarte gat wordt afgeremd. na verloop van tijd komt de straalstroomactiviteit hierdoor tot rust. Het centrale deel van de 'cooling flow' komt dan weer op gang, waardoor ook weer meer gas in de omgeving van het zwarte gat terecht komt, en de straalstroomactiviteit weer begint toe te nemen. Op deze manier is de cyclische activiteit van superzware zwarte gaten te verklaren.
http://www.ras.org.uk/index.php?option=com_content&task=view&id=1642&Itemid=2", "slug": "tubulentie-rond-zwarte-gaten-remt-stervorming-af", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.ras.org.uk/", "type": "source", "title": "Royal Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 7, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-07-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Tubulentie rond zwarte gaten remt stervorming af"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ntt-telescoop-schildert-de-omeganevel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Omeganevel is een oogverblindende kraamkamer van sterren op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. In deze ruwweg 15 lichtjaar metende wolk van gas en stof zijn de afgelopen paar miljoen jaar talrijke zware, hete sterren geboren. Door de intense straling en sterrenwind van deze sterren is een opmerkelijk streperige structuur in het gas ontstaan. Die structuur is nu in al haar glorie vastgelegd met het EMMI-instrument (een gecombineerde camera/spectrograaf) dat aan de 3,58-meter New Technology Telescope (NTT) in Chili is gekoppeld. De pasteltinten op de foto zijn het gevolg van de aanwezigheid van verschillende soorten gas (grotendeels waterstof, maar ook zuurstof, stikstof en zwavel) die door de intense uv-straling van de jonge, hete sterren aan het gloeien worden gebracht.
New portrait of Omega Nebula's glistening watercolours"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "NTT-telescoop 'schildert' de Omeganevel", "pk_id": 32060, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "De Omeganevel is een oogverblindende kraamkamer van sterren op een afstand van ongeveer 5500 lichtjaar. In deze ruwweg 15 lichtjaar metende wolk van gas en stof zijn de afgelopen paar miljoen jaar talrijke zware, hete sterren geboren. Door de intense straling en sterrenwind van deze sterren is een opmerkelijk streperige structuur in het gas ontstaan. Die structuur is nu in al haar glorie vastgelegd met het EMMI-instrument (een gecombineerde camera/spectrograaf) dat aan de 3,58-meter New Technology Telescope (NTT) in Chili is gekoppeld. De pasteltinten op de foto zijn het gevolg van de aanwezigheid van verschillende soorten gas (grotendeels waterstof, maar ook zuurstof, stikstof en zwavel) die door de intense uv-straling van de jonge, hete sterren aan het gloeien worden gebracht.
New portrait of Omega Nebula's glistening watercolours", "slug": "ntt-telescoop-schildert-de-omeganevel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 7, 7, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-07-07 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "NTT-telescoop 'schildert' de Omeganevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dubbel-zonnestelsel-in-wording-gevonden-in-orionne/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
In de beroemde Orionnevel, een geboorteplaats van nieuwe sterren op 1300 lichtjaar afstand van de aarde, is een dubbel zonnestelsel-in-wording ontdekt. Het gaat om twee jonge, relatief lichte sterren die eens in de paar duizend jaar om elkaar heen draaien, op een onderlinge afstand van ongeveer zestig miljard kilometer. Rond een van de sterren was door de Hubble Space Telescope al een afgeplatte schijf van gas en stof ontdekt, waaruit in de toekomst een planetenstelsel kan ontstaan. Met de Submillimeter Array, een netwerk van schotelantennes op de 4200 meter hoge vulkaantop Mauna Kea op Hawaii, is nu ontdekt dat de begeleidende ster ook door zo'n protoplanetaire schijf wordt omgeven. Het is voor het eerst dat een dubbelster is gevonden waarvan beide componenten in de toekomst mogelijk door planeten worden vergezeld. De ontdekking is gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters .
http://www.ifa.hawaii.edu/info/press-releases/2solarSystems/2solarSystemsJun09.shtml"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dubbel zonnestelsel-in-wording gevonden in Orionnevel", "pk_id": 32048, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
In de beroemde Orionnevel, een geboorteplaats van nieuwe sterren op 1300 lichtjaar afstand van de aarde, is een dubbel zonnestelsel-in-wording ontdekt. Het gaat om twee jonge, relatief lichte sterren die eens in de paar duizend jaar om elkaar heen draaien, op een onderlinge afstand van ongeveer zestig miljard kilometer. Rond een van de sterren was door de Hubble Space Telescope al een afgeplatte schijf van gas en stof ontdekt, waaruit in de toekomst een planetenstelsel kan ontstaan. Met de Submillimeter Array, een netwerk van schotelantennes op de 4200 meter hoge vulkaantop Mauna Kea op Hawaii, is nu ontdekt dat de begeleidende ster ook door zo'n protoplanetaire schijf wordt omgeven. Het is voor het eerst dat een dubbelster is gevonden waarvan beide componenten in de toekomst mogelijk door planeten worden vergezeld. De ontdekking is gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters .
http://www.ifa.hawaii.edu/info/press-releases/2solarSystems/2solarSystemsJun09.shtml", "slug": "dubbel-zonnestelsel-in-wording-gevonden-in-orionne", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.hawaii.edu/", "type": "source", "title": "University of Hawaii"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 7, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-07-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dubbel zonnestelsel-in-wording gevonden in Orionnevel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/broedplaats-van-sterren-ontdekt/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterrenkundigen hebben, met behulp van de Submillimeter Array op Hawaï, een compacte kern ontdekt in een donkere wolk van gas en stof op 23.000 lichtjaar van de aarde. Vermoed wordt dat de kern, die nog ijskoud is en verder geen bijzondere activiteit vertoont, de voorloper is van één of meerdere zware sterren. Binnen een volume dat kleiner is dan de Oortwolk van kometen die ons zonnestelsel omhult, bevindt zich maar liefst 120 zonsmassa's aan materie. Uit recent theoretisch onderzoek en computersimulaties blijkt dat een compacte kern als deze binnen 50.000 jaar zware sterren kan vormen.
A Sleeping Giant: The Submillimeter Array Finds A Massive Core In A Cold Dark Cloud"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Broedplaats van sterren ontdekt", "pk_id": 31989, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Sterrenkundigen hebben, met behulp van de Submillimeter Array op Hawaï, een compacte kern ontdekt in een donkere wolk van gas en stof op 23.000 lichtjaar van de aarde. Vermoed wordt dat de kern, die nog ijskoud is en verder geen bijzondere activiteit vertoont, de voorloper is van één of meerdere zware sterren. Binnen een volume dat kleiner is dan de Oortwolk van kometen die ons zonnestelsel omhult, bevindt zich maar liefst 120 zonsmassa's aan materie. Uit recent theoretisch onderzoek en computersimulaties blijkt dat een compacte kern als deze binnen 50.000 jaar zware sterren kan vormen.
A Sleeping Giant: The Submillimeter Array Finds A Massive Core In A Cold Dark Cloud", "slug": "broedplaats-van-sterren-ontdekt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.hawaii.edu/", "type": "source", "title": "University of Hawaii"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 6, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-06-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Broedplaats van sterren ontdekt"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/donkere-gaswolk-zal-nieuwe-ster-vormen/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Duitse en Spaanse sterrenkundigen denken dat de nu nog sterloze, donkere gaswolk Barnard 68 (B68) op het punt staat om in te storten en een nieuwe ster te vormen. B68 bevindt zich op een afstand van ongeveer 400 lichtjaar en is rijk aan stof. Vandaar dat de wolk het licht van achterliggende sterren tegenhoudt. Uit onderzoek van de dichtheidsverdeling van de gaswolk blijkt dat hierin ongeveer twee zonsmassa's aan materie aanwezig is. Even verderop bevindt zich een tweede, kleinere wolk die goed is voor nog eens 0,2 zonsmassa materie. De beide gaswolken lijken elkaar te naderen en dat zou er volgens de onderzoekers toe kunnen leiden dat de grote wolk al binnen afzienbare tijd - 200.000 jaar of daaromtrent - zou kunnen samentrekken en een nieuwe ster gaat vormen. Een en ander blijkt uit een computermodel waarmee de situatie rond B68 is nagebootst.
Birth of a star predicted"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Donkere gaswolk zal nieuwe ster vormen", "pk_id": 31988, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "Duitse en Spaanse sterrenkundigen denken dat de nu nog sterloze, donkere gaswolk Barnard 68 (B68) op het punt staat om in te storten en een nieuwe ster te vormen. B68 bevindt zich op een afstand van ongeveer 400 lichtjaar en is rijk aan stof. Vandaar dat de wolk het licht van achterliggende sterren tegenhoudt. Uit onderzoek van de dichtheidsverdeling van de gaswolk blijkt dat hierin ongeveer twee zonsmassa's aan materie aanwezig is. Even verderop bevindt zich een tweede, kleinere wolk die goed is voor nog eens 0,2 zonsmassa materie. De beide gaswolken lijken elkaar te naderen en dat zou er volgens de onderzoekers toe kunnen leiden dat de grote wolk al binnen afzienbare tijd - 200.000 jaar of daaromtrent - zou kunnen samentrekken en een nieuwe ster gaat vormen. Een en ander blijkt uit een computermodel waarmee de situatie rond B68 is nagebootst.
Birth of a star predicted", "slug": "donkere-gaswolk-zal-nieuwe-ster-vormen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 6, 9, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-06-09 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Donkere gaswolk zal nieuwe ster vormen"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/dagboek-van-een-ster/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterren hebben niet het eeuwige leven. Ze ontstaan in interstellaire gaswolken, en eindigen als witte dwerg, neutronenster of zwart gat. Hun geboorte, levensloop en dood wordt tegenwoordig goed begrepen door sterrenkundigen.\r\n\r\nToen het heelal ontstond, zo’n veertien miljard jaar geleden, bestond het vrijwel volledig uit de twee lichtste elementen: waterstof en helium. Nog steeds maken die twee elementen de dienst uit in het heelal; zwaardere elementen als koolstof, zuurstof, ijzer en goud vormen in feite niet meer dan een kleine ‘verontreiniging’ in de oceaan van waterstof en helium. Die ‘verontreiniging’, waaraan wij ons bestaan te danken hebben, is volledig toe te schrijven aan geboorte, levensloop en dood van sterren.\r\nSterren zijn kolossale bollen van gloeiend heet gas, die ontstaan uit samentrekkende gaswolken. Als gevolg van de zwaartekracht stort een geringe verdichting in een ijle interstellaire gaswolk in korte tijd onder zijn eigen gewicht ineen, waardoor dichtheid en temperatuur snel toenemen. De protoster, vaak nog gehuld in de gas- en stofwolken waaruit hij ontstond, begint warmtestraling uit te zenden, en is daardoor met een infraroodtelescoop te zien.\r\n\r\nWanneer de druk en de temperatuur in het binnenste van de zich vormende ster hoog genoeg zijn, treedt er spontaan kernfusie op, waarbij waterstofatomen samensmelten tot heliumatomen. Daarbij komen enorme hoeveelheden energie vrij, en die kernenergie biedt weerstand tegen de zwaartekrachtscollaps. De ster krimpt niet verder in, en begint aan een lange, stabiele fase van zijn leven, waarbij er een uitgebalanceerd evenwicht bestaat tussen zwaartekracht en gasdruk. A star is born.\r\n\r\nAlleen ons eigen Melkwegstelsel telt al een slordige tweehonderd miljard sterren. Het aantal sterrenstelsels in het waarneembare heelal bedraagt ook enkele honderden miljarden. De kosmos bevat dus tientallen triljarden kosmische kernfusiecentrales, die stuk voor stuk strijd leveren tegen de oppressie van de zwaartekracht. Elk lichtstipje aan de nachtelijke sterrenhemel markeert een langdurige uitputtingsslag tussen de fundamentele krachten in de natuur.\r\n\r\nUiteindelijk is het echter toch de zwaartekracht die zegeviert. Ooit raakt de waterstofvoorraad uitgeput, valt de inwendige druk weg en neemt de zwaartekracht het heft weer in handen. Hoe snel dat gebeurt, hangt af van de beginmassa van de ster. Een relatief kleine en lichte ster als de zon kan circa tien miljard jaar lang toe met zijn waterstofvoorraad. Nog kleinere dwergsterren kunnen leeftijden van meer dan honderd miljard jaar bereiken. Maar grote, zware sterren moeten hun nucleaire ovens harder opstoken om weerstand te kunnen bieden tegen de zwaartekracht. Hoewel hun brandstofvoorraad groter is, jagen ze die er in zo’n hoog tempo doorheen, dat de bodem na tien tot honderd miljoen jaar al in zicht komt.\r\n\r\nSter raakt van slag\r\nWanneer de waterstofvoorraad in het allerbinnenste van een zonachtige ster is uitgeput, is er een kleine kern van helium ontstaan. In een dikke schil rondom die kern vindt echter nog steeds waterstoffusie plaats, en de heliumkern wordt dan ook langzaam maar zeker groter en zwaarder. Door de schilverbranding zwellen de buitenlagen van de ster enorm op, waardoor hij verandert in een reuzenster.\r\n\r\nNa ongeveer één miljard jaar is de heliumkern in het binnenste van de ster zo zwaar en heet geworden dat ook hierin spontaan fusiereacties op gang komen, waarbij helium wordt omgezet in koolstof. Nog weer later vindt ook fusie van koolstof in zuurstof plaats. Die nieuwe fusiereacties verlopen veel sneller, en in korte tijd vormt zich in het binnenste van de ster een kern van koolstof en zuurstof. Rondom die kern ligt een schil waarin heliumverbranding plaatsvindt, en nog verder naar buiten treedt nog steeds schilverbranding van waterstof op.\r\n\r\nDoor al die energieproductie zwelt de ster nog verder op tot een rode superreus, en als gevolg van de veranderingen in het binnenste raakt de ster van slag. De buitenlagen beginnen te pulseren, en in de loop van enkele tienduizenden jaren worden grote hoeveelheden gas de ruimte in geblazen. Rondom de ster ontstaat een langzaam uitdijende nevel, met een opmerkelijk symmetrische structuur. Zulke nevels werden enkele eeuwen geleden al ontdekt, en omdat ze op het eerste gezicht wel iets weghebben van zwak verlichte planeetschijfjes, werden ze planetaire nevels genoemd – een naam die nog steeds wordt gebruikt, ook al hebben de gasschillen niets met planeten te maken.\r\n\r\nWat er uiteindelijk van de ster overblijft is een relatief kleine kern die voornamelijk uit koolstof en zuurstof bestaat, omgeven door een dikke mantel van helium en een dunne buitenste schil van waterstof. De fusiereacties in de kern komen tot stilstand – de temperatuur en druk worden nooit hoog genoeg om de fusie van zuurstofatomen op gang te brengen – en onder invloed van de zwaartekracht stort de ster ineen tot een supercompacte gasbol die nauwelijks groter is dan de aarde: een witte dwerg.\r\n\r\nWitte dwergen zijn bizarre objecten, waarin de gasatomen stijf opeen zijn gepakt. Hun massa is vergelijkbaar met die van de zon, maar hun volume is ongeveer gelijk aan het volume van de aarde. Eén kubieke centimeter witte-dwergmaterie weegt ongeveer duizend kilogram, en de zwaartekracht aan het oppervlak van een witte dwerg is tienduizenden keren zo sterk als de oppervlaktezwaartekracht van de aarde.\r\n\r\nIn een witte dwerg komen geen kernfusiereacties meer in voor. Maar omdat de ster slechts heel langzaam afkoelt, straalt hij nog miljarden jaren lang een geringe hoeveelheid licht en warmte uit. Uiteindelijk verandert de witte dwerg in een donkere, koude sintel – het stoffelijk overschot van een zonachtige ster.\r\n\r\nSupernova\r\nMet sterren die veel zwaarder zijn dan de zon loopt het heel anders af. Om te beginnen hebben ze een aanzienlijk kortere levensduur, omdat ze hun brandstofvoorraad in een veel hoger tempo verstoken. In de kern van een ster die twintig keer zo zwaar is als de zon, moeten de fusiereacties veel sneller verlopen om weerstand te kunnen bieden aan de sterkere zwaartekracht. Het gevolg is dat zo’n ster bijna vijftigduizend keer zo veel energie produceert als de zon, en dat de waterstofvoorraad in de kern na tien miljoen jaar al is opgebruikt.\r\n\r\nOok de heliumverbrandingsfase, waarbij de ster opzwelt tot een superreus, duurt veel korter dan bij de zon: ongeveer één miljoen jaar. Daarna zijn het de fusiereacties van koolstof die het verder ineenstorten van de zware ster tegengaan. Bij die koolstoffusie, die in een zware ster ongeveer tienduizend jaar duurt, ontstaan onder andere magnesium, natrium, neon en zuurstof. Wanneer ook de koolstofvoorraad in de kern is uitgeput, wordt de ster door de enorme zwaartekracht weer verder ineengeperst, en neemt de kerntemperatuur toe tot meer dan één miljard graden. Onder die extreme omstandigheden kunnen neon- en zuurstofatomen fuseren tot onder andere zwavel, silicium, fosfor en aluminium. Die fase duurt niet veel langer dan een jaar of tien; het einde van de ster komt nu snel in zicht.\r\n\r\nUiteindelijk, wanneer de kerntemperatuur toeneemt tot twee- à drie miljard graden, smelten siliciumatomen samen tot ijzeratomen – een proces dat binnen een week is voltooid. Op dat moment bestaat de kern van de ster dus voornamelijk uit ijzer (natuurlijk niet in vaste vorm, maar in gasvorm en bovendien volledig geïoniseerd), en wordt hij omgeven door een reeks concentrische schillen waarin zuurstofverbranding, koolstofverbranding, heliumverbranding en waterstofverbranding plaatsvindt. De waterstofrijke buitenlagen van de zware ster, met een gezamenlijke massa van misschien wel tien zonsmassa’s, kunnen in een eerder evolutiestadium al de ruimte in zijn geblazen, waardoor de uiteindelijke massa van de ster aanzienlijk kleiner is geworden.\r\n\r\nNu wordt het geduld van de zwaartekracht eindelijk beloond. Als er in de kern van de ster eenmaal ijzerkernen zijn gevormd, komt er voorgoed een einde aan de spontane fusiereacties. IJzer is het meest stabiele element in de natuur, en ijzeratomen smelten niet spontaan samen tot zwaardere atoomkernen. De druk in het inwendige van de zware ster, opgewekt door een koortsachtige estafette van steeds sneller verlopende fusiereacties, valt definitief weg, en de ster stort volledig ineen onder zijn eigen gewicht.\r\n\r\nIn een fractie van een seconde krimpt de ijzerkern van de ster – aanvankelijk ongeveer even groot als onze zon – in tot een supercompacte bal met een middellijn van enkele tientallen kilometers. De ijzeratomen worden daarbij volledig uiteengerukt in afzonderlijke protonen en neutronen, waartussen zich nog steeds vrije elektronen bevinden. Die negatief geladen elektronen worden als het ware in de positief geladen protonen geperst, waarbij ze samensmelten tot nieuwe neutronen, die geen elektrische lading hebben. Zo verandert de kern van de ster in een twintig tot dertig kilometer grote bal van stijf opeengeperste neutronen, met een onvoorstelbare dichtheid van honderd miljoen ton per kubieke centimeter – een zogeheten neutronenster.\r\n\r\nDe buitenlagen van de ster hebben nog niet in de gaten wat zich diep in het sterinwendige allemaal afspeelt. Met geweldige snelheden storten ze naar binnen. De temperaturen nemen in schrikbarend tempo toe, en overal in de ster komen opnieuw kernfusiereacties op gang, waarbij in hoog tempo een enorme verscheidenheid aan nieuwe elementen wordt gevormd. Die nucleaire heksenketel levert echter niet voldoende inwendige druk om de zwaartekrachtscollaps van de ster tegen te houden. Toch wordt de implosie van de ster na korte tijd omgezet in een explosie: doordat het sterrengas als het ware te pletter slaat op het vrijwel onsamendrukbare materiaal van de neutronenster, ontstaat er een krachtige naar buiten gerichte schokgolf die de ster uiteen doet spatten.\r\n\r\nOok tijdens die supernova-explosie vinden er tal van kernreacties plaats, waarbij niet alleen sprake is van kernsplitsing of kernfusie, maar ook van de vorming van extra zware elementen door het invangen van individuele neutronen. Op die manier ontstaan atoomkernen die zwaarder zijn dan die van ijzer, zoals koper, tin, lood, platina en goud. Daarnaast worden er grote hoeveelheden radioactieve elementen gevormd, waaronder kobalt-56, en bij het verval van deze radioactieve stoffen komt in de loop van enkele maanden zo veel energie vrij dat de sterexplosie ongeveer even helder is als een compleet sterrenstelsel.\r\n\r\nNeutronensterren, pulsars en zwarte gaten\r\nEen supernova-explosie is de doodskreet van een zware ster. Het grootste deel van de ster spat volledig uit elkaar; alleen de kern stort ineen tot een supercompacte neutronenster. Neutronensterren zijn bijzonder klein – nauwelijks groter dan een stad als Amsterdam – en zenden praktisch geen zichtbaar licht uit. De enige manier waarop ze hun bestaan verraden is door middel van hun sterke zwaartekrachtsveld of hun supersnelle rotatie. In het eerste geval moet de neutronenster deel uitmaken van een dubbelstersysteem; in het tweede geval moet hij een bijzondere oriëntatie hebben ten opzichte van de aarde.\r\n\r\nVeel sterren in het heelal maken deel uit van een dubbelster of een meervoudige ster: twee of meer sterren die in een baan om elkaar heen bewegen onder invloed van de wederzijdse zwaartekracht. Wanneer een van de sterren in een dubbelster een supernova-explosie ondergaat, zal de resulterende neutronenster in veel gevallen nog steeds een baan beschrijven rondom de begeleider. Of liever gezegd: beide sterren beschrijven een baan romdom een gemeenschappelijk zwaartepunt, zodat het bestaan van de neutronenster kan worden afgeleid uit de periodieke schommelingen van de begeleider.\r\n\r\nIn sommige gevallen zijn de aanwijzingen nog sterker. Als de zichtbare begeleider aan het eind van zijn leven opzwelt tot een reuzenster, kan hij zijn buitenste gaslagen niet goed meer vasthouden. Er stroomt dan sterrengas over van de gewone ster naar de neutronenster, en als gevolg van het sterke zwaartekrachtsveld van de neutronenster komt dat gas uiteindelijk met extreem hoge snelheid op het oppervlak terecht. Daarbij wordt het sterk verhit, en begint het energierijke röntgenstraling uit te zenden. Sterrenkundigen hebben veel van zulke röntgendubbelsterren ontdekt, en in de meeste gevallen wordt er nauwelijks aan getwijfeld dat de onzichtbare component van de dubbelster een neutronenster is.\r\n\r\nOok single neutronensterren kunnen soms vanaf de aarde worden ontdekt, wanneer hun rotatieas een bepaalde stand ten opzichte van de aarde heeft. Tijdens de zwaartekrachtscollaps van de oorspronkelijke sterkern neemt de rotatiesnelheid enorm toe als gevolg van de wet van behoud van impulsmoment. Op het oppervlak van zo’n snel rondtollende neutronenster bevinden zich meestal twee extreem hete gebieden, die samenvallen met de magnetische noord- en zuidpool.\r\n\r\nOmdat de magnetische polen meestal niet exact samenvallen met de rotatiepolen, heeft de rondtollende neutronenster wel iets weg van een op hol geslagen vuurtoren, die rondzwiepende bundels van straling het heelal in slingert. Ligt de aarde toevallig in de baan van zo’n rondzwiepende bundel, dan wordt er bij elke rotatie van de neutronenster – dus in veel gevallen honderden malen per seconde – een korte stralingspuls waargenomen.\r\n\r\nInmiddels zijn er een kleine tweeduizend van zulke radiopulsars bekend – stuk voor stuk neutronensterren die toevallig op een bijzondere manier georiënteerd zijn ten opzichte van de aarde. Sommige maken deel uit van een dubbelstersysteem (er zijn zelfs enkele dubbelpulsars ontdekt!); sommige pulseren ook in röntgenstraling of in zichtbaar licht, en sommige draaien meer dan vijfhonderd keer per seconde om hun as.\r\n\r\nHet is ook mogelijk dat er bij een supernova-explosie geen neutronenster achterblijft, maar een zwart gat. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de oorspronkelijke ster extreem zwaar is en zeer snel om zijn as draait. Bij de terminale explosie van zo’n ster komt meer energie vrij dan de zon in zijn gehele leven uitzendt, voornamelijk in de vorm van gammastraling. Zulke gammaflitsen vormen de krachtigste explosies in het heelal. Ze markeren de geboorte van een zwart gat – een gebied in de ruimte waar de zwaartekracht zo sterk is dat er zelfs geen licht uit kan ontsnappen.\r\n\r\nOok stellaire zwarte gaten verraden hun aanwezigheid wanneer ze zich in een dubbelstersysteem bevinden. In sommige röntgendubbelsterren is de massa van de onzichtbare begeleider zo hoog dat er wel sprake moet zijn van een zwart gat. Maar vermoedelijk dolen er ook honderden miljoenen solitaire zwarte gaten door het Melkwegstelsel. De kans op een ontmoeting met zo’n vraatzuchtige stellaire zombie is gelukkig onvoorstelbaar klein.\r\n\r\nKader 1 - Ondermaatse sterren\r\nSommige sterren zijn tientallen keren zo zwaar als de zon, en stralen enorme hoeveelheden energie uit. Maar verreweg de meeste sterren in het Melkwegstelsel zijn juist veel kleiner en lichter dan de zon. Zulke rode dwergen produceren maar weinig energie, en kunnen vele miljarden jaren toe met hun brandstofvoorraad. Daarnaast zijn er ook veel zogeheten bruine dwergen – ‘mislukte sterren’ die niet zwaar genoeg zijn om waterstoffusie in hun inwendige op gang te brengen. Bruine dwergen zijn ongeveer even groot als de reuzenplaneet Jupiter, maar ze zijn meestal enkele tientallen keren zo zwaar. Ze produceren een klein beetje energie door de fusie van deuterium (zwaar waterstof), maar worden in de loop van hun leven steeds koeler en lichtzwakker.\r\n\r\nOver de geboorte van de allerlichtste dwergsterren is nog weinig bekend. Misschien ontstaan ze door fragmentatie van een ineenstortende gaswolk, maar het bestaan van extreem wijde dubbelsterren met zeer geringe massa is dan moeilijk te verklaren. Sommige bruine dwergen zouden ook op dezelfde manier kunnen ontstaan als reuzenplaneten: door een zwaartekrachtsinstabiliteit in de gas- en stofschijf rond een pasgeboren ster. \r\n\r\nKader 2 - Versmeltende sterren\r\nVergeleken met hun onderlinge afstanden zijn sterren buitengewoon klein. Onderlinge botsingen zijn dan ook uiterst zeldzaam. Maar in bolvormige sterrenhopen kunnen wél sterbotsingen voorkomen. Zo’n bolhoop telt vaak een paar honderdduizend sterren, verspreid in een gebied met een middellijn van enkele tientallen lichtjaren. Bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste structuren in het heelal; de meeste sterren in een bolhoop hebben leeftijden van vele miljarden jaren.\r\n\r\nWanneer twee sterren in een bolvormige sterrenhoop met elkaar botsen en versmelten, ontstaat een zware ster die plotseling veel meer energie produceert. Daardoor heeft hij een blauwere kleur en oogt hij jonger dan de andere sterren in de bolhoop. Het is alsof de ster veel minder ver geëvolueerd is. Zulke ‘blauwe treuzelaars’ zijn inderdaad gevonden in bolvormige sterrenhopen. Computersimulaties doen zelfs vermoeden dat er complete kettingbotsingen van sterren kunnen optreden, waardoor uiteindelijk een extreem zware ster ontstaat die na een spectaculaire supernova-explosie een middelzwaar zwart gat achterlaat."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dagboek van een ster", "pk_id": 31379, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Sterren hebben niet het eeuwige leven. Ze ontstaan in interstellaire gaswolken, en eindigen als witte dwerg, neutronenster of zwart gat. Hun geboorte, levensloop en dood wordt tegenwoordig goed begrepen door sterrenkundigen.\r\n\r\nToen het heelal ontstond, zo’n veertien miljard jaar geleden, bestond het vrijwel volledig uit de twee lichtste elementen: waterstof en helium. Nog steeds maken die twee elementen de dienst uit in het heelal; zwaardere elementen als koolstof, zuurstof, ijzer en goud vormen in feite niet meer dan een kleine ‘verontreiniging’ in de oceaan van waterstof en helium. Die ‘verontreiniging’, waaraan wij ons bestaan te danken hebben, is volledig toe te schrijven aan geboorte, levensloop en dood van sterren.\r\nSterren zijn kolossale bollen van gloeiend heet gas, die ontstaan uit samentrekkende gaswolken. Als gevolg van de zwaartekracht stort een geringe verdichting in een ijle interstellaire gaswolk in korte tijd onder zijn eigen gewicht ineen, waardoor dichtheid en temperatuur snel toenemen. De protoster, vaak nog gehuld in de gas- en stofwolken waaruit hij ontstond, begint warmtestraling uit te zenden, en is daardoor met een infraroodtelescoop te zien.\r\n\r\nWanneer de druk en de temperatuur in het binnenste van de zich vormende ster hoog genoeg zijn, treedt er spontaan kernfusie op, waarbij waterstofatomen samensmelten tot heliumatomen. Daarbij komen enorme hoeveelheden energie vrij, en die kernenergie biedt weerstand tegen de zwaartekrachtscollaps. De ster krimpt niet verder in, en begint aan een lange, stabiele fase van zijn leven, waarbij er een uitgebalanceerd evenwicht bestaat tussen zwaartekracht en gasdruk. A star is born.\r\n\r\nAlleen ons eigen Melkwegstelsel telt al een slordige tweehonderd miljard sterren. Het aantal sterrenstelsels in het waarneembare heelal bedraagt ook enkele honderden miljarden. De kosmos bevat dus tientallen triljarden kosmische kernfusiecentrales, die stuk voor stuk strijd leveren tegen de oppressie van de zwaartekracht. Elk lichtstipje aan de nachtelijke sterrenhemel markeert een langdurige uitputtingsslag tussen de fundamentele krachten in de natuur.\r\n\r\nUiteindelijk is het echter toch de zwaartekracht die zegeviert. Ooit raakt de waterstofvoorraad uitgeput, valt de inwendige druk weg en neemt de zwaartekracht het heft weer in handen. Hoe snel dat gebeurt, hangt af van de beginmassa van de ster. Een relatief kleine en lichte ster als de zon kan circa tien miljard jaar lang toe met zijn waterstofvoorraad. Nog kleinere dwergsterren kunnen leeftijden van meer dan honderd miljard jaar bereiken. Maar grote, zware sterren moeten hun nucleaire ovens harder opstoken om weerstand te kunnen bieden tegen de zwaartekracht. Hoewel hun brandstofvoorraad groter is, jagen ze die er in zo’n hoog tempo doorheen, dat de bodem na tien tot honderd miljoen jaar al in zicht komt.\r\n\r\nSter raakt van slag\r\nWanneer de waterstofvoorraad in het allerbinnenste van een zonachtige ster is uitgeput, is er een kleine kern van helium ontstaan. In een dikke schil rondom die kern vindt echter nog steeds waterstoffusie plaats, en de heliumkern wordt dan ook langzaam maar zeker groter en zwaarder. Door de schilverbranding zwellen de buitenlagen van de ster enorm op, waardoor hij verandert in een reuzenster.\r\n\r\nNa ongeveer één miljard jaar is de heliumkern in het binnenste van de ster zo zwaar en heet geworden dat ook hierin spontaan fusiereacties op gang komen, waarbij helium wordt omgezet in koolstof. Nog weer later vindt ook fusie van koolstof in zuurstof plaats. Die nieuwe fusiereacties verlopen veel sneller, en in korte tijd vormt zich in het binnenste van de ster een kern van koolstof en zuurstof. Rondom die kern ligt een schil waarin heliumverbranding plaatsvindt, en nog verder naar buiten treedt nog steeds schilverbranding van waterstof op.\r\n\r\nDoor al die energieproductie zwelt de ster nog verder op tot een rode superreus, en als gevolg van de veranderingen in het binnenste raakt de ster van slag. De buitenlagen beginnen te pulseren, en in de loop van enkele tienduizenden jaren worden grote hoeveelheden gas de ruimte in geblazen. Rondom de ster ontstaat een langzaam uitdijende nevel, met een opmerkelijk symmetrische structuur. Zulke nevels werden enkele eeuwen geleden al ontdekt, en omdat ze op het eerste gezicht wel iets weghebben van zwak verlichte planeetschijfjes, werden ze planetaire nevels genoemd – een naam die nog steeds wordt gebruikt, ook al hebben de gasschillen niets met planeten te maken.\r\n\r\nWat er uiteindelijk van de ster overblijft is een relatief kleine kern die voornamelijk uit koolstof en zuurstof bestaat, omgeven door een dikke mantel van helium en een dunne buitenste schil van waterstof. De fusiereacties in de kern komen tot stilstand – de temperatuur en druk worden nooit hoog genoeg om de fusie van zuurstofatomen op gang te brengen – en onder invloed van de zwaartekracht stort de ster ineen tot een supercompacte gasbol die nauwelijks groter is dan de aarde: een witte dwerg.\r\n\r\nWitte dwergen zijn bizarre objecten, waarin de gasatomen stijf opeen zijn gepakt. Hun massa is vergelijkbaar met die van de zon, maar hun volume is ongeveer gelijk aan het volume van de aarde. Eén kubieke centimeter witte-dwergmaterie weegt ongeveer duizend kilogram, en de zwaartekracht aan het oppervlak van een witte dwerg is tienduizenden keren zo sterk als de oppervlaktezwaartekracht van de aarde.\r\n\r\nIn een witte dwerg komen geen kernfusiereacties meer in voor. Maar omdat de ster slechts heel langzaam afkoelt, straalt hij nog miljarden jaren lang een geringe hoeveelheid licht en warmte uit. Uiteindelijk verandert de witte dwerg in een donkere, koude sintel – het stoffelijk overschot van een zonachtige ster.\r\n\r\nSupernova\r\nMet sterren die veel zwaarder zijn dan de zon loopt het heel anders af. Om te beginnen hebben ze een aanzienlijk kortere levensduur, omdat ze hun brandstofvoorraad in een veel hoger tempo verstoken. In de kern van een ster die twintig keer zo zwaar is als de zon, moeten de fusiereacties veel sneller verlopen om weerstand te kunnen bieden aan de sterkere zwaartekracht. Het gevolg is dat zo’n ster bijna vijftigduizend keer zo veel energie produceert als de zon, en dat de waterstofvoorraad in de kern na tien miljoen jaar al is opgebruikt.\r\n\r\nOok de heliumverbrandingsfase, waarbij de ster opzwelt tot een superreus, duurt veel korter dan bij de zon: ongeveer één miljoen jaar. Daarna zijn het de fusiereacties van koolstof die het verder ineenstorten van de zware ster tegengaan. Bij die koolstoffusie, die in een zware ster ongeveer tienduizend jaar duurt, ontstaan onder andere magnesium, natrium, neon en zuurstof. Wanneer ook de koolstofvoorraad in de kern is uitgeput, wordt de ster door de enorme zwaartekracht weer verder ineengeperst, en neemt de kerntemperatuur toe tot meer dan één miljard graden. Onder die extreme omstandigheden kunnen neon- en zuurstofatomen fuseren tot onder andere zwavel, silicium, fosfor en aluminium. Die fase duurt niet veel langer dan een jaar of tien; het einde van de ster komt nu snel in zicht.\r\n\r\nUiteindelijk, wanneer de kerntemperatuur toeneemt tot twee- à drie miljard graden, smelten siliciumatomen samen tot ijzeratomen – een proces dat binnen een week is voltooid. Op dat moment bestaat de kern van de ster dus voornamelijk uit ijzer (natuurlijk niet in vaste vorm, maar in gasvorm en bovendien volledig geïoniseerd), en wordt hij omgeven door een reeks concentrische schillen waarin zuurstofverbranding, koolstofverbranding, heliumverbranding en waterstofverbranding plaatsvindt. De waterstofrijke buitenlagen van de zware ster, met een gezamenlijke massa van misschien wel tien zonsmassa’s, kunnen in een eerder evolutiestadium al de ruimte in zijn geblazen, waardoor de uiteindelijke massa van de ster aanzienlijk kleiner is geworden.\r\n\r\nNu wordt het geduld van de zwaartekracht eindelijk beloond. Als er in de kern van de ster eenmaal ijzerkernen zijn gevormd, komt er voorgoed een einde aan de spontane fusiereacties. IJzer is het meest stabiele element in de natuur, en ijzeratomen smelten niet spontaan samen tot zwaardere atoomkernen. De druk in het inwendige van de zware ster, opgewekt door een koortsachtige estafette van steeds sneller verlopende fusiereacties, valt definitief weg, en de ster stort volledig ineen onder zijn eigen gewicht.\r\n\r\nIn een fractie van een seconde krimpt de ijzerkern van de ster – aanvankelijk ongeveer even groot als onze zon – in tot een supercompacte bal met een middellijn van enkele tientallen kilometers. De ijzeratomen worden daarbij volledig uiteengerukt in afzonderlijke protonen en neutronen, waartussen zich nog steeds vrije elektronen bevinden. Die negatief geladen elektronen worden als het ware in de positief geladen protonen geperst, waarbij ze samensmelten tot nieuwe neutronen, die geen elektrische lading hebben. Zo verandert de kern van de ster in een twintig tot dertig kilometer grote bal van stijf opeengeperste neutronen, met een onvoorstelbare dichtheid van honderd miljoen ton per kubieke centimeter – een zogeheten neutronenster.\r\n\r\nDe buitenlagen van de ster hebben nog niet in de gaten wat zich diep in het sterinwendige allemaal afspeelt. Met geweldige snelheden storten ze naar binnen. De temperaturen nemen in schrikbarend tempo toe, en overal in de ster komen opnieuw kernfusiereacties op gang, waarbij in hoog tempo een enorme verscheidenheid aan nieuwe elementen wordt gevormd. Die nucleaire heksenketel levert echter niet voldoende inwendige druk om de zwaartekrachtscollaps van de ster tegen te houden. Toch wordt de implosie van de ster na korte tijd omgezet in een explosie: doordat het sterrengas als het ware te pletter slaat op het vrijwel onsamendrukbare materiaal van de neutronenster, ontstaat er een krachtige naar buiten gerichte schokgolf die de ster uiteen doet spatten.\r\n\r\nOok tijdens die supernova-explosie vinden er tal van kernreacties plaats, waarbij niet alleen sprake is van kernsplitsing of kernfusie, maar ook van de vorming van extra zware elementen door het invangen van individuele neutronen. Op die manier ontstaan atoomkernen die zwaarder zijn dan die van ijzer, zoals koper, tin, lood, platina en goud. Daarnaast worden er grote hoeveelheden radioactieve elementen gevormd, waaronder kobalt-56, en bij het verval van deze radioactieve stoffen komt in de loop van enkele maanden zo veel energie vrij dat de sterexplosie ongeveer even helder is als een compleet sterrenstelsel.\r\n\r\nNeutronensterren, pulsars en zwarte gaten\r\nEen supernova-explosie is de doodskreet van een zware ster. Het grootste deel van de ster spat volledig uit elkaar; alleen de kern stort ineen tot een supercompacte neutronenster. Neutronensterren zijn bijzonder klein – nauwelijks groter dan een stad als Amsterdam – en zenden praktisch geen zichtbaar licht uit. De enige manier waarop ze hun bestaan verraden is door middel van hun sterke zwaartekrachtsveld of hun supersnelle rotatie. In het eerste geval moet de neutronenster deel uitmaken van een dubbelstersysteem; in het tweede geval moet hij een bijzondere oriëntatie hebben ten opzichte van de aarde.\r\n\r\nVeel sterren in het heelal maken deel uit van een dubbelster of een meervoudige ster: twee of meer sterren die in een baan om elkaar heen bewegen onder invloed van de wederzijdse zwaartekracht. Wanneer een van de sterren in een dubbelster een supernova-explosie ondergaat, zal de resulterende neutronenster in veel gevallen nog steeds een baan beschrijven rondom de begeleider. Of liever gezegd: beide sterren beschrijven een baan romdom een gemeenschappelijk zwaartepunt, zodat het bestaan van de neutronenster kan worden afgeleid uit de periodieke schommelingen van de begeleider.\r\n\r\nIn sommige gevallen zijn de aanwijzingen nog sterker. Als de zichtbare begeleider aan het eind van zijn leven opzwelt tot een reuzenster, kan hij zijn buitenste gaslagen niet goed meer vasthouden. Er stroomt dan sterrengas over van de gewone ster naar de neutronenster, en als gevolg van het sterke zwaartekrachtsveld van de neutronenster komt dat gas uiteindelijk met extreem hoge snelheid op het oppervlak terecht. Daarbij wordt het sterk verhit, en begint het energierijke röntgenstraling uit te zenden. Sterrenkundigen hebben veel van zulke röntgendubbelsterren ontdekt, en in de meeste gevallen wordt er nauwelijks aan getwijfeld dat de onzichtbare component van de dubbelster een neutronenster is.\r\n\r\nOok single neutronensterren kunnen soms vanaf de aarde worden ontdekt, wanneer hun rotatieas een bepaalde stand ten opzichte van de aarde heeft. Tijdens de zwaartekrachtscollaps van de oorspronkelijke sterkern neemt de rotatiesnelheid enorm toe als gevolg van de wet van behoud van impulsmoment. Op het oppervlak van zo’n snel rondtollende neutronenster bevinden zich meestal twee extreem hete gebieden, die samenvallen met de magnetische noord- en zuidpool.\r\n\r\nOmdat de magnetische polen meestal niet exact samenvallen met de rotatiepolen, heeft de rondtollende neutronenster wel iets weg van een op hol geslagen vuurtoren, die rondzwiepende bundels van straling het heelal in slingert. Ligt de aarde toevallig in de baan van zo’n rondzwiepende bundel, dan wordt er bij elke rotatie van de neutronenster – dus in veel gevallen honderden malen per seconde – een korte stralingspuls waargenomen.\r\n\r\nInmiddels zijn er een kleine tweeduizend van zulke radiopulsars bekend – stuk voor stuk neutronensterren die toevallig op een bijzondere manier georiënteerd zijn ten opzichte van de aarde. Sommige maken deel uit van een dubbelstersysteem (er zijn zelfs enkele dubbelpulsars ontdekt!); sommige pulseren ook in röntgenstraling of in zichtbaar licht, en sommige draaien meer dan vijfhonderd keer per seconde om hun as.\r\n\r\nHet is ook mogelijk dat er bij een supernova-explosie geen neutronenster achterblijft, maar een zwart gat. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de oorspronkelijke ster extreem zwaar is en zeer snel om zijn as draait. Bij de terminale explosie van zo’n ster komt meer energie vrij dan de zon in zijn gehele leven uitzendt, voornamelijk in de vorm van gammastraling. Zulke gammaflitsen vormen de krachtigste explosies in het heelal. Ze markeren de geboorte van een zwart gat – een gebied in de ruimte waar de zwaartekracht zo sterk is dat er zelfs geen licht uit kan ontsnappen.\r\n\r\nOok stellaire zwarte gaten verraden hun aanwezigheid wanneer ze zich in een dubbelstersysteem bevinden. In sommige röntgendubbelsterren is de massa van de onzichtbare begeleider zo hoog dat er wel sprake moet zijn van een zwart gat. Maar vermoedelijk dolen er ook honderden miljoenen solitaire zwarte gaten door het Melkwegstelsel. De kans op een ontmoeting met zo’n vraatzuchtige stellaire zombie is gelukkig onvoorstelbaar klein.\r\n\r\nKader 1 - Ondermaatse sterren\r\nSommige sterren zijn tientallen keren zo zwaar als de zon, en stralen enorme hoeveelheden energie uit. Maar verreweg de meeste sterren in het Melkwegstelsel zijn juist veel kleiner en lichter dan de zon. Zulke rode dwergen produceren maar weinig energie, en kunnen vele miljarden jaren toe met hun brandstofvoorraad. Daarnaast zijn er ook veel zogeheten bruine dwergen – ‘mislukte sterren’ die niet zwaar genoeg zijn om waterstoffusie in hun inwendige op gang te brengen. Bruine dwergen zijn ongeveer even groot als de reuzenplaneet Jupiter, maar ze zijn meestal enkele tientallen keren zo zwaar. Ze produceren een klein beetje energie door de fusie van deuterium (zwaar waterstof), maar worden in de loop van hun leven steeds koeler en lichtzwakker.\r\n\r\nOver de geboorte van de allerlichtste dwergsterren is nog weinig bekend. Misschien ontstaan ze door fragmentatie van een ineenstortende gaswolk, maar het bestaan van extreem wijde dubbelsterren met zeer geringe massa is dan moeilijk te verklaren. Sommige bruine dwergen zouden ook op dezelfde manier kunnen ontstaan als reuzenplaneten: door een zwaartekrachtsinstabiliteit in de gas- en stofschijf rond een pasgeboren ster. \r\n\r\nKader 2 - Versmeltende sterren\r\nVergeleken met hun onderlinge afstanden zijn sterren buitengewoon klein. Onderlinge botsingen zijn dan ook uiterst zeldzaam. Maar in bolvormige sterrenhopen kunnen wél sterbotsingen voorkomen. Zo’n bolhoop telt vaak een paar honderdduizend sterren, verspreid in een gebied met een middellijn van enkele tientallen lichtjaren. Bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste structuren in het heelal; de meeste sterren in een bolhoop hebben leeftijden van vele miljarden jaren.\r\n\r\nWanneer twee sterren in een bolvormige sterrenhoop met elkaar botsen en versmelten, ontstaat een zware ster die plotseling veel meer energie produceert. Daardoor heeft hij een blauwere kleur en oogt hij jonger dan de andere sterren in de bolhoop. Het is alsof de ster veel minder ver geëvolueerd is. Zulke ‘blauwe treuzelaars’ zijn inderdaad gevonden in bolvormige sterrenhopen. Computersimulaties doen zelfs vermoeden dat er complete kettingbotsingen van sterren kunnen optreden, waardoor uiteindelijk een extreem zware ster ontstaat die na een spectaculaire supernova-explosie een middelzwaar zwart gat achterlaat.", "slug": "dagboek-van-een-ster", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 5, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-05-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dagboek van een ster"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dwergstelsels-vertonen-langdurige-geboortegolven-v/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "In kleine dwergsterrenstelsels komen geboortegolven van nieuwe sterren voor die honderden miljoenen jaren duren en zich daarbij door grote delen van het stelsel voortplanten. Dat blijkt uit detailonderzoek aan de stervormingsgeschiedenis van drie dwergstelsels, uitgevoerd met de Advanced Camera for Surveys van de Hubble Space Telescope. Tot nu toe werd aangenomen dat de geboorte-explosies hooguit enkele miljoenen jaren duurden en daarna weer zouden uitdoven. Door de leeftijden van afzonderlijke sterren te bepalen in de dwergstelsels NGC 4163, NGC 4068 en IC 4662, kon Kristen McQuinn van de Universiteit van Minnesota voor deze sterrenstelsels de stervormingsgeschiedenis in het verleden achterhalen. Daarbij bleek dat elke geboortepiek in werkelijkheid deel uitmaakt van een veel langer durende geboortegolf, waarbij het proces van stervorming zich door een groot deel van het dwergstelsel voortplant. Tijdens zulke geboortegolven worden er in de kleine sterrenstelsels ongeveer veertig nieuwe sterren per duizend jaar geboren, in plaats van de gebruikelijke vijf per duizend jaar.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2009/19/full/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwergstelsels vertonen langdurige geboortegolven van nieuwe sterren", "pk_id": 31894, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterrenstelsels"}], "excerpt": "In kleine dwergsterrenstelsels komen geboortegolven van nieuwe sterren voor die honderden miljoenen jaren duren en zich daarbij door grote delen van het stelsel voortplanten. Dat blijkt uit detailonderzoek aan de stervormingsgeschiedenis van drie dwergstelsels, uitgevoerd met de Advanced Camera for Surveys van de Hubble Space Telescope. Tot nu toe werd aangenomen dat de geboorte-explosies hooguit enkele miljoenen jaren duurden en daarna weer zouden uitdoven. Door de leeftijden van afzonderlijke sterren te bepalen in de dwergstelsels NGC 4163, NGC 4068 en IC 4662, kon Kristen McQuinn van de Universiteit van Minnesota voor deze sterrenstelsels de stervormingsgeschiedenis in het verleden achterhalen. Daarbij bleek dat elke geboortepiek in werkelijkheid deel uitmaakt van een veel langer durende geboortegolf, waarbij het proces van stervorming zich door een groot deel van het dwergstelsel voortplant. Tijdens zulke geboortegolven worden er in de kleine sterrenstelsels ongeveer veertig nieuwe sterren per duizend jaar geboren, in plaats van de gebruikelijke vijf per duizend jaar.
http://hubblesite.org/newscenter/archive/releases/2009/19/full/", "slug": "dwergstelsels-vertonen-langdurige-geboortegolven-v", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 30, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-30 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwergstelsels vertonen langdurige geboortegolven van nieuwe sterren"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/stofpilaren-groeien-in-beschaduwde-delen-van-sterv/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
De opmerkelijke stofpilaren die zichtbaar zijn aan de randen van hete stervormingsgebieden ontstaan niet onder invloed van de zwaartekracht, maar groeien in de loop van relatief korte tijd in de schaduw van relatief compacte wolken van gas en stof. Dat concluderen Ierse astronomen op basis van gedetailleerde computerberekeningen. De stofpilaren werden voor het eerst gedetailleerd in beeld gebracht door de Hubble Space Telescope in de Adelaarnevel. Het gaat om langgerekte structuren van gas en stof met een hogere dichtheid en een lagere temperatuur dan de omgeving. Ze bevinden zich aan de randen van stervormingsgebieden waarin al hete, jonge sterren zijn ontstaan die grote hoeveelheden licht en ultraviolette straling uitzenden. Compacte wolken van gas en stof in zo'n stervormingsgebied werpen daardoor schaduwen, en verder weg gelegen materieconcentraties die zich gedeeltelijk in die schaduw bevinden, blijken volgens de computersimulaties in de loop van ca. 150.000 jaar verder de schaduw in te bewegen. Onder bepaalde omstandigheden hoopt zich in die schaduw vervolgens zo veel gas en stof op dat er sprake is van een langgerekte 'pilaar'. De stofpilaren (ook wel de 'pillars of creation ' genoemd) hebben volgens de Ierse onderzoekers een levensduur van ca. 100.000 jaar; in de loop van de tijd verdwijnen ze weer als gevolg van de eroderende werking van de energierijke ultraviolette straling van de jonge sterren in de kern van het stervormingsgebied.
http://www.star.herts.ac.uk/ewass/press/mackey.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Stofpilaren 'groeien' in beschaduwde delen van stervormingsgebieden", "pk_id": 31879, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
De opmerkelijke stofpilaren die zichtbaar zijn aan de randen van hete stervormingsgebieden ontstaan niet onder invloed van de zwaartekracht, maar groeien in de loop van relatief korte tijd in de schaduw van relatief compacte wolken van gas en stof. Dat concluderen Ierse astronomen op basis van gedetailleerde computerberekeningen. De stofpilaren werden voor het eerst gedetailleerd in beeld gebracht door de Hubble Space Telescope in de Adelaarnevel. Het gaat om langgerekte structuren van gas en stof met een hogere dichtheid en een lagere temperatuur dan de omgeving. Ze bevinden zich aan de randen van stervormingsgebieden waarin al hete, jonge sterren zijn ontstaan die grote hoeveelheden licht en ultraviolette straling uitzenden. Compacte wolken van gas en stof in zo'n stervormingsgebied werpen daardoor schaduwen, en verder weg gelegen materieconcentraties die zich gedeeltelijk in die schaduw bevinden, blijken volgens de computersimulaties in de loop van ca. 150.000 jaar verder de schaduw in te bewegen. Onder bepaalde omstandigheden hoopt zich in die schaduw vervolgens zo veel gas en stof op dat er sprake is van een langgerekte 'pilaar'. De stofpilaren (ook wel de 'pillars of creation ' genoemd) hebben volgens de Ierse onderzoekers een levensduur van ca. 100.000 jaar; in de loop van de tijd verdwijnen ze weer als gevolg van de eroderende werking van de energierijke ultraviolette straling van de jonge sterren in de kern van het stervormingsgebied.
http://www.star.herts.ac.uk/ewass/press/mackey.html", "slug": "stofpilaren-groeien-in-beschaduwde-delen-van-sterv", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.ras.org.uk/", "type": "source", "title": "Royal Astronomical Society"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 23, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-23 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Stofpilaren 'groeien' in beschaduwde delen van stervormingsgebieden"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/planeetvorming-in-protoplanetaire-schijf-is-homoge/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De Leidse astronoom Dave Lommen heeft ontdekt dat planeetvorming in een protoplanetaire schijf een verbazingwekkend homogeen proces is. Lommen en zijn collega's onderzochten het stof rond een aantal jonge sterren met behulp van de Spitzer Space Telescope en met radiotelescopen. In zo'n afgeplatte protoplanetaire schijf klonteren kleine stofdeeltjes in de loop van de tijd samen tot steeds grotere brokstukken en uiteindelijk tot volwaardige planeten. Bestaande modellen voorspellen dat planeetvorming in twee stappen plaatsvindt: eerst ontstaan planeten in de binnenschijf en pas later ontstaan ze in de buitenschijf. Jonge sterren met de grootste stofdeeltjes in de binnenschijf bleken echter ook reeds de grootste kiezels in de buitendelen te hebben. 'Een bijzonder resultaat', volgens Lommen, 'want hieruit volgt dat planeetvorming niet geleidelijk van binnen naar buiten plaatsvindt, maar overal in de hele schijf gelijktijdig kan optreden.' Lommen promoveert deze week aan de Universiteit Leiden op onderzoek naar het ontstaan van planeten.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1307/planeetvorming_in_protoplanetaire_schijf_is_homogeen_proces.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Planeetvorming in protoplanetaire schijf is homogeen proces", "pk_id": 31864, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Exoplaneten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De Leidse astronoom Dave Lommen heeft ontdekt dat planeetvorming in een protoplanetaire schijf een verbazingwekkend homogeen proces is. Lommen en zijn collega's onderzochten het stof rond een aantal jonge sterren met behulp van de Spitzer Space Telescope en met radiotelescopen. In zo'n afgeplatte protoplanetaire schijf klonteren kleine stofdeeltjes in de loop van de tijd samen tot steeds grotere brokstukken en uiteindelijk tot volwaardige planeten. Bestaande modellen voorspellen dat planeetvorming in twee stappen plaatsvindt: eerst ontstaan planeten in de binnenschijf en pas later ontstaan ze in de buitenschijf. Jonge sterren met de grootste stofdeeltjes in de binnenschijf bleken echter ook reeds de grootste kiezels in de buitendelen te hebben. 'Een bijzonder resultaat', volgens Lommen, 'want hieruit volgt dat planeetvorming niet geleidelijk van binnen naar buiten plaatsvindt, maar overal in de hele schijf gelijktijdig kan optreden.' Lommen promoveert deze week aan de Universiteit Leiden op onderzoek naar het ontstaan van planeten.
http://www.astronomie.nl/nieuws/1307/planeetvorming_in_protoplanetaire_schijf_is_homogeen_proces.html", "slug": "planeetvorming-in-protoplanetaire-schijf-is-homoge", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.astronomie.nl/", "type": "source", "title": "Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Planeetvorming in protoplanetaire schijf is homogeen proces"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/jonge-sterren-in-orion-spuwen-stralen-van-watersto/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "In het stervormingsgebied in Orion zijn meer dan honderd krachtige 'stralen' ( jets ) van waterstofmoleculen ontdekt die met hoge snelheden de ruimte in geblazen worden vanaf de poolgebieden van pasgeboren sterren. Het bestaan van zulke bipolaire stralen bij jonge protosterren was al bekend, maar nooit eerder zijn ze in zulke enorme aantallen gevonden. De ontdekking is het resultaat van een grote internationale waarnemingscampagne aan de Orion Moleculaire Wolk, in het gelijkname sterrenbeeld. Die kolossale donkere, stofrijke wolk is een van de grootste kraamkamers van nieuwe sterren in het Melkwegstelsel. De beroemde Orionnevel is een relatief klein gebied aan de buitenzijde van de donkere wolk, waar het geboorteproces van nieuwe sterren ook met een optische telescoop goed te volgen is. In het grootste deel van de wolk (die aan de hemel ongeveer zo groot is als het hele sterrenbeeld Orion) zijn astronomen echter aangewezen op infraroodtelescopen, die dwars door de dichte stofwolken heen kunnen kijken. Door waarnemingen te combineren van de United Kingdom Infra-Red Telescope op Mauna Kea (Hawaii), de Amerikaanse Spitzer Space Telescope (in een baan om de aarde) en het Franse IRAM-millimeterobservatorium op Plateau de Bure zijn Chris Davis (Joint Astronomy Center, Hawaii) en zijn collega's erin geslaagd de Orion Moleculaire Wolk gedetailleerd in kaart te brengen. Voor het eerst was het mogelijk om van de talloze moleculaire jets , die snelheden hebben van honderden kilometers per seconde, de oorsprong te traceren: jonge, pasgeboren protosterren. Het onderzoek aan de Orion-kraamkamer laat bovendien zien dat het hier om een zeer overbevolkt en chaotisch stervormingsgebied gaat, waarin zich veel meer activiteit voordoet dan tot dusver werd aangenomen.
http://outreach.jach.hawaii.edu/pressroom/2009_orion/"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Jonge sterren in Orion spuwen stralen van waterstofmoleculen de ruimte in", "pk_id": 31861, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "In het stervormingsgebied in Orion zijn meer dan honderd krachtige 'stralen' ( jets ) van waterstofmoleculen ontdekt die met hoge snelheden de ruimte in geblazen worden vanaf de poolgebieden van pasgeboren sterren. Het bestaan van zulke bipolaire stralen bij jonge protosterren was al bekend, maar nooit eerder zijn ze in zulke enorme aantallen gevonden. De ontdekking is het resultaat van een grote internationale waarnemingscampagne aan de Orion Moleculaire Wolk, in het gelijkname sterrenbeeld. Die kolossale donkere, stofrijke wolk is een van de grootste kraamkamers van nieuwe sterren in het Melkwegstelsel. De beroemde Orionnevel is een relatief klein gebied aan de buitenzijde van de donkere wolk, waar het geboorteproces van nieuwe sterren ook met een optische telescoop goed te volgen is. In het grootste deel van de wolk (die aan de hemel ongeveer zo groot is als het hele sterrenbeeld Orion) zijn astronomen echter aangewezen op infraroodtelescopen, die dwars door de dichte stofwolken heen kunnen kijken. Door waarnemingen te combineren van de United Kingdom Infra-Red Telescope op Mauna Kea (Hawaii), de Amerikaanse Spitzer Space Telescope (in een baan om de aarde) en het Franse IRAM-millimeterobservatorium op Plateau de Bure zijn Chris Davis (Joint Astronomy Center, Hawaii) en zijn collega's erin geslaagd de Orion Moleculaire Wolk gedetailleerd in kaart te brengen. Voor het eerst was het mogelijk om van de talloze moleculaire jets , die snelheden hebben van honderden kilometers per seconde, de oorsprong te traceren: jonge, pasgeboren protosterren. Het onderzoek aan de Orion-kraamkamer laat bovendien zien dat het hier om een zeer overbevolkt en chaotisch stervormingsgebied gaat, waarin zich veel meer activiteit voordoet dan tot dusver werd aangenomen.
http://outreach.jach.hawaii.edu/pressroom/2009_orion/", "slug": "jonge-sterren-in-orion-spuwen-stralen-van-watersto", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:03", "url": "http://www.jach.hawaii.edu/", "type": "source", "title": "Joint Astronomy Center"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Jonge sterren in Orion spuwen stralen van waterstofmoleculen de ruimte in"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dubbelster-in-de-orionnevel-nader-bekeken/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "Sterrenkundigen hebben met behulp van de Very Large Telescope Interferometer (VLTI) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili de dubbelster Thèta 1 Ori C bekeken. Het resultaat is de scherpste opname die ooit van deze dubbelster is gemaakt. Theta 1 Ori C is de helderste ster van de Trapezium-sterrenhoop, een groepje zeer jonge sterren in het hart van de Orionnevel. Op de VLTI-opname zijn de beide sterren van deze dubbelster voor het eerst afzonderlijk te zien. Uit nader onderzoek is gebleken dat de twee sterren zeer verschillend zijn: de ene is 38 keer zo zwaar als onze zon, de andere weegt 'slechts' 9 zonsmassa's. De sterren draaien op zeer korte afstand om elkaar, met een omlooptijd van 11 jaar. Met een afstand van ongeveer 1300 lichtjaar is de Orionnevel het meest nabije stervormingsgebied waar zulke zware sterren ontstaan.
In the heart of the Orion Nebula"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dubbelster in de Orionnevel nader bekeken", "pk_id": 31820, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Sterren"}], "excerpt": "Sterrenkundigen hebben met behulp van de Very Large Telescope Interferometer (VLTI) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht in Chili de dubbelster Thèta 1 Ori C bekeken. Het resultaat is de scherpste opname die ooit van deze dubbelster is gemaakt. Theta 1 Ori C is de helderste ster van de Trapezium-sterrenhoop, een groepje zeer jonge sterren in het hart van de Orionnevel. Op de VLTI-opname zijn de beide sterren van deze dubbelster voor het eerst afzonderlijk te zien. Uit nader onderzoek is gebleken dat de twee sterren zeer verschillend zijn: de ene is 38 keer zo zwaar als onze zon, de andere weegt 'slechts' 9 zonsmassa's. De sterren draaien op zeer korte afstand om elkaar, met een omlooptijd van 11 jaar. Met een afstand van ongeveer 1300 lichtjaar is de Orionnevel het meest nabije stervormingsgebied waar zulke zware sterren ontstaan.
In the heart of the Orion Nebula", "slug": "dubbelster-in-de-orionnevel-nader-bekeken", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.mpia-hd.mpg.de/", "type": "source", "title": "Max-Planck Institut für Astronomie"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dubbelster in de Orionnevel nader bekeken"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/turbulentie-maakt-ontstaan-zware-sterren-mogelijk/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "De vorming van de allerzwaarste sterren in het heelal wordt mede mogelijk gemaakt door turbulentie in samentrekkende interstellaire gas- en stofwolken. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van twee stervormingsgebieden op 15.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Slang, die zijn uitgevoerd met de Amerikaans-Chinese Submillimeter Array op Mauna Kea, Hawaii. In grote stervormingsgebieden, zoals de beroemde Orionnevel, komen sterren voor die tientallen keren zo zwaar en honderdduizend keer zo helder zijn als de zon. Omdat samentrekkende gaswolken na verloop van tijd fragmenteren, werd het ontstaan van zulke reuzensterren nooit goed begrepen. Er is wel geopperd dat die alleen gevormd kunnen worden door botsingen en versmeltingen van kleinere, lichtere sterren. De nieuwe resultaten, die binnenkort gepubliceerd worden in The Astrophysical Journal , doen echter vermoeden dat fragmentatie van een samentrekkende wolk verhinderd kan worden door turbulente bewegingen van het gas.
http://www.cfa.harvard.edu/news/2009/pr200907.html"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Turbulentie maakt ontstaan zware sterren mogelijk", "pk_id": 31735, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "De vorming van de allerzwaarste sterren in het heelal wordt mede mogelijk gemaakt door turbulentie in samentrekkende interstellaire gas- en stofwolken. Dat blijkt uit nieuwe waarnemingen van twee stervormingsgebieden op 15.000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Slang, die zijn uitgevoerd met de Amerikaans-Chinese Submillimeter Array op Mauna Kea, Hawaii. In grote stervormingsgebieden, zoals de beroemde Orionnevel, komen sterren voor die tientallen keren zo zwaar en honderdduizend keer zo helder zijn als de zon. Omdat samentrekkende gaswolken na verloop van tijd fragmenteren, werd het ontstaan van zulke reuzensterren nooit goed begrepen. Er is wel geopperd dat die alleen gevormd kunnen worden door botsingen en versmeltingen van kleinere, lichtere sterren. De nieuwe resultaten, die binnenkort gepubliceerd worden in The Astrophysical Journal , doen echter vermoeden dat fragmentatie van een samentrekkende wolk verhinderd kan worden door turbulente bewegingen van het gas.
http://www.cfa.harvard.edu/news/2009/pr200907.html", "slug": "turbulentie-maakt-ontstaan-zware-sterren-mogelijk", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://cfa-www.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 2, 23, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-02-23 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Turbulentie maakt ontstaan zware sterren mogelijk"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/geboorte-reuzensterren-verloopt-chaotisch/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
De geboorte van sterren die tientallen keren zo zwaar zijn als de zon, verloopt zeer chaotisch. Dat blijkt uit driedimensionale supercomputersimulaties van Mark Krumholz en zijn collega’s (Universiteit van Californië in Santa Cruz) die deze week gepubliceerd zijn op de Science Express-website. Het ineenstorten van de oorspronkelijke gaswolk wordt op tal van plaatsen tegengehouden door de enorme stralingsdruk van de zich vormende ster. Op andere plaatsen valt het gas echter wél ongehinderd naar binnen. Zo kunnen er toch sterren ontstaan die ruim honderd keer zo zwaar zijn als de zon. Uit de simulaties blijkt ook dat er in veel gevallen dubbelsterren worden geboren."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Geboorte reuzensterren verloopt chaotisch", "pk_id": 31342, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Sterren"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
De geboorte van sterren die tientallen keren zo zwaar zijn als de zon, verloopt zeer chaotisch. Dat blijkt uit driedimensionale supercomputersimulaties van Mark Krumholz en zijn collega’s (Universiteit van Californië in Santa Cruz) die deze week gepubliceerd zijn op de Science Express-website. Het ineenstorten van de oorspronkelijke gaswolk wordt op tal van plaatsen tegengehouden door de enorme stralingsdruk van de zich vormende ster. Op andere plaatsen valt het gas echter wél ongehinderd naar binnen. Zo kunnen er toch sterren ontstaan die ruim honderd keer zo zwaar zijn als de zon. Uit de simulaties blijkt ook dat er in veel gevallen dubbelsterren worden geboren.", "slug": "geboorte-reuzensterren-verloopt-chaotisch", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 1, 17, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-01-17 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Geboorte reuzensterren verloopt chaotisch"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/we-zien-gewoon-nieuwe-sterren-ontstaan/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Opwinding in Californië: een nijpend probleem rond een reusachtig zwart gat in het centrum van het Melkwegstelsel lijkt te zijn opgelost. \n
De Melkweg werkt niet echt mee. Het kost Daniel Wang en Cheryl Gundy een eeuwigheid om de grote Hubble-foto van het Melkwegcentrum netjes recht te hangen. Inmiddels stroomt het perszaaltje van het Long Beach Convention & Enterntainment Center vol met nieuwsgierige journalisten. Nieuwe foto’s van de Hubble Space Telescope mogen zich altijd in een grote belangstelling verheugen. Astrofysicus Wang van de Universiteit van Massachusetts is zichtbaar trots: ruim tweeduizend infraroodfoto’s van de kern van het Melkwegstelsel zijn samengevoegd tot een indrukwekkend panorama, met talloze sterrenhopen en nevelige gasslierten. En Gundy, persvoorlichtster van het Space Telescope Science Institute, glimt en glundert als altijd. \n
De Melkwegkern, op 27.000 lichtjaar afstand, is met optische telescopen niet te zien. Donkere stofwolken belemmeren het uitzicht. Maar de infraroodcamera’s van Hubble – en van de Spitzer Space Telescope – kijken dwars door het stof heen. Samen brengen ze honderdduizenden sterren in beeld, waaronder een groot aantal zwaargewichten die enorme hoeveelheden heet gas de ruimte in blazen. En exact in het centrum, omringd door gaswervels en rondzwierende sterren, houdt zich een reusachtig zwart gat schuil, vier miljoen keer zo zwaar als de zon. \n
Op de 213e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Long Beach, Californië, stond ons eigen Melkwegstelsel eerder deze week uitgebreid in de belangstelling. Zo is Liz Humphreys van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics ervan overtuigd dat ze een nijpend probleem rond het centrale zwarte gat heeft opgelost. Op zeer kleine afstand van dat superzware monster zijn de afgelopen jaren tal van jonge, zware sterren ontdekt, en niemand begrijpt hoe die daar ooit kunnen zijn ontstaan. ‘De gaswolken waaruit sterren worden geboren, moeten compleet uiteengerukt worden door de getijdenwerking van het zwarte gat,’ aldus Humphreys. Sommige sterrenkundigen gingen er dan ook vanuit dat de sterren op grotere afstand zijn ontstaan, en pas later naar het Melkwegcentrum zijn verhuisd, maar dat moet dan wel onwaarschijnlijk snel zijn gegaan. \n
Waarnemingen met grote, gevoelige radiotelescopen hebben nu echter zogeheten water-masers aan het licht gebracht in de directe omgeving van het zwarte gat. Een maser is de microgolf-versie van een laser: natuurlijke radiostraling uit het heelal wordt enorm versterkt door watermoleculen in compacte gaswolken. ‘Daar heb je een hoge gasdichtheid voor nodig,’ legt Humphreys uit. ‘Sommige water-masers ontstaan in de atmosferen van oude reuzensterren, maar we hebben er drie ontdekt die geassocieerd zijn met protosterren. Kortom: we zíen gewoon nieuwe sterren ontstaan, op minder dan een lichtjaar afstand van het zwarte gat.’ \n
Kennelijk heeft het interstellaire gas in het Melkwegcentrum een veel hogere dichtheid dan altijd werd aangenomen. Volgens Humphreys is die hoge dichtheid mogelijk het gevolg van onderlinge botsingen van gaswolken. Dankzij de hogere dichtheid worden ze minder gemakkelijk uiteengerukt door de getijdenkrachten van het zwarte gat, zodat er toch sterren kunnen ontstaan. Overigens wil je als ster natuurlijk liever niet hier geboren worden: de kans is groot dat je voortijdig in het zwarte gat gezogen wordt. \n
Ook op grotere afstand van het centrum hebben water-masers nieuwe en opzienbarende informatie over het Melkwegstelsel opgeleverd. Humphrey’s Harvard-collega Mark Reid presenteerde in Long Beach de resultaten van een grote internationale waarneemcampagne, waarbij een kleine twintig nieuwe masers ontdekt zijn – stuk voor stuk gaswolken in de spiraalarmen van de Melkweg waar nieuwe sterren worden geboren. Door radiotelescopen onderling te koppelen, slaagden de astronomen erin om heel nauwkeurig de posities, afstanden en bewegingssnelheden van deze stervormingsgebieden te bepalen. \n
‘Uit deze precisiemetingen blijkt onomstotelijk dat het Melkwegstelsel sneller roteert dan gewoonlijk wordt aangenomen,’ aldus Reid. De rotatiesnelheid – die nauwelijks afhangt van de afstand tot het centrum – bedraagt ruim 250 kilometer per seconde in plaats van de 220 kilometer per seconde die je in de meeste sterrenkundeboeken tegenkomt. Dat kan maar één ding betekenen: het Melkwegstelsel moet ongeveer vijftig procent meer massa bevatten (voornamelijk in de vorm van mysterieuze donkere materie) dan tot nu toe werd gedacht. ‘Ons Melkwegstelsel is niet langer het kleinere broertje van het Andromedastelsel,’ zegt Reid. In plaats daarvan zijn de twee naburige sterrenstelsels vrijwel even groot en zwaar. \n
Het Andromedastelsel bevindt zich op ongeveer tweeënhalf miljoen lichtjaar afstand, en is op heldere herfst- en winteravonden nét met het blote oog zichtbaar. Onder invloed van hun onderlinge zwaartekracht bewegen het Melkwegstelsel en Andromeda op elkaar af met een snelheid van driehonderd kilometer per seconde. Of ze over een paar miljard jaar echt zullen botsen of elkaar op korte afstand passeren is niet met zekerheid bekend, maar volgens Reid is de kans op een botsing alleen maar groter geworden, nu blijkt dat het Melkwegstelsel zwaarder is dan altijd werd gedacht. ‘En die botsing zal bovendien eerder en met een hogere snelheid plaatsvinden,’ zegt hij. \n
Om zeker te weten of Andromeda op een botsingskoers ligt, moet de zeer geringe zijwaartse beweging van het sterrenstelsel gemeten worden. Met de huidige telescopen lukt dat niet, maar als er ook in het Andromedastelsel water-masers worden ontdekt, zijn die metingen veel nauwkeuriger uit te voeren, aldus Reid.
Hogeresolutieversie van het Hubble-mozaïek (6000 x 2326 pixels, 16 MB)"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "We zien gewoon nieuwe sterren ontstaan", "pk_id": 31337, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}, {"type": "sitetag", "title": "Melkwegstelsel"}], "excerpt": "
Opwinding in Californië: een nijpend probleem rond een reusachtig zwart gat in het centrum van het Melkwegstelsel lijkt te zijn opgelost. \n
De Melkweg werkt niet echt mee. Het kost Daniel Wang en Cheryl Gundy een eeuwigheid om de grote Hubble-foto van het Melkwegcentrum netjes recht te hangen. Inmiddels stroomt het perszaaltje van het Long Beach Convention & Enterntainment Center vol met nieuwsgierige journalisten. Nieuwe foto’s van de Hubble Space Telescope mogen zich altijd in een grote belangstelling verheugen. Astrofysicus Wang van de Universiteit van Massachusetts is zichtbaar trots: ruim tweeduizend infraroodfoto’s van de kern van het Melkwegstelsel zijn samengevoegd tot een indrukwekkend panorama, met talloze sterrenhopen en nevelige gasslierten. En Gundy, persvoorlichtster van het Space Telescope Science Institute, glimt en glundert als altijd. \n
De Melkwegkern, op 27.000 lichtjaar afstand, is met optische telescopen niet te zien. Donkere stofwolken belemmeren het uitzicht. Maar de infraroodcamera’s van Hubble – en van de Spitzer Space Telescope – kijken dwars door het stof heen. Samen brengen ze honderdduizenden sterren in beeld, waaronder een groot aantal zwaargewichten die enorme hoeveelheden heet gas de ruimte in blazen. En exact in het centrum, omringd door gaswervels en rondzwierende sterren, houdt zich een reusachtig zwart gat schuil, vier miljoen keer zo zwaar als de zon. \n
Op de 213e bijeenkomst van de American Astronomical Society in Long Beach, Californië, stond ons eigen Melkwegstelsel eerder deze week uitgebreid in de belangstelling. Zo is Liz Humphreys van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics ervan overtuigd dat ze een nijpend probleem rond het centrale zwarte gat heeft opgelost. Op zeer kleine afstand van dat superzware monster zijn de afgelopen jaren tal van jonge, zware sterren ontdekt, en niemand begrijpt hoe die daar ooit kunnen zijn ontstaan. ‘De gaswolken waaruit sterren worden geboren, moeten compleet uiteengerukt worden door de getijdenwerking van het zwarte gat,’ aldus Humphreys. Sommige sterrenkundigen gingen er dan ook vanuit dat de sterren op grotere afstand zijn ontstaan, en pas later naar het Melkwegcentrum zijn verhuisd, maar dat moet dan wel onwaarschijnlijk snel zijn gegaan. \n
Waarnemingen met grote, gevoelige radiotelescopen hebben nu echter zogeheten water-masers aan het licht gebracht in de directe omgeving van het zwarte gat. Een maser is de microgolf-versie van een laser: natuurlijke radiostraling uit het heelal wordt enorm versterkt door watermoleculen in compacte gaswolken. ‘Daar heb je een hoge gasdichtheid voor nodig,’ legt Humphreys uit. ‘Sommige water-masers ontstaan in de atmosferen van oude reuzensterren, maar we hebben er drie ontdekt die geassocieerd zijn met protosterren. Kortom: we zíen gewoon nieuwe sterren ontstaan, op minder dan een lichtjaar afstand van het zwarte gat.’ \n
Kennelijk heeft het interstellaire gas in het Melkwegcentrum een veel hogere dichtheid dan altijd werd aangenomen. Volgens Humphreys is die hoge dichtheid mogelijk het gevolg van onderlinge botsingen van gaswolken. Dankzij de hogere dichtheid worden ze minder gemakkelijk uiteengerukt door de getijdenkrachten van het zwarte gat, zodat er toch sterren kunnen ontstaan. Overigens wil je als ster natuurlijk liever niet hier geboren worden: de kans is groot dat je voortijdig in het zwarte gat gezogen wordt. \n
Ook op grotere afstand van het centrum hebben water-masers nieuwe en opzienbarende informatie over het Melkwegstelsel opgeleverd. Humphrey’s Harvard-collega Mark Reid presenteerde in Long Beach de resultaten van een grote internationale waarneemcampagne, waarbij een kleine twintig nieuwe masers ontdekt zijn – stuk voor stuk gaswolken in de spiraalarmen van de Melkweg waar nieuwe sterren worden geboren. Door radiotelescopen onderling te koppelen, slaagden de astronomen erin om heel nauwkeurig de posities, afstanden en bewegingssnelheden van deze stervormingsgebieden te bepalen. \n
‘Uit deze precisiemetingen blijkt onomstotelijk dat het Melkwegstelsel sneller roteert dan gewoonlijk wordt aangenomen,’ aldus Reid. De rotatiesnelheid – die nauwelijks afhangt van de afstand tot het centrum – bedraagt ruim 250 kilometer per seconde in plaats van de 220 kilometer per seconde die je in de meeste sterrenkundeboeken tegenkomt. Dat kan maar één ding betekenen: het Melkwegstelsel moet ongeveer vijftig procent meer massa bevatten (voornamelijk in de vorm van mysterieuze donkere materie) dan tot nu toe werd gedacht. ‘Ons Melkwegstelsel is niet langer het kleinere broertje van het Andromedastelsel,’ zegt Reid. In plaats daarvan zijn de twee naburige sterrenstelsels vrijwel even groot en zwaar. \n
Het Andromedastelsel bevindt zich op ongeveer tweeënhalf miljoen lichtjaar afstand, en is op heldere herfst- en winteravonden nét met het blote oog zichtbaar. Onder invloed van hun onderlinge zwaartekracht bewegen het Melkwegstelsel en Andromeda op elkaar af met een snelheid van driehonderd kilometer per seconde. Of ze over een paar miljard jaar echt zullen botsen of elkaar op korte afstand passeren is niet met zekerheid bekend, maar volgens Reid is de kans op een botsing alleen maar groter geworden, nu blijkt dat het Melkwegstelsel zwaarder is dan altijd werd gedacht. ‘En die botsing zal bovendien eerder en met een hogere snelheid plaatsvinden,’ zegt hij. \n
Om zeker te weten of Andromeda op een botsingskoers ligt, moet de zeer geringe zijwaartse beweging van het sterrenstelsel gemeten worden. Met de huidige telescopen lukt dat niet, maar als er ook in het Andromedastelsel water-masers worden ontdekt, zijn die metingen veel nauwkeuriger uit te voeren, aldus Reid.
Hogeresolutieversie van het Hubble-mozaïek (6000 x 2326 pixels, 16 MB)", "slug": "we-zien-gewoon-nieuwe-sterren-ontstaan", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 1, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-01-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "We zien gewoon nieuwe sterren ontstaan"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/hubble-biedt-blik-in-kosmische-couveuse/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
Duizenden pasgeboren sterren fonkelen op deze nieuwe Hubble-foto van de Orion-nevel, van zware reuzensterren tot kleine, lichte dwergsterretjes. De sterren ontstaan uit golven en slierten van gas en stof. Veel pasgeboren sterren worden omgeven door kleinere wolkjes waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. De Orion-nevel is een van de grootste sterrencouveuses in het Melkwegstelsel. De nevel staat op 1500 lichtjaar afstand en is op heldere winteravonden met het blote oog zichtbaar. Meer dan 500 opnamen met de Hubble Space Telescope zijn samengevoegd in dit mozaïek, dat ruim één miljard pixels bevat. De foto werd gisteren gepresenteerd op een sterrenkundecongres in Washington."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Hubble biedt blik in kosmische couveuse", "pk_id": 30919, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
Duizenden pasgeboren sterren fonkelen op deze nieuwe Hubble-foto van de Orion-nevel, van zware reuzensterren tot kleine, lichte dwergsterretjes. De sterren ontstaan uit golven en slierten van gas en stof. Veel pasgeboren sterren worden omgeven door kleinere wolkjes waaruit in de toekomst planeten kunnen ontstaan. De Orion-nevel is een van de grootste sterrencouveuses in het Melkwegstelsel. De nevel staat op 1500 lichtjaar afstand en is op heldere winteravonden met het blote oog zichtbaar. Meer dan 500 opnamen met de Hubble Space Telescope zijn samengevoegd in dit mozaïek, dat ruim één miljard pixels bevat. De foto werd gisteren gepresenteerd op een sterrenkundecongres in Washington.", "slug": "hubble-biedt-blik-in-kosmische-couveuse", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 1, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-01-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Hubble biedt blik in kosmische couveuse"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/born-at-the-edge/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Like ducklings hatched in an alligator swamp, baby stars can form on the edge of a monstrous black hole. Observations by NASA's Chandra X-ray Observatory suggest that young stars in the neighborhood of our galaxy's giant black hole were actually born there, despite the hostile conditions. \n
In the past decade, astronomers have detected dozens of massive, luminous stars within one light-year of the supermassive black hole in the Milky Way's center. The young stars--just 4 million years old--puzzled astronomers, who thought the black hole's gravity would tear apart nearby gas clouds before they could condense into stars. Instead, astronomers suggested that the stars had been born in a massive cluster at a distance of a hundred light-years or so and then migrated inward.\n
But according to Sergei Nayakshin of the University of Leicester, United Kingdom, and Rashid Sunyaev of the Max Planck Institute for Astrophysics in Garching, Germany, Chandra's x-ray measurements rule out the migration scenario. To survive the hundred-light-year trek to the Milky Way's core, a star cluster has to be very massive--around a million solar masses--and would contain hundreds of thousands of low-mass stars, which also should end up close to the black hole. Such low-mass baby stars are known to produce x-rays through magnetic flares. But Chandra doesn't detect such x-rays, Nayakshin and Sunyaev report today in an online paper in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Thus, they conclude, the close-in stars must be local. \n
Naykshin and Sunyaev think that the stars formed in the dense disk of gas and dust that spins around the black hole. If this accretion disk is massive enough, contracting gas clouds within it can withstand the black hole's disruptive forces and spawn new stars. \"It's remarkable that a black hole can help create new stars, not just destroy them,\" says Nayakshin. \n
\"It's an exciting paper,\" says theoretical astrophysicist Simon Portegies Zwart of the University of Amsterdam, the Netherlands, who carried out supercomputer simulations of migrating star clusters. However, he thinks Nayakshin and Sunyaev are jumping to conclusions. Less-massive star clusters spiraling inward from a smaller distance--say, 30 or 40 light-years--would deliver a much smaller number of low-mass stars, so you would expect less x-ray emission, Portegies Zwart says. \"I'm convinced that the migration scenario still has a role to play.\"
Abstract of the paper, with link to full text"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Born at the Edge", "pk_id": 30885, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pulsars/Zwarte gaten"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Like ducklings hatched in an alligator swamp, baby stars can form on the edge of a monstrous black hole. Observations by NASA's Chandra X-ray Observatory suggest that young stars in the neighborhood of our galaxy's giant black hole were actually born there, despite the hostile conditions. \n
In the past decade, astronomers have detected dozens of massive, luminous stars within one light-year of the supermassive black hole in the Milky Way's center. The young stars--just 4 million years old--puzzled astronomers, who thought the black hole's gravity would tear apart nearby gas clouds before they could condense into stars. Instead, astronomers suggested that the stars had been born in a massive cluster at a distance of a hundred light-years or so and then migrated inward.\n
But according to Sergei Nayakshin of the University of Leicester, United Kingdom, and Rashid Sunyaev of the Max Planck Institute for Astrophysics in Garching, Germany, Chandra's x-ray measurements rule out the migration scenario. To survive the hundred-light-year trek to the Milky Way's core, a star cluster has to be very massive--around a million solar masses--and would contain hundreds of thousands of low-mass stars, which also should end up close to the black hole. Such low-mass baby stars are known to produce x-rays through magnetic flares. But Chandra doesn't detect such x-rays, Nayakshin and Sunyaev report today in an online paper in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society. Thus, they conclude, the close-in stars must be local. \n
Naykshin and Sunyaev think that the stars formed in the dense disk of gas and dust that spins around the black hole. If this accretion disk is massive enough, contracting gas clouds within it can withstand the black hole's disruptive forces and spawn new stars. \"It's remarkable that a black hole can help create new stars, not just destroy them,\" says Nayakshin. \n
\"It's an exciting paper,\" says theoretical astrophysicist Simon Portegies Zwart of the University of Amsterdam, the Netherlands, who carried out supercomputer simulations of migrating star clusters. However, he thinks Nayakshin and Sunyaev are jumping to conclusions. Less-massive star clusters spiraling inward from a smaller distance--say, 30 or 40 light-years--would deliver a much smaller number of low-mass stars, so you would expect less x-ray emission, Portegies Zwart says. \"I'm convinced that the migration scenario still has a role to play.\"
Abstract of the paper, with link to full text", "slug": "born-at-the-edge", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 10, 13, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-10-13 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Born at the Edge"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/solar-mergers-are-out/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "
Small companies can grow gradually by hiring more people or expand rapidly by merging with other businesses. For years, astronomers have thought stars grow in much the same way: low-mass, sunlike stars form through accretion of gas in the dense core of a collapsing interstellar cloud, while massive stars arise through the merger of smaller stars. But two new studies of massive protostars--stars in the process of being born--indicate that the merger model may be wrong, at least for all but the most extreme heavyweights. \n
There was a lot of logic behind the merger idea. Accreting material has never been observed around stars more than 10 times the mass of the sun. Moreover, theorists think accretion cannot produce the most massive stars in the Milky Way because any protostar above 30 solar masses would radiate so fiercely that infalling matter would be blown away.But two papers in this week's issue of Nature present strong evidence for accretion as the driving force in the formation of two massive stars. A team led by Nimesh Patel of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, used the Submillimeter Array at Mauna Kea, Hawaii, to obtain high-resolution infrared images of a rotating accretion disk surrounding a 15 solar-mass protostar over 2000 lightyears away known as Cepheus A HW2. \n
Meanwhile, measurements taken by Zhibo Jiang of the Purple Mountain Observatory in Nanjing, China, and colleagues using the 8.2-meter Japanese Subaru telescope, also at Mauna Kea, suggest that a massive protostar in Orion is also surrounded by an accretion disk. The protostar, known as the Becklin-Neugebauer object, is 1500 lightyears away, and probably 7 to 10 times more massive than the sun. Since accretion disks would be destroyed in a violent stellar merger, the findings indicate that mergers played no role in the formation of these massive stars. \n
\"It's quite exciting,\" says Ian Bonnell of the University of St. Andrews in the United Kingdom. \"Looking for disks around high-mass protostars has been like a Holy Grail, and these results appear fairly convincing.\" Still, Bonnell warns that the new observations do not rule out the merger scenario altogether. It's hard to stop mergers from happening in dense star-forming regions, he says. In addition, he says, mergers may still be the only way for stars to grow beyond 30 solar masses.
Submillimeter Array"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Solar Mergers Are Out", "pk_id": 30859, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "
Small companies can grow gradually by hiring more people or expand rapidly by merging with other businesses. For years, astronomers have thought stars grow in much the same way: low-mass, sunlike stars form through accretion of gas in the dense core of a collapsing interstellar cloud, while massive stars arise through the merger of smaller stars. But two new studies of massive protostars--stars in the process of being born--indicate that the merger model may be wrong, at least for all but the most extreme heavyweights. \n
There was a lot of logic behind the merger idea. Accreting material has never been observed around stars more than 10 times the mass of the sun. Moreover, theorists think accretion cannot produce the most massive stars in the Milky Way because any protostar above 30 solar masses would radiate so fiercely that infalling matter would be blown away.But two papers in this week's issue of Nature present strong evidence for accretion as the driving force in the formation of two massive stars. A team led by Nimesh Patel of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, used the Submillimeter Array at Mauna Kea, Hawaii, to obtain high-resolution infrared images of a rotating accretion disk surrounding a 15 solar-mass protostar over 2000 lightyears away known as Cepheus A HW2. \n
Meanwhile, measurements taken by Zhibo Jiang of the Purple Mountain Observatory in Nanjing, China, and colleagues using the 8.2-meter Japanese Subaru telescope, also at Mauna Kea, suggest that a massive protostar in Orion is also surrounded by an accretion disk. The protostar, known as the Becklin-Neugebauer object, is 1500 lightyears away, and probably 7 to 10 times more massive than the sun. Since accretion disks would be destroyed in a violent stellar merger, the findings indicate that mergers played no role in the formation of these massive stars. \n
\"It's quite exciting,\" says Ian Bonnell of the University of St. Andrews in the United Kingdom. \"Looking for disks around high-mass protostars has been like a Holy Grail, and these results appear fairly convincing.\" Still, Bonnell warns that the new observations do not rule out the merger scenario altogether. It's hard to stop mergers from happening in dense star-forming regions, he says. In addition, he says, mergers may still be the only way for stars to grow beyond 30 solar masses.
Submillimeter Array", "slug": "solar-mergers-are-out", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 8, 31, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-08-31 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Solar Mergers Are Out"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/van-stof-tot-sterren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
In een langgerekte sliert gas en stof in de Adelaarnevel worden nieuwe sterren en planeten geboren. De Hubble Space Telescope maakte deze spectaculaire foto ter gelegenheid van zijn vijftiende verjaardag. \n
De Adelaarnevel in het sterrenbeeld Slang is een kraamkamer van nieuwe sterren. Gigantische wolken van koel gas en donker stof wervelen er rond. Jonge, hete sterren blazen hun omgeving schoon, waardoor schokgolven en verdichtingen ontstaan. Compacte slierten van samengedrukt stof lossen langzaam op, en om de haverklap ontvlamt er een nieuwe ster, mogelijk vergezeld door een planetenstelsel. \n
Helaas zie je daar allemaal niets van gebeuren. De geboorte van een ster is even indrukwekkend als die van een baby of een kuikentje, maar je moet wel veel meer geduld hebben. De Adelaarnevel ziet er over duizend jaar nog vrijwel hetzelfde uit als nu; de Hubble-foto is een bevroren beeldje uit een hele trage film. Als je echt wat wilt zien wervelen en opvlammen, moet je de tijd een miljard keer versnellen. \n
Nevel baart sterren \n
Tien jaar geleden maakte Hubble zijn eerste opnamen van de Adelaarnevel (M16). De sprookjesachtige fotos van gloeiende stofzuilen haalden overal de voorpaginas van kranten en tijdschriften. Astronomen wisten al lang dat M16 een groot stervormingsgebied is, met een flonkerende sterrenhoop in het centrum, maar nog nooit was de nevel zo haarscherp in beeld gebracht. \n
\n
De nieuwe foto toont een ander deel van de Adelaarnevel, maar er treden precies dezelfde processen op. Rechts buiten beeld bevindt zich de sterrenhoop, die krachtige ultraviolette straling de ruimte in blaast. Door die straling is rondom de sterrenhoop een kosmische grot ontstaan een schoongeblazen holte in de nevel. De langgerekte stofkolom is een soort hemelse stalactiet: de dichtheid van het stof is hier wat hoger, en de pilaar laat zich niet zo makkelijk wegblazen door het energierijke licht van de sterrenhoop. \n
Gas zendt licht uit \n
Het proces van stralingsverdamping brengt de stofwolk tot gloeien. Het stof verdampt, en het resulterende gas wordt zo sterk verhit dat het zelf licht gaat uitstralen. Vooral links op de foto is dat goed te zien: de donkere wolken hullen zich in een oranjerode gloed, waardoor een sterk ruimtelijk effect ontstaat. Rechts steken de stofwolken zwart af tegen de oplichtende achtergrond van gasnevels op grotere afstand. \n
Op de toppen en de flanken van de stofzuil treedt ook stralingsverdamping op, maar dan op kleinere schaal. Overal komen kleine uitstulpinkjes en verdichtingen voor, en rechts op de foto zijn twee langere slierten te zien die doen denken aan de voelhorens van een slak, ook met compacte wolkjes op hun uiteinden. Die talloze klontjes en uitstulpinkjes hebben stuk voor stuk de afmetingen van ons eigen zonnestelsel waarschijnlijk zijn dit de plaatsen waar ooit nieuwe sterren op zullen vlammen. \n
Planeet wordt weggeblazen \n
Of daarbij ook planeten ontstaan is overigens nog maar de vraag. Pasgeboren sterren zijn vaak omgeven door een platte, ronddraaiende wolk van gas en stof, waarin planeten kunnen samenklonteren. Maar zo dicht bij het centrum van de Adelaarnevel worden die protoplanetaire schijven misschien wel in hoog tempo weggeblazen door de ultraviolette straling van de sterrenhoop. \n
In de verre, verre toekomst zal er van de gas- en stofwolken in de Adelaarnevel niet veel meer over zijn dan een paar ijle, verwaaiende slierten. De sterrenhoop, die dan waarschijnlijk vele duizenden sterren telt, valt langzaam maar zeker uiteen, en de afzonderlijke sterren verspreiden zich door het heelal. Tegen die tijd wordt het stokje overgenomen door nieuwe nevels en sterrenhopen. Helaas is er dan geen Hubble-telescoop meer om er fotos van te maken.\n
Feiten en cijfers \n\n Naam : Adelaarnevel (M16) \n Type object : stervormingsgebied \n Sterrenbeeld : Slang (Serpens) \n Afstand : 6500 lichtjaar \n Lengte stofzuil : 9,5 lichtjaar \n Foto : Hubble Space Telescope \n Camera : Advanced Camera for Surveys/Wide Field Camera \n Opnamedatum : 4-7 november 2004 \n Belichtingstijd : 3,4 uur \n\n
\n
\n
Supertelescoop\n
Op 24 april was het vijftien jaar geleden dat de Hubble Space Telescope gelanceerd werd. Voor het eerst beschikten sterrenkundigen over een krachtige telescoop in een baan om de aarde, ver boven de storende dampkring. Even leek het peperdure project een fiasco te worden: kort na de lancering werd ontdekt dat de telescoopspiegel van Hubble een afwijking vertoonde. Het probleem werd eind 1993 echter opgelost, toen shuttle-astronauten de ruimtetelescoop voorzagen van corrigerende contactlenzen. Sinds die tijd is Hubble de beroemdste en productiefste telescoop uit de geschiedenis. De toekomst van Hubble is echter onzeker. Een vijfde onderhoudsvlucht werd door NASA geschrapt, en dat betekent dat de telescoop in 2007 of 2008 waarschijnlijk de geest geeft. Alle hoop is nu gevestigd op de nieuwe NASA-topman Mike Griffin, die in april aankondigde dat hij de beslissing van zijn voorganger opnieuw zorgvuldig gaat bekijken.
Hubble Space Telescope"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:54", "url": "http://www.questmag.nl/", "type": "publisher", "title": "Quest"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Van stof tot sterren", "pk_id": 30833, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
In een langgerekte sliert gas en stof in de Adelaarnevel worden nieuwe sterren en planeten geboren. De Hubble Space Telescope maakte deze spectaculaire foto ter gelegenheid van zijn vijftiende verjaardag. \n
De Adelaarnevel in het sterrenbeeld Slang is een kraamkamer van nieuwe sterren. Gigantische wolken van koel gas en donker stof wervelen er rond. Jonge, hete sterren blazen hun omgeving schoon, waardoor schokgolven en verdichtingen ontstaan. Compacte slierten van samengedrukt stof lossen langzaam op, en om de haverklap ontvlamt er een nieuwe ster, mogelijk vergezeld door een planetenstelsel. \n
Helaas zie je daar allemaal niets van gebeuren. De geboorte van een ster is even indrukwekkend als die van een baby of een kuikentje, maar je moet wel veel meer geduld hebben. De Adelaarnevel ziet er over duizend jaar nog vrijwel hetzelfde uit als nu; de Hubble-foto is een bevroren beeldje uit een hele trage film. Als je echt wat wilt zien wervelen en opvlammen, moet je de tijd een miljard keer versnellen. \n
Nevel baart sterren \n
Tien jaar geleden maakte Hubble zijn eerste opnamen van de Adelaarnevel (M16). De sprookjesachtige fotos van gloeiende stofzuilen haalden overal de voorpaginas van kranten en tijdschriften. Astronomen wisten al lang dat M16 een groot stervormingsgebied is, met een flonkerende sterrenhoop in het centrum, maar nog nooit was de nevel zo haarscherp in beeld gebracht. \n
\n
De nieuwe foto toont een ander deel van de Adelaarnevel, maar er treden precies dezelfde processen op. Rechts buiten beeld bevindt zich de sterrenhoop, die krachtige ultraviolette straling de ruimte in blaast. Door die straling is rondom de sterrenhoop een kosmische grot ontstaan een schoongeblazen holte in de nevel. De langgerekte stofkolom is een soort hemelse stalactiet: de dichtheid van het stof is hier wat hoger, en de pilaar laat zich niet zo makkelijk wegblazen door het energierijke licht van de sterrenhoop. \n
Gas zendt licht uit \n
Het proces van stralingsverdamping brengt de stofwolk tot gloeien. Het stof verdampt, en het resulterende gas wordt zo sterk verhit dat het zelf licht gaat uitstralen. Vooral links op de foto is dat goed te zien: de donkere wolken hullen zich in een oranjerode gloed, waardoor een sterk ruimtelijk effect ontstaat. Rechts steken de stofwolken zwart af tegen de oplichtende achtergrond van gasnevels op grotere afstand. \n
Op de toppen en de flanken van de stofzuil treedt ook stralingsverdamping op, maar dan op kleinere schaal. Overal komen kleine uitstulpinkjes en verdichtingen voor, en rechts op de foto zijn twee langere slierten te zien die doen denken aan de voelhorens van een slak, ook met compacte wolkjes op hun uiteinden. Die talloze klontjes en uitstulpinkjes hebben stuk voor stuk de afmetingen van ons eigen zonnestelsel waarschijnlijk zijn dit de plaatsen waar ooit nieuwe sterren op zullen vlammen. \n
Planeet wordt weggeblazen \n
Of daarbij ook planeten ontstaan is overigens nog maar de vraag. Pasgeboren sterren zijn vaak omgeven door een platte, ronddraaiende wolk van gas en stof, waarin planeten kunnen samenklonteren. Maar zo dicht bij het centrum van de Adelaarnevel worden die protoplanetaire schijven misschien wel in hoog tempo weggeblazen door de ultraviolette straling van de sterrenhoop. \n
In de verre, verre toekomst zal er van de gas- en stofwolken in de Adelaarnevel niet veel meer over zijn dan een paar ijle, verwaaiende slierten. De sterrenhoop, die dan waarschijnlijk vele duizenden sterren telt, valt langzaam maar zeker uiteen, en de afzonderlijke sterren verspreiden zich door het heelal. Tegen die tijd wordt het stokje overgenomen door nieuwe nevels en sterrenhopen. Helaas is er dan geen Hubble-telescoop meer om er fotos van te maken.\n
Feiten en cijfers \n\n Naam : Adelaarnevel (M16) \n Type object : stervormingsgebied \n Sterrenbeeld : Slang (Serpens) \n Afstand : 6500 lichtjaar \n Lengte stofzuil : 9,5 lichtjaar \n Foto : Hubble Space Telescope \n Camera : Advanced Camera for Surveys/Wide Field Camera \n Opnamedatum : 4-7 november 2004 \n Belichtingstijd : 3,4 uur \n\n
\n
\n
Supertelescoop\n
Op 24 april was het vijftien jaar geleden dat de Hubble Space Telescope gelanceerd werd. Voor het eerst beschikten sterrenkundigen over een krachtige telescoop in een baan om de aarde, ver boven de storende dampkring. Even leek het peperdure project een fiasco te worden: kort na de lancering werd ontdekt dat de telescoopspiegel van Hubble een afwijking vertoonde. Het probleem werd eind 1993 echter opgelost, toen shuttle-astronauten de ruimtetelescoop voorzagen van corrigerende contactlenzen. Sinds die tijd is Hubble de beroemdste en productiefste telescoop uit de geschiedenis. De toekomst van Hubble is echter onzeker. Een vijfde onderhoudsvlucht werd door NASA geschrapt, en dat betekent dat de telescoop in 2007 of 2008 waarschijnlijk de geest geeft. Alle hoop is nu gevestigd op de nieuwe NASA-topman Mike Griffin, die in april aankondigde dat hij de beslissing van zijn voorganger opnieuw zorgvuldig gaat bekijken.
Hubble Space Telescope", "slug": "van-stof-tot-sterren", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 6, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-06-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Van stof tot sterren"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/verjaardagsfoto-van-hubble/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
In een feeërieke pilaar van gas en stof (links) worden nieuwe sterren en planeten geboren. Deze spectaculaire foto (te downloaden op allesoversterrenkunde.nl) is gemaakt door de Hubble Space Telescope ter gelegenheid van zijn vijftiende verjaardag. De ruimtetelescoop werd op 24 april 1990 gelanceerd, en heeft op vrijwel elk deelgebied van de sterrenkunde een revolutie ontketend. \n
De donkere stofpilaar maakt deel uit van de Adelaarnevel, op 6500 lichtjaar afstand. Hij heeft een lengte van honderd biljoen kilometer. Het stof verdampt langzaam door de straling van hete sterren in de omgeving. Uit verdichtingen in de stofpilaar worden nieuwe sterren geboren. \n
NASA heeft besloten geen onderhoud meer aan de Hubble Space Telescope te plegen. Naar verwachting geeft de telescoop binnen drie jaar de geest. Sterrenkundigen dringer er nu bij de nieuwe NASA-topman Mike Griffin op aan om terug te komen op dit besluit. Na een onderhoudsbeurt haalt Hubble waarschijnlijk zijn twintigste verjaardag."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Verjaardagsfoto van Hubble", "pk_id": 30824, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Telescopen"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
In een feeërieke pilaar van gas en stof (links) worden nieuwe sterren en planeten geboren. Deze spectaculaire foto (te downloaden op allesoversterrenkunde.nl) is gemaakt door de Hubble Space Telescope ter gelegenheid van zijn vijftiende verjaardag. De ruimtetelescoop werd op 24 april 1990 gelanceerd, en heeft op vrijwel elk deelgebied van de sterrenkunde een revolutie ontketend. \n
De donkere stofpilaar maakt deel uit van de Adelaarnevel, op 6500 lichtjaar afstand. Hij heeft een lengte van honderd biljoen kilometer. Het stof verdampt langzaam door de straling van hete sterren in de omgeving. Uit verdichtingen in de stofpilaar worden nieuwe sterren geboren. \n
NASA heeft besloten geen onderhoud meer aan de Hubble Space Telescope te plegen. Naar verwachting geeft de telescoop binnen drie jaar de geest. Sterrenkundigen dringer er nu bij de nieuwe NASA-topman Mike Griffin op aan om terug te komen op dit besluit. Na een onderhoudsbeurt haalt Hubble waarschijnlijk zijn twintigste verjaardag.", "slug": "verjaardagsfoto-van-hubble", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 4, 25, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-04-25 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Verjaardagsfoto van Hubble"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/de-jacht-op-de-eerste-sterren/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
De eerste sterren in het heelal ontstonden waarschijnlijk al honderd miljoen jaar na de oerknal. Ze zijn al lang niet meer zichtbaar, maar ze hebben hun sporen nagelaten in het Melkwegstelsel. \n
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) kondigde het op 17 augustus met veel tamtam aan in een persbericht: Italiaanse sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de leeftijd van ons Melkwegstelsel te bepalen. Volgens een team onder leiding van Luca Pasquini ontstonden de eerste sterren in het Melkwegstelsel zon 13,6 miljard jaar geleden, toen het heelal nog maar honderd miljoen jaar oud was. En als er zo kort na de oerknal híer al sterren straalden, moet dat elders in het heelal ook het geval zijn geweest. \n
Sterren zijn de fonkelende lichtbronnen in het universum. Maar ze zijn er niet altijd geweest. Een paar honderdduizend jaar na de oerknal bestond het heelal uit een afkoelend en steeds ijler wordend gasmengsel van waterstof en helium de twee lichtste elementen in de natuur met slechts héél kleine hoeveelheden deuterium (zwaar waterstof), lithium en boor. Zon elektrisch neutraal gasmengsel is te koel en te ijl om licht uit te stralen, en in die voorwereldlijke deemstertijd was de kosmos dan ook aardedonker. \n
De eerste sterren zijn ontstaan uit kleine dichtheidsverschillen in die donkere oersoep. Waar de dichtheid net iets hoger is dan gemiddeld, krijgt de zwaartekracht immers al snel de overhand. IJle, uitgestrekte gasflarden beginnen dan onder hun eigen gewicht ineen te storten tot compacte wolken. In het centrum van zon samentrekkende gaswolk nemen druk en temperatuur in hoog tempo toe, en na verloop van tijd treden er spontaan kernfusiereacties op. Bij die reacties wordt waterstof omgezet in helium, en komt energie vrij in de vorm van licht en warmte. Daarmee is de geboorte van een ster een feit. \n
Opgewarmde oersoep \n
Niemand weet precies wanneer de eerste sterren zijn gaan stralen, maar het moet vrij kort na de oerknal zijn geweest. Uit waarnemingen van ver verwijderde quasars, waarvan het licht miljarden jaren onderweg is geweest om op aarde aan te komen, blijkt namelijk dat het ijle gas in de ruimte tussen de sterren één miljard jaar na de oerknal al geïoniseerd was: het bestond niet langer uit neutrale gasatomen, maar uit afzonderlijke positief geladen atoomkernen en negatief geladen elektronen. Zon plasma van elektrisch geladen deeltjes is veel en veel heter dan het neutrale waterstof- en heliummengsel van vlak na de oerknal. Kennelijk is de koude oersoep al in een heel vroeg stadium opgewarmd door de energierijke straling van de eerste generatie sterren. \n
Die allereerste sterren zijn al lang van het toneel verdwenen. Uit computersimulaties en modelberekeningen blijkt dat ze buitengewoon zwaar geweest moeten zijn waarschijnlijk vele honderden malen zo zwaar als onze zon. Zulke zware sterren verstoken hun nucleaire brandstof in een bijzonder hoog tempo, waardoor ze hooguit een paar miljoen jaar na hun ontstaan al exploderen als supernova. Aan de sterrenhemel boven ons hoofd is dan ook geen enkele oerster meer terug te vinden. Wat dat betreft lijkt de jacht op de eerste sterren wel wat op de speurtocht naar de prehistorische Australopithecus de verre voorouder van de mens. \n
Maar net zo als paleoantropologen schedelfragmenten, botsplinters en kiezen van uitgestorven hominiden vinden in miljoenen jaren oude aardlagen, zo komen sterrenkundigen op verschillende plaatsen in het heelal de resten op het spoor van de allereerste sterren. En dat minutieuze speurwerk vormt de basis van de resultaten van Pasquinis team, die binnenkort gepubliceerd worden in het Europese vakblad Astronomy & Astrophysics. \n
Sterrenstof \n
Resten van verdwenen sterren vinden we overal om ons heen. Vrijwel alle atomen in het heelal die zwaarder zijn dan waterstof en helium zijn afkomstig van andere sterren. De zuurstofatomen die je inademt, de ijzeratomen in de spaken van je fiets, de goudatomen in je trouwring het is allemaal sterrenstof. Die zware elementen zijn ontstaan bij de kernfusiereacties in het inwendige van sterren, of bij de gewelddadige supernova-explosies waarmee zware sterren hun leven beëindigen. Als een soort kosmische as worden die fusieproducten uitgestrooid in de interstellaire ruimte, en de maagdelijke zee van waterstof en helium wordt daardoor steeds sterker vervuild met zware elementen. \n
Ons zonnestelsel ontstond zon 4,6 miljard jaar geleden uit zon verontreinigde gas- en stofwolk, en alle zware elementen op aarde (en in je eigen lichaam) zijn dan ook afkomstig van andere sterren. Het probleem is alleen dat je natuurlijk nooit weet in welke ster zon atoom geproduceerd is. In principe is het niet uitgesloten dat er op aarde ook afvalstoffen van de allereerste sterren in het heelal voorkomen, maar daar kom je nooit met zekerheid achter. Bovendien: zelfs al zou je wél met zekerheid weten dat de zware elementen op aarde gevormd zijn door die eerste oersterren, dan nog zegt dat niets over het moment waarop die sterren ontstonden. \n
De truc die Pasquini en zijn collegas gebruikten, is buitengewoon ingenieus. Om te beginnen deden ze geen onderzoek aan zware elementen in ons zonnestelsel (dat minder dan vijf miljard jaar oud is, en dus niet echt het kosmische equivalent vormt van een oude aardlaag), maar onderzochten ze de samenstelling van de oudst bekende sterren in het Melkwegstelsel die nog wél bestaan. Bovendien keken ze niet naar stellaire afvalproducten waarvan de hoeveelheid na de dood van de moederster onveranderd bleef, maar naar zeldzame atomen die dienst kunnen doen als kosmisch uurwerk. \n
[pic2]Bolhoop \n
De twee sterren die door de ESO-astronomen zijn onderzocht, maken deel uit van een zogeheten bolvormige sterrenhoop. Zon bolhoop is een grote, bolvormige verzameling van een paar honderdduizend sterren, die door de onderlinge zwaartekracht bijeengehouden worden. In ons Melkwegstelsel zijn ruim honderd bolvormige sterrenhopen bekend. De meeste bevinden zich rondom de kern van het Melkwegstelsel, maar ze komen ook op veel grotere afstand van de kern voor, en niet alleen in het afgeplatte vlak van het stelsel, maar ook ver daarbuiten. \n
De bolvormige sterrenhoop in kwestie heeft het catalogusnummer NGC 6397. Het is de op een na dichtstbijzijnde bolhoop in het Melkwegstelsel, waardoor hij gedetailleerd kan worden onderzocht. NGC 6397 staat op een afstand van slechts ca. 5000 lichtjaar, in het sterrenbeeld Altaar, aan de zuidelijke sterrenhemel. Met de gevoelige UVES-spectrograaf van de Europese 8-meter Very Large Telescope op Cerro Paranal in noord-Chili is het licht van twee sterren in de bolhoop zorgvuldig geanalyseerd. De gedetailleerde spectra bieden nauwkeurige informatie over de scheikundige samenstelling van de buitenlagen van de sterren. \n
Van bolvormige sterrenhopen is bekend dat ze vele miljarden jaren oud zijn; het zijn de oudst bekende structuren in het Melkwegstelsel. Hun leeftijd is vrij eenvoudig te bepalen: alle sterren in een bolhoop zijn tegelijkertijd ontstaan, en door te kijken in welk evolutiestadium de verschillende sterren verkeren, kun je berekenen hoe lang dat geleden was. Zware sterren evolueren sneller dan lichte sterren, en zullen eerder opzwellen tot rode reuzen een fase die vrijwel elke ster aan het eind van zijn leven doormaakt. Dus als alleen de allerzwaarste sterren het rodereuzenstadium hebben bereikt, is de sterrenhoop heel jong, maar wanneer ook lichte sterren al veranderd zijn in rode reuzen, moet de sterrenhoop wel erg oud zijn. \n
Op die manier is de leeftijd van NGC 6397 vastgesteld op ca. 13,4 miljard jaar. Dat betekent dat de sterren in de bolhoop ontstonden toen het heelal pas zon 300 miljoen jaar oud was. Uit waarnemingen aan de kosmische achtergrondstraling (het afgekoelde overblijfsel van de energierijke straling die vrijkwam bij de oerknal) is namelijk afgeleid dat het heelal zelf 13,7 miljard jaar oud is. Kennelijk werden er 300 miljoen jaar na de oerknal al bolvormige sterrenhopen gevormd, waarvan NGC 6397 er één is. \n
Beryllium \n
Toch behoren de sterren in NGC 6397 niet tot de allereerste generatie. Dat blijkt zonneklaar uit het feit dat er in de buitenlagen van die bolhoopsterren ook zware elementen voorkomen (zij het in veel kleinere hoeveelheden dan in de zon). Ze zijn dus ontstaan uit interstellaire gas- en stofwolken die al enigszins verontreinigd waren met de afvalproducten van nóg oudere sterren. Maar hoe kom je erachter wanneer die oersterren dan ontstonden? \n
Pasquini en zijn collegas bepaalden daartoe het berylliumgehalte van de sterren in de bolhoop. Beryllium is een van de lichtste elementen in het heelal, maar het werd niet tijdens de oerknal gevormd. Sterker nog: beryllium ontstaat ook niet bij kernfusiereacties in sterren, of bij supernova-explosies. Er is maar één proces in de natuur bekend waarbij berylliumatomen ontstaan, en dat is een proces waarbij het aantal berylliumatomen in de kosmos in de loop van de tijd alleen maar toeneemt. Op die manier kunnen berylliummetingen gebruikt worden om de kosmos te klokken. \n
Het begint natuurlijk allemaal met de geboorte van de eerste sterren in het heelal. Net als de afkoelende oersoep waaruit ze gevormd worden, bestaan die sterren vrijwel uitsluitend uit waterstof- en heliumatomen. Maar bij de kernfusiereacties in hun binnenste worden zware elementen gevormd, zoals koolstof, zuurstof en stikstof. Bij de supernova-explosies waarmee de sterren hun leven beëindigen, worden die zware atomen de ruimte in geblazen. Diezelfde supernova-uitbarstingen produceren echter ook zogeheten kosmische straling: energierijke elektrisch geladen deeltjes (voornamelijk protonen en elektronen) die met hoge snelheid door de kosmos bewegen. \n
Wanneer een koolstof-, zuurstof- of stikstofatoom geraakt wordt door zon deeltje uit de kosmische straling, breekt het in stukken uiteen. Bij dat zogeheten spallatieproces eigenlijk een vorm van kernsplijting ontstaan onder andere atoomkernen van beryllium. Beryllium is dus een indirect afvalproduct van de eerste generatie sterren. En hoe langer er kosmische straling door het heelal beweegt, hoe meer berylliumatomen er ontstaan. Het berylliumgehalte in de interstellaire ruimte neemt dus langzaam maar zeker toe, zelfs al zouden er geen nieuwe supernova-explosies meer plaatsvinden. \n
Eén op één biljoen De zon bevat ook berylliumatomen, maar daarvan is niet bekend in welke mate die (indirect) het product zijn van de allereerste sterren in het heelal, en in welke mate ze hun bestaan te danken hebben aan latere generaties van sterren. Maar voor de sterren in de bolvormige sterrenhoop NGC 6397 ligt dat anders; die zijn namelijk 13,4 miljard jaar geleden al ontstaan. Als er vóór die tijd nooit andere sterren zijn geboren (en gestorven), kunnen de sterren in de bolhoop geen beryllium bevatten. Als er alleen vlak voor het ontstaan van de bolhoop andere sterren zijn geweest, zal het berylliumgehalte heel laag zijn. En als er meer tijd zit tussen de dood van de eerste generatie sterren en de geboorte van de sterren in de bolhoop, moet er in die langere tussentijd meer beryllium zijn gevormd, en is het berylliumgehalte in de bolhoop dus hoger. \n
Dankzij de gevoelige instrumentatie van de Very Large Telescope hebben de Italiaanse astronomen van twee sterren in NGC 6397 heel nauwkeurig het berylliumgehalte kunnen vaststellen. Veel is het niet: ongeveer één berylliumatoom voor elke één biljoen waterstofatomen. Maar uit die meting konden Pasquini en zijn collegas afleiden dat de dood van de eerste sterren in het Melkwegstelsel ongeveer tweehonderd miljoen jaar vóór de geboorte van NGC 6397 plaatsvond. Met andere woorden: de eerste sterren leefden zon 13,6 miljard jaar geleden, ca. honderd miljoen jaar na de oerknal. \n
In het persbericht dat de Europese Zuidelijke Sterrenwacht over de nieuwe resultaten verspreidde, wordt sterk de nadruk gelegd op het feit dat hiermee voor het eerst de ware leeftijd van het Melkwegstelsel is bepaald. In werkelijkheid is dat voor astronomen slechts een onbelangrijke bijkomstigheid: de hoge leeftijden van bolvormige sterrenhopen waren immers al lang bekend, en het is geen opzienbarende verrassing dat de eerste generatie sterren nog een tikje ouder is. Bovendien gaat het hier uitsluitend om de leeftijden van afzonderlijke sterren en sterrenhopen die nu weliswaar deel uitmaken van het Melkwegstelsel, maar er is weinig met zekerheid bekend over de onstaanswijze van het stelsel zelf, en bijvoorbeeld over de vraag wanneer het Melkwegstelsel zijn huidige afmetingen en zijn karakteristieke spiraalvorm verkreeg. \n
Onafhankelijke leeftijdsbepaling \n
Een veel belangrijker aspect van het Europese onderzoek is dat allerlei onafhankelijke leeftijdsbepalingen nu netjes met elkaar in overeenstemming lijken te komen. Waarnemingen aan de kosmische achtergrondstraling wijzen op een leeftijd van 13,7 miljard jaar voor het heelal als geheel, en de de huidige oerknaltheorie voorspelt dat de eerste sterren hooguit tweehonderd miljoen jaar later ontstonden. Dat komt dus goed overeen met de resultaten van de berylliumanalyse. Je kunt het ook omdraaien: combineer de berylliummetingen met de huidige ideeën over het ontstaan van het heelal, en je komt tot de conclusie dat de sterren in NGC 6397 een kleine 13,5 miljard jaar oud moeten zijn exact in overeenstemming met de geheel onafhankelijke leeftijdsbepaling van de bolhoop op basis van de waargenomen evolutiestadia van de sterren. \n
Blijft de vraag of astronomen er ooit in zullen slagen om de allereerste sterren in het heelal ook daadwerkelijk waar te nemen. Niet in ons eigen Melkwegstelsel natuurlijk daarvoor ontstonden ze te lang geleden en leefden ze veel te kort. Maar in extreem ver verwijderde sterrenstelsels zou het misschien moeten lukken. Doordat het licht van die stelsels er miljarden jaren over doet om de aarde te bereiken, zie je ze zoals ze er kort na de oerknal uitzagen. Als je maar ver genoeg in de ruimte kijkt, kijk je dus vanzelf ook ver genoeg terug in de tijd, en zou het mogelijk moeten zijn om de allereerste generatie sterren te zien stralen. \n
Met de huidige telescopen lukt dat niet, zelfs niet met de gevoelige Hubble Space Telescope. Maar op de vijf kilometer hoge Chajnantor-vlakte in het Chileense Andesgebergte, een paar honderd kilometer ten noordoosten van de Very Large Telescope, werken Europese en Amerikaanse radiosterrenkundigen op dit moment samen aan de bouw van de Atacama Large Millimeter Array (ALMA), een reusachtig observatorium dat uit vierenzestig schotelantennes gaat bestaan die zeer kortgolvige radiostraling uit het heelal gaat bestuderen. Met ALMA moet het over een paar jaar mogelijk zijn om de oersterren daadwerkelijk te zien. Dan is de jacht op de eerste sterren eindelijk voltooid."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "De jacht op de eerste sterren", "pk_id": 30732, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Kosmologie"}, {"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
De eerste sterren in het heelal ontstonden waarschijnlijk al honderd miljoen jaar na de oerknal. Ze zijn al lang niet meer zichtbaar, maar ze hebben hun sporen nagelaten in het Melkwegstelsel. \n
De Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) kondigde het op 17 augustus met veel tamtam aan in een persbericht: Italiaanse sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de leeftijd van ons Melkwegstelsel te bepalen. Volgens een team onder leiding van Luca Pasquini ontstonden de eerste sterren in het Melkwegstelsel zon 13,6 miljard jaar geleden, toen het heelal nog maar honderd miljoen jaar oud was. En als er zo kort na de oerknal híer al sterren straalden, moet dat elders in het heelal ook het geval zijn geweest. \n
Sterren zijn de fonkelende lichtbronnen in het universum. Maar ze zijn er niet altijd geweest. Een paar honderdduizend jaar na de oerknal bestond het heelal uit een afkoelend en steeds ijler wordend gasmengsel van waterstof en helium de twee lichtste elementen in de natuur met slechts héél kleine hoeveelheden deuterium (zwaar waterstof), lithium en boor. Zon elektrisch neutraal gasmengsel is te koel en te ijl om licht uit te stralen, en in die voorwereldlijke deemstertijd was de kosmos dan ook aardedonker. \n
De eerste sterren zijn ontstaan uit kleine dichtheidsverschillen in die donkere oersoep. Waar de dichtheid net iets hoger is dan gemiddeld, krijgt de zwaartekracht immers al snel de overhand. IJle, uitgestrekte gasflarden beginnen dan onder hun eigen gewicht ineen te storten tot compacte wolken. In het centrum van zon samentrekkende gaswolk nemen druk en temperatuur in hoog tempo toe, en na verloop van tijd treden er spontaan kernfusiereacties op. Bij die reacties wordt waterstof omgezet in helium, en komt energie vrij in de vorm van licht en warmte. Daarmee is de geboorte van een ster een feit. \n
Opgewarmde oersoep \n
Niemand weet precies wanneer de eerste sterren zijn gaan stralen, maar het moet vrij kort na de oerknal zijn geweest. Uit waarnemingen van ver verwijderde quasars, waarvan het licht miljarden jaren onderweg is geweest om op aarde aan te komen, blijkt namelijk dat het ijle gas in de ruimte tussen de sterren één miljard jaar na de oerknal al geïoniseerd was: het bestond niet langer uit neutrale gasatomen, maar uit afzonderlijke positief geladen atoomkernen en negatief geladen elektronen. Zon plasma van elektrisch geladen deeltjes is veel en veel heter dan het neutrale waterstof- en heliummengsel van vlak na de oerknal. Kennelijk is de koude oersoep al in een heel vroeg stadium opgewarmd door de energierijke straling van de eerste generatie sterren. \n
Die allereerste sterren zijn al lang van het toneel verdwenen. Uit computersimulaties en modelberekeningen blijkt dat ze buitengewoon zwaar geweest moeten zijn waarschijnlijk vele honderden malen zo zwaar als onze zon. Zulke zware sterren verstoken hun nucleaire brandstof in een bijzonder hoog tempo, waardoor ze hooguit een paar miljoen jaar na hun ontstaan al exploderen als supernova. Aan de sterrenhemel boven ons hoofd is dan ook geen enkele oerster meer terug te vinden. Wat dat betreft lijkt de jacht op de eerste sterren wel wat op de speurtocht naar de prehistorische Australopithecus de verre voorouder van de mens. \n
Maar net zo als paleoantropologen schedelfragmenten, botsplinters en kiezen van uitgestorven hominiden vinden in miljoenen jaren oude aardlagen, zo komen sterrenkundigen op verschillende plaatsen in het heelal de resten op het spoor van de allereerste sterren. En dat minutieuze speurwerk vormt de basis van de resultaten van Pasquinis team, die binnenkort gepubliceerd worden in het Europese vakblad Astronomy & Astrophysics. \n
Sterrenstof \n
Resten van verdwenen sterren vinden we overal om ons heen. Vrijwel alle atomen in het heelal die zwaarder zijn dan waterstof en helium zijn afkomstig van andere sterren. De zuurstofatomen die je inademt, de ijzeratomen in de spaken van je fiets, de goudatomen in je trouwring het is allemaal sterrenstof. Die zware elementen zijn ontstaan bij de kernfusiereacties in het inwendige van sterren, of bij de gewelddadige supernova-explosies waarmee zware sterren hun leven beëindigen. Als een soort kosmische as worden die fusieproducten uitgestrooid in de interstellaire ruimte, en de maagdelijke zee van waterstof en helium wordt daardoor steeds sterker vervuild met zware elementen. \n
Ons zonnestelsel ontstond zon 4,6 miljard jaar geleden uit zon verontreinigde gas- en stofwolk, en alle zware elementen op aarde (en in je eigen lichaam) zijn dan ook afkomstig van andere sterren. Het probleem is alleen dat je natuurlijk nooit weet in welke ster zon atoom geproduceerd is. In principe is het niet uitgesloten dat er op aarde ook afvalstoffen van de allereerste sterren in het heelal voorkomen, maar daar kom je nooit met zekerheid achter. Bovendien: zelfs al zou je wél met zekerheid weten dat de zware elementen op aarde gevormd zijn door die eerste oersterren, dan nog zegt dat niets over het moment waarop die sterren ontstonden. \n
De truc die Pasquini en zijn collegas gebruikten, is buitengewoon ingenieus. Om te beginnen deden ze geen onderzoek aan zware elementen in ons zonnestelsel (dat minder dan vijf miljard jaar oud is, en dus niet echt het kosmische equivalent vormt van een oude aardlaag), maar onderzochten ze de samenstelling van de oudst bekende sterren in het Melkwegstelsel die nog wél bestaan. Bovendien keken ze niet naar stellaire afvalproducten waarvan de hoeveelheid na de dood van de moederster onveranderd bleef, maar naar zeldzame atomen die dienst kunnen doen als kosmisch uurwerk. \n
[pic2]Bolhoop \n
De twee sterren die door de ESO-astronomen zijn onderzocht, maken deel uit van een zogeheten bolvormige sterrenhoop. Zon bolhoop is een grote, bolvormige verzameling van een paar honderdduizend sterren, die door de onderlinge zwaartekracht bijeengehouden worden. In ons Melkwegstelsel zijn ruim honderd bolvormige sterrenhopen bekend. De meeste bevinden zich rondom de kern van het Melkwegstelsel, maar ze komen ook op veel grotere afstand van de kern voor, en niet alleen in het afgeplatte vlak van het stelsel, maar ook ver daarbuiten. \n
De bolvormige sterrenhoop in kwestie heeft het catalogusnummer NGC 6397. Het is de op een na dichtstbijzijnde bolhoop in het Melkwegstelsel, waardoor hij gedetailleerd kan worden onderzocht. NGC 6397 staat op een afstand van slechts ca. 5000 lichtjaar, in het sterrenbeeld Altaar, aan de zuidelijke sterrenhemel. Met de gevoelige UVES-spectrograaf van de Europese 8-meter Very Large Telescope op Cerro Paranal in noord-Chili is het licht van twee sterren in de bolhoop zorgvuldig geanalyseerd. De gedetailleerde spectra bieden nauwkeurige informatie over de scheikundige samenstelling van de buitenlagen van de sterren. \n
Van bolvormige sterrenhopen is bekend dat ze vele miljarden jaren oud zijn; het zijn de oudst bekende structuren in het Melkwegstelsel. Hun leeftijd is vrij eenvoudig te bepalen: alle sterren in een bolhoop zijn tegelijkertijd ontstaan, en door te kijken in welk evolutiestadium de verschillende sterren verkeren, kun je berekenen hoe lang dat geleden was. Zware sterren evolueren sneller dan lichte sterren, en zullen eerder opzwellen tot rode reuzen een fase die vrijwel elke ster aan het eind van zijn leven doormaakt. Dus als alleen de allerzwaarste sterren het rodereuzenstadium hebben bereikt, is de sterrenhoop heel jong, maar wanneer ook lichte sterren al veranderd zijn in rode reuzen, moet de sterrenhoop wel erg oud zijn. \n
Op die manier is de leeftijd van NGC 6397 vastgesteld op ca. 13,4 miljard jaar. Dat betekent dat de sterren in de bolhoop ontstonden toen het heelal pas zon 300 miljoen jaar oud was. Uit waarnemingen aan de kosmische achtergrondstraling (het afgekoelde overblijfsel van de energierijke straling die vrijkwam bij de oerknal) is namelijk afgeleid dat het heelal zelf 13,7 miljard jaar oud is. Kennelijk werden er 300 miljoen jaar na de oerknal al bolvormige sterrenhopen gevormd, waarvan NGC 6397 er één is. \n
Beryllium \n
Toch behoren de sterren in NGC 6397 niet tot de allereerste generatie. Dat blijkt zonneklaar uit het feit dat er in de buitenlagen van die bolhoopsterren ook zware elementen voorkomen (zij het in veel kleinere hoeveelheden dan in de zon). Ze zijn dus ontstaan uit interstellaire gas- en stofwolken die al enigszins verontreinigd waren met de afvalproducten van nóg oudere sterren. Maar hoe kom je erachter wanneer die oersterren dan ontstonden? \n
Pasquini en zijn collegas bepaalden daartoe het berylliumgehalte van de sterren in de bolhoop. Beryllium is een van de lichtste elementen in het heelal, maar het werd niet tijdens de oerknal gevormd. Sterker nog: beryllium ontstaat ook niet bij kernfusiereacties in sterren, of bij supernova-explosies. Er is maar één proces in de natuur bekend waarbij berylliumatomen ontstaan, en dat is een proces waarbij het aantal berylliumatomen in de kosmos in de loop van de tijd alleen maar toeneemt. Op die manier kunnen berylliummetingen gebruikt worden om de kosmos te klokken. \n
Het begint natuurlijk allemaal met de geboorte van de eerste sterren in het heelal. Net als de afkoelende oersoep waaruit ze gevormd worden, bestaan die sterren vrijwel uitsluitend uit waterstof- en heliumatomen. Maar bij de kernfusiereacties in hun binnenste worden zware elementen gevormd, zoals koolstof, zuurstof en stikstof. Bij de supernova-explosies waarmee de sterren hun leven beëindigen, worden die zware atomen de ruimte in geblazen. Diezelfde supernova-uitbarstingen produceren echter ook zogeheten kosmische straling: energierijke elektrisch geladen deeltjes (voornamelijk protonen en elektronen) die met hoge snelheid door de kosmos bewegen. \n
Wanneer een koolstof-, zuurstof- of stikstofatoom geraakt wordt door zon deeltje uit de kosmische straling, breekt het in stukken uiteen. Bij dat zogeheten spallatieproces eigenlijk een vorm van kernsplijting ontstaan onder andere atoomkernen van beryllium. Beryllium is dus een indirect afvalproduct van de eerste generatie sterren. En hoe langer er kosmische straling door het heelal beweegt, hoe meer berylliumatomen er ontstaan. Het berylliumgehalte in de interstellaire ruimte neemt dus langzaam maar zeker toe, zelfs al zouden er geen nieuwe supernova-explosies meer plaatsvinden. \n
Eén op één biljoen De zon bevat ook berylliumatomen, maar daarvan is niet bekend in welke mate die (indirect) het product zijn van de allereerste sterren in het heelal, en in welke mate ze hun bestaan te danken hebben aan latere generaties van sterren. Maar voor de sterren in de bolvormige sterrenhoop NGC 6397 ligt dat anders; die zijn namelijk 13,4 miljard jaar geleden al ontstaan. Als er vóór die tijd nooit andere sterren zijn geboren (en gestorven), kunnen de sterren in de bolhoop geen beryllium bevatten. Als er alleen vlak voor het ontstaan van de bolhoop andere sterren zijn geweest, zal het berylliumgehalte heel laag zijn. En als er meer tijd zit tussen de dood van de eerste generatie sterren en de geboorte van de sterren in de bolhoop, moet er in die langere tussentijd meer beryllium zijn gevormd, en is het berylliumgehalte in de bolhoop dus hoger. \n
Dankzij de gevoelige instrumentatie van de Very Large Telescope hebben de Italiaanse astronomen van twee sterren in NGC 6397 heel nauwkeurig het berylliumgehalte kunnen vaststellen. Veel is het niet: ongeveer één berylliumatoom voor elke één biljoen waterstofatomen. Maar uit die meting konden Pasquini en zijn collegas afleiden dat de dood van de eerste sterren in het Melkwegstelsel ongeveer tweehonderd miljoen jaar vóór de geboorte van NGC 6397 plaatsvond. Met andere woorden: de eerste sterren leefden zon 13,6 miljard jaar geleden, ca. honderd miljoen jaar na de oerknal. \n
In het persbericht dat de Europese Zuidelijke Sterrenwacht over de nieuwe resultaten verspreidde, wordt sterk de nadruk gelegd op het feit dat hiermee voor het eerst de ware leeftijd van het Melkwegstelsel is bepaald. In werkelijkheid is dat voor astronomen slechts een onbelangrijke bijkomstigheid: de hoge leeftijden van bolvormige sterrenhopen waren immers al lang bekend, en het is geen opzienbarende verrassing dat de eerste generatie sterren nog een tikje ouder is. Bovendien gaat het hier uitsluitend om de leeftijden van afzonderlijke sterren en sterrenhopen die nu weliswaar deel uitmaken van het Melkwegstelsel, maar er is weinig met zekerheid bekend over de onstaanswijze van het stelsel zelf, en bijvoorbeeld over de vraag wanneer het Melkwegstelsel zijn huidige afmetingen en zijn karakteristieke spiraalvorm verkreeg. \n
Onafhankelijke leeftijdsbepaling \n
Een veel belangrijker aspect van het Europese onderzoek is dat allerlei onafhankelijke leeftijdsbepalingen nu netjes met elkaar in overeenstemming lijken te komen. Waarnemingen aan de kosmische achtergrondstraling wijzen op een leeftijd van 13,7 miljard jaar voor het heelal als geheel, en de de huidige oerknaltheorie voorspelt dat de eerste sterren hooguit tweehonderd miljoen jaar later ontstonden. Dat komt dus goed overeen met de resultaten van de berylliumanalyse. Je kunt het ook omdraaien: combineer de berylliummetingen met de huidige ideeën over het ontstaan van het heelal, en je komt tot de conclusie dat de sterren in NGC 6397 een kleine 13,5 miljard jaar oud moeten zijn exact in overeenstemming met de geheel onafhankelijke leeftijdsbepaling van de bolhoop op basis van de waargenomen evolutiestadia van de sterren. \n
Blijft de vraag of astronomen er ooit in zullen slagen om de allereerste sterren in het heelal ook daadwerkelijk waar te nemen. Niet in ons eigen Melkwegstelsel natuurlijk daarvoor ontstonden ze te lang geleden en leefden ze veel te kort. Maar in extreem ver verwijderde sterrenstelsels zou het misschien moeten lukken. Doordat het licht van die stelsels er miljarden jaren over doet om de aarde te bereiken, zie je ze zoals ze er kort na de oerknal uitzagen. Als je maar ver genoeg in de ruimte kijkt, kijk je dus vanzelf ook ver genoeg terug in de tijd, en zou het mogelijk moeten zijn om de allereerste generatie sterren te zien stralen. \n
Met de huidige telescopen lukt dat niet, zelfs niet met de gevoelige Hubble Space Telescope. Maar op de vijf kilometer hoge Chajnantor-vlakte in het Chileense Andesgebergte, een paar honderd kilometer ten noordoosten van de Very Large Telescope, werken Europese en Amerikaanse radiosterrenkundigen op dit moment samen aan de bouw van de Atacama Large Millimeter Array (ALMA), een reusachtig observatorium dat uit vierenzestig schotelantennes gaat bestaan die zeer kortgolvige radiostraling uit het heelal gaat bestuderen. Met ALMA moet het over een paar jaar mogelijk zijn om de oersterren daadwerkelijk te zien. Dan is de jacht op de eerste sterren eindelijk voltooid.", "slug": "de-jacht-op-de-eerste-sterren", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 10, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-10-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "De jacht op de eerste sterren"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/ster-ontvlucht-ouders-razendsnel/", "items": [{"term": "Stervorming", "excerpt": "\n
Amerikaanse astronomen hebben een pasgeboren ster ontdekt die met hoge snelheid zijn ouderlijk huis ontvlucht. De ster is pas 500.000 jaar oud, maar heeft in die tijd al 300 biljoen kilometer afgelegd. Met een snelheid van ca. 20 kilometer per seconde is het verreweg de snelst bewegende jonge ster die ooit is waargenomen. De ontdekking werd deze week gemeld op de halfjaarlijkse bijeenkomst van de American Astronomical Society in Atlanta. \n
Alyssa Goodman van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics en Héctor Arce van het California Institute of Technology vonden de snelloper bij toeval. De ster, PV Cephei geheten, heeft in de afgelopen paar duizend jaar gaswolken uitgestoten in tegenovergestelde richtingen. Door de positie van die wolken nauwkeurig op te meten, kon de beweging van de ster achterhaald worden. Hij blijkt afkomstig te zijn uit een jong stervormingsgebied op 30 lichtjaar afstand van zijn huidige positie. \n
Pasgeboren sterren hebben normaalgesproken snelheden van ca. 1 à 2 kilometer per seconde. De snelheid van PV Cephei is ongelooflijk hoog, zegt Goodman. We wilden het eerst eigenlijk niet geloven, maar er viel niet aan te ontkomen. Vermoedelijk is de ster kort na zijn geboorte weggeslingerd door de zwaartekracht van een andere ster die op zeer korte afstand passeerde. \n
Het opmerkelijke is dat PV Cephei zich inmiddels in een ander stervormingsgebied bevindt, en daar verder aan het groeien is. Momenteel is hij ongeveer vijf maal zo zwaar als de zon, maar het is onduidelijk met welke massa hij een half miljoen jaar geleden zijn geboortegrond heeft verlaten. Als er meer van dit soort jeugdige weglopers in het heelal voorkomen, zegt Goodman, schept dat een heel nieuw beeld van het ontstaan en de vroege evolutie van sterren."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ster ontvlucht ouders razendsnel", "pk_id": 30593, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Stervorming"}], "excerpt": "\n
Amerikaanse astronomen hebben een pasgeboren ster ontdekt die met hoge snelheid zijn ouderlijk huis ontvlucht. De ster is pas 500.000 jaar oud, maar heeft in die tijd al 300 biljoen kilometer afgelegd. Met een snelheid van ca. 20 kilometer per seconde is het verreweg de snelst bewegende jonge ster die ooit is waargenomen. De ontdekking werd deze week gemeld op de halfjaarlijkse bijeenkomst van de American Astronomical Society in Atlanta. \n
Alyssa Goodman van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics en Héctor Arce van het California Institute of Technology vonden de snelloper bij toeval. De ster, PV Cephei geheten, heeft in de afgelopen paar duizend jaar gaswolken uitgestoten in tegenovergestelde richtingen. Door de positie van die wolken nauwkeurig op te meten, kon de beweging van de ster achterhaald worden. Hij blijkt afkomstig te zijn uit een jong stervormingsgebied op 30 lichtjaar afstand van zijn huidige positie. \n
Pasgeboren sterren hebben normaalgesproken snelheden van ca. 1 à 2 kilometer per seconde. De snelheid van PV Cephei is ongelooflijk hoog, zegt Goodman. We wilden het eerst eigenlijk niet geloven, maar er viel niet aan te ontkomen. Vermoedelijk is de ster kort na zijn geboorte weggeslingerd door de zwaartekracht van een andere ster die op zeer korte afstand passeerde. \n
Het opmerkelijke is dat PV Cephei zich inmiddels in een ander stervormingsgebied bevindt, en daar verder aan het groeien is. Momenteel is hij ongeveer vijf maal zo zwaar als de zon, maar het is onduidelijk met welke massa hij een half miljoen jaar geleden zijn geboortegrond heeft verlaten. Als er meer van dit soort jeugdige weglopers in het heelal voorkomen, zegt Goodman, schept dat een heel nieuw beeld van het ontstaan en de vroege evolutie van sterren.", "slug": "ster-ontvlucht-ouders-razendsnel", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 1, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-01-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ster ontvlucht ouders razendsnel"}], "html": "\n